donderdag 30 april 2015

'Instabiliteit rond Europa: confrontatie met een nieuwe werkelijkheid'

INSTABILITEIT ROND EUROPA: CONFRONTATIE MET EEN NIEUWE WERKELIJKHEID
Den Haag, 30 april 2015

Het buitenlands- en veiligheidsbeleid van Nederland wordt geconfronteerd met een nieuwe werkelijkheid. Met het ingrijpen van Rusland in Oekraïne, de opmars van ISIS in Syrië en Irak en de desintegratie van Libië is aan de flanken van Europa een ‘gordel van instabiliteit’ ontstaan die een directe bedreiging vormt voor de veiligheid van Europa en dus ook van Nederland. Daarom adviseert de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) de regering het Nederlandse veiligheidsbeleid te herijken.

Het is noodzakelijk de relatie met Rusland op een andere leest te schoeien, binnen de NAVO te pleiten voor versterking van de afschrikkingscapaciteit van het bondgenootschap, de politieke koers te richten op Duitsland, tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap prioriteit te geven aan Europese defensiesamenwerking, het defensiebudget drastisch te verhogen en de Nederlandse krijgsmacht selectief in te zetten. Dit stelt de AIV in een vandaag gepubliceerd advies ‘Instabiliteit rond Europa: confrontatie met een nieuwe werkelijkheid’.

De AIV is van mening dat voor langere tijd rekening gehouden moet worden met instabiliteit aan de oostgrens van Europa als gevolg van de Russische intimidatiepolitiek. De schaduw van de Russische militaire macht reikt over de oostgrenzen van Europa heen en een destabilisatie van de Baltische staten door Rusland is niet uitgesloten. De relatie met Rusland moet worden gebaseerd op een realistisch beeld van het land: Rusland maakt aanspraak op een positie van grote mogendheid in de wereld, streeft naar herstel van de vroegere Sovjetinvloedssfeer en ziet zichzelf niet als deelgenoot van de Europese samenwerking.

De EU-lidstaten moeten voorkomen dat ze door Rusland uit elkaar worden gespeeld. Volgens de AIV zal ook de instabiliteit in de Arabische regio en Noord-Afrika geruime tijd aanhouden. De westerse regeringen kunnen betrekkelijk weinig directe invloed uitoefenen en moeten zich naar de mening van de AIV beperken tot ondersteuning van gematigde Arabische regeringen en groeperingen. Alleen wanneer een humanitaire catastrofe dreigt of westerse veiligheidsbelangen rechtstreeks worden geraakt, komt militair ingrijpen in aanmerking.

De NAVO-lidstaten moeten werken aan de vergroting van het reactie- en voortzettingsvermogen van het bondgenootschap, zodat op een geloofwaardige wijze invulling wordt gegeven aan artikel 5 van het Noord-Atlantisch verdrag. Verder zijn forse investeringen in cybercapaciteit een absolute noodzaak. De Europese landen investeren te weinig in defensie en gedragen zich als free rider. Mede omdat de VS niet langer Europa maar Oost- en Zuidoost- Azië als de belangrijkste regio beschouwt, moet Europa eindelijk serieus werk gaan maken van de Europese defensiesamenwerking.

Nederland, dat vandaag slechts 1,16% van het nationaal inkomen aan defensie besteedt, moet een inhaalslag plegen. Jarenlang was het defensiebudget sluitpost bij formatie-en begrotingsbesprekingen. Een kwart eeuw bezuinigingen hebben een forse aanslag gepleegd op de inzetbaarheid, het voortzettings- en het escalatievermogen van de krijgsmacht. Een ‘Deltaplan-krijgsmacht’ moet zorgen voor én herstel van al het ‘achterstallig onderhoud’ én voor de broodnodige nieuwe investeringen. Daarom pleit de AIV voor een stapsgewijze verhoging van het defensiebudget naar het Europese gemiddelde van 1,6% van het bruto binnenlands product (BBP), zonder overigens de NAVO-norm van 2% BBP los te laten.

De AIV constateert een versnippering in de deelname van Nederland aan vredesoperaties over de laatste jaren. De regering zou er goed aan doen de krijgsmacht in beginsel alleen in te zetten ter vermindering van de instabiliteit aan de flanken van Europa en niet in gebieden verder weg. De instabiliteit rond Europa dwingt Nederland tot een strategische herpositionering. De AIV adviseert de regering in het voortraject van Europese besluitvorming per geval aansluiting te zoeken bij één of meerdere grote lidstaten om tijdig invloed te kunnen uitoefenen. Een sterke politieke gerichtheid van Nederland op Duitsland ligt voor de hand. Nederland zou Duitsland moeten aanmoedigen ook op veiligheidsgebied een meer geprononceerde positie in te nemen.

