Hr. Ms. Rotterdam vlaggenschip in antipiraterij-missie NAVO

Hr. Ms. Rotterdam is sinds vandaag het NAVO-vlaggenschip voor de antipiraterij-operatie Ocean Shield. Het amfibisch transportschip nam in de wateren van Somalië de taken over van het luchtverdedigings- en commandofregat Hr. Ms. Evertsen.

Naast de 320-koppige bemanning op de Rotterdam, verblijven commandeur Ben Bekkering en zijn staf aan boord van het Nederlandse schip. Bekkering leidt sinds januari het vlootverband, de Standing NATO Maritime Group 1.

Ruimte

Hr. Ms. Rotterdam (foto: Marine)

Het 166 meter lange Landing Platform Dock biedt voldoende ruimte voor extra eenheden en materieel. Speciaal voor deze missie zijn 2 Cougars van het Defensie Helikopter Commando ingescheept. Landmachteenheden aan boord verzamelen inlichtingen met behulp van het onbemande verkenningsvliegtuig ScanEagle. Ook levert het krijgsmachtdeel medisch personeel voor het hospitaal op de Rotterdam. Verder is er een hydrografische-meteorologische eenheid en zijn er 8 vaartuigen waaronder 4 zeer snelle motorboten. Die laatste worden gebruikt voor het boarden van verdachte schepen door teams van het Korps Mariniers.

Ontmoedigen
Om de veiligheid in de geadviseerde scheepvaartroute door de Golf van Aden te vergroten, patrouilleren marineschepen van operatie Ocean Shield langs de scheepvaartroutes bij Somalië. Ze ontmoedigen en verstoren piratengroepen, die tot een afstand van 750 kilometer uit de kust opereren. Ieder jaar passeren tussen de 20.000 en 30.000 schepen, waaronder voedseltransporten van de VN, de Golf van Aden.

Evertsen
De Evertsen was de afgelopen 3 maanden het vlaggenschap van het NAVO-eskader. In deze periode onderschepte ze, na een intensieve speurtocht, een gekaapte dhow uit Oman. Dat gebeurde op 29 juni. De boot werd door piraten gebruikt om koopvaardijschepen in de Arabische Zee aan te vallen. De 7 gegijzelde bemanningsleden werden in veiligheid gebracht en enkele verdachten overmeesterd.

Het Nederlandse fregat keert binnenkort terug in thuishaven Den Helder.

(ministerie van Defensie, 4 augustus 2012)