Defensie weblog
woensdag 3 februari 2016
Partir c'est mourir un peu ;)
Op het 'Defensie weblog' komen geen nieuwe updates meer. Dit wegens andere hobby's. Het blijft wel 'in de lucht' voor mensen die zaken willen opzoeken.
maandag 26 oktober 2015
De Kruif: ‘We zijn het vechten op het hogere niveau verleerd’
[Column commandant Landstrijdkrachten, luitenant-generaal Mart de Kruif]
Harde conclusie
De afgelopen weken hebben voor mij vooral in het teken gestaan van ‘reflectie’. Dat is een mooi woord voor goed en diep zelf nadenken over ons vak. Met name waar het gaat om onze core business: operaties. Dat is hard nodig. De wereld om ons heen is immers aan het veranderen en wordt er zeker niet veiliger op. De dreigingen zijn inmiddels divers en acuut. Ze variëren van cyberoperaties tot grootschalig offensief optreden. Stilzitten is geen optie. We moeten daar op inspelen. Allereerst door in de spiegel kijken en onszelf een paar kritische vragen te stellen. Bijvoorbeeld: een conflict stabiliseren kunnen we inmiddels, maar kunnen we ook nog vechten met een brigade?
‘We zijn het vechten op het hogere niveau verleerd’
Die vraag stond dan ook niet voor niets centraal tijdens het Operational Seminar (OPSEM) van dit jaar, waar het niveau kolonel en brigade-generaal van de KL werd bijgeschoold in operationeel denken. Maar deze vraag is momenteel ook een actueel thema in de hoofdkwartieren van al onze bondgenoten, evenals bij de Europese Unie en de NAVO. Mijn conclusie na al deze weken van denken, praten en testen is: we (de EU en de NAVO, onze bondgenoten én wij) zijn het vechten op het hogere niveau verleerd. Dat is een harde conclusie waar we het niet bij kunnen laten. We zullen dit dan ook op moeten pakken. Maar dat begint met een analyse. Waar liggen de problemen? In grote lijnen zijn dat er drie.
‘Verliezen of tegenslagen kunnen we niet meer opvangen’
Ten eerste hebben we te weinig middelen. Dat is over de gehele linie het geval en dit probleem beslaat in feite de gehele krijgsmacht, maar voor het CLAS manifesteert het zich vooral bij de combat support en combat service support. De logistiek is bijvoorbeeld zo mager dat de bevoorrading van een beweeglijk vechtende brigade echt een probleem is. Bovendien kunnen we daardoor verliezen of tegenslagen niet meer opvangen. Het conflict in Oekraïne toont aan dat we een dringend tekort hebben aan grondgebonden vuursteun. Daarnaast is er ook een schaarste aan genie, de geneeskundige keten is bij lange na niet voldragen en onze command & control is onvoldoende mobiel en robuust. Zelfs sommige manoeuvre-eenheden beschikken over onvoldoende vuurkracht. Kortom, we hebben op dit front nogal wat uitdagingen. Het goede nieuws is dat de politiek zich dit begint te beseffen en over de brug komt. Dat gaat weliswaar langzaam, maar de beweging is wel goed. En hard nodig bovendien.
‘Veel kennis van het vechten en opereren op het hoogste niveau is weggezakt’
Ten tweede is veel kennis van het vechten en opereren op dit niveau weggezakt. Door de nadruk op missies zijn we de afgelopen jaren een aantal taken een beetje uit het oog verloren. Dat is logisch, maar gezien de ontwikkelingen moet die focus wel snel terug. Natuurlijk betekent dat niet een teruggang in de tijd. Zo gemakkelijk komen we er niet van af. We zullen nieuwe doctrines moeten ontwikkelen, die passen bij de mogelijkheden, middelen en omstandigheden van deze tijd. Juist daarom ben ik heel dankbaar dat we, samen met Duitsland, een legerkorps hebben waar de kennis van het operationele niveau is geborgd. Daar kan ons denken verder worden gebracht en daardoor kan deze staf als trekker optreden in dit traject. Maar inmiddels zijn ook de brigadehoofdkwartieren hard aan de slag om de achterstand in te lopen. Zij zijn immers de onmisbare schakel in het ‘gevecht van verbonden wapens’ in een joint, combined en interagency omgeving. Zonder deze hoofdkwartieren gaat het zeker niet werken.
‘In grootschalige gevechtsoperaties heb je niet de luxe om risico’s te vermijden’
Ten slotte is er nog onze state of mind. Hoewel ik niets te klagen heb over de moed, toewijding en veerkracht op het individuele niveau, schort het hieraan op het hogere niveau. In de missies van de afgelopen decennia opereerden we vaak relatief statisch vanaf grote kampementen. Uit tactische overwegingen werd veelal omzichtig opgetreden en werden soms zelfs opzettelijk risico’s vermeden, omdat we op het niveau van de task force konden kiezen welk gevecht we wel en welke we vooral niet aan moesten gaan. In grootschalige gevechtsoperaties heb je die luxe niet. Die win je alleen door op hoog niveau risico’s te nemen, tegenstanders uit te manoeuvreren, verrassend op te treden en (vooral) de wil om te winnen. In Irak en Afghanistan hebben we aangetoond dat we op het technische en tactische niveau zo'n uitdaging aankunnen. Nu is het hoog tijd die kwaliteit terug te brengen op het operationele niveau. Want dat kan wel eens snel nodig zijn.
Luitenant-generaal Mart de Kruif
Commandant Landstrijdkrachten
26 oktober 2016
(bron)
Harde conclusie
De afgelopen weken hebben voor mij vooral in het teken gestaan van ‘reflectie’. Dat is een mooi woord voor goed en diep zelf nadenken over ons vak. Met name waar het gaat om onze core business: operaties. Dat is hard nodig. De wereld om ons heen is immers aan het veranderen en wordt er zeker niet veiliger op. De dreigingen zijn inmiddels divers en acuut. Ze variëren van cyberoperaties tot grootschalig offensief optreden. Stilzitten is geen optie. We moeten daar op inspelen. Allereerst door in de spiegel kijken en onszelf een paar kritische vragen te stellen. Bijvoorbeeld: een conflict stabiliseren kunnen we inmiddels, maar kunnen we ook nog vechten met een brigade?
‘We zijn het vechten op het hogere niveau verleerd’
Die vraag stond dan ook niet voor niets centraal tijdens het Operational Seminar (OPSEM) van dit jaar, waar het niveau kolonel en brigade-generaal van de KL werd bijgeschoold in operationeel denken. Maar deze vraag is momenteel ook een actueel thema in de hoofdkwartieren van al onze bondgenoten, evenals bij de Europese Unie en de NAVO. Mijn conclusie na al deze weken van denken, praten en testen is: we (de EU en de NAVO, onze bondgenoten én wij) zijn het vechten op het hogere niveau verleerd. Dat is een harde conclusie waar we het niet bij kunnen laten. We zullen dit dan ook op moeten pakken. Maar dat begint met een analyse. Waar liggen de problemen? In grote lijnen zijn dat er drie.
‘Verliezen of tegenslagen kunnen we niet meer opvangen’
Ten eerste hebben we te weinig middelen. Dat is over de gehele linie het geval en dit probleem beslaat in feite de gehele krijgsmacht, maar voor het CLAS manifesteert het zich vooral bij de combat support en combat service support. De logistiek is bijvoorbeeld zo mager dat de bevoorrading van een beweeglijk vechtende brigade echt een probleem is. Bovendien kunnen we daardoor verliezen of tegenslagen niet meer opvangen. Het conflict in Oekraïne toont aan dat we een dringend tekort hebben aan grondgebonden vuursteun. Daarnaast is er ook een schaarste aan genie, de geneeskundige keten is bij lange na niet voldragen en onze command & control is onvoldoende mobiel en robuust. Zelfs sommige manoeuvre-eenheden beschikken over onvoldoende vuurkracht. Kortom, we hebben op dit front nogal wat uitdagingen. Het goede nieuws is dat de politiek zich dit begint te beseffen en over de brug komt. Dat gaat weliswaar langzaam, maar de beweging is wel goed. En hard nodig bovendien.
‘Veel kennis van het vechten en opereren op het hoogste niveau is weggezakt’
Ten tweede is veel kennis van het vechten en opereren op dit niveau weggezakt. Door de nadruk op missies zijn we de afgelopen jaren een aantal taken een beetje uit het oog verloren. Dat is logisch, maar gezien de ontwikkelingen moet die focus wel snel terug. Natuurlijk betekent dat niet een teruggang in de tijd. Zo gemakkelijk komen we er niet van af. We zullen nieuwe doctrines moeten ontwikkelen, die passen bij de mogelijkheden, middelen en omstandigheden van deze tijd. Juist daarom ben ik heel dankbaar dat we, samen met Duitsland, een legerkorps hebben waar de kennis van het operationele niveau is geborgd. Daar kan ons denken verder worden gebracht en daardoor kan deze staf als trekker optreden in dit traject. Maar inmiddels zijn ook de brigadehoofdkwartieren hard aan de slag om de achterstand in te lopen. Zij zijn immers de onmisbare schakel in het ‘gevecht van verbonden wapens’ in een joint, combined en interagency omgeving. Zonder deze hoofdkwartieren gaat het zeker niet werken.
‘In grootschalige gevechtsoperaties heb je niet de luxe om risico’s te vermijden’
Ten slotte is er nog onze state of mind. Hoewel ik niets te klagen heb over de moed, toewijding en veerkracht op het individuele niveau, schort het hieraan op het hogere niveau. In de missies van de afgelopen decennia opereerden we vaak relatief statisch vanaf grote kampementen. Uit tactische overwegingen werd veelal omzichtig opgetreden en werden soms zelfs opzettelijk risico’s vermeden, omdat we op het niveau van de task force konden kiezen welk gevecht we wel en welke we vooral niet aan moesten gaan. In grootschalige gevechtsoperaties heb je die luxe niet. Die win je alleen door op hoog niveau risico’s te nemen, tegenstanders uit te manoeuvreren, verrassend op te treden en (vooral) de wil om te winnen. In Irak en Afghanistan hebben we aangetoond dat we op het technische en tactische niveau zo'n uitdaging aankunnen. Nu is het hoog tijd die kwaliteit terug te brengen op het operationele niveau. Want dat kan wel eens snel nodig zijn.
Luitenant-generaal Mart de Kruif
Commandant Landstrijdkrachten
26 oktober 2016
(bron)
maandag 19 oktober 2015
Oefening raketverdediging
Voor het eerst sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog wordt deze week een ballistische raket vanaf het Europese continent afgeschoten. De marine gaat deze onderscheppen. Dit gebeurt tijdens de At Sea Demonstration 2015 (ASD 2015), een grote ballistic missile defense oefening op de Atlantische Oceaan, tussen Schotland en IJsland. Op 19 oktober gaat de oefening van start.
Vanaf het Schotse eiland Benbecula wordt een Terrier-Orion ballistische raket gelanceerd. Het fregat Zr.Ms. De Zeven Provinciën volgt deze raket met haar radar en stuurt de data die zij hierover verzamelt door aan de Amerikaanse Guided Missile Destroyer USS Ross. De USS Ross schakelt de raket vervolgens met een Standard Missile 3 (SM-3) buiten de dampkring uit. Tegelijkertijd detecteert het Nederlandse marineschip inkomende anti-scheepsraketten en schakelt deze uit met haar eigen Standard Missile 2 (SM-2). Het gelijktijdig verdedigen tegen ballistische raketten en anti-scheepsraketten wordt Integrated Air and Missile Defense genoemd.
De capaciteit van Zr.Ms. De Zeven Provinciën om gelijktijdig ballistische raketten te kunnen volgen met behoud van de eigen luchtverdedigingscapaciteit is uniek in de wereld. De Zeven Provinciën is hiertoe in staat door de gemodificeerde ‘Smart-L radar’, ontwikkeld door Thales Nederland. Alle vier de luchtverdedigings- en commandofregatten (LCF) van de Koninklijke Marine worden de komende jaren voorzien van deze radar. De marine loopt met deze bijdrage voorop in de wereld van de radartechniek en levert een belangrijke bijdrage aan de NAVO Integrated Air and Missile Defense.
Tijdens de At Sea Demonstration doen fregatten en destroyers uit Nederland, de Verenigde Staten, Canada, Engeland, Frankrijk, Italië, Noorwegen en Spanje mee. In totaal gaat het om tien schepen uit acht verschillende landen. Tijdens de ASD 2015 maken deze landen gebruik van nieuwe technologie voor het uitvoeren van gelijktijdige lucht- en raketverdediging. De demonstratie wordt geleid door de Nederlandse commandeur Frank Sijtsma samen met een internationale staf aan boord van Zr.Ms. De Zeven Provinciën.
(Bron: ministerie van Defensie)
Vanaf het Schotse eiland Benbecula wordt een Terrier-Orion ballistische raket gelanceerd. Het fregat Zr.Ms. De Zeven Provinciën volgt deze raket met haar radar en stuurt de data die zij hierover verzamelt door aan de Amerikaanse Guided Missile Destroyer USS Ross. De USS Ross schakelt de raket vervolgens met een Standard Missile 3 (SM-3) buiten de dampkring uit. Tegelijkertijd detecteert het Nederlandse marineschip inkomende anti-scheepsraketten en schakelt deze uit met haar eigen Standard Missile 2 (SM-2). Het gelijktijdig verdedigen tegen ballistische raketten en anti-scheepsraketten wordt Integrated Air and Missile Defense genoemd.
Zr.Ms. Zeven Provinciën met Smart-L radar |
Tijdens de At Sea Demonstration doen fregatten en destroyers uit Nederland, de Verenigde Staten, Canada, Engeland, Frankrijk, Italië, Noorwegen en Spanje mee. In totaal gaat het om tien schepen uit acht verschillende landen. Tijdens de ASD 2015 maken deze landen gebruik van nieuwe technologie voor het uitvoeren van gelijktijdige lucht- en raketverdediging. De demonstratie wordt geleid door de Nederlandse commandeur Frank Sijtsma samen met een internationale staf aan boord van Zr.Ms. De Zeven Provinciën.
(Bron: ministerie van Defensie)
woensdag 16 september 2015
Nieuwe tanksamenwerking Duitsland en Nederland
43 Gemechaniseerde Brigade (ca. 3.000 militairen) in Havelte wordt versterkt met een Duits tankbataljon en gaat op haar beurt deel uitmaken van de Eerste Duitse Pantserdivisie. Deze geïntegreerde eenheid is eind 2019 operationeel. Dat hebben minister van Defensie Jeanine Hennis-Plasschaert en haar Duitse collega Ursula von der Leyen bekendgemaakt. Later dit jaar ondertekenen beide landen de formele samenwerkingsovereenkomst.
Als onderdeel van de samenwerking met Duitsland brengt Nederland zijn 16 resterende tanks in.
Van het Duitse tankbataljon wordt 1 compagnie van zo’n 100 militairen bemand door Nederlands personeel. Die krijgen Bergen-Hohne als nieuwe thuisbasis. De overige onderdelen van 43 Gemechaniseerde Brigade blijven op de huidige locaties gelegerd.
Versterking capaciteiten
Nederland heeft nog 16 Leopard 2A6-tanks. Duitsland moderniseert ze en brengt ze onder in een Duitse pool. Nederland least vervolgens de benodigde 18 tanks.
Volgens beide ministers draagt deze nieuwe grensverleggende samenwerking bij aan de wens van de NAVO en de EU om de militaire capaciteiten te versterken. Von der Leyen: "Dit project versterkt het militaire vermogen van het bondgenootschap en versterkt ook de onderlinge banden binnen de NAVO."
Voor Nederland is internationale samenwerking een van de pijlers van het defensiebeleid. 4 Jaar geleden stelde Nederland om financiële redenen de tankeenheden buiten gebruik. Sindsdien onderzoekt Defensie de mogelijkheden om de kennis van het optreden met en tegen tanks te behouden. In overleg met Duitsland bleek meer mogelijk: een integratie van eenheden, waarbij Nederland gebruikmaakt van Duitse tanks.
Minister Hennis-Plasschaert: "Na de integratie van 11 Luchtmobiele Brigade in de Duitse Division Schnelle Kräfte is dit opnieuw een baanbrekende stap in de samenwerking met Duitsland. Deze integratie is een grote verbetering van de Europese mogelijkheden om op te treden."
Door de samenwerking beschikken Duitsland en Nederland vanaf 2019 over een volledig geïntegreerde gevechtseenheid met tanks, pantserinfanterie en andere capaciteiten
Beide landen kunnen individueel besluiten over de inzet van hun eigen capaciteiten.
Benelux
Nederland werkt veel met andere landen samen. Zo beginnen de luchtmachten van België en Nederland eind 2016 met de gezamenlijk luchtruimbewaking van de Benelux-landen, mits de parlementen van de 3 landen instemmen met het verdrag hierover dat in maart van dit jaar is gesloten.
(bron: ministerie van Defensie)
Als onderdeel van de samenwerking met Duitsland brengt Nederland zijn 16 resterende tanks in.
Van het Duitse tankbataljon wordt 1 compagnie van zo’n 100 militairen bemand door Nederlands personeel. Die krijgen Bergen-Hohne als nieuwe thuisbasis. De overige onderdelen van 43 Gemechaniseerde Brigade blijven op de huidige locaties gelegerd.
Versterking capaciteiten
Nederland heeft nog 16 Leopard 2A6-tanks. Duitsland moderniseert ze en brengt ze onder in een Duitse pool. Nederland least vervolgens de benodigde 18 tanks.
Nederlandse Leopard 2A6 |
Voor Nederland is internationale samenwerking een van de pijlers van het defensiebeleid. 4 Jaar geleden stelde Nederland om financiële redenen de tankeenheden buiten gebruik. Sindsdien onderzoekt Defensie de mogelijkheden om de kennis van het optreden met en tegen tanks te behouden. In overleg met Duitsland bleek meer mogelijk: een integratie van eenheden, waarbij Nederland gebruikmaakt van Duitse tanks.
Minister Hennis-Plasschaert: "Na de integratie van 11 Luchtmobiele Brigade in de Duitse Division Schnelle Kräfte is dit opnieuw een baanbrekende stap in de samenwerking met Duitsland. Deze integratie is een grote verbetering van de Europese mogelijkheden om op te treden."
Door de samenwerking beschikken Duitsland en Nederland vanaf 2019 over een volledig geïntegreerde gevechtseenheid met tanks, pantserinfanterie en andere capaciteiten
Beide landen kunnen individueel besluiten over de inzet van hun eigen capaciteiten.
Benelux
Nederland werkt veel met andere landen samen. Zo beginnen de luchtmachten van België en Nederland eind 2016 met de gezamenlijk luchtruimbewaking van de Benelux-landen, mits de parlementen van de 3 landen instemmen met het verdrag hierover dat in maart van dit jaar is gesloten.
(bron: ministerie van Defensie)
dinsdag 15 september 2015
'Kabinet zet versterking van de krijgsmacht voort'
De krijgsmacht krijgt er volgend jaar 220 miljoen euro bij, oplopend naar 345 miljoen in 2020. Het is de vierder keer op rij dat er geld bij komt. Hiermee continueert het kabinet de ingezette opwaartse lijn. De verhoging past in het meerjarig perspectief dat het kabinet voor ogen staat. De aanhoudende conflicten, evenals de structureel hogere eisen die onder meer de Navo in dat verband aan de krijgsmacht stelt, geven hiertoe alle aanleiding. Verder worden in de begroting voor 2016 de mogelijkheden voor de financiering van de inzet van de krijgsmacht in internationale missies verruimd. Het budget wordt daartoe met € 60 miljoen structureel verhoogd. Immers, “onze vrijheid begint bij die van een ander”, zo stelt minister Hennis-Plasschaert.
“Veel Nederlanders maken zich terecht zorgen over de ontwikkeling van de veiligheidssituatie, dichtbij en elders in de wereld. Het kabinet gaat de verantwoordelijkheid hiervoor niet uit de weg,” aldus Hennis. Prioriteit wordt gegeven aan de versterking van de basisgereedheid van de krijgsmacht. Ook verlegt Defensie de grenzen van de internationale samenwerking, bijvoorbeeld door de samenwerking met Duitsland vergaand te verdiepen. Het investeringsbudget wordt voorts beperkt verhoogd, waarbij geldt dat de ambities moeten aansluiten bij de beschikbare middelen.
Basisgereedheid versterken
“De afgelopen decennia is een zware wissel getrokken op Defensie. Defensie kan veel aan, maar de hedendaagse ambities en uitdagingen zijn omvangrijk. Daarom komen er meer mensen en materieel beschikbaar ten behoeve van training en opleiding, bijvoorbeeld voor de snelle inzet van operationele eenheden”, aldus de minister. “Met meer reservedelen en munitie kunnen voorraden worden verhoogd. Ook kan met extra onderhoudscapaciteit het materieel sneller worden gerepareerd. Hierdoor wordt de basisgereedheid van de krijgsmacht versterkt. Dit vergt een meerjarige aanpak, en is een zaak van langere adem”, schrijft de minister in haar beleidsagenda. Met deze maatregelen beoogt het kabinet de komende jaren een bijdrage te leveren aan de Very High Readiness Joint Task Force (VJTF) van de Navo. Doel is om de VJTF medio 2016 operationeel te verklaren.
In februari van dit jaar heeft het kabinet al laten weten dat het maatregelen het treft in het kader van terrorismebestrijding. Zo krijgt de Koninklijke Marechaussee extra capaciteit voor de bewaking en beveiliging van kwetsbare objecten. Verder worden de Dienst Speciale Interventies en de MIVD versterkt.
Internationaal samenwerken
Om de dreigingen en risico’s het hoofd te kunnen blijven bieden, is bovendien verdere verdieping van de defensiesamenwerking noodzakelijk. Duitsland en Nederland zijn voornemens de 43e Gemechaniseerde Brigade in Havelte te integreren in een Duitse pantserdivisie. Daarbij integreert Duitsland een tankbataljon in de Nederlandse brigade en levert Nederland het personeel voor een compagnie van dit Duitse tankbataljon. Als onderdeel van deze samenwerking zal Nederland de laatste zestien resterende Leopard 2A6 tanks inbrengen. Hiermee blijft kennis en expertise over het optreden met en tegen tanks behouden en kunnen de inzetbaarheid en het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht worden versterkt. Ook kunnen ontbrekende capaciteiten worden gecompenseerd. Deze geïntegreerde eenheid is eind 2019 operationeel. Ook met andere landen wordt op tal van terreinen intensiever samengewerkt. Eind 2016, na parlementaire instemming van de drie landen, zal de gezamenlijke luchtruimbewaking in Benelux-verband in de drie landen van start gaan.
Vernieuwen in het operationele domein
Defensie investeert in de toekomstbestendigheid van de krijgsmacht. Het gaat om instandhoudingsprogramma’s, vervangingsinvesteringen, het benutten van nieuwe technieken en de aanschaf van nieuw materieel. Het komende jaar ontplooit Defensie initiatieven om kleinschalige innovatie dichtbij de werkvloer aan te jagen, bijvoorbeeld het Innovatiecentrum Air van de luchtmacht. De extra middelen in deze begroting worden voorts gebruikt om de kennisbasis van de krijgsmacht gericht te versterken en om belangrijke investeringen de komende jaren te kunnen uitvoeren.
Voor het komende jaar is budget beschikbaar voor de uitvoering van een aantal investeringen, waarbij Defensie in 2016 een eerste aanbetaling zal doen voor de acht F-35 toestellen die in 2019 worden geleverd. Ook investeert Defensie in de modernisering van de SMART-L radars aan boord van de Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LC-fregatten). Verder vult Defensie de slagkracht van de krijgsmacht aan door een investering in diverse kapitale munitiesoorten, waaronder precision guided munition voor de pantserhouwitser, MK-48 torpedo’s voor de onderzeeboten en SM-2 geleide raketten voor de LC-fregatten.