(Adviesraad Internationale Vraagstukken, 30 april 2015)

woensdag 29 april 2015

Hof wijst beklag in de zaak 'Srebrenica' af

Arnhem , 29-4-2015

Na de val van de enclave Srebrenica op 11 juli 1995 zijn vele duizenden Moslims, voornamelijk “mannen van weerbare leeftijd”, door de Bosnische Serven vermoord. De nabestaanden van een aantal slachtoffers verwijten drie militairen van Dutchbat strafbare betrokkenheid bij de dood van hun familieleden. Zij stellen dat hun familieleden ten onrechte gedwongen zijn om de compound van Dutchbat in Potočari te verlaten; daardoor zijn de Dutchbatters medeplichtig aan de later gepleegde moord op hun familieleden.

Het openbaar ministerie heeft geweigerd om de drie militairen te vervolgen. Tegen die beslissing zijn de nabestaanden in beklag gegaan bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Na een wrakingsbeslissing en een tussenbeschikking heeft de militaire kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 april 2015 het beklag afgewezen.

Het hof heeft eerst een aantal formele vragen besproken. Het komt tot het oordeel dat aan beklaagden geen beroep op strafrechtelijke immuniteit of vrijwaring van vervolging toekomt. Ook is het hof van oordeel dat aan het openbaar ministerie op zich de bevoegdheid toekomt om de zaak niet te vervolgen, maar dat de marges voor een beleidssepot smal zijn.

Bij zijn inhoudelijke beoordeling van het beklag geeft het hof een uitgebreid overzicht van de relevante historische context. Daarbij geeft het veel aandacht aan de rechtspraak van het Joegoslaviëtribunaal en aan het uitgebreide historisch onderzoek door vele instanties, in het bijzonder het NIOD.

Ten aanzien van de wetenschap bij beklaagden over wat de slachtoffers te wachten stond komt het hof tot vrijwel gelijke bevindingen als het gerechtshof Den Haag in de civiele procedures van de klagers tegen de Staat, maar het verbindt daar andere conclusies aan. Voor de vaststelling van de aansprakelijkheid van de Staat mogen immers alle elementen bijeen worden genomen, maar voor de vaststelling van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van beklaagden moet worden vastgesteld wat ieder voor zich aan wetenschap had.

Ten aanzien van het wegsturen van Muhamed Nuhanović komt het hof tot het oordeel dat beklaagde Franken, de plaatsvervangend bataljonscommandant, niet had hoeven te beseffen dat hij na het verlaten van de compound een aanmerkelijke kans liep om te worden vermoord. Veroordeling door de strafrechter acht de beklagkamer daarom hoogst onwaarschijnlijk, zodat het openbaar ministerie van vervolging heeft mogen afzien.

Van strafrechtelijke aansprakelijkheid van beklaagde Karremans, de bataljonscommandant, op grond van command responsibility kan dan evenmin sprake zijn.

Ibro Nuhanović, de vader van Muhamed, had op de compound mogen blijven. Dat is ook uitdrukkelijk tegen hem gezegd. Hij heeft er voor gekozen om toch, met zijn vrouw en zoon, te vertrekken. Een dapper besluit, waarvoor hij alle respect verdient. Maar wel zijn eigen besluit, waarvoor beklaagden niet strafrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld.

Rizo Mustafić had ook op de compound mogen blijven. Tegen hem is bij vergissing gezegd dat hij niet mocht blijven. Van enig opzet is naar het oordeel van het hof geen sprake. Er was sprake van een stomme fout, die op zijn hoogst een vervolging wegens dood door schuld zou kunnen rechtvaardigen, maar dat feit is inmiddels verjaard.

Einde bericht

De beschikking van het hof is gepubliceerd op rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:GHARL:2015:2968.

