donderdag 20 december 2012

Prins Willem-Alexander: ‘mijn band met de krijgsmacht is een warme’

Robert Stiphout

Foto: RVD
Als veertienjarige maakte prins Willem-Alexander (45) een onvergetelijke tocht met de mariniers in het noorden van Noorwegen. Al sinds zijn jeugd voelt hij zich verbonden met Defensie en doet hij zijn best een brug te vormen tussen burgers en militairen. ‘Ik hoop dat mijn dochter dat voor haar generatie ook zal doen.’

De prins ontvangt in zijn bibliotheek thuis in De Eikenhorst. Hij vraagt de geüniformeerde bediende in de deuropening om een cola light en schuift naar het puntje van de bank. Wie prins Willem-Alexander wil ondervragen over een onderwerp dat hem echt interesseert, kan rekenen op zijn volle aandacht. En als de prins iets na aan het hart ligt, dan is het wel zijn relatie met de krijgsmacht, die nu zo door bezuinigingen wordt geplaagd. ‘Ik zou het omschrijven als een heel warme band,’ zegt hij.

Eén die volgens de prins – donker jasje, kaki broek, blauwgeruit overhemd – al van jongs af aan vaststond. ‘Zo jong als ik me kan herinneren, kwam de krijgsmacht al op mijn verjaardag. De Marechaussee verscheen op al onze verjaardagen. Dat was traditie. En altijd was er een delegatie van het Alexanderregiment. Op foto’s sta ik als klein jochie naast de Huzaren van het Regiment Prins Alexander. Voor mij was dat de normaalste zaak van de wereld. Later reed ik elke week paard op de cavaleriekazerne in Amersfoort.’

Veel indruk maakte een meerdaags bezoek met een vriendje aan oefenende mariniers in het noordelijkste puntje van Noorwegen. De prins was nog maar veertien. ‘Mijn vader had er de mariniers een keer bezocht en zei: “Dit moet Alexander ook doen.”

‘Het was waanzinnig: slapen in een iglo, maar vooral de sfeer van mannen onder elkaar. Met zo’n peloton op pad in moeilijke omstandigheden binnen de soms levensbedreigende poolcirkel, en met het buddysysteem waarbij je van elkaar controleert of je genoeg eet, drinkt, plast, en of je nog wel ademt. Dat kameraadschappelijke sprak me aan. Het leerde me hoe je in zware, zelfs gevaarlijke omstandigheden van elkaar op aan moet kunnen. Later besefte ik dat het ook een bijzondere plek is omdat de NATO daar direct grensde aan tegenstander Sovjet-Unie.’

De prins was er in 1981, acht jaar voor het einde van de Koude Oorlog, waarin de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie van het Westen en het Warschaupact onder de Sovjet-Unie tegenover elkaar stonden. De prins zelf spreekt overigens, zoals de meeste militairen doen, niet van de NAVO maar van de NATO. In 1985 volgde voor de prins de dienstplicht, ook in de Koude Oorlog.

‘Ik was goedgekeurd en wist niet zo goed wat ik na mijn middelbare school wilde doen. Dus ik dacht: ik ga eerst mijn dienstplicht vervullen voor ik naar de universiteit ga. Ik had de keuze: een volle dienstplicht bij één krijgsmachtdeel, of de landmacht, marine en luchtmacht alle drie een beetje leren kennen. Ik koos voor het eerste. Ik wilde er niet telkens bijhangen, maar in een groep beginnen en het dan samen afmaken. Varen vond ik interessant. Vliegen zat er voor dienstplichtigen niet in. Dus zo kwam ik bij de marine.

‘Met een groep van vijftien navigatieofficieren doorliepen we de opleiding in Den Helder. Met die klas heb ik nog steeds reünies, de goede band is gebleven. Natuurlijk heb ik toen al gezegd dat ik na de universiteit ook de andere krijgsmachtdelen wilde leren kennen, opdat men niet zou zeggen: “Waarom komt de prins alleen bij de marine?”’

Na de universiteit behaalde hij zijn militair vliegbrevet bij het 334 Transportsquadron en volgde hij opleidingen aan het Instituut Defensie Leergangen. Tijdens de oorlog in Joegoslavië begin jaren negentig vloog hij op steden als Split, Zagreb en Sarajevo, ook om gewonden op te halen. Gevaarlijk? ‘Je deed gewoon je werk als vlieger. Je wist af en toe dat je een gevaarlijk gebied inging en dan deed je je scherfvest om en je helm op. Daar had ik niet zoveel moeite mee.’