Voor het investeringsbudget geldt dat de ambities moeten aansluiten bij de beschikbare middelen. Dit leidt tot het maken van keuzes. Diverse projecten zijn herschikt. De projecten Vervanging en modernisering Chinook en Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen (DVOW) sluiten beter aan op de verwachte of gewenste realisatie. Projecten waaronder MALE UAV, het licht indirect vurend wapensysteem (LIVS) en de beschermingspakketten van het infanterie gevechtsvoertuig en de Capability Upgrade Elektronische Oorlogsvoering (CUP EOV) worden vertraagd.
Investeren in personeel
Militairen en burgers zijn het belangrijkste kapitaal van Defensie. Defensie en de meerderheid van de centrales van Defensiepersoneel (met uitzondering van de ACOP) bereikten vorige week een voorlopig onderhandelingsresultaat. Er is overeengekomen dat de loonruimte uit het zogenoemde bovensectoraal akkoord van 10 juli jl. ongewijzigd wordt uitgevoerd in de eigen sector. Al het defensiepersoneel krijgt dus in totaal 5,05% loonsverhoging en een eenmalig bedrag van € 500 (bruto).
Defensiekrant over maatregelen
Meer details over de Defensiebegroting staan vandaag in een speciale Defensiekrant (nr. 17, 2015). In de Prinsjesdag-uitgave staat ook een interview met minister Jeanine Hennis-Plasschaert en Commandant der Strijdkrachten generaal Tom Middendorp.
(bron: ministerie van Defensie)
“Veel Nederlanders maken zich terecht zorgen over de ontwikkeling van de veiligheidssituatie, dichtbij en elders in de wereld. Het kabinet gaat de verantwoordelijkheid hiervoor niet uit de weg,” aldus Hennis. Prioriteit wordt gegeven aan de versterking van de basisgereedheid van de krijgsmacht. Ook verlegt Defensie de grenzen van de internationale samenwerking, bijvoorbeeld door de samenwerking met Duitsland vergaand te verdiepen. Het investeringsbudget wordt voorts beperkt verhoogd, waarbij geldt dat de ambities moeten aansluiten bij de beschikbare middelen.
Basisgereedheid versterken
“De afgelopen decennia is een zware wissel getrokken op Defensie. Defensie kan veel aan, maar de hedendaagse ambities en uitdagingen zijn omvangrijk. Daarom komen er meer mensen en materieel beschikbaar ten behoeve van training en opleiding, bijvoorbeeld voor de snelle inzet van operationele eenheden”, aldus de minister. “Met meer reservedelen en munitie kunnen voorraden worden verhoogd. Ook kan met extra onderhoudscapaciteit het materieel sneller worden gerepareerd. Hierdoor wordt de basisgereedheid van de krijgsmacht versterkt. Dit vergt een meerjarige aanpak, en is een zaak van langere adem”, schrijft de minister in haar beleidsagenda. Met deze maatregelen beoogt het kabinet de komende jaren een bijdrage te leveren aan de Very High Readiness Joint Task Force (VJTF) van de Navo. Doel is om de VJTF medio 2016 operationeel te verklaren.
In februari van dit jaar heeft het kabinet al laten weten dat het maatregelen het treft in het kader van terrorismebestrijding. Zo krijgt de Koninklijke Marechaussee extra capaciteit voor de bewaking en beveiliging van kwetsbare objecten. Verder worden de Dienst Speciale Interventies en de MIVD versterkt.
Internationaal samenwerken
Om de dreigingen en risico’s het hoofd te kunnen blijven bieden, is bovendien verdere verdieping van de defensiesamenwerking noodzakelijk. Duitsland en Nederland zijn voornemens de 43e Gemechaniseerde Brigade in Havelte te integreren in een Duitse pantserdivisie. Daarbij integreert Duitsland een tankbataljon in de Nederlandse brigade en levert Nederland het personeel voor een compagnie van dit Duitse tankbataljon. Als onderdeel van deze samenwerking zal Nederland de laatste zestien resterende Leopard 2A6 tanks inbrengen. Hiermee blijft kennis en expertise over het optreden met en tegen tanks behouden en kunnen de inzetbaarheid en het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht worden versterkt. Ook kunnen ontbrekende capaciteiten worden gecompenseerd. Deze geïntegreerde eenheid is eind 2019 operationeel. Ook met andere landen wordt op tal van terreinen intensiever samengewerkt. Eind 2016, na parlementaire instemming van de drie landen, zal de gezamenlijke luchtruimbewaking in Benelux-verband in de drie landen van start gaan.
Vernieuwen in het operationele domein
Defensie investeert in de toekomstbestendigheid van de krijgsmacht. Het gaat om instandhoudingsprogramma’s, vervangingsinvesteringen, het benutten van nieuwe technieken en de aanschaf van nieuw materieel. Het komende jaar ontplooit Defensie initiatieven om kleinschalige innovatie dichtbij de werkvloer aan te jagen, bijvoorbeeld het Innovatiecentrum Air van de luchtmacht. De extra middelen in deze begroting worden voorts gebruikt om de kennisbasis van de krijgsmacht gericht te versterken en om belangrijke investeringen de komende jaren te kunnen uitvoeren.
Voor het komende jaar is budget beschikbaar voor de uitvoering van een aantal investeringen, waarbij Defensie in 2016 een eerste aanbetaling zal doen voor de acht F-35 toestellen die in 2019 worden geleverd. Ook investeert Defensie in de modernisering van de SMART-L radars aan boord van de Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LC-fregatten). Verder vult Defensie de slagkracht van de krijgsmacht aan door een investering in diverse kapitale munitiesoorten, waaronder precision guided munition voor de pantserhouwitser, MK-48 torpedo’s voor de onderzeeboten en SM-2 geleide raketten voor de LC-fregatten.
Voor het investeringsbudget geldt dat de ambities moeten aansluiten bij de beschikbare middelen. Dit leidt tot het maken van keuzes. Diverse projecten zijn herschikt. De projecten Vervanging en modernisering Chinook en Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen (DVOW) sluiten beter aan op de verwachte of gewenste realisatie. Projecten waaronder MALE UAV, het licht indirect vurend wapensysteem (LIVS) en de beschermingspakketten van het infanterie gevechtsvoertuig en de Capability Upgrade Elektronische Oorlogsvoering (CUP EOV) worden vertraagd.
Investeren in personeel
Militairen en burgers zijn het belangrijkste kapitaal van Defensie. Defensie en de meerderheid van de centrales van Defensiepersoneel (met uitzondering van de ACOP) bereikten vorige week een voorlopig onderhandelingsresultaat. Er is overeengekomen dat de loonruimte uit het zogenoemde bovensectoraal akkoord van 10 juli jl. ongewijzigd wordt uitgevoerd in de eigen sector. Al het defensiepersoneel krijgt dus in totaal 5,05% loonsverhoging en een eenmalig bedrag van € 500 (bruto).
Defensiekrant over maatregelen
Meer details over de Defensiebegroting staan vandaag in een speciale Defensiekrant (nr. 17, 2015). In de Prinsjesdag-uitgave staat ook een interview met minister Jeanine Hennis-Plasschaert en Commandant der Strijdkrachten generaal Tom Middendorp.
(bron: ministerie van Defensie)
woensdag 9 september 2015
Kamerbrief over 'gedeserteerde' sergeant
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Plein 2
2511 CR Den Haag
Hierbij kom ik tegemoet aan uw verzoek zoals uiteengezet tijdens de regeling van
werkzaamheden op 3 september jl. (kenmerk 2015Z15695). In deze brief geef ik
tevens antwoord op de schriftelijke vragen die de leden Bontes en Van Klaveren
hebben gesteld (kenmerk 2015Z15785).
Casus
Defensie beschikt over aanwijzingen dat een actief dienende militair recent is vertrokken naar Syrië en zich waarschijnlijk heeft aangesloten bij ISIS. Het betreft een 26-jarige sergeant van de Koninklijke Luchtmacht. Het spreekt voor zich dat uitreis en aansluiting bij ISIS onaanvaardbaar is, en bovendien strafbaar. Defensie heeft de militair geschorst, zijn wedde gestopt en zijn toegang tot informatie, systemen en locaties geblokkeerd. De zaak wordt nu onder leiding van het Openbaar Ministerie strafrechtelijk onderzocht.