Omdat de namen van partijen (zowel klagers als beklaagden) en andere betrokkenen zonder veel moeite kenbaar zijn uit openbare bronnen, is met toestemming van klagers, beklaagden en het openbaar ministerie afgezien van anonimisering.
Uitspraken: ECLI:NL:GHARL:2015:2968

(Gerechtshof Arnhem, 29 april 2015)

dinsdag 28 april 2015

Mariniers lossen commando's af in Mali

Vanmiddag vindt op het Nederlandse kamp Castor in Mali de commando-overdracht plaats van de Special Operations Land Task Group (SOLTG). Het Korps Mariniers lost daarmee de vertrekkende lichting van de SOLTG af die voornamelijk bestond uit special forces van het Korps Commandotroepen (KCT). Eén van de kerntaken van de eenheid is het verzamelen van inlichtingen voor de VN-missie MINUSMA.

Afgelopen vrijdag vertrok een grote groep mariniers vanaf Vliegbasis Eindhoven richting Mali. Aantredend commandant majoor der mariniers Roland zegt dat zijn eenheid er klaar voor is: “Na 3 jaar voornamelijk antipiraterijoperaties op zee gedaan te hebben, is het nu weer tijd om diep landinwaarts te gaan. We zijn er klaar voor. Van zee naar land gaan is natuurlijk onze specialisatie als mariniers.”

MINUSMA
De Nederlandse SOF-eenheid bevindt zich in Gao en wordt direct aangestuurd door de Force Commander die zich in het MINUSMA hoofdkwartier in Bamako bevindt. De primaire behoefte van de MINUSMA missie ligt bij SOF-eenheden die lange afstand verkenningen uitvoeren. Dit zijn meerdaagse activiteiten waarbij de SOF-eenheid informatie verzamelt in veraf gelegen gebieden. Hiermee draagt de SOF bij aan de verbetering van de informatiepositie van MINUSMA.

Special Operations Forces (SOF) Nederland
De Nederlandse SOF bestaan uit het Korps Commandotroepen en de Netherlands Maritime Special Operations Force (NLMARSOF) van het Korps Mariniers. SOF bestaan uit speciaal opgeleid personeel dat onder alle (klimatologische) omstandigheden en zeer snel kan worden ingezet. Inzet van SOF kan heimelijk of openlijk  plaatsvinden, met een kleine eenheid of een robuuste capaciteit en vindt vooral plaats in gebieden die niet (volledig) onder controle zijn. De kerntaken van SOF zijn Special Reconnaissance (speciale verkenningen), Military Assistance (bijdrage aan opbouw lokaal veiligheidsapparaat) en Direct Action (offensieve operaties).

(ministerie van Defensie, 28 april 2015)

zondag 12 april 2015

Nederland levert belangrijke bijdrage aan ‘speerpunt’ van de NAVO

De NAVO wil supersnel kunnen ingrijpen wanneer er gevaar dreigt. Daarom besloot het bondgenootschap vorig jaar tot de oprichting van een zogeheten flitsmacht. Militairen van 11 Luchtmobiele Brigade oefenden afgelopen week of zij binnen de vereiste 48 uur inzetbaar zijn. Maar wat houdt die flitsmacht precies in?

De flitsmacht is bedoeld om snel in te grijpen in conflictgebieden. Ook is de zogeheten Very High Readiness Joint Task Force (VJTF) bedoeld als geruststelling voor bondgenoten en afschrikking voor kwaadwillenden. De voorhoede van zo’n 800 militairen moet binnen 48 uur klaar staan voor vertrek. De gehele flitsmacht is multinationaal en moet uiteindelijk uit zo’n 5000 militairen bestaan: 5 bataljons met ondersteuning van eenheden van de luchtmacht, marine en special forces. Deze moet binnen 5 tot 7 dagen ter plekke zijn.

De toegenomen agressie van Rusland, de onrust in Noord-Afrika en de opkomst van terreurorganisatie ISIS zijn de belangrijkste redenen voor de NAVO om de flitsmacht in het leven te roepen. Dit ‘speerpunt’ is onderdeel van de grotere NATO Response Force (NRF) die binnen 5 tot 30 dagen inzetbaar moet zijn. Maar gezien de toegenomen onveiligheid en instabiliteit is een snellere interventiemacht nodig die desnoods een eerste klap kan uitdelen, zegt generaal-majoor Dennis Luyt, directeur Directie Aansturen Operationele Gereedstelling (DAOG) van Defensie. “Maar het hoeft niet meteen ‘staal op staal’ te zijn. De flitsmacht kan ook naar een gebied worden gestuurd om een signaal af te geven. Bijvoorbeeld door deel te nemen aan oefeningen.”

Brigadegeneraal Kees Matthijsen
Duitsland, Noorwegen en Nederland leveren dit jaar in totaal 600 militairen aan de flitsmacht. De Nederlandse bijdrage bestaat uit ongeveer 200 Rode Baretten van 11 Luchtmobiele Brigade. Een logische keuze, zegt brigadegeneraal Kees Matthijssen. “We zijn van nature een snel inzetbare eenheid.” De huidige bezetting is overigens een pilot, benadrukt de generaal. “Dit jaar is bedoeld om procedures te testen en te zien waar we tegenaan lopen.”

De VJTF kan overal in het NAVO-verdragsgebied worden ingezet. De focus ligt op dreigingen aan de ‘flanken van het bondgenootschappelijk grondgebied’, zei minister van Defensie Jeanine Hennis-Plasschaert eerder.  Maar wellicht kan de flitsmacht ook elders in de wereld worden ingezet, vult generaal Matthijssen aan. “De NAVO kan ook worden ingezet in het kader van de internationale rechtsorde. De missie in Afghanistan is daar een goed voorbeeld van.”

Als de NAVO-bondgenoten besluiten tot ingrijpen, moet de voorhoede binnen 48 uur klaar staan voor vertrek. Precies wat 11 Luchtmobiele Brigade deze week heeft geoefend. Dat is geen kleine opgave. Militairen worden thuis gebeld, moeten naar de kazerne, krijgen een briefing en moeten hun uitrustingen gereed maken. Tegelijkertijd moeten op andere locaties voertuigen, brandstof en munitie worden klaargezet.  “Dat vraagt om een strakke planning”, concludeert de brigadegeneraal. Zorgvuldigheid en goede samenwerking zijn noodzakelijk, vult generaal-majoor Luyt aan. “Daarom moeten we nu alle draaiboeken testen. Als die kloppen, is zo’n snelle inzet goed te doen.”

Noorwegen, Duitsland en Nederland werken in deze beginfase stap voor stap. “We willen eerst kunnen kruipen, dan lopen en dan pas rennen”, zegt Luyt. “Een aantal randvoorwaarden voor de snelle inzetbaarheid wordt dit jaar nader uitgewerkt. Dat geldt zowel voor de NAVO als op nationaal niveau. Niet alles zal dus meteen volgens plan verlopen, maar daar houden we rekening mee.”
De focus ligt nu vooral op landstrijdkrachten, maar dat is niet het hele verhaal, benadrukt de generaal-majoor. Want de flitsmacht moet alle scenario’s het hoofd kunnen bieden. Luyt: “Een dreiging kan immers ook vooral maritiem zijn, of vanuit de lucht komen. Die aspecten zijn nog in ontwikkeling.”

De flitsmacht moet in 2016 operationeel zijn. “Dat is een korte periode, maar haalbaar”, zegt generaal Matthijssen. “De oefening van de afgelopen dagen is goed gegaan. Alleen het papierwerk voor de munitie werkte vertragend, maar dat hebben we opgelost. We stonden binnen 48 uur klaar voor vertrek.”

(Defensiekrant, 10 april 2015)

donderdag 9 april 2015

NATO tests 'Spearhead Force' alert procedures

EINDHOVEN, The Netherlands -  NATO assessed its alert procedures for the Very High Readiness Joint Task Force (VJTF) for the first time during Exercise NOBLE JUMP from 7-9 April 2015, involving over 1,500 personnel from 11 Allied nations.  Germany, Poland, Norway, Denmark, Hungary, Lithuania, Croatia, Portugal, and Slovenia tested their Headquarters’ response to alert procedures and high-readiness units from The Netherlands and Czech Republic physically deployed equipment and troops to airports and railheads.

This activity represents an important milestone as NATO continues to respond to emerging security challenges.  The exercise has its origins in last year’s Wales Summit, where NATO leaders collectively agreed to establish the VJTF, or what some call the ‘NATO Spearhead’ force.  These developments are part of wider enhancements to the NATO Response Force in order to address instability on NATO’s southern and eastern flanks.


Soldiers of 11 (NLD) Air Manoeuvre Brigade involved in the exercise

"NATO military planners have been working tirelessly to enhance NATO’s Response Force and implement the Very High Readiness Joint Task Force, and today our progress is manifested in the rapid deployments we see happening in locations across the Alliance,” said General Philip Breedlove, Supreme Allied Commander Europe (SACEUR).  "These measures are defensive, but are a clear indication that our Alliance has the capability and will to respond to emerging security challenges on our southern and eastern flanks,” he said.

For the last several months, NATO has been developing the concepts behind the VJTF and established an interim force early in 2015.  Exercise NOBLE JUMP marks the first time that high-readiness units have physically tested their response to rapid ‘orders to move’ under the new VJTF framework.  The training event marks a learning process that will allow NATO military staff to identify both successes and shortfalls as the Alliance continues to refine its high readiness capabilities.

Czech and Dutch High-Readiness Troops Put to the Test
 In the afternoon of 7 April, the 11th Air Mobile Brigade in The Netherlands and the 4th Rapid Reaction Brigade in the Czech Republic were given orders to rapidly prepare to deploy their troops and equipment.

"In the hours that ensued, Dutch and Czech formations recalled their military personnel to base, conducted hasty movement planning, briefed personnel, prepared and verified equipment, weapons, supplies, and vehicles,” said Colonel Mariusz Lewicki, the head military planner for the VJTF at SHAPE.  "The lead troops were able to move in under eight hours, with all elements moving in under 48 hours, so our initial impression is we are very pleased with the results,” he added.

The Commander of the Dutch 11th Air Mobile Brigade, Brigadier-General Kees Matthijssen, also felt that Exercise NOBLE JUMP achieved its aims.

Czech paratroopers participating in EX NOBLE JUMP

 "So far we are satisfied, our men and women responded well to the alerting and we managed to send off the first troops as scheduled. We are sure that we will be able to meet our goals, which were to move all troops and equipment within 48 hours,” said Brigadier-General Matthijssen.  "Of course, we have noted some things to improve during the exercise, but this will definitely lead to further refinement and improvements of our high readiness plans,” he said.

A total of 900 German soldiers were also recalled to their units in Marienberg, Gotha, Idaroberstein and Bad Salzungen during Exercise NOBLE JUMP.  These troops conducted similar planning and alert verifications in their respective garrisons.

The overall aim of Exercise NOBLE JUMP was to improve and refine alert and deployment procedures for the VJTF.  In the coming weeks NATO military staff will conduct an analysis of the results from this exercise and Allied units will refine their tactical procedures.  Lessons will be shared and NATO will continue to refine the overall alert and deployment process, and ensure it is integrated in overall plans for the NATO Response Force.

11 (NLD) Air Manoeuvre Brigade troops on the move

"Moving military units at short notice is a highly complex process that requires careful planning and constant refinement and practice to maintain capability,” said Colonel Lewicki.  "We’ve had a very good start this week, but much work remains and we will continue exercising these concepts throughout 2015 and 2016,” he said.

Increasingly complex exercises, trials, and evaluations will be conducted in order to develop, refine and implement the VJTF concept into the framework of the Readiness Action Plan and the NATO Response Force.  Examples of future training activity include part two of Exercise NOBLE JUMP, 9-20 June 2015, where units assigned to the VJTF will deploy to the Zagan Military Training Area in Western Poland, as well as Exercise TRIDENT JUNCTURE 2015 in Italy, Spain and Portugal from 21 Oct – 6 Nov 2015.

SHAPE Public Affairs Office

woensdag 1 april 2015

Oefening VJTF: NOBLE JUMP

(Eerste oefening van de VJTF, de nieuwe 'flitsmacht' van de NATO Response Force. Onderdelen vinden plaats op luchtmachtbasis Eindhoven en in Chrudim in de Tsjechische Republiek)

NATO VJTF (Spearhead) Deployment Exercise

NATO will commence the process of testing and refinement of the Very High Readiness Joint Task Force (VJTF) during part one of Exercise NOBLE JUMP, being held from 1-10 April 2015.

The VJTF is being established as a part of an overall enhancement to the NATO Response Force in order to address new security challenges on NATO’s southern and eastern peripheries.

The NOBLE JUMP ‘Alert Exercise’ being conducted in early April is the first time that high-readiness units will practice responding to rapid ‘orders to move’ under the new VJTF framework.  As such, this event represents a learning process that will allow NATO military staff to identify both successes and shortfalls during the early stages of the development process.

Increasingly complex exercises, trials, and evaluations will be conducted throughout 2015 and 2016 in order to develop, refine and implement the VJTF concept into the framework of the NATO Response Force.

Examples of future training activity include part two of Exercise NOBLE JUMP from 9-20 June 2015, where units assigned to the VJTF will deploy to the Zagan Military Training Area in Western Poland, as well as Exercise TRIDENT JUNCTURE 2015 in Italy, Spain and Portugal from 21 Oct – 6 Nov 2015.

(Source: ACO/NATO)