Zijn bezoek aan Dutchbat na de val van de moslimenclave Srebrenica in juli 1995 leidde tot discussie. De prins werd onterecht in verband gebracht met beelden van feestende Dutchbatters, maar hij kwam een dag later. ‘Wij waren op vakantie in Afrika met de familie. Niemand wist nog van de vreselijke moordpartijen in Srebrenica. Ik weet alleen dat iedereen, ook wij in Afrika, onze adem inhielden en onze vingers gekruist hielden voor de veilige terugkomst van de Nederlanders.

‘Toen ze veilig waren, ben ik er met minister-president Wim Kok naartoe gegaan. Twee maanden eerder was ik nog de laatste bezoeker in de enclave zelf. De militairen hadden het er moeilijk en probeerden met gebrek aan alles hun werk te doen. Dus ja, ik voelde wel een beetje een band met ze toen ik ze opnieuw zag. De beelden van het hossen en feesten op de avond voor mijn bezoek heb ik pas veel later gezien. Nee, het heeft mijn band met de militairen totaal niet verstoord.

‘De krijgsmacht goed leren kennen, vond ik een goede manier om actief te zijn na mijn studententijd. Ik moest van mezelf die kans grijpen en ik ben verder gegaan als adjudant in buitengewone dienst van de Koningin. Zo kon ik een echte rol vervullen binnen de krijgsmacht. Je bent dan vertegenwoordiger van de Koningin wanneer je de krijgsmacht bezoekt. Bovendien vond ik het interessant en nuttig omdat ik in mijn toekomstige functie veel met Defensie te maken zou hebben.

‘Het is niet meer zo dat het opperbevel bij de Koning ligt. Dat ligt nu bij de regering, al maakt de Koning daar in grondwettelijke zin wel deel van uit en is er dus een gedeeld opperbevel. Maar het is natuurlijk in naam van het instituut waarin veel wordt gedaan: het land wordt verdedigd in naam van het staatshoofd, officieren leggen de eed af op het staatshoofd, bevorderingen hebben plaats in naam van het staatshoofd.’

De prins is nog steeds adjudant in buitengewone dienst, legt geregeld werkbezoeken af bij Defensie en woont krijgsmachtraden bij. Hij slaat bijna geen Nederlandse missie over. In oktober nog bezocht hij het transportschip Hr.Ms. Rotterdam, op anti-piratenmissie voor de kust van Somalië. Toch staat hij eerder bekend om zijn expertise op het terrein van watermanagement dan om zijn kennis van de krijgsmacht.

‘De meeste Nederlanders zien me op niet meer dan drie momenten per jaar in uniform. Bij de Nationale Herdenking op 4 mei, dan draag ik het uniform van mijn krijgsmachtdeel: de marine. Dan is er nog Prinsjesdag, waar ik beurtelings het uniform van een van de krijgsmachtdelen draag – ik ga gewoon het rijtje af. En in 2005 is daar Veteranendag bij gekomen, waar ik als beschermheer van het Veteranen Comité het defilé afneem. Aangezien de meeste veteranen van de landmacht zijn, heb ik besloten om daar standaard mijn landmachtuniform te dragen.’

Het was prins Bernhard die aan de wieg stond van de rol die zijn kleinzoon vervult voor veteranen. ‘Eens in de vijf jaar was er een bijeenkomst van alle veteranen in de tuin van Soestdijk. Daar nodigde mijn grootvader me voor uit. Hij introduceerde me. Indertijd heeft hij me gevraagd om zijn rol bij een nieuw te vormen Veteranendag op me te nemen. Toen hij wist dat hij niet lang meer te leven had, heeft hij me gevraagd om wat zijn laatste keer in Wageningen had moeten worden over te nemen. Dat was in 2005 en ik heb dat toen gedaan.

‘Hij hoopte dat ik de veteranen een warm hart zou blijven toedragen, al wist hij uiteraard ook dat ik niet dezelfde verhouding had tot de oudere veteranen. Hij is actief geweest in de oorlog, heeft velen van hen in Engeland leren kennen. Dat heb ik niet.’

Zou hij net als zijn grootvader Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht (IGK) willen worden? ‘Ik denk niet dat het staatshoofd dat kan. Bovendien is de functie van IGK dermate doorontwikkeld tot een ombudsman binnen Defensie dat je daarvoor niet iemand moet nemen omdat die toevallig lid is van de familie of een nazaat van prins Bernhard. Dat moet iemand uit de organisatie zelf zijn.’

De prins neemt een slok van zijn cola. Zijn grootmoeder Juliana hield in 1952 tegenover het Amerikaanse Congres een rede met pacifistische uitspraken en van zijn ouders is vaak gezegd dat zij meer met kunst, cultuur en ontwikkelingssamenwerking ophadden dan met Defensie. Hoe denkt hij over de aanname dat zijn ouders en grootmoeder weinig ophadden met het militaire?