Betrokkene had uitsluitend de Nederlandse nationaliteit. In het belang van het lopende onderzoek en met het oog op de operationele veiligheid evenals de veiligheid van onze militairen en de familie van betrokkene, kan ik in het openbaar geen verdere mededelingen doen. Dit betekent derhalve dat ik niet nader kan ingaan op zijn uitreis en de ontdekking daarvan, zijn persoonlijke achtergrond en zijn exacte werkzaamheden. Ik vraag daarvoor uw begrip.
Uiteraard onderzoekt Defensie de eventuele schade en de risico’s die samenhangen met de functie van betrokkene. Waar nodig zijn, en worden, maatregelen getroffen. Ook hierover kan ik in het openbaar geen verdere mededelingen doen.
Algemeen
Vooralsnog is er geen aanleiding om te veronderstellen dat de werving, selectie en screening bij Defensie niet op orde is. De werving en selectie is, zoals bekend, streng. Omdat militairen een vertrouwensfunctie bekleden, ondergaan zij voorafgaand aan hun aanstelling een veiligheidsonderzoek. Periodiek is sprake van hernieuwd veiligheidsonderzoek. (Incident)meldingen worden eveneens onderzocht. In het veiligheidsonderzoek wordt onder andere aandacht besteed aan risico’s op radicalisering. Signalen van collega's, commandanten en de omgeving worden altijd serieus genomen en gevalideerd. Dat geldt ook voor signalen van (veiligheids)partners binnen en buiten Defensie, nationaal en internationaal.
De MIVD doet tevens onderzoek naar mogelijke radicalisering van individuen binnen de krijgsmacht. Ook geeft de MIVD awareness-briefings aan commandanten en andere defensieonderdelen. Het onderzoek naar radicalisering richt zich op herkenbaar, feitelijk gedrag en feitelijke omstandigheden. Het betreft bijvoorbeeld lidmaatschap van of steun aan radicale organisaties of mensen. Ook leugenachtig gedrag en het verzwijgen van informatie met de bedoeling te misleiden is een teken, net als het reizen naar verdachte locaties en het op onrechtmatige wijze aanschaffen van wapens en uitrusting. Soms ontstaat radicalisering echter in een betrekkelijk isolement. Bij eenlingen blijft het herkenbare gedrag vaak achterwege en is radicalisering lastig te signaleren. Om het onderzoek naar mogelijke radicalisering binnen Defensie niet te bemoeilijken, kan ik u in het openbaar niet nader informeren over aard en aantallen.
Als het gaat om mogelijke radicalisering van individuen binnen de krijgsmacht, is
de MIVD voldoende toegerust. Op 27 februari 2015 heeft het kabinet reeds laten
weten welke maatregelen het ter versterking van de veiligheidsketen treft
(kamerstuk 29 754, nr. 302). Een deel van deze maatregelen betreft de
versterking van de aan contraterrorisme gerelateerde capaciteit van de MIVD.
Tot slot
De waarschijnlijke aansluiting bij ISIS van een actief dienende militair is onaanvaardbaar en een klap in het gezicht van alle collega’s die zich iedere dag opnieuw, onder vaak moeilijke omstandigheden, inzetten voor de vrijheid van een ander.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert
Plein 2
2511 CR Den Haag
Hierbij kom ik tegemoet aan uw verzoek zoals uiteengezet tijdens de regeling van
werkzaamheden op 3 september jl. (kenmerk 2015Z15695). In deze brief geef ik
tevens antwoord op de schriftelijke vragen die de leden Bontes en Van Klaveren
hebben gesteld (kenmerk 2015Z15785).
Casus
Defensie beschikt over aanwijzingen dat een actief dienende militair recent is vertrokken naar Syrië en zich waarschijnlijk heeft aangesloten bij ISIS. Het betreft een 26-jarige sergeant van de Koninklijke Luchtmacht. Het spreekt voor zich dat uitreis en aansluiting bij ISIS onaanvaardbaar is, en bovendien strafbaar. Defensie heeft de militair geschorst, zijn wedde gestopt en zijn toegang tot informatie, systemen en locaties geblokkeerd. De zaak wordt nu onder leiding van het Openbaar Ministerie strafrechtelijk onderzocht.
Betrokkene had uitsluitend de Nederlandse nationaliteit. In het belang van het lopende onderzoek en met het oog op de operationele veiligheid evenals de veiligheid van onze militairen en de familie van betrokkene, kan ik in het openbaar geen verdere mededelingen doen. Dit betekent derhalve dat ik niet nader kan ingaan op zijn uitreis en de ontdekking daarvan, zijn persoonlijke achtergrond en zijn exacte werkzaamheden. Ik vraag daarvoor uw begrip.
Uiteraard onderzoekt Defensie de eventuele schade en de risico’s die samenhangen met de functie van betrokkene. Waar nodig zijn, en worden, maatregelen getroffen. Ook hierover kan ik in het openbaar geen verdere mededelingen doen.
Algemeen
Vooralsnog is er geen aanleiding om te veronderstellen dat de werving, selectie en screening bij Defensie niet op orde is. De werving en selectie is, zoals bekend, streng. Omdat militairen een vertrouwensfunctie bekleden, ondergaan zij voorafgaand aan hun aanstelling een veiligheidsonderzoek. Periodiek is sprake van hernieuwd veiligheidsonderzoek. (Incident)meldingen worden eveneens onderzocht. In het veiligheidsonderzoek wordt onder andere aandacht besteed aan risico’s op radicalisering. Signalen van collega's, commandanten en de omgeving worden altijd serieus genomen en gevalideerd. Dat geldt ook voor signalen van (veiligheids)partners binnen en buiten Defensie, nationaal en internationaal.
De MIVD doet tevens onderzoek naar mogelijke radicalisering van individuen binnen de krijgsmacht. Ook geeft de MIVD awareness-briefings aan commandanten en andere defensieonderdelen. Het onderzoek naar radicalisering richt zich op herkenbaar, feitelijk gedrag en feitelijke omstandigheden. Het betreft bijvoorbeeld lidmaatschap van of steun aan radicale organisaties of mensen. Ook leugenachtig gedrag en het verzwijgen van informatie met de bedoeling te misleiden is een teken, net als het reizen naar verdachte locaties en het op onrechtmatige wijze aanschaffen van wapens en uitrusting. Soms ontstaat radicalisering echter in een betrekkelijk isolement. Bij eenlingen blijft het herkenbare gedrag vaak achterwege en is radicalisering lastig te signaleren. Om het onderzoek naar mogelijke radicalisering binnen Defensie niet te bemoeilijken, kan ik u in het openbaar niet nader informeren over aard en aantallen.
Als het gaat om mogelijke radicalisering van individuen binnen de krijgsmacht, is
de MIVD voldoende toegerust. Op 27 februari 2015 heeft het kabinet reeds laten
weten welke maatregelen het ter versterking van de veiligheidsketen treft
(kamerstuk 29 754, nr. 302). Een deel van deze maatregelen betreft de
versterking van de aan contraterrorisme gerelateerde capaciteit van de MIVD.
Tot slot
De waarschijnlijke aansluiting bij ISIS van een actief dienende militair is onaanvaardbaar en een klap in het gezicht van alle collega’s die zich iedere dag opnieuw, onder vaak moeilijke omstandigheden, inzetten voor de vrijheid van een ander.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert
Labels:
Defensie,
IS,
ISIL,
ISIS,
luchtmacht,
MIVD,
radicalisering
woensdag 26 augustus 2015
1e Duits-Nederlandse Legerkorps viert 20-jarig bestaan
Het in 1995 opgerichte gecombineerde legerkorps van de NAVO viert op 27 augustus het 20-jarig bestaan. Zijne Majesteit de Koning is samen met minister-president Hannelore Kraft van de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen aanwezig bij de viering van het jubileum. Het Nederlandse Ministerie van Defensie wordt vertegenwoordigd door Commandant der Strijdkrachten generaal Tom Middendorp.
Tijdens de parade reikt minister-president Hannelore Kraft een ‘Fahnenband’ uit, het officiële ereteken van de deelstaat voor militaire eenheden. Deze ‘Fahnenband’ benadrukt de belangrijke band die er bestaat tussen de militairen werkzaam op het hoofdkwartier en het maatschappelijk leven in de deelstaat.
De internationale militaire staf uit de Duitse plaats Münster heeft de afgelopen twintig jaar een belangrijke rol vervuld voor de NAVO. De oprichting van dit hoofdkwartier behoort tot een van de eerste initiatieven op het gebied van militaire internationale samenwerking. Op het internationale hoofdkwartier werken sinds 2002 dertien nationaliteiten samen in een multinationale staf. Op dit moment vervult het de belangrijke rol van Interim Very High Readiness Joint Headquarters binnen de NAVO, de nieuwe snelle inzetbare ‘flitsmacht’.
Commandant 1 German Netherlands Corps, de burgemeester van Münster, de CDS en de Duitse Generalinspekteur houden een toespraak. Aan de parade ter ere van het jubileum nemen ook de twee bataljons deel die het hoofdkwartier ondersteunen. Het betreft hier militairen van het verbindingsbataljon uit Eibergen en het Staf- en Ondersteuningsbataljon uit Münster.
(bron: ministerie van Defensie)
Link
woensdag 5 augustus 2015
Patrouilleschip voor het eerst op antipiraterijmissie
Het patrouilleschip Zr.Ms. Groningen van de Koninklijke Marine vertrekt zondag 9 augustus voor een periode van vier maanden naar de wateren rond Somalië. Voor het eerst wordt een ocean-going patrol vessel (OPV) ingezet voor anti-piraterij. Het schip neemt deel aan de EU-antipiraterijoperatie Atalanta.
Het marineschip gaat zich in de regio bezig houden met het beschermen en controleren van schepen die gebruik maken van scheepvaartroutes door de Golf van Aden en de Hoorn van Afrika bij Somalië. Nederland levert al sinds 2008 een bijdrage aan de bestrijding van piraterij in de regio. Operatie Atalanta is een door de Europese Unie geleide missie en richt zich op het terugdringen van piraterij voor de kust van Somalië. Door te patrouilleren vergroten de marineschepen de veiligheid en ontmoedigen en verstoren zij piraterij op zee. Daarnaast levert het schip een bijdrage aan capacity bulding in de regio door het trainen van lokaal Kustwachtpersoneel.
Piraterij
Piraterij vormt een serieuze bedreiging voor onze belangen als handelsnatie. De vrije doortocht van goederen over zee en de ontwikkeling van de regio lopen gevaar door piraterij. Jaarlijks passeren tussen de 20.000 en 30.000 schepen de Golf van Aden. De laatste jaren is piraterij sterk teruggedrongen door de internationale samenwerking van marines, maar de dreiging is nog niet verdwenen. Zo lang de stabiliteit op het land niet is gewaarborgd, blijft de bescherming van schepen nodig. Sinds februari van dit jaar is het mandaat van Atalanta aangepast en mag de maritieme missie ondersteuning bieden aan de EU zustermissies op land.
Zr.Ms. Groningen
Zr.Ms. Groningen is een van de vier OPV’s van de Koninklijke Marine. De patrouilleschepen zijn flexibel inzetbare vaartuigen, toegerust op de bewaking van kustwateren. Naast terrorisme en piraterij, controleren deze ocean-going patrol vessels ook schepen en worden ingezet voor anti-drugsoperaties. Het standaard aantal bemanningsleden van het schip (50) wordt voor deze inzet aangevuld met een detachement van het Korps Mariniers (‘enhanced boarding element’), een geavanceerde NH90 helikopter met bemanning, een medisch/chirurgisch team en enkele aanvullende specialisten zoals een tolk. Hiermee wordt de bemanning uitgebreid tot het recordaantal van 98 personen.
(Bron: ministerie van Defensie)
Het marineschip gaat zich in de regio bezig houden met het beschermen en controleren van schepen die gebruik maken van scheepvaartroutes door de Golf van Aden en de Hoorn van Afrika bij Somalië. Nederland levert al sinds 2008 een bijdrage aan de bestrijding van piraterij in de regio. Operatie Atalanta is een door de Europese Unie geleide missie en richt zich op het terugdringen van piraterij voor de kust van Somalië. Door te patrouilleren vergroten de marineschepen de veiligheid en ontmoedigen en verstoren zij piraterij op zee. Daarnaast levert het schip een bijdrage aan capacity bulding in de regio door het trainen van lokaal Kustwachtpersoneel.
Piraterij
Piraterij vormt een serieuze bedreiging voor onze belangen als handelsnatie. De vrije doortocht van goederen over zee en de ontwikkeling van de regio lopen gevaar door piraterij. Jaarlijks passeren tussen de 20.000 en 30.000 schepen de Golf van Aden. De laatste jaren is piraterij sterk teruggedrongen door de internationale samenwerking van marines, maar de dreiging is nog niet verdwenen. Zo lang de stabiliteit op het land niet is gewaarborgd, blijft de bescherming van schepen nodig. Sinds februari van dit jaar is het mandaat van Atalanta aangepast en mag de maritieme missie ondersteuning bieden aan de EU zustermissies op land.
Zr.Ms. Groningen
Zr.Ms. Groningen is een van de vier OPV’s van de Koninklijke Marine. De patrouilleschepen zijn flexibel inzetbare vaartuigen, toegerust op de bewaking van kustwateren. Naast terrorisme en piraterij, controleren deze ocean-going patrol vessels ook schepen en worden ingezet voor anti-drugsoperaties. Het standaard aantal bemanningsleden van het schip (50) wordt voor deze inzet aangevuld met een detachement van het Korps Mariniers (‘enhanced boarding element’), een geavanceerde NH90 helikopter met bemanning, een medisch/chirurgisch team en enkele aanvullende specialisten zoals een tolk. Hiermee wordt de bemanning uitgebreid tot het recordaantal van 98 personen.
(Bron: ministerie van Defensie)
Zr.Ms. Groningen (foto: Marine) |
vrijdag 10 juli 2015
Inzetscenario’s Very High Readiness Joint Task Force (VJTF)
(passage uit Kamerbrief d.d. 9 juli 2015)
In de geannoteerde agendabrief voor de Defensieministeriële (Kamerstuk 28676
nr. 225, 12 juni 2015) heb ik toegezegd in het verslag een nadere toelichting te
geven op de parlementaire betrokkenheid bij de inzet van de VJTF. De VJTF is in
de eerste plaats opgericht voor de collectieve verdediging in het licht van de
verslechterde veiligheidssituatie op de oostflank van het bondgenootschap. Inzet
van de VJTF voor andere doeleinden is echter niet uitgesloten. De mate van
parlementaire betrokkenheid is afhankelijk van de inzetomstandigheden.
Hieronder worden vier scenario’s geschetst ter verduidelijking.
Crisisbeheersing buiten het Navo-verdragsgebied
De Noord-Atlantische Raad (NAR) kan besluiten Navo-eenheden in te zetten voor
crisisbeheersing buiten het Navo-verdragsgebied. In situaties die vragen om een
urgente reactie, zou de VJTF kunnen worden ingezet. Op grond van artikel 100
van de Grondwet zullen de Nederlandse eenheden die deel uitmaken van de VJTF
doorgaans niet voor crisisbeheersing worden ingezet voordat de regering aan de
hand van het Toetsingskader inlichtingen heeft verstrekt aan uw Kamer. Voorts
heeft Nederland via de NAR invloed op de inzet van de VJTF, omdat hiervoor een
unaniem besluit van de 28 bondgenoten nodig is.
Artikel 5-situatie
Artikel 5 van het Noord-Atlantisch (Navo) Verdrag bepaalt dat een gewapende
aanval tegen een of meer van de bondgenoten als een aanval tegen alle
bondgenoten wordt beschouwd. De Navo-bondgenoten bespreken in de NAR of
sprake is van een gewapende aanval. Alleen als zij unaniem vaststellen dat dit
het geval is, bezien zij hoe de aangevallen bondgenoot kan worden bijgestaan.
Het is mogelijk dat de VJTF in een artikel 5-situatie wordt ingezet als initiële
reactiemacht. In dat geval is sprake van de verdediging van het Koninkrijk en zijn
bondgenoten. Deze taak valt niet onder artikel 100 van de Grondwet. Er bestaat
daarom geen verplichting uw Kamer voorafgaand aan de inzet van de VJTF te
informeren. Het kabinet zal evenwel altijd trachten dit te doen. Gezien de
urgentie van een artikel 5-situatie is het echter denkbaar dat uw Kamer pas
wordt geïnformeerd als de VJTF-eenheden al onderweg zijn naar het inzetgebied.
Oplopende spanningen
Een Navo-bondgenoot die zich bedreigd voelt, kan op grond van artikel 4 van het
Navo-verdrag vragen om consultaties. De NAR zou na deze consultaties een
unaniem besluit kunnen nemen de VJTF preventief in te zetten. In het geval van
oplopende spanningen is het voorts mogelijk dat de SACEUR voorstelt de VJTF
preventief te ontplooien. Ook in dit geval is een unaniem besluit van de NAR
nodig. In beide scenario’s is sprake van een afschrikwekkende maatregel in het
kader van de collectieve verdediging en bestaat geen verplichting uw Kamer
voorafgaand aan de inzet van de VJTF te informeren. Het kabinet zal niettemin
altijd trachten dit te doen. Het is echter denkbaar dat de VJTF op zeer korte
termijn moet reageren op een dreiging, waardoor uw Kamer niet voorafgaand aan
de inzet van de VJTF kan worden geïnformeerd.
Reguliere oefeningen
De VJTF oefent regelmatig op het grondgebied van Navo-bondgenoten. Deze
oefeningen zijn gericht op het verbeteren van de gevechtscapaciteit en
interoperabiliteit en maken deel uit van het reguliere takenpakket van de VJTF.
Evenals bij andere oefeningen wordt uw Kamer in beginsel niet over deze
gereedstellingsactiviteiten geïnformeerd.
Aan het einde van elk jaar informeer ik uw Kamer over de Nederlandse deelname
aan de NRF, de EUBG en Frontex voor het komende jaar. Daarbij zal ik vanaf dit
jaar expliciet aandacht besteden aan de eventuele Nederlandse deelname aan de
VJTF, de wijze waarop deze inzet gestalte krijgt en de voorziene inzet, voorzover
bekend en openbaar.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert
(bron: Kamerbrief, 9 juli 2015)
In de geannoteerde agendabrief voor de Defensieministeriële (Kamerstuk 28676
nr. 225, 12 juni 2015) heb ik toegezegd in het verslag een nadere toelichting te
geven op de parlementaire betrokkenheid bij de inzet van de VJTF. De VJTF is in
de eerste plaats opgericht voor de collectieve verdediging in het licht van de
verslechterde veiligheidssituatie op de oostflank van het bondgenootschap. Inzet
van de VJTF voor andere doeleinden is echter niet uitgesloten. De mate van
parlementaire betrokkenheid is afhankelijk van de inzetomstandigheden.
Hieronder worden vier scenario’s geschetst ter verduidelijking.
Crisisbeheersing buiten het Navo-verdragsgebied
De Noord-Atlantische Raad (NAR) kan besluiten Navo-eenheden in te zetten voor
crisisbeheersing buiten het Navo-verdragsgebied. In situaties die vragen om een
urgente reactie, zou de VJTF kunnen worden ingezet. Op grond van artikel 100
van de Grondwet zullen de Nederlandse eenheden die deel uitmaken van de VJTF
doorgaans niet voor crisisbeheersing worden ingezet voordat de regering aan de
hand van het Toetsingskader inlichtingen heeft verstrekt aan uw Kamer. Voorts
heeft Nederland via de NAR invloed op de inzet van de VJTF, omdat hiervoor een
unaniem besluit van de 28 bondgenoten nodig is.
Artikel 5-situatie
Artikel 5 van het Noord-Atlantisch (Navo) Verdrag bepaalt dat een gewapende
aanval tegen een of meer van de bondgenoten als een aanval tegen alle
bondgenoten wordt beschouwd. De Navo-bondgenoten bespreken in de NAR of
sprake is van een gewapende aanval. Alleen als zij unaniem vaststellen dat dit
het geval is, bezien zij hoe de aangevallen bondgenoot kan worden bijgestaan.
Het is mogelijk dat de VJTF in een artikel 5-situatie wordt ingezet als initiële
reactiemacht. In dat geval is sprake van de verdediging van het Koninkrijk en zijn
bondgenoten. Deze taak valt niet onder artikel 100 van de Grondwet. Er bestaat
daarom geen verplichting uw Kamer voorafgaand aan de inzet van de VJTF te
informeren. Het kabinet zal evenwel altijd trachten dit te doen. Gezien de
urgentie van een artikel 5-situatie is het echter denkbaar dat uw Kamer pas
wordt geïnformeerd als de VJTF-eenheden al onderweg zijn naar het inzetgebied.
Oplopende spanningen
Een Navo-bondgenoot die zich bedreigd voelt, kan op grond van artikel 4 van het
Navo-verdrag vragen om consultaties. De NAR zou na deze consultaties een
unaniem besluit kunnen nemen de VJTF preventief in te zetten. In het geval van
oplopende spanningen is het voorts mogelijk dat de SACEUR voorstelt de VJTF
preventief te ontplooien. Ook in dit geval is een unaniem besluit van de NAR
nodig. In beide scenario’s is sprake van een afschrikwekkende maatregel in het
kader van de collectieve verdediging en bestaat geen verplichting uw Kamer
voorafgaand aan de inzet van de VJTF te informeren. Het kabinet zal niettemin
altijd trachten dit te doen. Het is echter denkbaar dat de VJTF op zeer korte
termijn moet reageren op een dreiging, waardoor uw Kamer niet voorafgaand aan
de inzet van de VJTF kan worden geïnformeerd.
Reguliere oefeningen
De VJTF oefent regelmatig op het grondgebied van Navo-bondgenoten. Deze
oefeningen zijn gericht op het verbeteren van de gevechtscapaciteit en
interoperabiliteit en maken deel uit van het reguliere takenpakket van de VJTF.
Evenals bij andere oefeningen wordt uw Kamer in beginsel niet over deze
gereedstellingsactiviteiten geïnformeerd.
Aan het einde van elk jaar informeer ik uw Kamer over de Nederlandse deelname
aan de NRF, de EUBG en Frontex voor het komende jaar. Daarbij zal ik vanaf dit
jaar expliciet aandacht besteden aan de eventuele Nederlandse deelname aan de
VJTF, de wijze waarop deze inzet gestalte krijgt en de voorziene inzet, voorzover
bekend en openbaar.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert
(bron: Kamerbrief, 9 juli 2015)
Labels:
artikel 100,
flitsmacht,
NAVO,
NRF,
Tweede Kamer,
VJTF
vrijdag 19 juni 2015
Reacties op Kabinetsstandpunt motie van der Staaj c.s.
SGP over motie Van der Staaij: ‘eerste klap nog geen daalder waard’
“Het is goed dat het kabinet erkent dat basisgereedheid en inzetbaarheid van ons leger vooropstaan. Munitie- en materiaaltekorten moeten dringend aangepakt worden. We snappen dat er dan pas gepraat kan worden over aanschaf van extra materieel en groei van ons leger.” Dat is de eerste reactie van SGP-leider Kees van der Staaij nu het kabinet met een reactie op de eerdere motie is gekomen. (zie onderaan)
Tegelijkertijd had de SGP graag concrete bedragen gezien. Van der Staaij: “Met alleen woorden wordt Poetin niet gestopt. Er is geld nodig. En fors ook. Niet alleen in de begroting voor volgend jaar die op Prinsjesdag wordt gepresenteerd, maar ook voor de lange termijn. Het moet nu wél hard worden gemaakt. Het is jammer dat het Kabinet daar nog niet concreet in is. De bedragen die nu in de media rondgaan zijn daar absoluut niet toereikend voor”
Van der Staaij vindt dat wat er nu wordt gedaan slechts een eerste stap is: “Hiermee is de betreffende motie nog niet uitgevoerd. De SGP zal de versterking van Defensie consequent bij het kabinet op het netvlies houden. Er is nog heel wat inzet én geld nodig voordat ons leger weer in topconditie is om te kunnen doen wat we móeten doen.”
Motie-Van der Staaij
De motie-Van der Staaij c.s. roept het kabinet op het ambitieniveau van de krijgsmacht aan te passen en te waarborgen dat het niveau van defensiebestedingen gelijke tred zal houden met het noodzakelijke ambitieniveau voor onze krijgsmacht.
(bron)
GOV|MHB zwaar teleurgesteld in Kabinetsreactie op Motie-Van der Staaij
19 juni 2015
De GOV|MHB is zwaar teleurgesteld over de kabinetsreactie op de Motie-Van der Staaij. Deze teleurstelling wordt ingegeven door het feit dat het kabinet wederom geen duidelijkheid verstrekt over het noodzakelijke ambitieniveau van de krijgsmacht in de komende jaren. Daar waar miljarden euro’s over de dijk klotsen ten behoeve van een nieuw belastingstelsel lukt het dit kabinet schijnbaar niet om overeenstemming te bereiken over de financiële invulling van de Motie-Van der Staaij. Defensie en haar personeel moeten het wederom doen met intenties en mooie woorden, ondanks de signalen van onder andere de Rekenkamer dat het Kabinet jarenlang een te zware wissel op Defensie heeft getrokken en Defensie hierdoor heeft uitgewoond.
Onlangs hebben zowel de PVDA als de VVD een motie ingediend waarin aan de regering wordt gevraagd waar aanvullende middelen nodig zijn om de bestaande ambities waar te maken, dan wel aan te geven waar de ambities omlaag gaan. Dit vanwege het gebrek aan inzetbaar materieel en een tekort aan personeel. Goede vragen van de regeringspartijen, maar deze zijn afgelopen weken al beantwoord met de Kamerbrieven over materiele knelpunten en de personeelsrapportage.
De GOV|MHB bespeurt een tendens dat, in plaats van in Defensie te investeren, er geld gevonden gaat worden door het verlagen van het ambitieniveau. Uit de Kamerbrieven over de verlenging van de missies blijkt dat het ambitiesniveau, in lijn met het bovenstaande, al naar beneden is bijgesteld. Vanwege materiele tekortkomingen en personele tekorten kunnen deze missies niet meer met eenzelfde ambitieniveau worden uitgevoerd.
Ondanks de ‘positieve’ signalen die nu worden uitgezonden wordt het defensiepersoneel wederom blij gemaakt met een dode mus. Het (uitgewoonde) ‘can do’ defensiepersoneel verwacht als tegenprestatie een ‘can do’ van dit kabinet. Tot op heden wordt hier echter nog steeds geen invulling aan gegeven en wordt ze weer aan het lijntje gehouden. Het wordt hoog tijd dat er daadwerkelijk invulling wordt gegeven aan de steeds weer genoemde ‘trendbreuk’. Van een trendbreuk is alleen sprake als dit leidt tot een meerjarig, Kamer breed gedragen, plan dat er uiteindelijk zorg voor draagt dat er weer sprake is van een gezonde defensieorganisatie. Een organisatie waarbij daadwerkelijk sprake is van een voor haar taak berekende krijgsmacht, met modern en innovatief materieel en die volledig gevuld is met goed opgeleid, getraind en gemotiveerd personeel. Alleen dan is er toekomstperspectief voor Defensie en haar personeel én kan de jarenlange neerwaartse spiraal ten positieve worden gekeerd.
(bron)
“Het is goed dat het kabinet erkent dat basisgereedheid en inzetbaarheid van ons leger vooropstaan. Munitie- en materiaaltekorten moeten dringend aangepakt worden. We snappen dat er dan pas gepraat kan worden over aanschaf van extra materieel en groei van ons leger.” Dat is de eerste reactie van SGP-leider Kees van der Staaij nu het kabinet met een reactie op de eerdere motie is gekomen. (zie onderaan)
Tegelijkertijd had de SGP graag concrete bedragen gezien. Van der Staaij: “Met alleen woorden wordt Poetin niet gestopt. Er is geld nodig. En fors ook. Niet alleen in de begroting voor volgend jaar die op Prinsjesdag wordt gepresenteerd, maar ook voor de lange termijn. Het moet nu wél hard worden gemaakt. Het is jammer dat het Kabinet daar nog niet concreet in is. De bedragen die nu in de media rondgaan zijn daar absoluut niet toereikend voor”
Van der Staaij vindt dat wat er nu wordt gedaan slechts een eerste stap is: “Hiermee is de betreffende motie nog niet uitgevoerd. De SGP zal de versterking van Defensie consequent bij het kabinet op het netvlies houden. Er is nog heel wat inzet én geld nodig voordat ons leger weer in topconditie is om te kunnen doen wat we móeten doen.”
Motie-Van der Staaij
De motie-Van der Staaij c.s. roept het kabinet op het ambitieniveau van de krijgsmacht aan te passen en te waarborgen dat het niveau van defensiebestedingen gelijke tred zal houden met het noodzakelijke ambitieniveau voor onze krijgsmacht.
(bron)
GOV|MHB zwaar teleurgesteld in Kabinetsreactie op Motie-Van der Staaij
19 juni 2015
De GOV|MHB is zwaar teleurgesteld over de kabinetsreactie op de Motie-Van der Staaij. Deze teleurstelling wordt ingegeven door het feit dat het kabinet wederom geen duidelijkheid verstrekt over het noodzakelijke ambitieniveau van de krijgsmacht in de komende jaren. Daar waar miljarden euro’s over de dijk klotsen ten behoeve van een nieuw belastingstelsel lukt het dit kabinet schijnbaar niet om overeenstemming te bereiken over de financiële invulling van de Motie-Van der Staaij. Defensie en haar personeel moeten het wederom doen met intenties en mooie woorden, ondanks de signalen van onder andere de Rekenkamer dat het Kabinet jarenlang een te zware wissel op Defensie heeft getrokken en Defensie hierdoor heeft uitgewoond.
Onlangs hebben zowel de PVDA als de VVD een motie ingediend waarin aan de regering wordt gevraagd waar aanvullende middelen nodig zijn om de bestaande ambities waar te maken, dan wel aan te geven waar de ambities omlaag gaan. Dit vanwege het gebrek aan inzetbaar materieel en een tekort aan personeel. Goede vragen van de regeringspartijen, maar deze zijn afgelopen weken al beantwoord met de Kamerbrieven over materiele knelpunten en de personeelsrapportage.
De GOV|MHB bespeurt een tendens dat, in plaats van in Defensie te investeren, er geld gevonden gaat worden door het verlagen van het ambitieniveau. Uit de Kamerbrieven over de verlenging van de missies blijkt dat het ambitiesniveau, in lijn met het bovenstaande, al naar beneden is bijgesteld. Vanwege materiele tekortkomingen en personele tekorten kunnen deze missies niet meer met eenzelfde ambitieniveau worden uitgevoerd.
Ondanks de ‘positieve’ signalen die nu worden uitgezonden wordt het defensiepersoneel wederom blij gemaakt met een dode mus. Het (uitgewoonde) ‘can do’ defensiepersoneel verwacht als tegenprestatie een ‘can do’ van dit kabinet. Tot op heden wordt hier echter nog steeds geen invulling aan gegeven en wordt ze weer aan het lijntje gehouden. Het wordt hoog tijd dat er daadwerkelijk invulling wordt gegeven aan de steeds weer genoemde ‘trendbreuk’. Van een trendbreuk is alleen sprake als dit leidt tot een meerjarig, Kamer breed gedragen, plan dat er uiteindelijk zorg voor draagt dat er weer sprake is van een gezonde defensieorganisatie. Een organisatie waarbij daadwerkelijk sprake is van een voor haar taak berekende krijgsmacht, met modern en innovatief materieel en die volledig gevuld is met goed opgeleid, getraind en gemotiveerd personeel. Alleen dan is er toekomstperspectief voor Defensie en haar personeel én kan de jarenlange neerwaartse spiraal ten positieve worden gekeerd.
(bron)
Abonneren op:
Posts (Atom)