vrijdag 31 januari 2014

Inzet Defensie bij nucleaire top Den Haag




- Zr.Ms. De Zeven Provinciën, Friesland en Holland van de Koninklijke Marine liggen voor de kust.

- Het Koninklijke Luchtmacht-radarstation in Nieuw Milligen bewaakt permanent het Nederlands luchtruim.

- NAVO AWACS-vliegtuigen bewaken het luchtruim.

- De Koninklijke Luchtmacht heeft F-16’s (Volkel en Leeuwarden) en Apaches (Valkenburg) gereed staan voor luchtruimbewaking en -beveiliging.

- Er staan ook transporthelikopters gereed op Valkenburg.

- Voor de medische afvoer staan EHBO-posten, ambulances en een helikopter (Valkenburg) klaar.

- Er wordt een grondgebonden luchtverdedigingssysteem van de Koninklijke Landmacht geplaatst als aanvulling op de luchtruimbewaking.

- De Koninklijke Landmacht ondersteunt de Nationale Politie met onder meer beveiliging en verbindingsmiddelen.

- De Koninklijke Marechaussee bewaakt en beveiligt het Koninklijk Huis en het Catshuis.

- De marechaussee voert ook politie- en beveiligingstaken uit op de luchthavens.

- De marechaussee voert ceremoniële beveiligingstaken uit.

- De marechaussee levert bijstand aan de Nationale Politie en zorgt, indien daartoe besloten wordt, voor grenscontroles aan de Schengengrenzen.

(Defensiekrant, 31 januari 2014)

Bouw kamp Mali "vol uitdagingen"

Sergeant-1 Luuk Janssen doet een grote stap opzij zodat hij in de schaduw van de graafmachine staat. De felle zon brandt genadeloos in op de dorre vlakte, elk momentje schaduw is meegenomen. “Hier moet het gebeuren”, gebaart Janssen om zich heen. “Op deze 450.000 m² savanne moet kamp Castor (werknaam, red.) komen.”

Legering, werkgebieden, een klein vliegveld voor de Nederlandse Apaches, wegen, verbindingen en elektra; het moet allemaal uit de grond gestampt worden de komende weken. Voordat de 400-koppige Nederlandse hoofdmacht van MINUSMA omstreeks april aankomt, moet het af zijn.

Foto: Defensie

Gracht en prikkeldraad
Maar zover is het nog lang niet, al is het begin inmiddels gemaakt. “We zijn nu bezig met de buitenperimeter van het kamp”, vertelt Janssen. Achter hem trekt de graafmachine langzaam een diepe sleuf in de rode aarde. “Deze gracht vormt straks de buitenring. Daarachter komen nog drie rijen prikkeldraad en een aarden wal met hekken.”

Hoewel de beveiliging van de bouwlocatie logischerwijze prioriteit heeft, is de dreiging in het gebied laag. Janssen: “De bevolking staat positief tegenover onze aanwezigheid en Malinese troepen beveiligen het buitengebied. We voelen ons veilig.”

47 graden
Grotere uitdaging dan de veiligheid zijn de omstandigheden in het gebied. Met temperaturen tot 47 graden en veel fijn stof hebben mens en materiaal het zwaar te verduren. Ook de zachte ondergrond werkt niet mee. “Je merkt tijdens het graven dat hier nooit eerder een schep de grond in is geweest”, licht Janssen toe. “Zware voertuigen zakken vlug weg en het uitgegraven zand is zo fijn dat het niet voor bouwen kan worden gebruikt.”

Stevigere ondergrond moet dan ook van elders worden aangevoerd en ook machines en bouwmateriaal moeten grotendeels lokaal verworven worden. “De logistiek is hier het grootste probleem”, legt majoor Jasper Kremers, commandant van de in het gebied aanwezige genisten, uit. “Mali is ver weg van Nederland, en ook binnen Mali is Gao afgelegen.” Janssen voegt toe: “Dit is Afrika. Alles draait hier om improviseren.”

En improviseren moeten ze. Tot dusver beschikken de genisten pas over vier bouwmachines en drie trucks. Het overige materiaal kan ieder moment aankomen. “Ik heb een goed team en volgende week krijgen we versterking vanuit Nederland. Dan is het wachten op het zware materieel dat we nodig hebben om het terrein bouwrijp te maken”, aldus Janssen. “Verder passen we ons werk en schema aan waar we kunnen.”

Flinke kluif
De militairen perfectioneren ook hun tijdelijke, op het Franse kamp gelegen, onderkomen. De 28 tenten krijgen vloeren, elektra en airco. Bovendien worden er verbindingen aangelegd en is er grind op de paden gestort. Janssen: “De extra handjes die volgende week aankomen, kunnen we goed gebruiken. Er moet nog genoeg gebeuren. Over twee maanden herken je het hier niet meer.”

Achtergrond
Vanaf april draait Nederland mee in de Multidimensional Integrated Stabilisation Mission in Mali (MINUSMA). Deze missie, waaraan de Nederlanders op verzoek van de VN meedoen, moet de veiligheid en stabiliteit in Mali herstellen en de burgerbevolking beschermen. Nederland zal vooral een rol spelen in het vergaren, verwerken en analyseren van inlichtingen in het gebied. De kwartiermakers die momenteel in het gebied zijn, moeten de komst van de hoofdmacht voorbereiden.

(Defensiekrant, 30 januari 2014)

dinsdag 28 januari 2014

Rol Defensie tijdens nucleaire top in Den Haag

Marineschepen voor de kust, het luchtmachtradarstation, AWACS-vliegtuigen van de NAVO en een grondgebonden luchtverdedigingssysteem van de landmacht bewaken het luchtruim, F-16’s en Apaches staan paraat. Defensie speelt een hoofdrol tijdens de Nuclear Secrity Summit die zich op 24 en 25 maart afspeelt in Den Haag. Nederland verwelkomt bijna 60 wereldleiders, ongeveer 5000 delegatieleden en minstens 3000 journalisten.

Deze top, waarbij het draait om nucleaire veiligheid in de wereld, is de grootste die ooit door Nederland is georganiseerd. Veiligheid krijgt beide dagen de hoogste prioriteit. Daarom blijft de inzet van Defensie niet beperkt tot bewaking en beveiliging van het luchtruim en beveiliging van het land vanaf zee.  Zo ondersteunt de landmacht de Nationale Politie met onder meer beveiligings- en verbindingsmiddelen en voert de Koninklijke Marechaussee extra politie- en beveiligingstaken uit op de luchthavens.

Marechaussee
Verder voert de marechaussee ceremoniële beveiligingstaken uit, bewaakt en beveiligt het Koninklijke Huis en het Catshuis, en levert bijstand aan de Nationale Politie. Desgewenst voert de marechaussee in de Schengenlanden nog grenscontroles uit. Defensie heeft bovendien transporthelikopters, één toestel voor medische evacuaties, ambulances en EHBO-posten paraat staan op het voormalige Vliegkamp Valkenburg.

Logische plek
Na Washington en Seoel, wordt de derde editie van Nuclear Secrity Summit in het  World Forum in de Hofstad gehouden. Wethouder Verkeer Peter Smit: “Den Haag is internationale stad van Vrede en Recht, een logische plek voor deze internationale top. Door gaststad te zijn voor deze nucleaire top, dragen we bij aan de wereldwijde samenwerking ter voorkoming van nucleair terrorisme. We zien we ernaar uit om de wereldleiders in onze stad te mogen ontvangen.”

Meer informatie op de website van de Nuclear Security Summit

(ministerie van Defensie, 27 januari 2014)

woensdag 22 januari 2014

Bescherming burgerbevolking expliciet aandachtspunt bij deelname militaire missies

Bescherming van de burgerbevolking is vanaf nu een expliciet aandachtspunt bij de besluitvorming over de deelname van Nederland aan internationale crisisbeheersingsoperaties. Dit schrijven minister Timmermans (Buitenlandse Zaken) en minister Hennis (Defensie) vandaag aan de Kamer.

Hiermee geeft het kabinet uitdrukking aan het belang van de bescherming van burgers in gewapende conflicten. Dat belang is de afgelopen jaren in de internationale besluitvorming over missies steeds zwaarder gaan wegen. Zo heeft de VN-Veiligheidsraad voor recente crisisbeheersingsoperaties – onder meer in Mali en Zuid-Sudan - bescherming van de burgerbevolking als hoofddoel gekozen. ‘Voor Nederland is het beschermen van de burgerbevolking altijd een belangrijke doelstelling bij vredesoperaties. Het is dan ook logisch dat dit nu als expliciet aandachtspunt in het toetsingskader wordt vermeld’, aldus minister Timmermans.

Naast deze aanpassing heeft het kabinet besloten de zorg voor militairen die worden uitgezonden als aandachtspunt op te nemen. Militairen die worden uitgezonden hebben recht op goede zorg, voor, tijdens en na de missie, schrijven de twee bewindslieden. Dit is ook verankerd in de Veteranenwet.

Daarnaast stellen de bewindslieden dat in het licht van de voortschrijdende Europese samenwerking afspraken over het vervlechten van militaire eenheden van partnerlanden niet vrijblijvend zijn. ‘Inzet van militairen blijft een nationale, soevereine afweging, maar,’ aldus minister Hennis, ‘partners moeten op elkaar kunnen rekenen. Het onttrekken van eenheden aan een samenwerkingsverband op een moment dat inzet aan de orde is, heeft immers ook gevolgen voor de partner’.

De bewindslieden schrijven dit in een brief met de kabinetsvisie op de werking van de artikel 100-procedure en het bijbehorende Toetsingskader. De gang van zaken tussen regering en parlement bij deelname aan missies berust op artikel 100 van de Grondwet. Daarin is het informatierecht van het parlement bij uitzending van militairen geregeld. Bij besluiten over deelname aan missies hanteert het kabinet sinds 1995 een aantal criteria dat is vastgelegd in het Toetsingskader. In eerste instantie werd alleen gekeken naar de politieke wenselijkheid, Nederlandse belangen en haalbaarheid. In de loop der tijd zijn er criteria – of aandachtspunten – bijgekomen zoals samenhang, ontwikkelingssamenwerking en gender. Vanaf nu geldt dat dus ook voor bescherming burgerbevolking en zorg voor militairen.

(ministerie van Defensie, 22 januari 2014)

donderdag 16 januari 2014

Recordjaar voor reddingshelikopters

De Koninklijke Luchtmacht voerde het afgelopen jaar een recordaantal reddings- en patiëntenvluchten uit. Het 303 Search and Rescue (SAR) Squadron bracht in 2013 253 personen naar een ziekenhuis.

De AB-412-reddingshelikopters kenden in 2012 nog 233 inzetten. De recordprestatie van vorig jaar is extra bijzonder omdat het aantal bemanningsleden in 2013 minimaal was, vertelt majoor Ed van Scherpenzeel, commandant 303 Squadron. “Ondanks onze hoge werkbelasting hebben we het 24/7 rooster kunnen vullen en een aantal opleidingen kunnen afronden. De motivatie van het personeel speelde daarin een grote rol”

AB-412 reddingshelikopter (foto Defensie)


Taken 303 Squadron
303 Squadron maakt deel uit van het Defensie Helikopter Commando. De hoofdtaak van de eenheid is het opsporen en redden van vliegers die zijn neergestort boven zee. De toestellen van het squadron dragen ook bij aan de veiligheid van de mensen op de Waddeneilanden, zeevarenden en werknemers op boorplatforms. De helikopterbemanning bestaat uit 5 bemanningsleden: 2 vliegers (waarvan één gezagvoerder), een zogeheten hoist operator, een redder en een verpleegkundige.

Jubileumjaar
Het squadron ziet voor 2014 uit naar haar 55-jarig jubileum, vertelt Van Scherpenzeel. “Van 22 tot 25 september vieren we dat op onze thuisbasis Leeuwarden, als we gastheer zijn van de internationale SAR Meet. Dat belooft een hoogtepunt te worden!”

Nieuwe helikopter
De AB-412 is naar verwachting na het vierde kwartaal 2014 niet meer benodigd voor SAR-taken. De SAR-taken worden dan overgenomen door de NH90.

(ministerie van Defensie, 14 januari 2014)

Antwoord op Kamervragen over de antipiraterijmissies

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
Datum: 15 januari 2014
Betreft: Beantwoording feitelijke vragen betreffende verlenging Nederlandse bijdrage aan missies EU-Atalanta en NAVO-Ocean Shield

Antwoorden van de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Defensie en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op de feitelijke vragen betreffende verlenging Nederlandse bijdrage aan missies EU-Atalanta en NAVO-Ocean Shield.

(Onderstaand een selectie uit de vragen en antwoorden. Weggelaten vragen hebben vooral betrekking op de situatie in Somalië zelf. De volledige tekst vindt u via de link onderaan deze pagina, HdV)

Vraag 3
Is het Luchtverdedigings- en Commando Fregat (LCF) dat van februari tot half mei 2014 ingezet zal worden in Ocean Shield dezelfde als het LCF Fregat dat vanaf half mei 2014 tot eind augustus 2014 ingezet zal worden in Atalanta? Zo nee, waarom niet?

Antwoord
Nee, in verband met het gereedstelling- en onderhoudsprogramma zijn twee fregatten aangeboden voor antipiraterijoperaties in 2014.

Vraag 4
Welke factoren spelen een rol bij de mogelijke inzet van een Autonomous Vessel Protection Detachment (AVPD) voor Atalanta in het najaar van 2014?

Antwoord
Naast Nederland hebben ook andere landen AVPD’s aangeboden voor Atalanta in 2014. Nederland richt zich op inzet in het najaar van 2014, mede omdat het dan de plaatsvervangend commandant in het Operationeel Hoofdkwartier van Atalanta levert. Over de werkelijke inzet van een Nederlands AVPD wordt uw Kamer te zijner tijd geïnformeerd.

Vraag 10
Zijn de Nederlandse militairen die deelnemen aan de EU Trainingsmissie Somalië nog gestationeerd in Uganda? Zo nee, waar zijn ze nu gestationeerd en sinds wanneer? Zo ja, hoe staat het met de plannen om de EUTM Somalië naar Mogadishu te verplaatsen?

Antwoord
Vanaf januari 2014 worden alle trainings- en adviesactiviteiten van EUTM Somalië uitgevoerd in Mogadishu. Op 20 november jl. heeft Nederland veertien functies toebedeeld gekregen in EUTM Somalië: vier staffuncties in het Mission Headquarters (MHQ) in Mogadishu, acht functies in trainingsteams die tevens in Mogadishu gaan opereren en twee functies bij de liaison cell in Nairobi. Vanaf januari 2014 worden de Nederlandse functies op deze locaties geleidelijk gevuld (zie Kamerbrief 29521, nr. 222 over de Nederlandse bijdrage EUTM Somalië).

Vraag 11
Welke onduidelijkheid is er over de beschikbaarheid van het aantal schepen nu aantal benodigde schepen voor Atalanta voor 2014 gegarandeerd 'lijkt'?

Antwoord
Het beschikbaar stellen van schepen door de lidstaten is een dynamisch proces. Binnen het initiële Force Generation Process hebben enkele lidstaten eenheden aangeboden onder politiek voorbehoud. De beschikbaarheid van deze eenheden is op dit moment nog niet formeel bevestigd.

Vraag 12
Is het bevoorradingsschip en een uitgebreide role 2 medische capaciteit voor Atalanta reeds gegarandeerd? Zo nee, welk uitzicht is er dat deze capaciteiten alsnog vervuld worden? En op welke termijn?
Vraag 14
Welke opties zijn er voor de beschikbaarheid van role 2 medische faciliteiten bij Ocean Shield?
Vraag 15
Waaruit bestaan role 2 medische faciliteiten?
Vraag 16
Wat zijn de alternatieve mogelijkheden voor de beschikbaarheid van role 2 medische faciliteiten mochten zowel Atalanta als Ocean Shield hier niet over kunnen beschikken?
Vraag 22
Voldoen de medische faciliteiten in Djibouti, Kenia, de Seychellen en het recentelijk ingerichte role 2 ziekenhuis van de VN-post op Mogadishu Airport aan de Nederlandse eisen? Leveren al deze locaties volwaardige role 2 medische faciliteiten?

Antwoord op vraag 12, 14, 15, 16 en 22
Een role 2 medische faciliteit bestaat uit chirurgische en tandheelkundige capaciteit. De chirurgische capaciteit is inclusief faciliteiten voor intensive care, beelddiagnostiek, laboratorium, farmacie, bloedvoorziening en verpleging. Atalanta heeft nog behoefte aan een bevoorradingsschip en role 2 medische capaciteit, waarin nu niet het gehele jaar kan worden voorzien. Waar de EU niet zelf in de behoefte kan voorzien, wordt net als voorgaande jaren intensief samengewerkt met de overige aanwezige internationale vlootverbanden.

Er zijn role 2 faciliteiten op zee en in de regio beschikbaar voor Atalanta en Ocean Shield, maar het waarborgen van goede medische faciliteiten blijft een uitdagende planningsfactor, vooral gelet op de omvang van het operatiegebied. Als alternatief hebben Nederlandse schepen minimaal een Advanced Resuscitation Team (ART) aan boord. Dit chirurgische team kan resuscitatie en damage control surgery uitvoeren. Ook kan, voor een beperkte duur, intensive care worden verzorgd. Hierdoor kan de beperkte beschikbaarheid van een uitgebreide role 2 faciliteit worden ondervangen. Aanvullend worden medische faciliteiten in Djibouti, Kenia, de Seychellen en de VN-post op Mogadishu Airport ingezet. Deze voldoen aan de Nederlandse zorgkwaliteitsmaatstaven voor een volwaardige role 2 medische faciliteit en worden jaarlijks gekeurd door medisch personeel vanuit het Operationeel Hoofdkwartier van Atalanta.

Vraag 13
Wat zijn de oorzaken van het in de praktijk niet (altijd) behalen van de geplande drie tot zes actieve NAVO-schepen in de missie Ocean Shield?

Antwoord
Als partnerlanden onvoldoende schepen aanbieden, wordt het geplande aantal niet gehaald. Hieraan kunnen financiële redenen of een gebrek aan beschikbare capaciteit ten grondslag liggen.

Vraag 17
Welke verdere samenwerking is er mogelijk tussen enerzijds Atalanta en Ocean Shield en anderzijds de zelfstandig opererende landen?

Antwoord
De samenwerking tussen Atalanta, Ocean Shield, de Combined Maritime Forces (CMF) en de zelfstandig opererende landen verloopt goed. Dit is mede het gevolg van het Shared Awareness and Deconfliction (SHADE) mechanisme in Bahrein. Dit forum bevordert de onderlinge informatie-uitwisseling, coördinatie en deconflictering tijdens maritieme operaties.

De verbeterde coördinatie heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat China enige malen hulp heeft geboden bij de bescherming van een schip van het Wereldvoedselprogramma in de High Risk Area. De aanwezigheid van zelfstandig opererende landen zoals China, Rusland en India dient echter primair de eigen belangen van deze landen. Het is niet te verwachten dat hun samenwerking met Atalanta en Ocean Shield het huidige niveau zal overstijgen.

Vraag 20
Is de verwachting dat de missie Ocean Shield een overdrachtsovereenkomst voor verdachten van piraterij zal krijgen met landen in de regio? En zo nee, waarom niet en zo ja, op welke termijn?

Antwoord
Om piraten in hechtenis te kunnen nemen en berechten, moeten landen beschikken over de benodigde justitiële- en detentiecapaciteit. Dit is vaak niet het geval. De EU kan via de geïntegreerde benadering landen in de regio hierbij ondersteunen. Daarom waren de landen in de regio bereid om met de EU een overdrachtsovereenkomst aan te gaan. De NAVO beschikt niet over dergelijke mogelijkheden tot ondersteuning. Het is dan ook niet de verwachting dat Ocean Shield op korte termijn overdrachtsovereenkomsten zal sluiten met landen in de regio.

Vraag 21
Zijn de helikopters voldoende toegerust op de dreiging van MANPADS?

Antwoord
Ja.

Vraag 25
Welke verschillen zitten er tussen de inzet mogelijkheden van een Oceangoing Patrol Vessel en een Luchtverdedigings- en Commando Fregat in de antipiraterijmissie Atalanta?

Antwoord
Het Oceangoing Patrol Vessel (OPV) en het Luchtverdedigings- en Commando Fregat (LCF) voeren in Atalanta hetzelfde takenpakket uit.

(ministerie van Defensie, 15 januari 2014)

woensdag 15 januari 2014

Aansprakelijkheid voor militairen tijdens inzet in VN-operaties

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

15 januari 2014

betreft: Aansprakelijkheid van de Staat tijdens inzet in VN-operaties

Tijdens het algemeen overleg van 11 en 12 december jl. inzake de deelneming aan de VN-missie in Mali heb ik in antwoord aan het lid Ten Broeke een brief toegezegd over de aansprakelijkheid van de Staat gerelateerd aan de deelneming aan de VN-missie in Mali, in relatie tot het verweer dat de Staat heeft gevoerd in de rechtszaken inzake Mustafic en Nuhanovic. Deze brief gaat hierop in.

Zowel het verweer van de Staat als de uitspraken van de Hoge Raad in de desbetreffende zaken waren nauw verweven met de specifieke omstandigheden en feiten van deze zaken. Het abstraheren van elementen van het verweer of van de arresten van de Hoge Raad en het vergelijken daarvan met een andere zaak kan ertoe leiden dat onvergelijkbare gevallen toch met elkaar worden vergeleken. Dat geldt ook voor de specifieke vraag van het lid Ten Broeke over het hanteren van exclusieve of van gedeelde aansprakelijkheid onder het internationaal recht.

De Staat heeft zich in de desbetreffende zaken op het standpunt gesteld dat het optreden van Dutchbat niet aan de Staat, maar aan de Verenigde Naties moest worden toegerekend. Daarbij was van belang dat VN-operaties de status van subsidiary organ van de Verenigde Naties hebben en dat de Draft Articles on the Responsibility of International Organisations (DARIO) van de International Law Commission, in het bijzonder artikel 7 daarvan, uitgaan van aansprakelijkheid van de internationale organisatie die effectieve controle heeft over de handeling in kwestie.

Zoals uit de arresten van de Hoge Raad blijkt, heeft ze zich op het standpunt gesteld dat de toerekenbaarheid aan de Verenigde Naties niet uitsluit dat de gedraging ook aan de zendstaat kan worden toegerekend. Daarbij speelde mee dat de Verenigde Naties immuniteit genieten en een strikte toepassing van artikel 7 van de DARIO tot gevolg zou hebben dat er geen enkel verhaal mogelijk zou zijn voor schade veroorzaakt door het optreden onder VN-bevel.

Om de gedragingen van Dutchbat ook aan Nederland te kunnen toerekenen, onderzocht de Hoge Raad of de gedragingen van Nederland aanleiding konden geven om te concluderen dat Nederland (ook) effectieve controle uitoefende over het optreden van Dutchbat. Deze beoordeling is echter dermate casus-specifiek dat een vergelijking met de missie in Mali niet mogelijk is. Wel kunnen uit die beoordeling enkele hoofdlijnen worden gedestilleerd:

1. De mate waarin de VN-bevelslijn wordt doorbroken, kan mede bepalend zijn voor de aanname dat sprake is van effectieve controle.
2. Gebiedsverantwoordelijkheid en verantwoordelijkheid voor (personen op) een eigen compound kunnen aanleiding geven tot het van toepassing achten van extraterritoriale werking van mensenrechtenverdragen en zo leiden tot (aanvullende) aansprakelijkheid voor schendingen daarvan.

Gelet op deze hoofdlijnen is niet geheel uit te sluiten dat Nederland aansprakelijk wordt geacht voor handelingen van Nederlandse militairen. Nederland gaat namelijk uit van de bevelslijn van de VN, maar sluit niet uit dat deze wordt doorbroken. De Nederlandse praktijk van de Red Card Holder biedt de mogelijkheid om te voorkomen dat Nederlandse eenheden opdrachten krijgen die voor Nederland niet aanvaardbaar zijn, bijvoorbeeld omdat ze onacceptabele risico’s met zich brengen. In het uiterste geval biedt de volledige zeggenschap van de Commandant der Strijdkrachten over de Nederlandse militairen de mogelijkheid om het bevel over Nederlandse eenheden terug te nemen als de situatie dusdanig wijzigt dat van een effectieve controle door de VN niet langer sprake is.

Ten aanzien van de tweede hoofdlijn merk ik nogmaals op dat Nederland in Mali geen gebiedsverantwoordelijkheid heeft. Voorts worden de Nederlandse militairen juist opgeleid om de mensenrechten te respecteren en waar nodig te verdedigen. Het integreren van mensenrechten, rule of law en de rechtstatelijke beginselen in het militaire optreden is inmiddels gemeengoed. Langs deze weg tracht de regering het risico dat de Staat aansprakelijk wordt gesteld, zo klein mogelijk te maken.

DE MINISTER VAN DEFENSIE

J.A. Hennis-Plasschaert

(Tweede Kamer, 15 januari 2014)

Reactie op artikel Telegraaf 'Ombudsman hekelt Defensiebenoeming'

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

15 januari 2014

Reactie op Telegraaf-artikel over benoeming

De vaste commissie voor Defensie heeft mij in haar brief van 19 dec jl. (kenmerk 2013Z25254/2013D51519) verzocht te reageren op het artikel in de Telegraaf van 11 december 2013 ‘Ombudsman hekelt Defensiebenoeming; Burger baas van marechaussee’. Deze brief gaat hierop in.

Op 5 juni 2012 heeft de Nationale ombudsman een verzoek ontvangen om onderzoek te doen naar een klacht rondom de voordracht van een burgerambtenaar voor twee hoge militaire functies. Het onderzoek heeft zich gericht op drie deelklachten. Ik zal zijn conclusie per deelklacht voorzien van mijn reactie.

De eerste deelklacht betreft de voordracht. Over de benoemingen als zodanig heeft de Nationale ombudsman geen oordeel. Wel stelt hij vast dat bij de procedure het vereiste van transparantie is geschonden. Er is volgens hem onvoldoende inzicht gegeven in de beweegredenen voor de benoeming van een burgerambtenaar in plaats van een militair. Ik heb goede nota genomen van deze vaststelling. Hieraan zal Defensie in voorkomend geval meer aandacht besteden.

De tweede deelklacht betreft de onbereidwilligheid van Defensie meldingen van integriteitsschendingen in behandeling te nemen. Hierbij is volgens de Nationale ombudsman het fair play beginsel geschonden omdat de verzoeker hierdoor niet van zijn procedurele mogelijkheden gebruik heeft kunnen maken. Ook hier geldt dat Defensie in vergelijkbare gevallen anders zal handelen.

De derde deelklacht betreft het oordeel van Defensie dat er bij de benoeming geen sprake was van een vermoeden van een ‘misstand’, zonder dat nader onderzoek was gedaan. Hierbij is volgens de Nationale ombudsman het vereiste van motivering geschonden. Hier zal Defensie in de toekomst meer aandacht aan besteden.

Zoals mijn ambtsvoorganger reeds stelde in antwoord op Kamervragen begin 2012 (Aanhangsel Handelingen TK, vergaderjaar 2011-2012, nr. 1970 en 2134), zijn de procedures zorgvuldig gevolgd.

DE MINISTER VAN DEFENSIE

J.A. Hennis-Plasschaert

dinsdag 14 januari 2014

Defensiekrant voortaan digitaal

Op 17 januari lanceert de Commandant der Strijdkrachten, generaal Tom Middendorp de eerste online Defensiekrant. Met dit online magazine stelt Defensie de lezers in staat om de achtergronden bij het Defensienieuws overal en altijd te lezen, of dat nu op  de laptop, tablet of smartphone is. Na de digitale Defensiekrant vervangt Defensie de komende maanden nog zes magazines door een online variant. Daarmee is Defensie het eerste ministerie dat, op deze schaal, personeelsbladen digitaliseert.

Sinds 1978 heeft de papieren versie van de Defensiekrant een belangrijke rol vervuld bij het in-en extern verspreiden van defensienieuws. Daar is nu een einde aan gekomen, vanaf nu geen papier meer, maar de mogelijkheid interactief gebruik te maken van dit communicatiemiddel. Zo is het mogelijk om foto's aan te klikken om meer informatie te krijgen. Wie bijvoorbeeld een foto, genomen in Afghanistan, aanklikt ziet nu ook echt het droge zand voorbij stuiven en van militaire inzet waar ook ter wereld zijn indrukwekkende videobeelden te zien.

De Defensiekrant bijt op 17 januari het spits af. De zes andere  personeelsbladen van de defensieonderdelen (Alle Hens, Landmacht, de Vliegende Hollander, KMarMagazine, Pijler en Materieelgezien) worden de komende maanden geleidelijk ook gedigitaliseerd. In april is het project gereed. Aanmelden voor alle online magazines van defensie, inclusief de Defensiekrant, kan via www.defensie.nl/abonneren.

(ministerie van Defensie, 14 januari 2014)

Kabinet sluit nucleaire taak F-35 niet uit

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

Het kabinet heeft kennis genomen van de motie-Van Dijk (Kamerstuk 33 763, nr. 14) die op 6 november jl. is ingediend naar aanleiding van het overleg over de Nota “In het belang van Nederland”. Met deze brief wil het kabinet graag reageren op het duidelijke signaal dat de Kamer met deze motie afgeeft en tevens, mede naar aanleiding van de behandeling van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, enige aanvullende informatie geven op de beleidsbrief nucleaire ontwapening en non-proliferatie van 24 oktober jl. (Kamerstuk 33 783, nr.1).

In de motie-Van Dijk spreekt een Kamermeerderheid uit dat “de vervanger van de F-16 geen nucleaire taak mag hebben”. Het kabinet ziet in deze motie een aansporing om het Nederlandse beleid gericht op het terugdringen en uiteindelijk elimineren van alle nucleaire wapens- waaronder de niet-strategische nucleaire wapens in heel Europa – met kracht voort te zetten. In lijn hiermee is het kabinet het met uw Kamer eens dat de inzet van Nederland erop gericht moet zijn dat Nederland op het moment dat de opvolger van de F-16 aantreedt geen nucleaire taak meer zou hoeven te vervullen – omdat op dat moment de internationale omstandigheden en de afspraken binnen de NAVO dat hopelijk mogelijk maken. De volgorde binnen dit proces luistert evenwel nauw. Het kabinet is van mening dat het belangrijk is om éérst binnen het bondgenootschap overeenstemming te bereiken over de toekomstige nucleaire positionering van de NAVO – en zet daar ook op in – en dan op basis daarvan conclusies te trekken over de rol van individuele lidstaten daarin. Het kabinet constateert dat op dit terrein momenteel binnen de NAVO nog forse verschillen van mening bestaan. Het kabinet wil zich er voor inzetten deze verschillen de komende jaren te overbruggen en ziet de motie-Van Dijk als een aansporing daartoe.

Richtsnoer voor het kabinet op dit gebied is de beleidsbrief over nucleaire ontwapening en non-proliferatie (Kamerstuk 33 783, nr.1) van 24 oktober 2013. Hierin wordt benadrukt dat het beleid van Nederland gericht is op het bereiken van een wereld zonder kernwapens. De brief zet daarbij niet alleen uitvoerig uiteen op welke wijze  en in welke gremia Nederland dit doel probeert te bevorderen, maar schetst ook de dilemma’s waar het kabinet in dat streven tegenaan loopt. Eén van deze dilemma’s betreft de vraag hoe Nederland op constructieve wijze een aanjagende rol kan blijven spelen in de discussies binnen het bondgenootschap over bijvoorbeeld ontwapening en niet-strategische nucleaire wapens en tegelijkertijd een betrouwbare partner kan zijn in een militair bondgenootschap dat sinds decennia onze veiligheid garandeert. Binnenkort zal het kabinet over de beleidsbrief en de hierin vervatte doelstellingen en dilemma’s nader met u van gedachten wisselen.

Nederlandse inzet in NAVO-kader
Zoals ook beklemtoond in de beleidsbrief, zal Nederland in de NAVO nadrukkelijk aandacht blijven vragen voor ontwapening, wapenbeheersing en non-proliferatie. Zo heeft de minister van Buitenlandse Zaken tijdens de laatste NAVO-ministeriële van 3 en 4 december jl. gepleit voor de bespreking van het onderwerp wapenbeheersing tijdens en in aanloop naar de NAVO-top van september 2014. Dit geldt zowel voor conventionele als nucleaire wapens, met bijzondere aandacht voor de niet-strategische nucleaire wapens in Europa

De NAVO steunt het streven naar een kernwapenvrije wereld. Zoals in de beleidsbrief  beschreven, heeft de NAVO tijdens de Chicago-top in 2012 in haar Deterrence and Defence Posture Review (DDPR) ook duidelijk gemaakt dat nucleaire wapens een elementair onderdeel zijn van de capaciteiten van de NAVO en dat zolang kernwapens bestaan de NAVO een nucleaire alliantie zal blijven.

De bondgenoten bevestigden in de DDPR dat de NAVO de afschrikkings- en verdedigingscapaciteiten in stand zal houden die nodig zijn ter verzekering van de veiligheid van de leden van het bondgenootschap in een onvoorspelbare wereld. Tegelijkertijd zal de NAVO haar strategie, inclusief de capaciteiten en andere maatregelen die nodig zijn voor afschrikking en defensie, blijven aanpassen aan de ontwikkelingen in de veiligheidsomgeving. Besluiten hierover worden, zoals altijd in de NAVO, bij consensus genomen.

Het kabinet is van mening dat met de DDPR een goede balans is gevonden tussen capaciteiten en dreigingen. Het steunt het voornemen de nucleaire strategie regelmatig aan te passen aan de omstandigheden. Bij toekomstige besprekingen hierover in de NAVO zal het kabinet, naast overwegingen van nationale en internationale veiligheid en stabiliteit, het streven naar ontwapening zwaar laten meewegen. Het streven naar een kernwapenvrije wereld betekent immers ook verwijdering van alle niet-strategische kernwapens uit Europa. Daarbij is het van belang te constateren dat sinds het einde van de Koude Oorlog de rol van niet-strategische kernwapens in de NAVO drastisch is veranderd en dat deze wapens daarmee in een ander daglicht zijn komen te staan. Daar staat tegenover dat de Russische militaire doctrine nog steeds het gebruik van deze wapens – zelfs vroeg in een conventioneel conflict – niet uitsluit. Mede hierom ontbreekt aan Russische zijde op dit moment de belangstelling voor onderhandelingen over de vermindering van niet-strategische kernwapens. Voorts geeft Rusland bij herhaling te kennen alleen over nucleaire ontwapening te willen spreken in samenhang met conventionele ontwapening en de stopzetting van de ontwikkeling van het afweersysteem van de NAVO tegen ballistische raketten.

Het kabinet is van mening dat gesproken dient te worden over het verder terugdringen van de rol van kernwapens in militaire doctrines. Zoals beschreven in de beleidsbrief was Nederland mede daarom eind juni 2013 gastheer van een NATO – Russia Council Seminar on Nuclear Doctrine and Strategy. Hiermee onderstreept het kabinet het belang dat het aan dit onderwerp hecht. Het illustreert ook het belang dat Nederland, als bruggenbouwer, hecht aan het vergroten van transparantie, wederzijds begrip en vertrouwen in het kader van de samenwerking tussen de NAVO en de Russische Federatie.

De NAVO-kernwapentaak en de aanwezigheid van Amerikaanse niet-strategische kernwapens in Europa belichamen voor NAVO-bondgenoten de essentiële politieke en symbolische verbondenheid tussen Europa en de Verenigde Staten. Een aantal bondgenoten hecht bovendien onverminderd aan de aanwezigheid van deze wapens als tegenwicht tegen een door hen gepercipieerde Russische dreiging.

Nederland heeft in NAVO-verband een kernwapentaak. Met de uitvoering van deze taak is één squadron F-16’s belast, zoals in antwoord op schriftelijke vragen van het lid Van Velzen (SP), ingezonden op 14 februari 2005, is medegedeeld. Zoals reeds in 2002 op schriftelijke vragen is geantwoord (Kamerstuk 26488, nr. 9), is het de bedoeling dat de F-35 deze taak van de F-16 zal overnemen. Het zal echter nog geruime tijd duren, zeker tot 2024, voordat de F-16 niet meer in gebruik is. Hoe het geheel van afschrikkings- en defensiecapaciteiten van de NAVO er dan uitziet, is nu niet te voorspellen. Wel staat vast dat het thema tot die tijd regelmatig onderwerp van discussie zal zijn in het bondgenootschap. Nederland wil in deze discussie een actieve rol blijven spelen. Mede tegen deze achtergrond is het kabinet geen voorstander van eenzijdige besluiten. Dat zou niet passen bij onze bondgenootschappelijke verplichtingen en afbreuk doen aan de geloofwaardigheid en de positie van Nederland in de discussies over de NAVO-strategie, waarbij ook rekening moet worden gehouden met de Russische opstelling op nucleair gebied.

Zoals tijdens de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken ter sprake kwam, zijn er NAVO-afspraken over wat publiekelijk kan worden meegedeeld over de kernwapentaken, inclusief die van Nederland. De basisafspraken dateren van 1964 en de laatste herziening van 2007. In overeenstemming met de afspraken kan worden bevestigd dat Amerikaanse nucleaire wapens aanwezig zijn op het Europese grondgebied van de NAVO. Er kunnen evenwel geen mededelingen worden gedaan over aantallen en specifieke locaties.

Tegen deze achtergrond kan het kabinet zich niet op voorhand vastleggen op een standpunt zoals uitgesproken in de motie. Het kabinet zal wel, aangemoedigd door de motie, het Nederlandse beleid, gericht op algehele kernontwapening, inclusief de verwijdering van de niet-strategische kernwapens uit Europa, vastberaden voortzetten. Het kabinet zal zich hiervoor inzetten in de discussies over toekomstige NAVO-capaciteiten en in de voorbereiding op de komende NAVO-top in september 2014. Over de voortgang van de besprekingen binnen de NAVO zal het kabinet uw Kamer informeren.


DE MINISTER VAN DEFENSIE               DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
J.A. Hennis-Plasschaert                                Frans Timmermans

(Tweede Kamer, 14 januari 2014)

zondag 12 januari 2014

Antwoord op Kamervragen over het gevechtspak

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

Hierbij ontvangt u de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Segers en Voordewind (beiden Christen Unie) over het bericht ‘Mali missie in matig pak’. Tevens ontvangt u hierbij de antwoorden op de aanvullende schriftelijke vragen van het lid Vuijk (VVD) over hetzelfde onderwerp. Beide sets vragen zijn ingezonden op 6 januari jl. met respectievelijk de kenmerken 2014Z00057 en 2014Z00058.

DE MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert


Antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Segers en Voordewind (beiden Christen Unie) aan de minister van Defensie over het bericht ‘Mali-missie in matig pak’ (ingezonden op 6 januari jl. met kenmerk 2014Z00057).

1
Heeft u kennisgenomen het artikel ‘Mali-missie in matig pak’?  Herinnert u zich tevens de verworpen motie Segers over geen genoegen nemen met minimale kwaliteitseisen bij de aanschaf van materiaal? 
Ja.

2
Kunt u aangeven of er uit financiële overwegingen inderdaad gekozen is voor een uniform van inferieure kwaliteit uit China? Is het waar dat het dat het uniform Defender M, afkomstig van het Nederlandse bedrijf Ten Cate, meer veiligheid biedt aan militairen en om deze reden wordt afgenomen door verschillende NAVO-bondgenoten? Is het waar dat het uniform van Nederlandse makelaardij meer ‘vertragingseconden’ biedt bij brand in het gevechtspak, zoals in het artikel wordt gesuggereerd? Zo niet, wat is dan wel de situatie?
Defensie schaft geen kleding aan van inferieure kwaliteit. Het feit dat technologische vooruitgang nieuwe materialen en mogelijkheden oplevert, laat onverlet dat de huidige kleding voor de Nederlandse militairen - ook die naar Mali gaan - voldoet aan de eisen die bij de aanschaf werden gesteld. Het gaat om kleding van het type dat eerder is gebruikt in woestijnachtige gebieden, zoals in Irak, Afghanistan en Afrika, en dat in de praktijk geschikt is gebleken. Op grond van de praktijkervaringen is de kleding regelmatig verder verbeterd. Defensie schaft niet voor iedere missie nieuwe kleding aan.

Bij de vaststelling van de eisen voor kleding werkt Nederland samen met bondgenoten. De meeste bondgenoten hanteren soortgelijke eisen aan de brandwerendheid van kleding. Enkele NAVO-landen gebruiken gevechtskleding met verhoogde brandwerende eigenschappen of hebben plannen om dergelijke kleding te verwerven. Voor zover bekend is vooralsnog alleen de gevechtskleding van de Verenigde Staten gemaakt van de stof Defender M.*

3
Bent u van mening dat, zoals ook in de bovengenoemde motie wordt verzocht, er niet genoegen genomen mag worden met minimale kwaliteitseisen wanneer de veiligheid van onze militairen in het geding is? Zo ja, hoe verhoudt dit zich dan tot de reactie vanuit uw ministerie in het bovengenoemde artikel: ‘Misschien is Defender M een beter product, maar ook het huidige uniform voldoet aan de eisen'?
De veiligheid van militairen is cruciaal. Bij al het materieel waarmee Nederlandse militairen werken, staat kwaliteit voorop. De Commandant der Strijdkrachten is verantwoordelijk voor de behoeftestelling voor materieel en bepaalt de eisen daarvoor. Bij kleding gaat het om eisen op het gebied van onder andere brandwerendheid, slijtage, camouflage, warmte of kou, vochtafdrijving, draagcomfort en duurzaamheid. Als meer producten aan de gestelde eisen voldoen, speelt ook de prijs-kwaliteitverhouding een rol. Het feit dat technologische vooruitgang nieuwe materialen en mogelijkheden oplevert, laat onverlet dat de huidige kleding voldoet.

Zoals bekend bereidt Defensie momenteel in het project Defensie Operationeel Kledingsysteem de vervanging van de gevechtskleding voor. Hierover bent u geïnformeerd in het Materieelprojectenoverzicht 2013 (Kamerstuk 27 830, nr. 113 van 17 september 2013). Zodra de behoefte aan de nieuwe gevechtskleding is vastgesteld, zal ik de Kamer hierover informeren, in overeenstemming met het Defensie Materieel Proces. Dit is naar verwachting in de loop van dit jaar. De keuze voor een leverancier is in deze fase dus nog niet aan de orde. Gevechtskleding wordt verworven via een Europese aanbesteding. Wanneer de behoeftestelling is vastgesteld, worden, binnen de kaders van de Europese regelgeving, de marktmogelijkheden verkend en zal uiteindelijk een leverancier worden gekozen. In het kader van de behoeftestelling wordt vanzelfsprekend gekeken naar nieuwe technologische mogelijkheden en internationale ontwikkelingen.

4
Kunt u, zo nodig vertrouwelijk, de Kamer informeren op welke wijze u heeft gekozen voor het huidige uniform?
Voor de missie naar Mali is geen nieuwe gevechtskleding aangeschaft. De huidige gevechtskleding van het type desert (woestijn-print) is al sinds 1996 bij de Nederlandse krijgsmacht in gebruik voor inzet in woestijnachtige gebieden. Mede op grond van opgedane ervaringen is de kleding sindsdien in vervolgbestellingen regelmatig verder verbeterd, zoals door impregnatie met insectenwerende middelen en verstevigingen en aanpassingen tegen slijtage. Zoals gemeld in het antwoord op vraag 3 verwacht ik de Kamer in de loop van dit jaar te kunnen informeren over de behoeftestelling voor nieuwe gevechtskleding.

(ministerie van Defensie, 10 januari 2014)

* Die mededeling van de minister klopt niet. In de openbare literatuur is te vinden dat ook de Australische krijgsmacht de Defender M-stof gebruikt (zelfs die van een tweede generatie), zie bijvoorbeeld http://soldiersystems.net/2011/10/20/australian-amp-update/, HdV 


Gevechtstenue, desert (foto Hans de Vreij)

vrijdag 10 januari 2014

Ban Ki-moon: veiligheidssituatie in noord-Mali verslechterd

(...)

Security situation 

14. The reporting period was characterized by a marked deterioration in the security situation in the north. A number of attacks using improvised explosive devices revealed that terrorist and other groups had reorganized themselves and regained some ability to operate. Kidal saw renewed flare-ups of tension, and intercommunal clashes were reported in the Gao and Timbuktu regions.

15. The Movement for Unity and Jihad in West Africa claimed responsibility for several incidents in Gao. On 7 October, seven rockets were launched on the city of Gao, critically wounding one Malian soldier. The same day, a bridge located 45 km south-east of Ansongo was partially damaged by an improvised explosive device. On 30 October, two additional rockets were launched on Gao city. On 15 November, at least one rocket was launched in Ménaka. On 21 November, three additional rockets were launched at Gao city. These rocket attacks did not result in any casualties.

16. On 8 November, two armed elements were arrested in Ti-n-Anzarargane (Gao region) during a coordinated patrol by the Malian armed forces, MINUSMA and Operation Serval. An exchange of fire between MNLA members and a detachment of the Malian armed forces resulted in the death of three MNLA combatants and the injury of at least one other.

17. Intercommunal tensions continue to be a source of concern. On 19 October, nine individuals of Arab origin were kidnapped by Tuaregs in Tabankort (Gao region). In a related development on 25 October, a Tuareg man was abducted by Arab men between Tarkint and Hersan in the area of Bourem (Gao region). On 31 October, in Timbuktu region, nine Arabs were killed by members of the Tuareg community in Tilemsi, on the border with Mauritania, in what appears to be a series of retaliatory attacks between the two groups.

18. On 23 October, four individuals drove and detonated a vehicle-borne improvised explosive device into a MINUSMA checkpoint in Tessalit. Seven people were killed, including four adult civilians, a six-year-old boy and two MINUSMA peacekeepers. Al-Qaida in the Islamic Maghreb claimed responsibility for the attack. On 4 November, four civilians were killed and seven injured by a command-wire improvised explosive device on the road between Ménaka and Ansongo. On 13 November, a Malian army vehicle escorting two foreign journalists was targeted by an explosive formed penetrator device near Almoustarat in Gao region. A Malian soldier was injured. On 20 November, a Serval vehicle was targeted by what was apparently a radio-controlled improvised explosive device in Kidal, causing injuries to three French soldiers. On 30 November, a suicide bomber activated a person-borne improvised explosive device near Ménaka, killing himself but causing no other casualties. On 14 December, a vehicle-borne improvised explosive device was detonated in Kidal, killing two MINUSMA Senegalese soldiers and injuring seven other peacekeepers and four Malian soldiers. In the wake of that attack, amid rumours that two vehicles laden with explosives remained in the city ready to detonate, on 16 December MINUSMA peacekeepers guarding the Kidal Governorate fired at a vehicle approaching their position at high speed when the driver ignored an order to stop. In two other instances during the same day, MINUSMA troops fired at motorcyclists who had driven close to their vehicles and wounded a rider. The following day, Kidal shopkeepers demonstrated to protest those incidents. On 21 December, an improvised explosive device hit a MINUSMA logistics convoy on the road between Gao and Anefis, injuring a peacekeeper.

19. On 1 November, violent demonstrations took place in Gao and Ménaka. In Gao, hundreds of demonstrators staged a protest over a disputed passenger list provided by the Government to MINUSMA for air transportation of delegates to the national conference on the north, in Bamako. They demonstrated outside the Governorate, the mayor’s residence and United Nations accommodations, throwing stones and burning tires. Barricades blocked all the main roads. The situation returned to normal the following day after 46 additional regional delegates were flown to Bamako with the support of MINUSMA. Demonstrations also occurred in Ménaka, where the demonstrators’ anger was directed at the local government owing to frustration over the lack of basic services, including the provision of water and electricity, an ill-functioning justice system, insecurity and the worsening economic conditions.

20. The deterioration of the security situation was particularly acute in Kidal. In addition to asymmetric attacks, on 2 November, two French journalists were abducted and killed in the city of Kidal. Al-Qaida in the Islamic Maghreb claimed responsibility for the kidnapping and the killings. On 3 November, in Tassik, 43 km south-south-east of Kidal, two soldiers of the Malian armed forces assaulted three emissaries sent by a traditional leader of Kidal to settle an internal dispute.

21. On 28 November, the Prime Minister and a delegation of government officials intended to visit Kidal to install officially the Governor in the Governorate building that had recently been vacated by MNLA. As previously agreed with the Governor of Kidal, the Malian armed forces, Serval and a MINUSMA formed police unit deployed around the airstrip. Approximately 100 civilians gathered at the airstrip to demonstrate against the visit. Demonstrators threw stones at the Malian army personnel, who fired their weapons, injuring four demonstrators. The Prime Minister called off his visit. Although Serval and MINUSMA ensured that the civilians who were wounded in the incident received prompt medical attention, one of the women died, on 5 December, in Bamako. On 16 December, five rockets or mortars exploded in the vicinity of the joint Serval-MINUSMA camp.

22. Operation Serval intervened four times in support of MINUSMA in situations of imminent and serious threat. At Tessalit, on 23 October, following the asymmetric attack against MINUSMA, Serval provided immediate support through the medical evacuation of six wounded peacekeepers and the defusing of residual explosive devices. Serval also helped with the response to attacks on MINUSMA in Ménaka on three occasions in November. Two incidents involved attempts by armed groups to gain access to MINUSMA premises, and a third was in response to an attack on MINUSMA in Ti-n-Anzarargane.

B. Disarmament, demobilization and reintegration 

23. The preliminary agreement provides, inter alia, for the cantonment of armed groups as a first step, pending a broader disarmament, demobilization and reintegration process in the context of a comprehensive peace settlement. The current cantonment process serves as an interim stabilization measure, but important challenges persist. MNLA and HCUA, which claim to comprise between 7,000 and 10,000 members in total, have submitted to the Mixed Technical Commission on  Security a list of 9,088 combatants for Kidal region alone. However, only 1,847 of  those combatants have been listed for cantonment. An even smaller number is actually cantoned in three sites in Kidal region. Armed groups point to the  prevailing insecurity in the north as a key factor preventing the cantonment of more combatants.

24. MINUSMA supports the cantonment process at the strategic and technical levels. In addition to providing logistical support, food and water to MNLA and HCUA combatants in the three existing cantonment sites, MINUSMA is helping the Government to design a cantonment strategy in order to better define the scope of the process and eventual transition towards the necessary disarmament, demobilization and reintegration. The Mission is also identifying sources of funding to enhance logistical support to the existing cantonment sites as well as the possible establishment of eight additional sites, including for combatants of the Mouvement arabe de l’Azawad and Coordination des mouvements et forces patriotiques de résistance. In addition to material and technical support, MINUSMA is also advocating for the implementation of community-based initiatives to accompany the process and sustain a peaceful environment in the communities adjacent to cantonment sites.

(...)

(Source/bron: Report of the Secretary-General on the situation in Mali, United Nations Security Council, 2 January 2014)

Zie ook: Nederlandse missie in Mali

Voor 'kleine nieuwtjes' over Mali, volg mij op Twitter: @hdevreij

donderdag 9 januari 2014

Jubileumjaar Koninklijke Landmacht van start met vaandelgroet

Foto: Defensie
Met een openbare vaandelgroet aan koning Willem-Alexander is donderdag op Plein 1813 in Den Haag de viering van het 200-jarig jubileum van de landmacht gestart. Ruim 1.500 militairen marcheerden in ceremonieel tenue met 24 vaandels langs de koning en brachten als eerbetoon hun groet.

Commandant Landstrijdkrachten luitenant-generaal Mart de Kruif: "Het vaandel symboliseert trouw aan het koningshuis, kameraadschap en staat voor de offers die gebracht zijn bij het vechten voor vrijheid."

Om het contact met de burgers te versterken was de ceremonie toegankelijk voor bezoekers. Langs de zijlijn en op de tribunes keken zij dan ook in grote aantallen toe. Gewapend met fototoestellen waren de toeschouwers getuige van een bijzonder moment. De 21-jarige Kariem Ahmed was een van de aanwezigen. "Het is zeer indrukwekkend om dit van dichtbij mee te maken. Ondanks het koude weer heb ik er van genoten."

Uniek
Een vaandelgroet is een ceremonieel eerbetoon dat de verbondenheid tussen het koningshuis en de diverse regimenten van de landmacht symboliseert. Een vaandelgroet is vrij uniek voor Nederlandse begrippen. De vorige aan een Nederlands staatshoofd was in 1980 rond de abdicatie van koningin Juliana.

Vaandels van de KMS en KMA (foto: Defensie) 

Boek
Na de vaandelgroet nam de koning het boek '200 jaar Koninklijke Landmacht' in ontvangst. De uitgave is geschreven door medewerkers van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie en neemt de lezer mee door 2 eeuwen geschiedenis van het Nederlandse leger. In het boek nemen persoonlijke belevenissen van militairen een belangrijke plaats in. Velen van hen, van soldaat tot generaal en van dienstplichtig tot beroeps, komen aan het woord over hun ervaringen in bijvoorbeeld de Slag bij Waterloo, de Tiendaagse Veldtocht, de Meidagen van 1940, de strijd in Nederlands-Indië en vredesoperaties overal ter wereld.

(ministerie van Defensie, 9 januari 2014)

Volledige uitzending NOShttp://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1388670

woensdag 8 januari 2014

C-130 naar Mali met tien ton materiaal

Een Hercules C-130-transportvliegtuig van de Koninklijke Luchtmacht is vanmiddag van Vliegbasis Eindhoven vertrokken richting Mali. Het toestel vervoert goederen voor (de Nederlandse bijdrage aan) de United Nations Multidimensional Integrated Stabilisation Mission (MINUSMA).

De lading bestaat uit zo'n 10.000 kilo geniemateriaal, persoonlijke uitrustingsstukken en voedsel voor de kwartiermakers. Na een tussenlanding op de Canarische Eilanden en in Dakar komt de Hercules naar verwachting vrijdag aan op Gao in Mali.

Kwartiermakers
Afgelopen maandag vertrokken de kwartiermakers al vanaf Schiphol naar Mali. Zij bereiden de komst van de hoofdmacht voor. Hun werkzaamheden bestaan onder meer uit het opbouwen van het Nederlandse kamp met werk- en slaapverblijven. Ook zorgen zij ervoor dat de logistiek, de infrastructuur en het materieel gereed zijn op het moment dat de Nederlandse militairen arriveren.

Veiligheid en stabiliteit
De operatie MINUSMA moet de veiligheid en stabiliteit in het land herstellen en de burgerbevolking beschermen. De Nederlandse bijdrage bestaat voor het merendeel uit militairen. Zij gaan in de omgeving van Gao vooral inlichtingen verzamelen, verwerken en analyseren. De Apaches worden ook ingezet ter afschrikking en om het Nederlands personeel te beschermen. De uitzending is in principe tot medio 2015.

(ministerie van Defensie, 8 januari 2014)

dinsdag 7 januari 2014

Nieuwjaarsboodschap Commandant der Strijdkrachten

Historisch maar ook stormachtig. Dat was het jaar 2013 voor Defensie. Historisch, omdat belangrijke besluiten zijn genomen over de toekomst van de krijgsmacht. Stormachtig, omdat het ook het jaar was van de man met de hamer.

Een jaar waarin honderden loyale, hardwerkende collega’s hun baan verloren. Een jaar ook dat eindigde met meer duidelijkheid en perspectief. Zo kwam er een einde aan een lange periode van baanonzekerheid, zo toonde het herfstakkoord een toenemend besef in de Tweede Kamer dat er genoeg is bezuinigd op Defensie en zo bood de nota over de toekomst van de krijgsmacht voor alle Operationele Commando's een duidelijke stip aan de horizon.

Daarmee kunnen we de blik weer vooruit richten. Cruciaal voor een moderne krijgsmacht want “Het zijn niet de sterksten die overleven, maar diegenen die zich het beste aanpassen aan de omstandigheden”. Een toepasselijk citaat van Charles Darwin dat ik eind vorig jaar gebruikte tijdens de Future Force Conference. Stilstand is achteruitgang en dat kunnen we ons niet veroorloven. Daarvoor is ons werk te belangrijk. Wij maken de wereld om ons heen veiliger. Om de hoek, in de straten van Amsterdam waar we helpen criminelen op te sporen. En verder weg, zoals in landen als Mali, waar broeinesten van terreur ook onze veiligheid in Nederland raken.

We moeten er dus voor zorgen dat we het verschil kunnen blijven maken waar anderen dat niet kunnen. 2014 is het jaar waarin we herstellen van de klappen en de draad weer oppakken. Waarin we gaan toewerken naar die nieuwe stippen op de horizon en praktisch invulling geven aan onze plannen.

Hoe we dat gaan doen? Allereerst door ons te blijven onderscheiden in onze missies. Zo werd net voor de kerst besloten om de inzet van onze Patriots aan de grens met Syrië te verlengen, evenals onze inzet in het kader van antipiraterij. In Afghanistan beschermen onze F-16’s nog steeds de internationale troepen en zijn onze mensen zowel in het noorden als in het hoofdkwartier in Kabul hard aan het werk. We hebben er zelfs een nieuwe missie bij: MINUSMA, de VN-missie in Mali. 2 jaar lang gaan 400 Nederlandse militairen in Mali helpen om de rust in het land te herstellen. Relevant werk dat alleen wij kunnen doen en dat direct bijdraagt aan onze veiligheid in Nederland.

Daarnaast door samenwerking en modernisering. Ik geloof in veiligheid door samenwerking. Samenwerking met landen die dicht bij ons staan zodat we middelen kunnen delen. Samenwerking met bedrijven en onderzoeksinstituten zodat we kunnen blijven innoveren en moderniseren. Samenwerking met civiele autoriteiten zoals politie en brandweer, om de veiligheid in eigen land te vergroten. En last but not least samenwerking met andere landen bij de uitvoering van missies, want dat is en blijft onze core business.

Kortom, er is in 2014 volop werk aan de winkel. En dan heb ik het nog niet eens over onze 15 andere lopende missies, over de vele nationale taken zoals de grensbewaking door de Koninklijke Marechaussee en over de nationale operaties die we in toenemend aantal uitvoeren (circa 2.200 in 2013). Zo heeft de Explosieven Opruimingsdienst Defensie in de aanloop naar het nieuwe jaar op veel plekken zwaar en gevaarlijk vuurwerk geruimd. Goed werk, zo houden we Nederland ook veilig!

Ik ben dan ook trots op alle medewerkers van de krijgsmacht, burgers en militairen. Iedereen heeft zich keihard ingezet om de reorganisatie mogelijk te maken en zo de krijgsmacht op 2014 en verder voor te bereiden. Samen zorgen we ervoor dat we ons aanpassen aan veranderende omstandigheden. Daar draait het uiteindelijk om!

Ik hoop dan ook dat we er samen voor Defensie een positief jaar van maken. Ik zal mij sterk blijven maken voor een goede krijgsmacht en ik zal blijven uitleggen wat we doen, en vooral ook waarom. Het moet duidelijk zijn dat veiligheid/vrijheid nooit vanzelfsprekend is. Dat we daar hard aan moeten werken. Dag in, dag uit.

Laten we samen aan de slag gaan!

(Facebook, 7 januari 2014)

vrijdag 3 januari 2014

Vertrek eerste Nederlandse militairen naar Mali

De eerste Nederlandse militairen vertrekken op maandag 6 januari vanaf Amsterdam Airport Schiphol naar Mali. Deze militairen, voornamelijk genisten, zullen de komst voorbereiden van de hoofdmacht, die naar verwachting in maart naar Mali vertrekt om te worden ingezet voor de United Nations Multidimensional Integrated Stabilisation Mission (MINUSMA).


Deze eerste groep bestaat uit 14 militairen. Zij zullen het Nederlandse kampement in Gao, waaronder werk- en slaapverblijven, opbouwen. Ook zorgen zij ervoor dat logistiek, infrastructuur en materieel gereed is op het moment dat de militairen van de Nederlandse hoofdmacht in Mali arriveren.

Op verzoek van de VN besloot Nederland eind vorig jaar ongeveer 380 personen – voornamelijk militairen - in te zetten voor MINUSMA. Deze nieuwe missie, de op drie na grootste van de VN, is op 1 juli 2013 begonnen onder leiding van de Speciale Vertegenwoordiger van de Secretaris Generaal van de VN, Bert Koenders.

MINUSMA heeft ten doel om de stabiliteit in Mali te herstellen en de burgerbevolking te beschermen. Op de lange termijn is het doel structurele stabiliteit en versterking van het Malinese overheidsapparaat, zodat Mali weer in staat is zelfstandig veiligheid en rechtsorde te waarborgen. De VN Veiligheidsraad heeft MINUSMA voorzien van een robuust mandaat, zodat in het uiterste geval met geweld kan worden opgetreden.

De Nederlandse bijdrage bestaat uit ongeveer 30 specialisten voor de politiecomponent en ongeveer 220 militairen voor de inlichtingenketen van de militaire component van de VN-missie. Naast special forces en analisten, worden hiervoor sensorcapaciteit, onbemande systemen en 4 Apache-gevechtshelikopters ingezet. 128 militairen zorgen voor ondersteuning. Ook streeft Nederland naar een bijdrage van civiele deskundigen, onder meer op het terrein van gender, bescherming van burgers, rechtstaatontwikkeling, security sector reform en de bescherming van cultureel erfgoed.

De Nederlandse inzet loopt, in beginsel, tot midden 2015. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de VN Veiligheidsraad het mandaat van MINUSMA na 25 april 2014 verlengt. Midden 2015 zal de Nederlandse
bijdrage geëvalueerd worden. Mede op grond van die ‘weging’ zal het kabinet een besluit nemen over de verlenging of de beëindiging van (elementen van) de Nederlandse bijdrage aan deze VN-missie.

(ministerie van Defensie, 3 januari 2014)

Zie ookNederlandse missie in Mali