‘Dat is zeker niet waar. Ook koningin Juliana had een groot hart voor de militairen. Ze maakte per slot van rekening de Tweede Wereldoorlog mee en had een heel goede band met koningin Wilhelmina. Maar ze had natuurlijk prins Bernhard aan haar zijde die zelf al zo’n actieve rol speelde. Voor mijn moeder geldt hetzelfde. Ze draagt geen uniform, maar ook zij heeft een groot hart voor Defensie en een grote interesse voor de militairen. Als ooit de dag komt dat ik het van mijn moeder overneem, zal ik niet anders opereren dan zij dat nu doet.

‘En mijn vader. Kijk, mijn vader heeft gediend in de oorlog en daarom heeft hij er altijd een probleem mee gehad om zich actief met de krijgsmacht te identificeren. Maar dat betekent niet dat hij tegen de krijgsmacht was. Hij was groot voorstander van de wijze waarop wij als NATO het vrije Westen verdedigen.’

Zou de prins zichzelf pacifist noemen? ‘Ik denk dat op wat Rambo’s na, de meeste militairen die de verschrikkingen van een oorlog kennen in principe pacifist zijn. Daarom vind ik de rede van generaal Van Uhm afgelopen jaar op het ideeëncongres TEDx zo goed. Hij toonde een wapen als zijn instrument om de vrede te handhaven. Je wilt het niet gebruiken, maar als je het doet, doe je het kort en heftig voor behoud van de rechtsstaat en vrede. Daar is de krijgsmacht voor en daar draagt Nederland een belangrijke steen aan bij, waar ook ter wereld. Ik blijf het zelf ongelooflijk vinden dat zoveel soldaten zich in de Tweede Wereldoorlog hebben ingezet om ons te bevrijden en de rechtstaat te herstellen.

‘In Kandahar, Afghanistan, maakte ik een ramp ceremony mee. Er werd afscheid genomen van de kist met daarin een Canadese soldate, een meisje dat was omgekomen door een bermbom. Ik dacht aan al die Canadezen die destijds huis en haard verlieten om ons te bevrijden en van wie er ook velen zo naar huis gingen. Hoeveel zoons hebben ze daar in een kist zien terugkomen omdat ze vochten voor ons? Ik denk dat militairen met oorlogservaringen ook zo snel mogelijk vrede willen realiseren, maar dan op hun manier.’

Heeft hij zelf de aanvechting gehad om net als in de Joegoslavië-oorlog persoonlijk bij te dragen aan een missie? ‘Neem iemand als prins Harry, die is nu in Afghanistan. Maar hij is ook Apache-piloot. Het zou raar zijn als hij niet ging. Het is goed als het je werk is, maar als je omwille van eigen glorie of wat dan ook ergens moet worden ingepast om actief te zijn in een operatiegebied, dan is dat niet goed. Ook voor je collega’s niet.

‘Ik ben opgeleid tot wachtofficier, een navigatiefunctie op een schip. Ja, ik zou in theorie kunnen meegaan op piratenmissie. En dan? Toen ik achttien was en mijn eerste anti-onderzeebootactie draaide met driehonderd man op een schip in een Noors fjord was dat fantastisch. Waanzinnig dat je die verantwoordelijkheid krijgt op die leeftijd. Maar dat is de rol van een jonge officier. Ik heb nu de leeftijd en de rang van de commandant van zo’n schip, maar niet dezelfde ervaring en kennis. Zo moet je niet actief willen dienen.’

Kabinet-Rutte I besloot dat het ministerie van Defensie 1 miljard euro moet inleveren. Er zullen 12.000 banen bij Defensie verdwijnen. Maatschappelijk protest bleef uit. Enquêtes in de aanloop naar de parlementsverkiezingen van 12 september wezen uit dat de bevolking het wel best vond dat Defensie inlevert. Kabinet-Rutte II doet er nu nog eens een kwart miljard euro aan bezuinigingen bovenop. Heeft de krijgsmacht een imagoprobleem?

‘Met enquêtes moet je voorzichtig zijn: de vraag bepaalt vaak het antwoord. Ik denk juist dat de waardering is toegenomen. Toen ik in dienst kwam, was het op zijn zachtst gezegd niet verstandig om in uniform in de trein te zitten en werd dat zelfs ontraden. Nu is er meer waardering voor mensen in uniform en waar ze voor staan.

‘Neem Afghanistan. Ook al waren velen het niet eens met de missie, de waardering voor de militairen was er niet minder om. Ook op Veteranendag zie ik grote waardering. Dutchbatters kregen een staande ovatie. Dat vind ik mooi. Nederland is geen militaristisch land, wel een land met een militaire traditie en in de tijden van de Republiek hebben de Oranjes daar een grote rol ingespeeld.’

De prins kijkt even door de openslaande deuren naar het roodgele bladerdak van landgoed De Horsten. ‘Als er beslissingen worden genomen over bezuinigingen, dan ga ik daar niet over. Ik vind het ook erg lastig om daarover een oordeel uit te spreken. Maar ik snap wel dat als mensen in een enquête keuzes krijgen voorgelegd tussen bezuinigen op iets wat henzelf wel en iets wat henzelf niet direct raakt, ze uiteraard kiezen voor wat hen niet direct raakt. Maar dat betekent niet dat ze negatief zijn over Defensie. Het is gewoon iets wat verder van hun bed staat en ze kunnen de gevolgen van hun beslissing op dat moment niet inschatten.’

Willem-Alexander a/b van Hr. Ms. Evertsen
De noodzaak van de krijgsmacht toont zich volgens de prins bij crises. ‘Denk bijvoorbeeld aan het piratenprobleem bij de kust van Oost-Afrika, ook beginnend bij West-Afrika. Een groot probleem voor onze koopvaardij. Denk ook aan tijden waarin het water stijgt en Defensie helpt de dijken te steunen, zoals in 1993 en 1995. Het moet niet afhankelijk zijn van dergelijke crises om het belang van Defensie uit te leggen. Defensie levert immers een bijdrage aan stabiliteit, vrede en veiligheid in de wereld. Maar concrete voorbeelden gebruiken die betrekking hebben op zaken die de Nederlanders rechtstreeks raken, is wel het gemakkelijkst. Ik zou eerlijk gezegd niet weten hoe je het anders moet uitleggen. Misschien weet de nieuwe minister van Defensie het.’

Dat militairen bereid zijn het hoogste offer te brengen en dat ze niet mogen actievoeren tegen bezuinigingen, maakt ontslag extra wrang, maar de prins vindt niet dat Defensie daarom jegens ontslagen militairen een extra zorgplicht heeft. ‘Ik maak geen verschil tussen militairen die worden ontslagen, of burgers. Het zijn allemaal hardwerkende mensen die in hun bestaan worden bedreigd. Publiek of privaat: voor iedereen is het keihard en soms traumatisch om een baan te verliezen.’

Zou hij het goed vinden als zijn twee jongste dochters voor een carrière in de krijgsmacht gaan? ‘Ga vooral je gang, zou ik zeggen. Ze moeten sowieso hun eigen leven opbouwen en er zijn een heleboel dingen die ze kunnen doen die veel slechter zijn, dus ik zou het fantastisch vinden.’ Hij lacht: ‘En dan draag ik positief bij aan het quotum van vrouwen in de krijgsmacht.’

Dat Nederland nu een vrouwelijke minister van Defensie kent, maakt op de prins weinig indruk. Andere landen – ‘zelfs een macholand als Chili’ – gingen Nederland voor. Maar de veranderde ideeën over de rol van mannen en vrouwen werpen wel de vraag op of zijn oudste dochter, prinses Amalia, net zo grondig moet kennismaken met de krijgsmacht als de prins dat deed.

‘Ik had gelukkig de dienstplicht waardoor ik bij Defensie terechtkwam. Ik moet tegen die tijd kijken hoe de maatschappij in elkaar steekt en wat haar eigen interesses zijn. Het is als lid van het Koninklijk Huis heel belangrijk dat je authentiek bent in wat je doet, anders kom je ook niet geloofwaardig over. Ik zou tegen Amalia in elk geval zeggen: snuffel er even aan. Hetzelfde deed prinses Victoria in Zweden en zelfs prinses Mary, als aangetrouwd lid van de koninklijke familie, maakte in Denemarken kennis met Defensie.

‘Omdat er geen opperbevel meer aan vastzit, is het strikt formeel niet noodzakelijk voor haar om de krijgsmacht te leren kennen, maar ik denk wel dat het wenselijk is. Je bent een samenbindende en vertegenwoordigende partij.’ Gebarend: ‘Samenbindend, vertegenwoordigend en aanmoedigend, dat is je rol. Het is dan ook aan leden van het Koninklijk Huis en zeker de Koning om een brug te vormen tussen burgermaatschappij en Defensie. Ik hoop dat mijn dochter dat voor haar generatie ook zal doen.’

(Elsevier, 22-29 december 2012)
Overname van dit artikel door derden is niet toegestaan. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten