woensdag 13 november 2013

Inbreng VVD en PvdA, debat begroting Defensie

TK debat begroting Defensie, 1ste termijn, 13 nov 2013

('gestripte' teksten: d.w.z. dat interrupties zijn weggelaten)

De heer Vuijk (VVD):
Voorzitter. De inzet van de kabinetten-Rutte I en II is een kleine, slagvaardige overheid. Vanuit die visie worden in deze kabinetsperiode alle departementen gereorganiseerd en hervormd. De belangrijkste opgave van dit kabinet is het op orde brengen van de overheidsfinanciën zodat er weer ruim baan is voor economische groei. De minister van Defensie heeft de opgave, een reorganisatie door te voeren en tegenvallers binnen de eigen begroting op te lossen. Dit kabinet brengt de defensie-uitgaven binnen het daarvoor beschikbaar gestelde budget. Over de ingrijpende maatregelen bij Defensie is vorige week bijna veertien uur gesproken. Collega Jasper van Dijk memoreerde dat net al. Het was een bijzondere sessie, met heel korte pauzes, waarin wij uitvoerig het hele defensiebeleid hebben doorgelopen. Toch is er nog ruimte om ook nu nog wat zaken aan de orde te stellen.

De VVD wil dat dit kabinet binnen het beschikbare budget een sterke krijgsmacht op de been houdt om onze burgers een veilig land te bieden waar in vrijheid geleefd kan worden. Vandaag zal ik met de collega's en de minister kijken naar de krijgsmacht van morgen. Hoe zal deze eruitzien? Waarom zal deze er zo uitzien? Wat gaan wij ermee doen?

Ik haal een paar zinnen uit het verleden aan. "Niemand kan op dit ogenblik nog met zekerheid voorspellen wat in de toekomst de internationale verhoudingen van onze strijdkrachten zullen eisen. Vaststaat in elk geval dat wij geen gevaarlijke risico's mogen lopen, dat wij eerdere lessen niet mogen vergeten; regering en volk mogen zich niet van de wijs laten brengen, zich niet laten verleiden tot schipperen met onze hoogste belangen." Deze woorden worden vanuit 1946 tot ons gericht. Toenmalig luitenant-generaal prins Bernhard benadrukte dat ons leger, onze vloot en onze luchtmacht door de volksvertegenwoordiging en door de regering, ja, door het gehele volk, gedragen en gesteund moeten worden. Het zijn historische woorden, die vandaag nog steeds van grote betekenis zijn. Ook in 2014 zullen de internationale verhoudingen onzeker zijn en is werken aan draagvlak voor de krijgsmacht nog steeds heel belangrijk.

Ik zie dat het kabinet, de minister, de Commandant der Strijdkrachten en mensen in de onderscheidende krijgsmachtdelen deze belangrijke taak van maatschappelijk draagvlak goed oppakken. Zij communiceren dagelijks over de praktische en indrukwekkende belevenissen in hun belangrijke werk via de media en de social media. De krijgsmacht heeft een unieke plaats in ons staatsbestel met een concrete opdracht. Die concrete opdracht ligt vast. Het is een opdracht voor de verdediging en bescherming van de belangen van ons Koninkrijk en voor de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. Daarvoor is er een krijgsmacht.

Toch is er veel gebeurd de afgelopen jaren. Het grote staande leger dat Nederland had tijdens de Koude Oorlog is er niet meer en wij zien een veranderende wereldorde. De Verenigde Staten wenden zich af van Europa en richten zich op Azië. Dit betekent dat Europa zichzelf moet kunnen verdedigen en beveiligen. Het moet zijn eigen boontjes kunnen doppen, zoals op zijn Hollands gezegd kan worden. Het is een groeiende verantwoordelijkheid die zich nu al laat voelen door de zogenaamde Arabische Lente in Noord-Afrika; de VVD ziet daar helemaal geen lente, maar ziet daar slechts duisternis. Aan de zuidgrens van Europa dreigen groeiend terrorisme en onbeheersbare vluchtelingenstromingen vanuit fragiele staten. Wij kunnen deze dreiging niet negeren. Wij kunnen niet wegkijken. Wij kunnen de kop er niet voor in het zand steken. Juist tegen de achtergrond van deze veranderende internationale verhoudingen sprak de VVD eerder, in het voorjaar, uit dat het weleens zo kan zijn dat de defensie-uitgaven van ons land in een volgende kabinetsperiode opnieuw bekeken moeten worden.

(...)

Er zou volgens de VVD best nog eens nagedacht kunnen worden. Ik plaats er echter ook meteen een kritische kanttekening bij over de waarde van allerlei normen. Men kent de norm van de NAVO: 2% van het bnp. Men kent ook de norm van Europa waarin gemiddeld 1,6% van het bnp besteedbaar is voor defensie. Wij zitten daaronder. Ik wil een kritische kanttekening bij de waarde van deze normen plaatsen. Nederland heeft aantoonbaar een van de meest efficiënte krijgsmachten ter wereld, ook met veel slagkracht per euro. Er zijn landen in de wereld, zelfs in Europa, die verhoudingsgewijs veel meer aan defensie uitgeven dan ons land, maar die we in noodzakelijke internationale missies en operaties nooit zien.

(...)

De VVD staat voor een realistische politiek. Dat woord werd zojuist al een paar keer genoemd. De VVD ziet nog geen eeuwige vrede. De VVD weet dat veiligheid niet vanzelfsprekend is. Het niet hebben van een goede defensie komt ons land uiteindelijk duur te staan. Dat kost ons uiteindelijk veel geld. Piraterij bijvoorbeeld kost het bedrijfsleven internationaal 7 miljard. Cyberaanvallen hebben het Nederlandse bedrijfsleven het afgelopen jaar meer dan 20 miljard gekost. Zo kun je doorgaan. Fragiele staten kosten de wereld meer dan 180 miljard per jaar. De bronnen zijn helder. Het HCSS heeft dat in het rapport De Waarde van Defensie netjes voor ons becijferd. Degenen die het wereldnieuws volgen kunnen dagelijks zien dat de wereld echt geen veilige omgeving is. Zij kunnen zien dat onze vrijheid van denken, onze vrijheid van spreken en van doen dagelijks met de inzet van geweld wordt bevochten. Zij kunnen ook dagelijks zien dat er voor ons wordt gevochten door jonge mensen die voor onze vrijheid lichaam, geest of soms zelfs hun leven opofferen. Onze mensen, onze militairen vechten ver buiten onze landsgrenzen tegen gevaarlijke, ongekend wrede vijanden die het gebruik van grof geweld ook tegen onschuldige burgers niet schuwen. Voor de VVD is het zonneklaar dat het internationale dreigingsbeeld, onze internationale veiligheidsstrategie en de nota In het belang van Nederland wijzen op de noodzaak van een veelzijdig inzetbare krijgsmacht. De VVD ziet dat als een fundamentele keuze.

De regering kiest ook voor een krijgsmacht die veelzijdig inzetbaar is, veelzijdig inzetbaar in alle soorten conflicten. Juist omdat de wereld onveilig is en de toekomst bijzonder onzeker is moet Nederland met de bondgenoten goed voorbereid zijn. We moeten immers de volgende oorlog winnen en niet de vorige. De VVD vindt het van essentieel belang dat onze krijgsmacht tijdens conflicten altijd meer kan escaleren dan onze vijand, dat we voldoende gevechtskracht, vuurkracht zo men wil, op de mat kunnen leggen. In militair jargon, onze krijgsmacht beschikt over escalatiedominantie tot in het hoogste geweldsspectrum en op het hoogste geweldsniveau. Juist dat is iets waarover wij met de SP van mening verschillen. De regering kiest voor nog meer internationaal samenwerken. Nederland is de 17de economie in de wereld. Wij verdienen onze welvaart in en aan het buitenland.

Al decennia lang neemt Nederland onafgebroken deel aan internationale missies. Wij pakken onze rol. Achtereenvolgende regeringen zeggen praktisch nooit nee als er een beroep op ons wordt gedaan. De VVD beseft dat ons land niet alleen en zelfstandig de eigen veiligheid kan garanderen. Wij zorgen voor onze veiligheid samen met onze bondgenoten. De NAVO blijft de hoeksteen van ons veiligheidsbeleid. Dat betekent dat wij vertrouwen op onze bondgenoten. Dat betekent dat wij, als wij in nood verkeren, op onze bondgenoten kunnen vertrouwen, maar ook dat zij op ons kunnen vertrouwen en dat wij er zijn als zij ons nodig hebben. Ook dat is een vraag die wij regelmatig in de Kamer zien terugkeren. Defensie moet ervoor zorgen dat men voldoende is uitgerust, voldoende is getraind en over de goede spullen beschikt. De regering kiest voor verdergaande internationale samenwerking, door nauw samen te werken op operationeel niveau. Ook daarover is afgelopen woensdag al het nodige gezegd. Ik noem als voorbeelden de samenwerking tussen de marines van België en Nederland, de samenwerking van luchtmachten in het EATC als het gaat om luchttransport en de samenwerking van de landmacht met eenheden in Duitsland. Nieuw is bijvoorbeeld de ontwikkeling van de gezamenlijke bewaking van het luchtruim met België. De VVD benadrukt in dit verband de noodzaak dat ons land de basisgevechtscapaciteit zelf goed op orde houdt. Op dat punt kun je niet te veel samenwerken. Je kunt wel samenwerken, maar je kunt het niet uit handen geven. Er liggen voor verdergaande internationale samenwerking vooral kansen op het vlak van pooling and sharing van ondersteunende capaciteiten en op het vlak van taakspecialisatie van nichecapaciteiten. Ik noem in dat verband nogmaals de Patriots.

Ook ziet de VVD goede kansen voor internationale samenwerking binnen de NAVO en binnen de EU. Wij hebben daar gisteravond uitgebreid over gesproken. Wij blijven wel volhouden dat de EU daarbij ook de NAVO dient. Zo blijf je samen sterk.

Ik wil nog vier onderwerpen extra onder de aandacht brengen bij de regering.

Ik borduur voort op deze discussie, die de kern raakt van het beleid van deze regering en van waar deze minister zich persoonlijk voor inzet in de internationale verhoudingen en in Europa. Daar past bij dat Nederland beseft — de VVD beseft dat in ieder geval — dat ons land niet in zijn eentje en zelfstandig de eigen veiligheid kan garanderen. Wij zorgen voor onze veiligheid samen met onze bondgenoten. Enerzijds vertrouwen wij erop dat onze bondgenoten ons helpen, en anderzijds moeten onze bondgenoten erop kunnen vertrouwen dat wij, als zij ons om hulp vragen, niet lichtvaardig zeggen: nou, dat komt ons niet goed uit. Als wij op onze bondgenoten vertrouwen, moeten onze bondgenoten ook op ons kunnen vertrouwen.

Ik ga een stap verder in mijn betoog. Ik wilde nog een paar onderwerpen onder de aandacht van de minister brengen, namelijk digitale oorlogsvoering, samenwerking binnen Defensie en het groeiend besef dat militair zijn geen baan voor het leven is. Buitenlandse cybereenheden bedreigen onze vitale infrastructuren via internet. De VVD beseft dat digitale oorlogsvoering in toenemende mate in staat is om ons land maatschappelijk te ontwrichten. Dat geldt nu al voor cybercriminelen en cyberspionage. Defensie ontwikkelt zelf cybercapaciteit. Die kan defensief en offensief worden ingezet. De VVD wil graag van de minister weten hoe het staat met die offensieve cybercapaciteit die in 2011 is ingezet. Wij overwegen een motie in te dienen maar wachten eerst de antwoorden van de minister af.

De VVD vindt ook dat de onderscheidende krijgsmachtonderdelen nog wat goedkoper zouden kunnen werken door nog veel meer samen te werken, door nog meer samen te trainen en door nog meer gezamenlijk gebruik te maken van faciliteiten. Er kan gezamenlijk materieel worden ontwikkeld, verworden of geëxporteerd. Ook kan gezamenlijk, op internationaal niveau, worden opgeleid en geoefend. Wij vragen de minister om nog eens toe te lichten waarom die internationale samenwerking goed is. We hoorden zojuist collega's voortdurend prikken. Waar liggen de grenzen? Ook de VVD blijft buitengewoon nieuwsgierig naar de opvatting van de minister hierover. Hierover hebben we gisteravond al uitgebreid gesproken, maar volgens mij is het goed om in het debat voortdurend die grens op te zoeken. Waar zit het precies?

Ik was gebleven bij de extra aandacht voor de internationale samenwerking. Mevrouw Eijsink reageerde op deze opmerking en ik ben eigenlijk niet verder gekomen dan de eerste zin. Doen waar wij goed in zijn. Daarmee reageer ik nog een keer op de opmerking van de heer Knops over de taakspecialisatie. De Patrioteenheden zijn daar een voorbeeld van. Dat kunnen wij goed. Wij hebben daar goede mensen voor en wij hebben goede spullen. Wij kunnen die spullen beschikbaar stellen binnen de NAVO. Naast Nederland leveren alleen Duitsland en de VS Patriots. Andere voorbeelden van niches zijn de onderzeeërs en de special forces, die wij nu ook gaan inzetten. De regering heeft in ieder geval het besluit hiertoe genomen. Met het beschikbaar stellen van nichecapaciteiten levert ons land een waardevolle bijdrage aan het realiseren van internationale veiligheid.

Mijn laatste punt betreft extra aandacht voor de soevereiniteit, het daadwerkelijk operationeel beschikbaar stellen van militaire capaciteiten. Vorige week hoorde ik de Commandant der Strijdkrachten in een gesprek met getroffen veteranen zeggen: militairen laten de Nederlandse leeuw brullen, zij kunnen zijn tanden laten zien en zij kunnen hem laten doorbijten als dat nodig is. Ik zei net oneerbiedig dat wij nog een deuk in een pakje boter kunnen slaan. Hier gaat het echt om. Regeringsverantwoordelijkheid gaat over het besluit ten strijde te trekken. Wie bepaalt uiteindelijk de inzet van het ultieme geweldsinstrument? Daarmee is de cirkel rond en zijn wij weer bij het begin van de discussie over het Benelux-leger. De VVD blijft van mening dat de ultieme verantwoordelijkheid voor de veiligheid van ons land en de inzet van militairen bij de nationale regering hoort te liggen en ook moet blijven liggen.

Ik kom nog even terug op de inzet van militairen en die samenwerking. Volgens mij heb ik zo-even een punt laten liggen. Bij die steeds verdergaande samenwerking tussen de krijgsmachtdelen, waar wij voor pleiten, om tot effiency te komen en om minder kosten te maken voor de instandhouding van de krijgsmacht, speelt nog iets anders een rol, namelijk de eigenheid van de krijgsmacht. Het gaat om het respect voor de historische tradities van de onderscheiden delen van de krijgsmacht en van de regimenten. Die tradities blijven van groot belang voor de onderlinge kameraadschap en de hechte onderlinge verbondenheid van militairen en hun families. Als je kijkt naar het spanningsveld tussen de wens tot veel meer samenwerking en het dichter naar elkaar toegaan van de krijgsmachtonderdelen, en de waarde die wordt toegekend aan de historie en wat militairen specifiek tot militairen maakt, is de vraag of daar grenzen aan zijn als je naar meer samenwerking zoekt. Wat maakt militairen tot die bijzondere mensen die echt voor elkaar gaan en die letterlijk en figuurlijk voor elkaar door het vuur gaan? De VVD blijft zoeken naar efficiency en effectiviteit, maar wij zien daar nog een zekere spanning. Wij overwegen op dit onderwerp een motie in te dienen.

Ik kom aan mijn laatste onderwerp. De krijgsmacht is veranderd van een groot staand leger in een flexibele krijgsmacht. Militairen hebben kennis die voor bedrijven bruikbaar is en andersom. Militairen kunnen tijdelijk of vast terecht in het bedrijfsleven en andersom. Militair is geen baan voor het leven. Met outsourcing komen militairen in het bedrijfsleven terecht, als reservisten komen mensen uit het bedrijfsleven binnen Defensie terecht. Ik heb met instemming gezien dat er nu een reservistenbureau is. Kan de minister toelichten hoe dit in zijn werk gaat? Ik ben met name geïnteresseerd in de omvang die dit bureau moet krijgen. Wil de minister de mogelijkheden van outsourcen en van reservisten nog meer te betrekken bij het personeelsbeleid? Ik hoor graag welke mogelijkheden de minister daarvoor ziet.

Ik startte mijn betoog met de belofte iets te zeggen over de krijgsmacht van morgen — hoe die krijgsmacht eruit zal zien — en over het waarom van de krijgsmacht: waarom zal die krijgsmacht er zo zal uitzien? Ik heb gewezen op de onveilige wereld, de onzekere toekomst, de veranderende internationale verhoudingen. Ik vat samen dat de krijgsmacht van morgen een veelzijdig inzetbare krijgsmacht is die in alle conflicten overal ter wereld kan optreden, een krijgsmacht die internationaal hecht samenwerkt, die internationaal gezien zeer efficiënt en effectief is en die internationaal meedoet. Dit alles voor onze eigen vrijheid, onze eigen welvaart en onze eigen veiligheid.

(…).

In 2010 zijn er allerlei besluiten genomen en daaruit vloeit de huidige grote reorganisatie van Defensie voort. In het verkiezingsprogramma van 2012 heeft de VVD nog een keer nadrukkelijk aangegeven geen voorstander te zijn van extra bezuinigingen op Defensie. Een aantal andere partijen heeft dat wel aangegeven.

Ik vind dat het kabinet zich tot nu toe op een bijzondere manier heeft waargemaakt door Defensie te ontzien. Die kreet gebruiken wij ook iedere keer. Ik heb met de heer Knops discussies gehad over de vraag of er nu wel of niet wordt bezuinigd. Daarover kun je met elkaar van mening verschillen, maar wij hanteren de opmerking dat Defensie wordt ontzien. Daar houden we het in dat verband ook even bij. Ik vind dat er bij het vaststellen van het regeerakkoord in 2012 een buitengewoon goede prestatie is neergezet door de stand bij Defensie als het ware op nul te houden, terwijl op heel veel andere beleidsterreinen enorm wordt bezuinigd. Ik wil dat daarom niet al te gemakkelijk wegpoetsen en ook niet al te gemakkelijk zeggen: u moet nog maar even een extra statement maken, want ik vind dat wij al voldoende statements hebben gemaakt. Ik verklaar hier onmiddellijk bij dat ik bereid ben om straks met de heer Knops nog even naar de motie te kijken.

Mevrouw Eijsink (PvdA): 
Voorzitter. Mevrouw Günal-Gezer zal het deel over materieel voor haar rekening nemen.

Afgelopen vrijdag en zaterdag hadden wij fantastisch bezoek in de Tweede Kamer. Er waren zo'n 1.400 tot 1.500 veteranen, ook actief dienende veteranen, met hun partners, met hun vrouwen en soms met kinderen, met begeleiders van het ABP en van veteraneninstituten. Wat ons bindt, zijn de mannen en vrouwen die we uitzenden, de veteranen en de zorg die zij nodig hebben. Het maakt hierbij niet uit aan welke missie je hebt meegedaan of welke kleur je partij heeft. Er waren veel collega's. Ik vond het fantastisch. Ik wil hierbij ook de mensen bedanken die het grootste deel hebben georganiseerd. Die mensen zijn hier ook in de zaal aanwezig. Zij verdienen het, want zonder hen was dit niet gebeurd. We hebben een prachtige dag gehad op vrijdag en zaterdag. De minister, de Voorzitter en allerlei andere mensen waren erbij aanwezig. Het was fantastisch.

Gisteravond hebben we ook een heel goed debat gevoerd over de Europese defensiesamenwerking. Het was al eerder genoemd door een collega. De minister heeft hierbij het mandaat gekregen om volgende week ter voorbereiding van de Europese Raad over het rapport van de Hoge Vertegenwoordiger Ashton ook nog eens diep te spreken over de politieke dimensie. Het gaat hierbij om de vraag hoe parlementen meer gaan samenwerken in het kader van uitzendingen en wat dat betekent voor de soevereiniteit. Ik kan alleen maar onderschrijven dat ik de minister van harte steun in de discussie die ze al vanaf februari met deze Kamer voert. Wat de Partij van de Arbeid betreft, komt dit brede mandaat haar zeer toe. Ik ben nieuwsgierig naar het verslag van deze bijeenkomst, de verdere uitwerking en de aanpassing van het rapport van de Hoge Vertegenwoordiger.

Wij hebben vorige week al lang gesproken over de nota In het belang van Nederland, het afwegingskader, de operationele duurzaamheid, de financiële duurzaamheid en de samenwerking. Kortom, er ligt veel voor. Er is veel besproken en er moet nog veel worden gedaan. Deze gesprekken en deze debatten in de Kamer zijn momentopnames. De lange termijn gaat met name over de investeringsartikelen. Gelet op de life cycle cost en wat er allemaal moet gebeuren, hebben we stappen gezet. Die gaat de minister verder uitwerken. Het gaat allemaal nog gebeuren. Ik heb de nota bij mij. Het plan van aanpak bestaat uit vijf stappen. In 2015 moet het allemaal uitgewerkt zijn. Dan is al het eerste evaluatiemoment. Wanneer kan de Kamer meer informatie over dit evaluatiemoment ontvangen? Het is natuurlijk niet niks. De life cycle cost en de investeringsexploitatie waren altijd de bottleneck als het gaat om het financieel op orde krijgen van Defensie. Daar lagen veelal de moeilijkheden.

Ik heb twee korte vragen over het DienstenCentrum Re-integratie. De minister heeft gereageerd middels een brief. Zij heeft gezegd dat het bijna op orde is. Ik vraag haar om toch te reageren op mijn vraag van vorige week. Er wordt keihard gewerkt bij DCR, maar er zijn wel problemen. Er zijn wat mij betreft te weinig handen. Wil de minister daarop reageren?

De volgende vraag gaat over genderresolutie 1325. Die is afgelopen maandag bij het overleg over het BIV ook aan de orde geweest. Ik hoorde dat de heer Van Ojik op dit punt een motie heeft ingediend. Wij vinden het met zijn allen van belang, maar dat betekent ook dat je er capaciteit, dus personeel, voor moet hebben. Ik ga ervan uit dat er binnen de krijgsmacht één iemand is die zich hier volledig mee bezig houdt. Ik heb begrepen dat het bij de CIMIC zit. Is dat verkeerd? Mijn antwoord op die vraag is nee. Is het zichtbaar? Mijn antwoord op die vraag is ook nee. Graag krijg ik hierop een reactie.

Ik kom op de landmacht. We hebben gisteravond de brief binnengekregen. Het ging mij te snel om daar vandaag op te reageren. Ik zal bij de procedurevergadering om een technische briefing vragen.
Het is fantastisch dat morgen al een defensievliegtuig vertrekt met transport voor noodhulp aan de slachtoffers van de tyfoon in de Filippijnen. Mijn fractie onderschrijft deze vorm van samenwerken op het gebied van defensie en ontwikkelingssamenwerking. Hierbij worden mogelijkheden, middelen en mensen aan elkaar gekoppeld.

Afsluitend wil ik de minister bedanken voor haar nota, voor het gesprek en het debat tot dusver. Ook wil ik de Rekenkamer bedanken en het ministerie van Financiën, want zij zullen datgene wat voorligt samen uitwerken. Nu is die controletaak van de Kamer dus een momentopname, maar volgend jaar komen we er zeker op terug.

(…)

De uitzendbescherming is van groot belang. Daarover hebben de vakbonden terecht afspraken gemaakt voor het personeel van Defensie. Die afspraken mogen niet zomaar opzij worden gezet, maar volgens mij wordt er goed overleg over gevoerd. Ik herhaal: de uitzendbescherming — ik heb het jaren meegemaakt — is van groot belang. Dat heeft ook te maken met mijn opmerking over de zorg en nazorg voor onze mensen. Het begint bij de uitzendbescherming. Wij moeten goed kijken naar het te lang uitzenden van mensen, naar het te lang van huis zijn van mensen, en naar de omstandigheden waaronder het uitzenden plaatsvindt. De PvdA vindt dat zeer belangrijk, los van welke missie het betreft. We hebben in de loop van de tijd verschillende missies gehad. Er hebben ook aanpassingen plaatsgevonden. Neem de missie naar Afghanistan. De uitzending is aangepast van zes naar vier maanden. Dat gold ook voor de uitzending naar Irak. Dat was de allereerste keer. De uitzending was eerst voor zes maanden, maar vanwege klimatologische omstandigheden is die periode naar vier maanden gegaan. Ik heb de afgelopen jaren geconstateerd dat, als ergens sprake was van speciale omstandigheden voor de individuele militair, de individuele burger, Defensie daar uitstekend op reageert. De uitzendbescherming als totaal is van groot belang. Wij zullen daar nog naar kijken, onafhankelijk van de missie, want er ligt nog geen verder verzoek met betrekking tot de Patriot voor.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): 
Voorzitter. Ik ben blij dat ik vandaag als woordvoerder defensiematerieel het woord mag voeren, want dat geeft mij de kans om onze militairen mijn dankbaarheid en waardering uit te spreken namens mijn fractie, de fractie van de PvdA. Immers, het materieel staat natuurlijk niet op zichzelf. Het staat ten dienste van onze mannen en vrouwen die hun werk onder risicovolle omstandigheden moeten uitvoeren. Ze moeten in staat worden gesteld om dat werk zo goed en zo veilig mogelijk te doen.

Ik ga een aantal onderwerpen uit de begroting aan de orde stellen, te beginnen bij de marine. Het succes van de Nederlandse deelname aan de piraterijbestrijding laat zien hoe belangrijk het is om te kunnen beschikken over een goed uitgeruste marine. Ook beschikt Nederland over verkenners van de maritieme cluster. Een belangrijke vraag hierbij is hoe we ervoor kunnen zorgen dat deze kennis behouden blijft en het marinematerieel op orde.

De PvdA-fractie vindt het een goede zaak dat het Joint Support Ship (JSS) behouden blijft en dat de minister gaat onderzoeken in hoeverre dit schip in internationale samenwerkingsverbanden gebruikt kan worden. Hoe zit het met de oorspronkelijk geplande kade in Den Helder om met het schip vanuit en in Den Helder te kunnen werken? Het schip is te lang en vereist een bepaalde kadelengte die er nu niet is. Dit onderwerp is niet teruggekomen bij de gesprekken over begrotingsafspraken. Uiteraard zijn wij blij dat het JSS doorgaat, maar we willen voorkomen dat Defensie met enorme exploitatiekosten achteraf geconfronteerd wordt, omdat men anders afhankelijk is van de commerciële haven in Vlissingen.

De inzet van mijn fractie is om alle faciliteiten duidelijk te hebben die aan de voorkant nodig zijn om het JSS in vaart te nemen en te houden, evenals de investeringen die daarmee gepaard gaan. Daarop wil ik een helder antwoord van de minister krijgen. Behalve over het JSS beschikt de Koninklijke Marine ook nog over drie grote projecten, namelijk fregatten, mijnenbestrijding en onderzeeboten. Hoe ziet de minister de toekomstige investeringen in het zogeheten blauwe cluster? Om dezelfde succesvolle stappen op het vlak van technologie en bedrijfsvoering als bij de patrouilleschepen te kunnen zetten, is nog wel het nodige denkwerk vereist. Welke speerpunten op het vlak van technologie en bedrijfsvoering zijn er bij de volgende generatie platforms voor de Marine? Wanneer gaat de minister de voorbereidingen opstarten, ook in internationaal verband? Op welke termijn wordt het overleg hierover gestart?

Het richtsnoer van een investeringsquote van 20% blijft in de begroting overeind. In deze begroting wordt dat percentage, ook op de lange termijn, niet bereikt. Dat was in de vorige begroting wel het geval. Bovendien is het dal in de grafiek dieper dan in de grafiek die in de vorige begroting stond. De stijgende lijn van de investeringsquote is een jaar uitgesteld, maar een toelichting ontbreekt. Welke projecten worden uitgesteld? Kan de minister toezeggen om in volgende begrotingen een toelichting bij de berekening van de investeringsquote op te nemen, inclusief verwijzingen naar gebruikte gegevens uit diezelfde begroting? Kan de minister toelichten waarom zowel de daling als de stijging in de grafiek van de investeringsquote een jaar is uitgesteld? Welke investeringen zijn uitgesteld of afgesteld? Wijkt de ontwikkeling van de investeringsquote in Nederland af van die in de ons omringende landen, waar ook wordt bezuinigd op defensie?

Zoals al eerder is gezegd, is door de begrotingsafspraken het toekomstperspectief van zowel het JSS als het 45ste pansterinfanteriebalaljon veranderd. De Partij van de Arbeid is daarmee blij. Dit heeft echter ook gevolgen voor het bevoorradingsschip Zijner Majesteits Amsterdam. Dat schip zou tot 2020 in de vaart blijven, maar wordt door het behoud van het JSS overbodig. Dit schip wordt dus alsnog uit de vaart genomen en gereedgemaakt voor afstoting. Dit gebeurt, terwijl er nog verschillende projecten sinds 2008 op de lijst van af te stoten materieel staan en nog altijd niet zijn verkocht. Het is ook niet duidelijk waarom ze in 2013 nog niet zijn verkocht. Daarom wil ik van de minister weten of er wel een markt is voor dit materieel. Hoe zijn de vooruitzichten? Zijn ze reëel? In hoeverre zijn de bedragen die opgenomen zijn in de begroting nog reëel?

Ik wil nog iets zeggen over de samenwerking tussen Defensie en het bedrijfsleven. Mijn fractie vindt samenwerking tussen de defensie-industrie en kennisinstellingen een belangrijk punt bij het verwerven van materieel. Deze samenwerking is niet alleen voor Defensie belangrijk, maar voor de hele Nederlandse economie en voor de werkgelegenheid. Investeringen in innovatie, kennis en nieuwe technologieën verdienen zich bovendien meer dan terug. Een goed voorbeeld van samenwerking met de industrie is de samenwerking bij het zogenaamde Land Maintenance Initiative. Wanneer worden vervolgstappen gezet bij deze samenwerking? Die zijn nodig om tot meer verdieping en verbreding te komen.

Het outsourcen van diensten kan Defensie ontzorgen en perspectief bieden op besparingen. De daaruit voortkomende voordelen kunnen vervolgens worden gebruikt voor het op peil houden van de operationele capaciteit. Daarom is het van belang dat de beoogde projecten voor outsourcing voortvarend worden uitgevoerd. Tot nu toe zijn weinig concrete resultaten bereikt. Wat is daarvan de reden? Waarom worden projecten steeds uitgesteld?

Er zijn bij de partners grote zorgen over de ICT-sourcing. Besluitvorming daarover is in aantocht. Op basis van negatieve ervaringen uit het verleden heeft de gehele industrie en de professionele ICT-wereld Defensie met klem aangeraden om deze outsourcing in één kavel aan te besteden, en dus niet op te knippen. Toch wil Defensie dit gaan opknippen in twee kavels. Ook uit de conclusies van het door Defensie zelfs aangevraagde advies blijkt dat aanbesteden in één kavel beter is. Duitsland is ons daarbij voorgegaan. Daar heeft men het project in één kavel aanbesteed. Dit kon daar worden afgerond binnen het gestelde budget en de beschikbare tijd. Is de minister op de hoogte van de adviezen om ICT-sourcing als één kavel bij één partij aan te besteden en niet op te knippen? Kan zij toezeggen dat zij deze adviezen, en het goede voorbeeld uit Duitsland, zal overnemen? Kan zij garanderen dat Defensie niet weer zelf het wiel gaat uitvinden?

Een ander moeizam outsourcingproject is het onderhoud van de Cougar. Het principebesluit is al in 2011 genomen, maar er is nog steeds geen duidelijkheid, terwijl de helikopter nog maar enkele jaren in operationele dienst blijft. Kan de minister zich inzetten voor een snelle eindsprint in dit project?
Mijn laatste punt gaat over CODEMO, het fonds waarop ik vorig jaar samen met collega Vuijk een amendement heb ingediend. De PvdA-fractie is zeer enthousiast over de inzet van dit fonds, waarmee de ontwikkeling van innovatieve militaire producten door midden- en kleinbedrijf financieel ondersteund wordt. Bij Defensie en het bedrijfsleven is er veel tevredenheid over het fonds, maar er zijn nog een aantal aandachtspunten die ik graag aan de minister mee geef, om daarop te reageren. Omdat het fonds een virtueel en geen fysiek fonds is, werkt dat vertragend voor de ingediende projecten. Het geld ligt niet op de plank, maar zit in de projecten, waar de ingediende innovatieve producten qua behoefte bij moeten passen. Het zou het hele proces van doorlooptijden aanzienlijk verkorten als het omgezet kan worden naar een echt fysiek fonds. Dit is ook belangrijk voor het kunnen inboeken van de royalty's die terug moeten komen. Is de minister bereid, CODEMO zo snel mogelijk om te zetten in een echt fonds? Hoewel het fonds eigenlijk is opgericht om mkb-bedrijven te ondersteunen bij de ontwikkeling van innovatieve producten, gebeurt het in de huidige situatie toch dat grote bedrijven ook aanvragen kunnen indienen, met als consequentie dat het fonds snel leeg raakt. Is de minister bereid, het fonds alleen te bestemmen voor mkb-bedrijven en, zoals bij de defensie-innovatiecompetitie, grote bedrijven uit te sluiten?

(Bron: verslag Tweede Kamer, deel 1 en deel 2, 13 november 2013)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten