dinsdag 14 februari 2012

De krijgsmacht: bouwen aan een publieke tribune

Nieuwspoortlezing van de Commandant der Strijdkrachten, Generaal Peter van Uhm, op 13 februari 2011 te Den Haag.  Let op: Alleen gesproken woord geldt!

Dames en heren,
Voor u staat de Commandant van een van de drie meest betrouwbare instituten van Nederland…


Normaal gesproken zijn wij militairen niet zo van het op de borst kloppen. Wij doen liever gewoon wat moet gebeuren en laten de mooie verhalen liever aan anderen over. Maar deze waardering heb ik niet zelf verzonnen. En ik ben buitengewoon trots op deze plek op het podium. Want het is de Nederlandse bevolking die in een recent onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau ‘het leger’ heeft aangewezen als één van de drie instituten waarin zij het meeste vertrouwen hebben.


Ik geef toe, hier in gezelschap van de media, dat wij de Radio voor moeten laten gaan. Het instituut Radio eindigde op 1. Van harte aan u, aanwezigen van de Radio. Daarna komt de politie. Wij, de krijgsmacht , eindigden met de steun van 71 procent van de Nederlanders op de derde plaats.

Dan kijk ik met u natuurlijk graag even verder het lijstje af naar beneden… Ná de krijgsmacht komt de geschreven pers, de televisie, justitie en ook de politiek. Dan doen wij het als krijgsmacht toch niet slecht, zou ik zo zeggen.

Waarom benadruk ik dit nu zo? Want ik sta hier natuurlijk niet om met u een wedstrijdje te houden. Omdat de erkenning van de Nederlandse bevolking voor ons van enorm groot belang is. Deze cijfers betekenen voor ons meer dan zomaar een positief bericht in de krant.

Ik leg u graag uit waarom.


De opdracht van de Nederlandse krijgsmacht is heel helder vastgelegd in onze Grondwet. Verdedig het Nederlands grondgebied en de Nederlandse belangen. Verdedig ook het grondgebied en de belangen van onze vrienden. Dat doen ze ook voor ons. Draag bij aan de internationale rechtsorde en stabiliteit.

En help politie, brandweer en gemeenten en steden in Nederland en daarbuiten als de nood aan de man is. Bij overstromingen bijvoorbeeld.

Wij zijn de zwaardmacht van de overheid. Want gelukkig is het in ons land zo geregeld dat niet iedereen met een Diemaco Colt mag rondlopen of op een podium staan. De krijgsmacht, en alleen de krijgsmacht, mag in ons land zware wapens ter hand nemen. De krijgsmacht is bij uitstek een A-politiek instituut. Militairen zijn in hun functioneren ook A-politiek en op die manier kun je ze dus ook niet aanspreken. Want wij besluiten niet zelf over onze missies en over waar wij onze militairen heen sturen.

Wij zijn niet van onszelf. Wij zijn een instrument van ons democratische systeem. Wij voeren uit wat regering en parlement ons opdragen. Of dat nu is piraten en terroristen bestrijden, dijken bewaken, Afghaanse agenten trainen, drenkelingen uit zee of onder het ijs vandaan halen, ons luchtruim bewaken,…… onze digitale samenleving beschermen of sneeuw scheppen voor de Elfstedentocht. Dat vergt veel werk achter de schermen. Trainen, oefenen, maar ook altijd paraat staan. 24 uur per dag, 7 dagen per week, 365 dagen per jaar. Of, zoals dit jaar, zelfs 366 dagen per jaar. Ook als we uiteindelijk niet worden ingezet.

Altijd gereed en inzetbaar zijn voor Nederland en de Nederlandse belangen, dat is ons doel en daar staan we ook voor. Dat de Nederlandse bevolking ons grote betrouwbaarheid toedicht, is voor ons als Defensie daarom het beste compliment dat we kunnen krijgen.

Ik ga nu iets zeggen dat u wellicht zal verbazen. Wij hebben die steun heel hard nodig. Veel harder dan u op het eerste gezicht misschien denkt… De krijgsmacht is een veeleisende organisatie voor het personeel. Wij vragen niet, wij eisen. Wij hebben strakke regels.

Bij een uitzending vragen we niet wie er misschien op uitzending wil, wij wijzen aan. En tenzij er ernstige overmacht is, gaan ze gewoon op uitzending. Militairen mogen ook niet staken. We werken met harde middelen. Bij ons gaat het over geweren, over onderzeeboten en bewapende fregatten, over gevechtsvliegtuigen, pantserhouwitsers en munitie.

Militairen werken in min dertig of plus veertig graden, ze overleven én ze vervullen hun opdracht. Ook al bepalen we die opdracht niet zelf, wij zijn van niet zeuren, doorpakken, je regelt het maar (Romeo Delta – Regel Dat!). De krijgsmacht gaat altijd door, wat er ook gebeurt.

Maar die ‘’harde’’ krijgsmacht is ook een warme organisatie. Het is een hechte club mensen. Mensen die soms met gevaar voor eigen leven hun opdracht uitvoeren. Mensen die maandenlang hun gezin thuis achterlaten, mensen die door hun werk soms blijvend gewond raken. We zorgen voor het thuisfront en voor onze gewonden. Steun en waardering betekent daarom veel voor ons.

Diezelfde ‘’harde’’ krijgsmacht is ook op een andere manier kwetsbaar. Want de Nederlandse bevolking ziet slechts een fractie van wat wij doen. Wij rijden niet zichtbaar en hoorbaar, zoals politie en brandweer, met sirenes door de stad, wij hebben geen kazernes waar mensen naar binnen kunnen lopen. De krijgsmacht heeft van nature geen publieke tribune. En ik zal u zeggen, wij missen die. Wij missen een publieke tribune. Zeker in de huidige tijden.

Want we leven hier in Nederland in een hoge mate van vrijheid, veiligheid, relatieve welvaart en democratie. Wij ervaren dat als een vanzelfsprekendheid, en gelukkig maar. De krijgsmacht is een van de pijlers onder deze stabiele situatie. Wij dragen daarmee bij aan een groot goed in Nederland. Maar, zoals dat gaat met zaken die vanzelfsprekend lijken, je hebt de neiging om ze als vanzelfsprekend te beschouwen…

En hoewel de Nederlander grote waardering heeft voor de militair en vertrouwen heeft in het instituut ‘leger’, prijkt Defensie bij diezelfde burger hoog bovenaan de lijstjes waarop mag worden bezuinigd. Een van de logische verklaringen daarvoor is dat de beeldbepalende missies van de krijgsmacht plaatsvinden in het buitenland, in een context van onveiligheid, instabiliteit, andere culturen en complexe omstandigheden. Onze missies worden echter door een Nederlandse bril bekeken en vanuit een Nederlandse context beoordeeld.

Die context is sterk contrasterend. Want laten we eerlijk zijn, ondanks de economische crisis en de voor sommigen pijnlijke gevolgen daarvan, is de Nederlandse context er nog steeds een van een veilig, welvarend, stabiel en overzichtelijk land. De omstandigheden waarin wij moeten werken, zijn per definitie vaak tegenovergesteld: onveilig, instabiel, complex en onoverzichtelijk.

De Chinese denker Sun Tzu noemde zijn boek niet voor niets ‘The Art of War’, de kunst van het oorlogvoeren. Om aan te geven dat het militair oplossen van problemen niet even een simpel rekensommetje is. De bekende 18de eeuwse Pruissische militair analist Carl von Clausewitz sprak zelfs over de ‘Fog of War’, de mist van oorlog, om aan te geven hoe onoverzichtelijk en complex de situaties zijn waarin militairen hun werk moeten doen. Vaak komen wij in actie, als anderen hun tanden al op het probleem hebben stukgebeten of als de situatie volledig uit de hand is gelopen. Dat betekent meestal niet veel goeds. Er zijn spanningen of er is oorlog, er zijn wapens, de bevolking kent heel andere lokale gebruiken en is arm en slecht opgeleid. De mensen daar hebben meestal al veel te lijden gehad van geweld en van rechteloosheid.

Als wij met de Hercules een paar honderd militairen invliegen, hebben we die problemen niet één, twee, drie opgelost. Wat is dan, in die omstandigheden een goed resultaat? Wanneer zijn we tevreden?

Door een Nederlandse bril bekeken en vanuit de Nederlandse context is er vaak de verwachting van snelle, zichtbare opbrengsten. Maar die zijn lang niet altijd te leveren. Het aangaan en uitvoeren van militaire missies is een kwestie van doorzetten en geduld. Een lange adem hebben. Net als ontwikkelingsorganisaties die armoede en analfabetisme niet zo maar even kunnen uitbannen. Net als een medicijnfabrikant bij een complexe ziekte niet zomaar even hét medicijn uit de hoge hoed kan toveren. In een paar maanden tijd of zelfs een paar jaar neem je helaas niet even de bron van conflicten weg. Vaak kennen conflicten een lange geschiedenis en vele partijen met tegengestelde belangen. Dat is de realiteit waarmee wij als Defensie elke dag te maken hebben.

Als dan vanuit de maatschappij al snel de vraag komt: wat heeft de missie voor tastbaars opgeleverd?, dan is het antwoord helaas niet altijd even opwindend. ‘We zijn om tafel gaan zitten om vertrouwen te winnen’. ‘We hebben de omgeving verkend, we hebben een kazerne geverfd om les in te kunnen geven’. Dat is niet echt een Opening Krant, dat begrijp ik ook wel. Maar voor ons zijn het kleine, maar cruciale stappen om ons doel te bereiken. Als je er middenin zit, zie je dit. Van een afstand lijkt zo’n kleine stap nog kleiner.

De krijgsmacht bouwt daarom hard aan een publieke tribune om de militaire belevingswereld dichterbij te brengen. Om verantwoording af te leggen. Ons werk ligt altijd onder de loep van de maatschappij. Militairen hebben een voorbeeldfunctie. Dat is volstrekt logisch en terecht. Militairen mogen geen drugs gebruiken, om maar een voorbeeld te noemen. Maar wij bouwen ook aan die publieke tribune om zoveel mogelijk context te kunnen geven bij ons werk. Defensie heeft hierin de laatste jaren enorme vorderingen gemaakt.

We oefenen zoveel mogelijk in Nederland. Zodat burgers kunnen zien wat wij doen. Ik denk ook aan het videoproject Dagboek van onze Helden, waarin op soms rauwe wijze duidelijk werd hoe de werkelijkheid van de uitgezonden militair eruit ziet. Ik denk aan de expositie die ik zojuist hier in Nieuwspoort heb geopend, waarin Afghanistan en de Afghaanse mensen dankzij schilderijen en foto’s dichterbij komen. En heeft u wel eens gekeken op ons Youtube kanaal?

Maar liever nog nemen we mensen mee, willen we ze laten ruiken en voelen aan de lokale omstandigheden. Influentials, journalisten, parlementsleden en anderen gaan met ons mee naar missiegebieden. Iets wat vijftien jaar geleden nog ondenkbaar was. We hebben de laatste jaren forse stappen gezet om ons open te stellen.

Dat was niet gemakkelijk, zeg ik u eerlijk. Maar ook na een zuur artikel, terecht of misschien wel onterecht, is een journalist gewoon weer welkom op onze kazernes, schepen en in de missiegebieden. Al zeg ik eerlijk dat we dan wel eens wat moeite moeten doen om de lokale commandant te overtuigen van het nut van een bezoek en een interview… Die moeite doen we.

Nee is geen optie. We stellen ons kwetsbaar op. En we proberen ons steeds opnieuw te verplaatsen in de maatschappij en in wat u nodig heeft om uw werk te doen. Maar mag ik dan ook van u iets vragen. Om hetzelfde doen met betrekking tot de krijgsmacht. Om ter plekke te komen kijken.

Ik durf die wedstrijd wel aan. En komt u dan niet alleen aan het begin van een missie. Maar juist ook daarna. Om zorgvuldig en in de plaatselijke context de balans op te kunnen maken.
Werken vanachter het bureau en met de telefoon in de hand, is niet altijd genoeg om ‘smoel op het terrein te krijgen’ zoals wij dat bij de krijgsmacht zeggen. Dat geldt zeker voor lastige militaire missies. Echt smoel op het terrein krijgen, dat is toch uiteindelijk de kracht van de ware journalistiek: Niet de gemakkelijke, snelle berichtjes, die vinden we wel gratis op internet en Twitter.


De kracht en toekomst van de serieuze journalistiek ligt in mijn ogen in het onderzoeken, analyseren en duiden op basis van feiten en dat in de context geplaatst. Daar ligt uw toegevoegde waarde. Mag ik u een simpel voorbeeld geven om deze oproep te verduidelijken. Wij geven in Kunduz zoals u weet, trainingen aan Afghaanse politieagenten. 

Bij een van de lessen viel een Afghaanse agent steeds in slaap. Daar is ook een foto van. Een pakkende Nederlandse krantenkop bij deze foto zou kunnen zijn: ‘Afghanen slapen tijdens training door onze militairen’ Of: ‘Afghanen niet geïnteresseerd in politietrainingsmissie’

Dames en heren,

De militair sliep, dat is een feit. Maar is hij echt ongeïnteresseerd? Bij navraag blijkt het volgende: de man wordt door zijn lokale commandant steeds ingedeeld in het nachtrooster. Hij heeft dus de gehele nacht zijn dienst gedraaid. Hij had kunnen denken, bekijk het maar, ik ga lekker in bed liggen. Toch komt hij na zijn nachtdienst naar de opleiding. Ik zie dus geen ongeïnteresseerde, maar juist een enorm gemotiveerde Afghaanse agent.

Een ander voorbeeld. Als jonge kapitein kwam ik voor het eerst in aanraking met journalisten tijdens mijn uitzending in Libanon. De journalisten kwamen een dagje meelopen met mij. Hun verhaal hadden ze overigens al geschreven... Ik nam ze mee op patrouille en na afloop bedankten ze mij hartelijk. Een van hen stak zijn hand uit en zei: Van Uhm, als dank willen we je graag iets geven. Wat doe je dan? Je neemt het kadootje aan. Het bleek een blad dat vooral bij mannen populair is. Daar stond ik dan. Met dat blad in mijn handen. Ik heb een week gezweet of daar een foto van was genomen. Ik kan u zeggen, ik was enorm opgelucht dat die foto niet bij het verhaal verscheen… Ik zal niet beweren dat dat blad bij ons in de krijgsmacht niet wordt gelezen. Maar die foto had geen recht gedaan aan de situatie. Zo gemakkelijk is beeldvorming.

Dames en heren,

Het succes van Nederland is gelegen in zijn open handelseconomie. Mede dankzij kalme handelsroutes en een vrije zee, verdienen wij in Nederland een goede boterham. Wie over de dijken heenkijkt, ziet een wereld die snel verandert. De militaire en economische opkomst van nieuwe machtsblokken, bijvoorbeeld in Azië. De groei van de wereldbevolking en de klimaatverandering die leiden tot competitie rond schaarse grondstoffen als water, voedsel en energie. En de toenemende kwetsbaarheid van onze digitale samenleving voor cyberaanvallen. Tegen deze achtergrond geven wij in Nederland per inwoner per dag 1 euro 30 uit aan Defensie……Een krant kost 1 euro 50, een biertje 2 euro 20 en een kop koffie 2 euro 25.

Voor minder dan de prijs van een biertje heeft Nederland elke dag de beschikking over een professioneel beroepsleger dat voor ons allemaal klaarstaat in binnen- en buitenland. Om onze veiligheid en onze belangen te beschermen op het hoogste niveau.

Nederland vertrouwt erop dat de krijgsmacht dat doet, getuige onze plek in de top-3 van meest betrouwbare instituten. Maar de krijgmacht kan dat niet alleen. Wij zijn er voor de samenleving. Wij hebben ons te verantwoorden aan de samenleving en wij gaan tot het uiterste om de belangen van de samenleving te dienen en te beschermen. Maar dat moeten we wel samen doen! De krijgsmacht heeft de samenleving en u - influentials en de media - evenzeer nodig. Ik vraag u en iedereen in Nederland daarom om fair te zijn. Gun ons de kans op wederhoor, beoordeel ons en ons werk in de context die daarbij past.

Ik hoop…dat de krijgsmacht voluit steun zal krijgen om het vertrouwen van de Nederlandse bevolking blijvend waar te maken en Nederland ook in de toekomst op het hoogste niveau te blijven dienen.

Dank u wel.

(Originele versie (PDF) met aanvullende onderstrepingen, emoticons etc. is hier te lezen, hdv)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten