Veiligheidsdiscussie
20-05-2014 | Generaal Tom Middendorp
In Nederland is discussie ontstaan over onze veiligheid en het geslonken Defensiebudget. Een belangrijke ontwikkeling. Hoe breder de discussie, hoe beter. Veiligheid is immers voor iedereen van belang en zeker geen luxeartikel.
De oproep van de Amerikaanse president Barack Obama aan Europese landen om meer te spenderen aan hun krijgsmacht en niet langer disproportioneel op de Amerikanen te leunen als het gaat om de veiligheid heeft de discussie aangewakkerd. Maar ook de spanningen in de Oekraïne maken veel los.
Dit land - op slechts 2 uur vliegafstand en gelegen aan de grenzen van de EU - laat namelijk zien dat een schijnbaar stabiele situatie zo kan omslaan en dat veiligheid helemaal niet vanzelfsprekend is. Sommigen noemen het niet voor niets een wake-up-call. Wie had immers 4 maanden geleden gedacht dat de verhoudingen zo snel konden verslechteren?
Dat geeft ook te denken. Zo liet de schrijver Geert Mak in het programma ‘Eén op één’ weten: “We waren zo bezig met die soft power - en dat is ook goed - alleen Poetin reageert op een 19e-eeuwse manier.” Mak, ooit pacifist, meende daarom dat we “Defensie niet moeten afbreken” en dat we “meer moeten samenwerken met anderen.”
En de Britse militair historicus en oud-journalist Max Hastings zei in een interview met NRC Handelsblad over de situatie in de Oekraïne: “Ik stel geen moment voor dat we een militair antwoord moeten geven, maar ik suggereer wel dat we moeten laten zien dat we dat kunnen. Het is angstaanjagend dat Europa niet eens kan pretenderen dat het een militair antwoord heeft.”
Zo is het maar net. Dat is ook de reden waarom ik zelf vorige week bij een debatbijeenkomst opmerkte dat een brullende leeuw veel geloofwaardiger is als die ook zijn tanden kan laten zien. Het is nu eenmaal geloofwaardiger als je praat vanuit een sterke positie. Vriend en vijand weten dat.
Mijn uitspraken trokken de aandacht van de media, maar het moest gezegd worden. Europa levert slechts 25% van de NAVO en moet een meer geloofwaardige partner worden. Dit vooral door meer rendement te halen uit onze samenwerking en de krachten nog meer te bundelen. Maar daarmee verandert dit percentage niet. Daar is meer voor nodig.
Bij militaire samenwerking geldt dat de liefde van 2 kanten moet komen. Je kunt als land niet voor een dubbeltje op de eerste rang zitten, en voor een lagere premie een hogere dekking verwachten. Je moet ook bereid zijn te leveren.
En dat is nu net het probleem. Nederland investeert nu 1,16% van het Bruto Nationaal Product in Defensie. Als we de pensioenen en wachtgelden niet meetellen slechts 0,87%. Ter vergelijking: de gemiddelde bijdrage van de Europese NAVO-landen is 1,56% en de NAVO-norm is 2%.
Wij zitten met onze 1,16% dus ruim onder de gemiddelde EU-bijdrage en de NAVO-norm. En dat terwijl onze economische positie zich juist meer in de kopgroep bevindt. En dat in een tijd waarin we in toenemende mate afhankelijk zijn van stabiliteit, zowel binnen als buiten Europa…
Dat baart mij zorgen. Of we het nu leuk vinden of niet, in veiligheid en vrijheid moeten we blijven investeren. Of zoals Geert Mak in de uitzending ‘Eén op één’ concludeerde:
“Vrijheid komt niet vanzelf. Voor vrijheid moet je knokken. Moet je concessies doen. Moet je ruzie over maken. Rode koppen krijgen en uiteindelijk weer naar de stembussen sjokken. Dat is allemaal vrijheid. Vrijheid moet je verrekt alert op zijn, want anders glipt het zo door je vingers”.
Generaal Tom Middendorp,
Commandant der Strijdkrachten
woensdag 28 mei 2014
zaterdag 24 mei 2014
woensdag 21 mei 2014
Jaarverslag Inspecteur-generaal der Krijgsmacht over 2013
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Datum 21 mei 2014
Betreft Jaarverslag Inspecteur-generaal der Krijgsmacht over 2013
Hierbij ontvangt u het verslag van de Inspecteur-generaal der Krijgsmacht (IGK) over het jaar 2013. De IGK geeft mij gevraagd en ongevraagd advies over alle onderwerpen die Defensie betreffen. Deze adviezen worden bij de ontwikkeling van het defensiebeleid betrokken en waar mogelijk omgezet in concrete maatregelen en initiatieven. Naar aanleiding van zijn werkbezoeken of individuele bemiddeling is, zoals vermeld in het IGK jaarverslag, reeds een aantal maatregelen getroffen. In deze brief ga ik in op de vier hoofdpunten die de IGK in zijn voorwoord naar voren brengt en vervolgens op de themaonderzoeken.
Koers Defensie
Het jaar 2013 was voor Defensie een moeilijk jaar. Een groot deel van de organisatie was in beweging en veel mensen werden geconfronteerd met onzekerheid over hun baan. De IGK constateert dat veel medewerkers het gevoel hadden dat de nieuwe reorganisatie van start was gegaan, terwijl de doelen van de vorige reorganisatie nog niet waren behaald. Ik herken dat de reorganisaties en hervormingen al lang een zware wissel trekken op het personeel. Ik ben de IGK erkentelijk dat hij daaraan aandacht blijft besteden.
Voor het defensiepersoneel wordt het, na twee decennia van reorganisaties, bezuinigen én intensieve inzet, hoog tijd om weer vooruit te kunnen kijken. In de nota In het belang van Nederland wordt de koers voor Defensie uitgezet. Die koers zal de komende jaren verder vorm krijgen en zal ervoor zorgen dat de Nederlandse krijgsmacht kan omgaan met diffuse dreigingen en risico’s. Dat vergt een krijgsmacht die militair relevant en financieel op orde is. Voor het defensiepersoneel biedt dit perspectief.
Datum 21 mei 2014
Betreft Jaarverslag Inspecteur-generaal der Krijgsmacht over 2013
Koers Defensie
Het jaar 2013 was voor Defensie een moeilijk jaar. Een groot deel van de organisatie was in beweging en veel mensen werden geconfronteerd met onzekerheid over hun baan. De IGK constateert dat veel medewerkers het gevoel hadden dat de nieuwe reorganisatie van start was gegaan, terwijl de doelen van de vorige reorganisatie nog niet waren behaald. Ik herken dat de reorganisaties en hervormingen al lang een zware wissel trekken op het personeel. Ik ben de IGK erkentelijk dat hij daaraan aandacht blijft besteden.
Voor het defensiepersoneel wordt het, na twee decennia van reorganisaties, bezuinigen én intensieve inzet, hoog tijd om weer vooruit te kunnen kijken. In de nota In het belang van Nederland wordt de koers voor Defensie uitgezet. Die koers zal de komende jaren verder vorm krijgen en zal ervoor zorgen dat de Nederlandse krijgsmacht kan omgaan met diffuse dreigingen en risico’s. Dat vergt een krijgsmacht die militair relevant en financieel op orde is. Voor het defensiepersoneel biedt dit perspectief.
Personeelsrapportage over 2013
Aan de Voorzittter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Datum 19 mei 2014
Betreft Personeelsrapportage over 2013
Hierbij bied ik u de Personeelsrapportage over het jaar 2013 aan. Deze rapportage heeft tot doel de kwantitatieve en kwalitatieve stand van zaken met betrekking tot het personeel van Defensie in 2013 te duiden. De rapportage omvat een algemeen beeld van de personele ontwikkelingen in 2013, de instroom en uitstroom, de bestandsopbouw, de numerus fixus, de vulling, de reservisten en de verandermonitor. In deze rapportage wordt tevens ingegaan op de stand van zaken bij de reorganisaties ten gevolge van de beleidsbrief 2011, conform mijn toezegging op 23 januari 2014.
Kernboodschap
Het totale personeelsbestand van Defensie 1) is in 2013 verder afgenomen, netto met 1269 vte’n van 60.714 naar 59.445 vte’n. Eind 2013 zijn de meeste reorganisaties voltooid en daarmee zijn de consequenties voor het personeel grotendeels duidelijk. Ten opzichte van 2012 laat 2013 een licht positiever beeld zien in het vertrouwen, de tevredenheid en de motivatie van het personeel. Omdat de organisatie meer is gekrompen dan het personeelsbestand, is ook de personele vulling in 2013 gestegen. We zijn er echter nog niet. Een aantal reorganisaties, naar aanleiding van de beleidsbrief 2011, is nog gaande. Daarnaast is de instroom lager en de uitstroom hoger dan gewenst. Hierdoor kwam het personeelsbestand per 31 december 2013 kwantitatief al onder de numerus fixus van 2016. In 2013 was er nog steeds een tekort aan technisch geschoold personeel. De gewenste verjonging heeft in 2013 nog geen gestalte gekregen. Wel stabiliseert de gemiddelde leeftijd voor militair personeel.
Algemeen beeld
De afgelopen jaren hebben veel gevraagd van de defensiemedewerkers. De reorganisaties met de daaraan verbonden onzekerheid, functiewisselingen en veranderingen van werkzaamheden zijn een zware belasting geweest. Ondanks deze veranderingen is gebleken dat de medewerkers hun taken en opdrachten gedegen en professioneel blijven uitvoeren.
Voor de meeste medewerkers is de periode van onzekerheid over hun baan voorbij. Helaas heeft een deel van de medewerkers Defensie moeten verlaten. Sinds het uitkomen van de beleidsbrief in 2011 is het totale personeelsbestand van Defensie met 10 procent afgenomen: van 65.995 per 1 juli 2011 naar 59.445 vte’n per 1 januari 2014.
In de tussenliggende periode lag het natuurlijk verloop en het vrijwillig vertrek hoger dan verwacht. Het aantal sollicitaties en aangestelden lag in 2013 hoger dan in 2012. De totale instroom was in 2013 echter lager dan gepland. De hogere uitstroom en lagere instroom zorgen ervoor dat minder medewerkers gedwongen naar werk buiten Defensie moeten worden begeleid.
Net zoals de meeste organisaties zal ook Defensie in ontwikkeling blijven. De nota In het belang van Nederland bevat maatregelen, deels verzacht dan wel teruggedraaid na het begrotingsakkoord van oktober 2013, waarvan enkele zullen leiden tot organisatieveranderingen. Het aantal reorganisaties is echter in vergelijking met de beleidsbrief 2011 beperkt en niet meer dan in een grote organisatie als Defensie gebruikelijk is.
Instroom en uitstroom
Het aantal belangstellenden voor een militaire opleiding of baan bij Defensie is in 2013 afgenomen ten opzichte van 2012. Dit komt vooral doordat het begrip ‘belangstellende’ sinds begin 2013 anders is gedefinieerd. Defensie hanteert het begrip belangstellenden alleen nog maar voor personen die in de doelgroepen voor werving vallen. Door een gerichte aanpak en de verbeteringen in het wervingsproces ligt het aantal sollicitaties in 2013 15 procent hoger dan in 2012. In 2013 ligt het aantal initieel aangestelde militairen 44 procent hoger ten opzichte van 2012. De effecten van de genomen maatregelen vanuit het Actieplan Werving en Behoud (Kamerstuk 33 763, nr. 29) dragen hieraan bij.
De arbeidsmarkt in 2014 is vanuit werkgeversperspectief vrij gunstig. Technisch geschoold personeel vormt hierop een uitzondering. Deze categorie blijft naar verwachting ook in 2014 en volgende jaren schaars. Specifiek voor technisch personeel heeft Defensie op 6 november 2013 Techbase georganiseerd. Met deze techniekdag heeft Defensie haar positie als werkgever op dit gebied meer bekendheid willen geven. Van de 15.000 veelal jonge bezoekers bleken er ruim 6.000 geïnteresseerd in een van de (technische) richtingen van de ROC-opleiding Veiligheid en Vakmanschap. Daarnaast hebben op de dag zelf 150 bezoekers direct gesolliciteerd naar een technische baan bij Defensie. Techbase zal in de komende jaren naar verwachting een positief effect hebben op het aantal sollicitaties. Scholieren maken in de komende maanden en soms pas in de komende jaren hun keuze. In de reguliere arbeidsmarktcampagne zal Defensie het komende jaar extra aandacht blijven vragen voor technische beroepen.
Zowel de reguliere uitstroom (ten gevolge van leeftijdsontslag of einde aanstelling) als de irreguliere uitstroom (ten gevolge van vrijwillig of gedwongen ontslag) zijn bij burgermedewerkers en militairen in 2013 afgenomen ten opzichte van 2012. Het saldo van in- en uitstroom van militair personeel en dat van burgerpersoneel is daarbij negatief. Dit betekent dat er in 2013 meer personeel de organisatie is uitgestroomd dan ingestroomd. Deze ontwikkeling is in lijn met de geplande afname van het personeelsbestand. Ten opzichte van 2012 is dit negatief saldo in 2013 kleiner geworden.
Bestandsopbouw
Het totale aandeel vrouwen binnen Defensie is in vergelijking met 2012 in 2013 naar verhouding constant gebleven. Wel is een verschuiving in de rangen en schalen zichtbaar. Het aandeel vrouwen in de lagere schalen en rangen is in 2013 licht afgenomen en in de hogere schalen en rangen (vanaf majoor en schaal 10) licht toegenomen.
Binnen Defensie is het eerder verwachte verjongingseffect nog niet opgetreden. De gemiddelde leeftijd voor militairen is in de afgelopen twee jaar met 1,2 jaar gestegen naar 34,4 jaar en voor burgers met 1,7 jaar naar 47,7 jaar.
Datum 19 mei 2014
Betreft Personeelsrapportage over 2013
Hierbij bied ik u de Personeelsrapportage over het jaar 2013 aan. Deze rapportage heeft tot doel de kwantitatieve en kwalitatieve stand van zaken met betrekking tot het personeel van Defensie in 2013 te duiden. De rapportage omvat een algemeen beeld van de personele ontwikkelingen in 2013, de instroom en uitstroom, de bestandsopbouw, de numerus fixus, de vulling, de reservisten en de verandermonitor. In deze rapportage wordt tevens ingegaan op de stand van zaken bij de reorganisaties ten gevolge van de beleidsbrief 2011, conform mijn toezegging op 23 januari 2014.
Kernboodschap
Het totale personeelsbestand van Defensie 1) is in 2013 verder afgenomen, netto met 1269 vte’n van 60.714 naar 59.445 vte’n. Eind 2013 zijn de meeste reorganisaties voltooid en daarmee zijn de consequenties voor het personeel grotendeels duidelijk. Ten opzichte van 2012 laat 2013 een licht positiever beeld zien in het vertrouwen, de tevredenheid en de motivatie van het personeel. Omdat de organisatie meer is gekrompen dan het personeelsbestand, is ook de personele vulling in 2013 gestegen. We zijn er echter nog niet. Een aantal reorganisaties, naar aanleiding van de beleidsbrief 2011, is nog gaande. Daarnaast is de instroom lager en de uitstroom hoger dan gewenst. Hierdoor kwam het personeelsbestand per 31 december 2013 kwantitatief al onder de numerus fixus van 2016. In 2013 was er nog steeds een tekort aan technisch geschoold personeel. De gewenste verjonging heeft in 2013 nog geen gestalte gekregen. Wel stabiliseert de gemiddelde leeftijd voor militair personeel.
Algemeen beeld
De afgelopen jaren hebben veel gevraagd van de defensiemedewerkers. De reorganisaties met de daaraan verbonden onzekerheid, functiewisselingen en veranderingen van werkzaamheden zijn een zware belasting geweest. Ondanks deze veranderingen is gebleken dat de medewerkers hun taken en opdrachten gedegen en professioneel blijven uitvoeren.
Voor de meeste medewerkers is de periode van onzekerheid over hun baan voorbij. Helaas heeft een deel van de medewerkers Defensie moeten verlaten. Sinds het uitkomen van de beleidsbrief in 2011 is het totale personeelsbestand van Defensie met 10 procent afgenomen: van 65.995 per 1 juli 2011 naar 59.445 vte’n per 1 januari 2014.
In de tussenliggende periode lag het natuurlijk verloop en het vrijwillig vertrek hoger dan verwacht. Het aantal sollicitaties en aangestelden lag in 2013 hoger dan in 2012. De totale instroom was in 2013 echter lager dan gepland. De hogere uitstroom en lagere instroom zorgen ervoor dat minder medewerkers gedwongen naar werk buiten Defensie moeten worden begeleid.
Net zoals de meeste organisaties zal ook Defensie in ontwikkeling blijven. De nota In het belang van Nederland bevat maatregelen, deels verzacht dan wel teruggedraaid na het begrotingsakkoord van oktober 2013, waarvan enkele zullen leiden tot organisatieveranderingen. Het aantal reorganisaties is echter in vergelijking met de beleidsbrief 2011 beperkt en niet meer dan in een grote organisatie als Defensie gebruikelijk is.
Instroom en uitstroom
Het aantal belangstellenden voor een militaire opleiding of baan bij Defensie is in 2013 afgenomen ten opzichte van 2012. Dit komt vooral doordat het begrip ‘belangstellende’ sinds begin 2013 anders is gedefinieerd. Defensie hanteert het begrip belangstellenden alleen nog maar voor personen die in de doelgroepen voor werving vallen. Door een gerichte aanpak en de verbeteringen in het wervingsproces ligt het aantal sollicitaties in 2013 15 procent hoger dan in 2012. In 2013 ligt het aantal initieel aangestelde militairen 44 procent hoger ten opzichte van 2012. De effecten van de genomen maatregelen vanuit het Actieplan Werving en Behoud (Kamerstuk 33 763, nr. 29) dragen hieraan bij.
De arbeidsmarkt in 2014 is vanuit werkgeversperspectief vrij gunstig. Technisch geschoold personeel vormt hierop een uitzondering. Deze categorie blijft naar verwachting ook in 2014 en volgende jaren schaars. Specifiek voor technisch personeel heeft Defensie op 6 november 2013 Techbase georganiseerd. Met deze techniekdag heeft Defensie haar positie als werkgever op dit gebied meer bekendheid willen geven. Van de 15.000 veelal jonge bezoekers bleken er ruim 6.000 geïnteresseerd in een van de (technische) richtingen van de ROC-opleiding Veiligheid en Vakmanschap. Daarnaast hebben op de dag zelf 150 bezoekers direct gesolliciteerd naar een technische baan bij Defensie. Techbase zal in de komende jaren naar verwachting een positief effect hebben op het aantal sollicitaties. Scholieren maken in de komende maanden en soms pas in de komende jaren hun keuze. In de reguliere arbeidsmarktcampagne zal Defensie het komende jaar extra aandacht blijven vragen voor technische beroepen.
Zowel de reguliere uitstroom (ten gevolge van leeftijdsontslag of einde aanstelling) als de irreguliere uitstroom (ten gevolge van vrijwillig of gedwongen ontslag) zijn bij burgermedewerkers en militairen in 2013 afgenomen ten opzichte van 2012. Het saldo van in- en uitstroom van militair personeel en dat van burgerpersoneel is daarbij negatief. Dit betekent dat er in 2013 meer personeel de organisatie is uitgestroomd dan ingestroomd. Deze ontwikkeling is in lijn met de geplande afname van het personeelsbestand. Ten opzichte van 2012 is dit negatief saldo in 2013 kleiner geworden.
Bestandsopbouw
Het totale aandeel vrouwen binnen Defensie is in vergelijking met 2012 in 2013 naar verhouding constant gebleven. Wel is een verschuiving in de rangen en schalen zichtbaar. Het aandeel vrouwen in de lagere schalen en rangen is in 2013 licht afgenomen en in de hogere schalen en rangen (vanaf majoor en schaal 10) licht toegenomen.
Binnen Defensie is het eerder verwachte verjongingseffect nog niet opgetreden. De gemiddelde leeftijd voor militairen is in de afgelopen twee jaar met 1,2 jaar gestegen naar 34,4 jaar en voor burgers met 1,7 jaar naar 47,7 jaar.
Het uitblijven van het verjongingseffect wordt onder meer veroorzaakt door de lagere instroom dan gepland. Tevens zijn bij de reorganisaties de oudere medewerkers behouden als gevolg van de voor hen geldende ontslagbescherming. Zij zullen naar verwachting in de periode tot 2016 uitstromen. Ook de vertraging van de reorganisatie heeft bijgedragen aan het uitblijven van het verjongingseffect. Daarnaast zorgt het rijksbrede beleid ervoor dat burgermedewerkers langer moeten doorwerken met als gevolg dat de uitstroomleeftijd stapsgewijs wordt verhoogd. Een sturingsmogelijkheid van Defensie ligt vooral bij de instroom van jong personeel. Ook in 2014 richt Defensie zich waar mogelijk op de verjonging van het personeelsbestand.
De verwachting is dat de komende jaren de gemiddelde leeftijd zal stabiliseren dan wel licht zal dalen. Dit geldt zowel voor militair als burgerpersoneel. Uitgaande van de huidige ontslagleeftijd, zal naar verwachting voor militair personeel de gemiddelde leeftijd dalen vanaf 2018 en voor burgerpersoneel na 2020.
Numerus Fixus
Per 1 januari 2014 komt het organisatie- en personeelsbestand van Defensie kwantitatief bijna overeen met de geplande numerus fixus van 2016. In 2013 is het personeelsbestand van Defensie 440 personen kleiner dan de numerus fixus voor 2016. De numerus fixus is in kwantitatieve zin dus eerder gehaald dan gepland. In kwalitatieve zin moeten de aantallen van enkele schalen en rangen nog worden verminderd, zoals bij militairen in de rang van adjudant, luitenant-kolonel en kolonel en bij burgermedewerkers in de schaal 13. Naar verwachting zal in 2014 en 2015 dit surplus aan personeel ten gevolge van natuurlijke uitstroom door leeftijdsontslag en door toepassing van het Sociaal beleidskader (SBK) de organisatie verlaten. De gevolgen van de nota In het belang van Nederland en van het begrotingsakkoord zullen in de numerus fixus worden verwerkt.
Vulling
Het vullingspercentage is in 2013 gestegen naar 82,5 procent voor militair personeel en 89,2 procent voor burgerpersoneel. Deze stijging wordt vooral veroorzaakt door het stapsgewijs kleiner worden van de formatie als gevolg van de reorganisatie en niet door een vergroting van het personeelsbestand. In de komende jaren tot 2016 zal de formatie nog kleiner worden. Hierdoor zal het vullingspercentage de komende jaren positief worden beïnvloed.
Reservisten
Het totaal aantal reservisten is met 4.692 in vergelijking met 2012 vrijwel gelijk gebleven. In 2013 zijn in totaal 77 reservisten uitgezonden (front-fill). Op 1 januari 2014 vervingen in Nederland twaalf reservisten een uitgezonden militair (back-fill). Op 2 december 2013 is het reservistencongres gehouden. Bij deze dag hebben reservisten, hun achterban en de betrokken werkgevers waardevolle input geleverd voor het in 2014 te ontwikkelen reservistenbeleid. Dit beleid richt zich voornamelijk op een uitbreiding van de reservisteninzet vanaf 2020.
Verandermonitor
De Verandermonitor Defensie, het onderzoek binnen Defensie naar trends in vertrouwen, motivatie, tevredenheid en sollicitatiegedrag, laat een licht positiever beeld zien. Het vertrouwen van medewerkers in een toekomst bij Defensie is in 2013 toegenomen. De stijging kan worden verklaard door het voltooien van een groot deel van de reorganisaties naar aanleiding van de beleidsbrief 2011. Ook de motivatie van medewerkers is in 2013 licht gestegen. De tevredenheid van het defensiepersoneel fluctueert enigszins, maar blijft rond de 60 procent. Het aantal sollicitaties van defensiepersoneel naar werk buiten Defensie is licht toegenomen. Dit kan ook verband houden met de reorganisaties die in 2013 hebben plaatsgevonden.
Defensie in ontwikkeling
Van de in totaal 106 reorganisatietrajecten zijn er inmiddels dertien opgegaan in andere reorganisaties, waardoor het totaal aantal reorganisatietrajecten neerkomt op 93. Nadat het overleg met de bonden in maart 2013 is hervat, zijn 68 van de 93 lopende reorganisatietrajecten voltooid. Enkele trajecten zijn over de jaargrens heengegaan en worden dit jaar gerealiseerd. Zoals gemeld in de brief van 20 januari (Kamerstuk 33 750-X, nr. 40) is de reorganisatie bij de Defensie Gezondheidszorg Organisatie vertraagd. Met de centrales van overheidspersoneel is eind maart overeenstemming bereikt over het geneeskundige voorzieningenniveau van Defensie. Als volgende stap in dit traject zullen de reorganisatieplannen aan het voorzieningenniveau worden getoetst. Aansluitend worden de formele reorganisatiestappen vervolgd. In 2014 worden naar verwachting vijftien trajecten voltooid, zeven in 2015 en de resterende drie begin 2016. Een volledig overzicht van de reorganisatietrajecten treft u aan in de bijlage (tabel 14).
De schatting van het aantal personeelsleden dat als gevolg van de reorganisaties volgend uit de beleidsbrief 2011 naar werk buiten Defensie wordt begeleid, is ongewijzigd gebleven ten opzichte van de Kamerbrief van september 2013 (Kamerstuk 33 763, nr. 3). Het gaat tot 2016 naar verwachting om 1.750 personen, die Defensie hoofdzakelijk in de tweede helft van 2014 en de eerste helft van 2015 zullen verlaten. In totaal bevinden zich per 1 januari 2014 1.234 medewerkers in een herplaatsingstraject van het SBK 2012. Naar aanleiding van de maatregelen van de beleidsbrief werden per 1 januari 2014 815 medewerkers door de Begeleidings- en Bemiddelingsorganisatie Defensie naar een baan buiten Defensie bemiddeld. Veel uitstroom heeft plaatsgevonden zonder bemiddeling. Dit heeft te maken met het natuurlijke en vrijwillige verloop.
Momenteel worden de gevolgen van de nota In het belang van Nederland uitgewerkt door de defensieonderdelen. Er wordt gestreefd naar zo min mogelijk overtolligheid. Zodra de exacte personele consequenties duidelijk zijn, zal ik u hiervan op de hoogte stellen.
Ten slotte
De komende periode zal de nadruk liggen op het ontwikkelen van de agenda van de toekomst. De samenhang van de onderwerpen op het gebied van personeelsbeleid en de bijbehorende ambitie worden hierin weergegeven. Voor de behandeling van de defensiebegroting 2015 zal ik u hierover informeren.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert
1) Het totale personeelsbestand Defensie betreft het aantal medewerkers uitgedrukt in voltijdsequivalent inclusief de agentschappen, de projectorganisaties en de medewerkers werkzaam ten laste van derden. Voor een toelichting van de numerus fixus, zie de bijlage onder Numerus fixus.
Jaarverslag: Personele kengetallen en trends Defensie 2013
(ministerie van Defensie, 21 mei 2014)
woensdag 14 mei 2014
Dapperheidsonderscheidingen voor vier Afghanistanveteranen
Minister van Defensie Jeanine Hennis-Plasschaert heeft vanmiddag in Breda vier zogenoemde dapperheidsonderscheidingen uitgereikt (3 x Bronzen Kruis, 1x Kruis van Verdienste). De decorandi zijn vier Afghanistanveteranen die zich onder zware gevechtsomstandigheden hebben onderscheiden.
De Bronzen Kruizen zijn vanmiddag voor majoor der mariniers Christian, infanterie-kapitein Erik en sergeant 1 van de genie Minze. Het Kruis van Verdienste krijgt sergeant-majoor van de mariniers Pascal. De twee mariniers en twee landmachters maakten in 2009 en 2010 deel uit van Taskforce 55, een eenheid van special forces die vaak bij nacht en ontij in kleine groepen gedurfde acties ondernamen om tegenstanders aan te grijpen of te ontregelen.
De militairen hebben veel fysiek zware en levensgevaarlijke missies uitgevoerd. Bij veel krachtmetingen bleken de decorandi en hun collega’s veruit in de minderheid. Ook kregen zij zeer vaak te maken met een hoge dreiging van Improvised Explosive Devices, klein-kaliber-wapens en antitankgranaten. In plaats van terug te deinzen, schroomden de militairen niet om het gevecht aan te gaan. De decorandi gingen daarbij als leidinggevenden voorop in de strijd.
De vier militairen deden wat zij zelf als ‘vanzelfsprekend’ bestempelen. Dat is het echter niet; met gevaar voor eigen leven deden zij wat nodig was voor hun kameraden, hun Afghaanse collega’s, de Afghaanse bevolking en de Nederlandse missie in Afghanistan.
Een militair komt niet zomaar in aanmerking voor een dapperheidsonderscheiding. Hier gaat een uitgebreid onderzoek aan vooraf. Hierbij wordt gelet op kwaliteiten als moed, beleid, trouw, initiatief, inzicht, vakmanschap en een hoge mate van zelfopoffering.
(ministerie van Defensie, 14 mei 2014)
De Bronzen Kruizen zijn vanmiddag voor majoor der mariniers Christian, infanterie-kapitein Erik en sergeant 1 van de genie Minze. Het Kruis van Verdienste krijgt sergeant-majoor van de mariniers Pascal. De twee mariniers en twee landmachters maakten in 2009 en 2010 deel uit van Taskforce 55, een eenheid van special forces die vaak bij nacht en ontij in kleine groepen gedurfde acties ondernamen om tegenstanders aan te grijpen of te ontregelen.
De onderscheiden militairen. Operators van het KCT en MARSOF-mariniers worden nooit herkenbaar in beeld gebracht (foto Defensie) |
De militairen hebben veel fysiek zware en levensgevaarlijke missies uitgevoerd. Bij veel krachtmetingen bleken de decorandi en hun collega’s veruit in de minderheid. Ook kregen zij zeer vaak te maken met een hoge dreiging van Improvised Explosive Devices, klein-kaliber-wapens en antitankgranaten. In plaats van terug te deinzen, schroomden de militairen niet om het gevecht aan te gaan. De decorandi gingen daarbij als leidinggevenden voorop in de strijd.
De vier militairen deden wat zij zelf als ‘vanzelfsprekend’ bestempelen. Dat is het echter niet; met gevaar voor eigen leven deden zij wat nodig was voor hun kameraden, hun Afghaanse collega’s, de Afghaanse bevolking en de Nederlandse missie in Afghanistan.
Een militair komt niet zomaar in aanmerking voor een dapperheidsonderscheiding. Hier gaat een uitgebreid onderzoek aan vooraf. Hierbij wordt gelet op kwaliteiten als moed, beleid, trouw, initiatief, inzicht, vakmanschap en een hoge mate van zelfopoffering.
(ministerie van Defensie, 14 mei 2014)
dinsdag 13 mei 2014
Mali: Nederlandse bijdrage aan MINUSMA
(Passage uit Kamerbrief d.d. 12 mei 2014)
Nederlandse bijdrage aan MINUSMA
Deze paragraaf gaat in op de ontwikkelingen die betrekking hebben op de Nederlandse militaire, politie- en civiele inzet in MINUSMA.
Conform planning hebben tot half april 2014 ongeveer 190 militairen de komst van de Nederlandse bijdrage voorbereid. De hoofdmacht wordt vanaf 14 april gefaseerd naar Mali gebracht. Eind mei zullen de Nederlandse eenheden gereed zijn voor inzet. Vanaf 1 oktober, wanneer ook de transporthelikopters volledig inzetbaar zijn, zullen er ongeveer 450 Nederlandse militairen in MINUSMA zijn (brief over transporthelikopters voor MINUSMA, kenmerk BS2014007212 van 28 maart 2014).
Bescherming Nederlands personeel
Mede gezien de veiligheidssituatie is de bescherming van het Nederlandse personeel verbeterd, vooral door de vervanging van legeringstenten door scherfwerende containers. Daarnaast heeft het kabinet eind maart besloten transporthelikopters met zelfbeschermingsmaatregelen toe te voegen aan de Nederlandse bijdragen. U bent hierover geïnformeerd in de hierboven genoemde brief over transporthelikopters voor MINUSMA.
Commandovoering
Nederland levert vanaf 1 mei de deputy chief of staff operatiìons (DCOS OPS) van MINUSMA en heeft daarmee directe invloed op de militaire operaties. De Nederlandse DCOS OPS is ook de red card holder namens de Commandant der Strijdkrachten.
Transport Nederlands materieel
Het transport van het Nederlandse materieel naar Mali loopt na initiële vertraging nu volgens schema. Het grote materieel is ingevlogen en de eerste vluchten met personeel om de hoofdmacht in te brengen zijn ook uitgevoerd. Alleen de aankomst in Nederland van een transportschip voor materieel liep vertraging op. Dit schip is uiteindelijk in de nacht van 17 op 18 maart jl. uit de Eemshaven vertrokken en op 1 april jl. aangekomen in Ivoorkust. Vanuit de haven van Abidjan is het Nederlandse materieel door een transporteur over de weg vervoerd naar Gao. Het materieel is inmiddels gereed voor inzet.
Opbouw kamp Castor
In januari is het Deployment Element gestart met de bouw van het Nederlandse kamp Castor in Gao. Deze eenheid bestaat uit genisten, ICT-technici, een eenheid ten behoeve van Force Protection en een stafelement. Vanaf de eerste week van mei was de aanwezigheid van het Deployment Element, met uitzondering van de genie en Force Protection, niet langer noodzakelijk en is het personeel naar Nederland teruggebracht. Nog niet voltooide taken zijn overgenomen door het Joint Support Detachement.
Verwacht wordt dat kamp Castor eind augustus gereed is, met uitzondering van het platform voor de transporthelikopters. De werkzaamheden hiervoor zijn naar verwachting in september gereed, zodat de transporthelikopters vanaf 1 oktober 2014 kunnen worden ingezet.
Personele aspecten
Medische voorzieningen
Vanaf februari 2014 is een Nederlandse arts aanwezig in Gao. Deze wordt volledig ondersteund door de Franse Role 1 (basiszorg) om spreekuur te kunnen houden. De traumazorg op de locatie Gao wordt verzorgd door operatie Serval. Naar verwachting zal midden mei al het benodigde materieel en personeel voor een complete Nederlandse Role 1 in Gao aanwezig zijn. Voor de tweedelijns zorg wordt
gebruikgemaakt van de Franse Role 2 van operatie Serval. Het Chinese VN- hospitaal (Role 2) zal voorlopig in Gao worden ondergebracht nabij het regionale hoofdkantoor van MINUSMA. Zodra dit hospitaal gereed is, wordt een assessment uitgevoerd en wisselt Nederland in beginsel van het Franse naar het Chinese hospitaal. Tot die tijd maakt Nederland gebruik van de Franse Role 2.
De Nederlandse militairen in Bamako maken gebruik van lokale VN-faciliteiten. Voor eerstelijns zorg kunnen zij terecht bij de arts op het hoofdkwartier van MINUSMA. Voor alle overige zaken wordt gebruik gemaakt van het lokale ziekenhuis.
In het gebied is de zorg voor militairen gewaarborgd door de inzet van een Sociaal Medisch Team dat ten minste bestaat uit een psycholoog, een bedrijfsmaatschappelijk werker, een geestelijk verzorger en een personeelsfunctionaris. Tijdens de eerste rotatie zal de samenstelling van het team worden geëvalueerd.
De nazorg begint met een adaptatieprogramma op een locatie buiten het missiegebied. Tijdens dit programma worden groepsgewijze debriefings gehouden. Waar nodig of op verzoek wordt ook op individuele basis met medewerkers gesproken. Bij terugkomst in Nederland wordt na ongeveer twaalf weken een individueel terugkeergesprek gehouden. Na ongeveer zes maanden na terugkomst vullen de militairen een vragenlijst in die zal worden geëvalueerd.
Mochten individuele militairen niet aan de groepsgewijze adaptatie kunnen meedoen, dan volgen zij een individueel programma bij de dienst Militaire Geestelijke Gezondheidszorg. Individuele begeleidingstrajecten worden aangeboden waar dat nodig wordt geacht. Die noodzaak kan tijdens de inzet blijken maar ook achteraf, tijdens het algemene nazorgtraject.
Individuele politiefunctionarissen (KMar, Nationale Politie)
Nederland heeft in de VN-missie ongeveer dertig politiefuncties geïdentificeerd voor thema’s die Nederland van belang acht, te weten ontwikkeling van politietraining, community policing, toegang tot het recht, samenwerking politie-justitie, grensbewaking en gender.
Ongeveer een derde van de beoogde functies is nu gevuld. Het gaat onder andere om functies in de Development Pillar in Bamako en om trainersfuncties in Gao. Deze Nederlandse Individual Police Officers (IPO’s) zijn onlangs in Mali aangekomen en volgen momenteel een introductietraining. Een klein aantal is al aan het werk. De tewerkstelling van de kandidaten in de overige functies is afhankelijk van het moment van behoefte aan nieuwe kandidaten in Mali en het selectieproces van de VN in New York. De meeste kandidaten zijn inmiddels opgeleid voor de uitzending.
Samenwerking met de VN
De VN voorziet Nederland van logistieke steun. De afspraken hierover worden vastgelegd in een Memorandum of Understanding. Verder overleg, bijvoorbeeld over de bouw van het VN-kamp, gebeurt lokaal. De VN werkt veel met lokale aannemers. De VN is tot dusver nog niet in staat om alle toegezegde steun tijdig te leveren. Zo was het zeetransport van Nederlands materieel vertraagd, maar de VN heeft zich actief ingezet om die vertraging te beperken. Uiteindelijk bleef de vertraging beperkt tot twaalf dagen. De samenwerking met de VN is inmiddels verbeterd. De onderhandelingen over de vergoedingen zijn nog gaande.
Samenwerking met Frankrijk (Operatie Serval)
Nederland heeft grote waardering voor de logistieke steun die Frankrijk tot nu toe heeft geboden. Zo was de eerste ontplooiing van het geniedetachement en van de ontplooiingseenheid niet mogelijk geweest zonder de Franse steun op het gebied van legering, verzorging en ondersteuning. Operatie Serval verzorgt momenteel de legering voor ongeveer 130 militairen. De bedoeling is dat het geniedetachement daar gedurende de opbouw van het Nederlandse kamp gelegerd blijft. De samenwerking met Serval in Gao verloopt erg goed.
Samenwerking met andere landen binnen MINUSMA
Denemarken, Nederland en Noorwegen hebben gezamenlijk een plan uitgewerkt voor de inlichtingenketen van MINUSMA. Dat plan heeft geresulteerd in de opzet van een internationaal hoofdkwartier voor de All Sources Information Fusion Unit (ASIFU). Noorwegen heeft besloten de infrastructuur voor het kamp te bouwen, terwijl Nederland de CIS-systemen en het benodigde netwerk levert. Het hoofdkwartier is volgens planning eind mei operationeel. Momenteel is voorzien dat de volgende landen posities binnen dit hoofdkwartier zullen vullen: Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Noorwegen, Zweden en Zwitserland. Andere landen hebben al interesse in deelneming getoond en gaan in de nabije toekomst mogelijk ook deel uitmaken van dit hoofdkwartier. Naast de internationale samenwerking in het ASIFU-hoofdkwartier, maken twee Deense militairen deel uit van de Nederlandse Intell Compagnie te Gao. China levert al een deel van de Force Protection voor de Nederlandse troepen.
Samenwerking met EUTM Mali
Nederland levert een onderofficier aan EUTM Mali, de militaire trainingsmissie van de EU ter versterking van het Malinese leger. Deze militair is werkzaam bij het Belgische Force Protection element. Inmiddels zijn vier Malinese bataljons succesvol door EUTM Mali getraind. De EU heeft het mandaat van de missie onlangs met twee jaar verlengd tot 18 mei 2016. Tussen MINUSMA en EUTM Mali zijn liaison-officieren uitgewisseld, zodat beide missies van elkaars activiteiten op de hoogte zijn. Ook stuurt MINUSMA waarnemers naar de eindoefening van eenheden die door EUTM Mali worden opgeleid.
UNMAS
Sinds 3 februari jl. levert Nederland een officier aan de United Nations Mine Action Service (UNMAS). UNMAS helpt MINUSMA om Mali te ontdoen van Explosive Remnants of War en om wapenopslagplaatsen te vernietigen. UNMAS verzorgt daarnaast predeployment trainingen over de gevaren van Improvised Explosive Devices voor alle MINUSMA-eenheden.
(Voor meer informatie, zie de volledige Kamerbrief)
Nederlandse bijdrage aan MINUSMA
Deze paragraaf gaat in op de ontwikkelingen die betrekking hebben op de Nederlandse militaire, politie- en civiele inzet in MINUSMA.
Conform planning hebben tot half april 2014 ongeveer 190 militairen de komst van de Nederlandse bijdrage voorbereid. De hoofdmacht wordt vanaf 14 april gefaseerd naar Mali gebracht. Eind mei zullen de Nederlandse eenheden gereed zijn voor inzet. Vanaf 1 oktober, wanneer ook de transporthelikopters volledig inzetbaar zijn, zullen er ongeveer 450 Nederlandse militairen in MINUSMA zijn (brief over transporthelikopters voor MINUSMA, kenmerk BS2014007212 van 28 maart 2014).
Bescherming Nederlands personeel
Mede gezien de veiligheidssituatie is de bescherming van het Nederlandse personeel verbeterd, vooral door de vervanging van legeringstenten door scherfwerende containers. Daarnaast heeft het kabinet eind maart besloten transporthelikopters met zelfbeschermingsmaatregelen toe te voegen aan de Nederlandse bijdragen. U bent hierover geïnformeerd in de hierboven genoemde brief over transporthelikopters voor MINUSMA.
Commandovoering
Nederland levert vanaf 1 mei de deputy chief of staff operatiìons (DCOS OPS) van MINUSMA en heeft daarmee directe invloed op de militaire operaties. De Nederlandse DCOS OPS is ook de red card holder namens de Commandant der Strijdkrachten.
Transport Nederlands materieel
Het transport van het Nederlandse materieel naar Mali loopt na initiële vertraging nu volgens schema. Het grote materieel is ingevlogen en de eerste vluchten met personeel om de hoofdmacht in te brengen zijn ook uitgevoerd. Alleen de aankomst in Nederland van een transportschip voor materieel liep vertraging op. Dit schip is uiteindelijk in de nacht van 17 op 18 maart jl. uit de Eemshaven vertrokken en op 1 april jl. aangekomen in Ivoorkust. Vanuit de haven van Abidjan is het Nederlandse materieel door een transporteur over de weg vervoerd naar Gao. Het materieel is inmiddels gereed voor inzet.
Opbouw kamp Castor
In januari is het Deployment Element gestart met de bouw van het Nederlandse kamp Castor in Gao. Deze eenheid bestaat uit genisten, ICT-technici, een eenheid ten behoeve van Force Protection en een stafelement. Vanaf de eerste week van mei was de aanwezigheid van het Deployment Element, met uitzondering van de genie en Force Protection, niet langer noodzakelijk en is het personeel naar Nederland teruggebracht. Nog niet voltooide taken zijn overgenomen door het Joint Support Detachement.
Grondverzetmaterieel wordt in Bamako lokaal gehuurd en naar Gao vervoerd. Een deel van het kamp is ingericht als tijdelijk woon- en werkverblijf om zo de rotatie van de eenheden te bespoedigen. De eerste operationele eenheden zijn hier vanaf 15 april jl. aangekomen en gelegerd. Veel werkzaamheden zijn afhankelijk van de ontwikkeling van het gehele VN-kamp in Gao, waarvoor de werkzaamheden nog moeten beginnen. Mede hierdoor zijn zaken zoals Force Protection nog niet volledig door de VN ingericht en moet Nederland hier gedeeltelijk zelf in voorzien.
Verwacht wordt dat kamp Castor eind augustus gereed is, met uitzondering van het platform voor de transporthelikopters. De werkzaamheden hiervoor zijn naar verwachting in september gereed, zodat de transporthelikopters vanaf 1 oktober 2014 kunnen worden ingezet.
Personele aspecten
Medische voorzieningen
Vanaf februari 2014 is een Nederlandse arts aanwezig in Gao. Deze wordt volledig ondersteund door de Franse Role 1 (basiszorg) om spreekuur te kunnen houden. De traumazorg op de locatie Gao wordt verzorgd door operatie Serval. Naar verwachting zal midden mei al het benodigde materieel en personeel voor een complete Nederlandse Role 1 in Gao aanwezig zijn. Voor de tweedelijns zorg wordt
gebruikgemaakt van de Franse Role 2 van operatie Serval. Het Chinese VN- hospitaal (Role 2) zal voorlopig in Gao worden ondergebracht nabij het regionale hoofdkantoor van MINUSMA. Zodra dit hospitaal gereed is, wordt een assessment uitgevoerd en wisselt Nederland in beginsel van het Franse naar het Chinese hospitaal. Tot die tijd maakt Nederland gebruik van de Franse Role 2.
De Nederlandse militairen in Bamako maken gebruik van lokale VN-faciliteiten. Voor eerstelijns zorg kunnen zij terecht bij de arts op het hoofdkwartier van MINUSMA. Voor alle overige zaken wordt gebruik gemaakt van het lokale ziekenhuis.
Ebola
Eind maart is in Guinee een ebola-epidemie uitgebroken die zich heeft uitgebreid naar meer landen in West-Afrika. In de eerste week van april zijn drie mogelijke gevallen van ebola in Mali geconstateerd. Dit aantal is later opgelopen tot tien. Inmiddels is vastgesteld dat in geen van de tien verdachte gevallen sprake was van ebola. Defensie volgt de ontwikkelingen nauwlettend. De VN heeft preventieve maatregelen afgekondigd.
Zorg en nazorg
In het gebied is de zorg voor militairen gewaarborgd door de inzet van een Sociaal Medisch Team dat ten minste bestaat uit een psycholoog, een bedrijfsmaatschappelijk werker, een geestelijk verzorger en een personeelsfunctionaris. Tijdens de eerste rotatie zal de samenstelling van het team worden geëvalueerd.
In het gebied is de zorg voor militairen gewaarborgd door de inzet van een Sociaal Medisch Team dat ten minste bestaat uit een psycholoog, een bedrijfsmaatschappelijk werker, een geestelijk verzorger en een personeelsfunctionaris. Tijdens de eerste rotatie zal de samenstelling van het team worden geëvalueerd.
De nazorg begint met een adaptatieprogramma op een locatie buiten het missiegebied. Tijdens dit programma worden groepsgewijze debriefings gehouden. Waar nodig of op verzoek wordt ook op individuele basis met medewerkers gesproken. Bij terugkomst in Nederland wordt na ongeveer twaalf weken een individueel terugkeergesprek gehouden. Na ongeveer zes maanden na terugkomst vullen de militairen een vragenlijst in die zal worden geëvalueerd.
Mochten individuele militairen niet aan de groepsgewijze adaptatie kunnen meedoen, dan volgen zij een individueel programma bij de dienst Militaire Geestelijke Gezondheidszorg. Individuele begeleidingstrajecten worden aangeboden waar dat nodig wordt geacht. Die noodzaak kan tijdens de inzet blijken maar ook achteraf, tijdens het algemene nazorgtraject.
Individuele politiefunctionarissen (KMar, Nationale Politie)
Nederland heeft in de VN-missie ongeveer dertig politiefuncties geïdentificeerd voor thema’s die Nederland van belang acht, te weten ontwikkeling van politietraining, community policing, toegang tot het recht, samenwerking politie-justitie, grensbewaking en gender.
Ongeveer een derde van de beoogde functies is nu gevuld. Het gaat onder andere om functies in de Development Pillar in Bamako en om trainersfuncties in Gao. Deze Nederlandse Individual Police Officers (IPO’s) zijn onlangs in Mali aangekomen en volgen momenteel een introductietraining. Een klein aantal is al aan het werk. De tewerkstelling van de kandidaten in de overige functies is afhankelijk van het moment van behoefte aan nieuwe kandidaten in Mali en het selectieproces van de VN in New York. De meeste kandidaten zijn inmiddels opgeleid voor de uitzending.
Civiele deskundigen
Nederland heeft MINUSMA civiele deskundigen aangeboden op de terreinen civil affairs (verzoening en dialoog), bescherming van burgers, hervorming van de veiligheidssector, gender en rechtsstaatontwikkeling. De VN heeft concrete belangstelling getoond voor de kandidaten op de drie laatstgenoemde terreinen. Over de plaatsing van kandidaten onderhoudt Nederland nauw contact met de VN.Samenwerking met de VN
De VN voorziet Nederland van logistieke steun. De afspraken hierover worden vastgelegd in een Memorandum of Understanding. Verder overleg, bijvoorbeeld over de bouw van het VN-kamp, gebeurt lokaal. De VN werkt veel met lokale aannemers. De VN is tot dusver nog niet in staat om alle toegezegde steun tijdig te leveren. Zo was het zeetransport van Nederlands materieel vertraagd, maar de VN heeft zich actief ingezet om die vertraging te beperken. Uiteindelijk bleef de vertraging beperkt tot twaalf dagen. De samenwerking met de VN is inmiddels verbeterd. De onderhandelingen over de vergoedingen zijn nog gaande.
Samenwerking met Frankrijk (Operatie Serval)
Nederland heeft grote waardering voor de logistieke steun die Frankrijk tot nu toe heeft geboden. Zo was de eerste ontplooiing van het geniedetachement en van de ontplooiingseenheid niet mogelijk geweest zonder de Franse steun op het gebied van legering, verzorging en ondersteuning. Operatie Serval verzorgt momenteel de legering voor ongeveer 130 militairen. De bedoeling is dat het geniedetachement daar gedurende de opbouw van het Nederlandse kamp gelegerd blijft. De samenwerking met Serval in Gao verloopt erg goed.
Samenwerking met andere landen binnen MINUSMA
Denemarken, Nederland en Noorwegen hebben gezamenlijk een plan uitgewerkt voor de inlichtingenketen van MINUSMA. Dat plan heeft geresulteerd in de opzet van een internationaal hoofdkwartier voor de All Sources Information Fusion Unit (ASIFU). Noorwegen heeft besloten de infrastructuur voor het kamp te bouwen, terwijl Nederland de CIS-systemen en het benodigde netwerk levert. Het hoofdkwartier is volgens planning eind mei operationeel. Momenteel is voorzien dat de volgende landen posities binnen dit hoofdkwartier zullen vullen: Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Noorwegen, Zweden en Zwitserland. Andere landen hebben al interesse in deelneming getoond en gaan in de nabije toekomst mogelijk ook deel uitmaken van dit hoofdkwartier. Naast de internationale samenwerking in het ASIFU-hoofdkwartier, maken twee Deense militairen deel uit van de Nederlandse Intell Compagnie te Gao. China levert al een deel van de Force Protection voor de Nederlandse troepen.
Samenwerking met EUTM Mali
Nederland levert een onderofficier aan EUTM Mali, de militaire trainingsmissie van de EU ter versterking van het Malinese leger. Deze militair is werkzaam bij het Belgische Force Protection element. Inmiddels zijn vier Malinese bataljons succesvol door EUTM Mali getraind. De EU heeft het mandaat van de missie onlangs met twee jaar verlengd tot 18 mei 2016. Tussen MINUSMA en EUTM Mali zijn liaison-officieren uitgewisseld, zodat beide missies van elkaars activiteiten op de hoogte zijn. Ook stuurt MINUSMA waarnemers naar de eindoefening van eenheden die door EUTM Mali worden opgeleid.
UNMAS
Sinds 3 februari jl. levert Nederland een officier aan de United Nations Mine Action Service (UNMAS). UNMAS helpt MINUSMA om Mali te ontdoen van Explosive Remnants of War en om wapenopslagplaatsen te vernietigen. UNMAS verzorgt daarnaast predeployment trainingen over de gevaren van Improvised Explosive Devices voor alle MINUSMA-eenheden.
(Voor meer informatie, zie de volledige Kamerbrief)
dinsdag 6 mei 2014
Apaches vertrekken naar Mali
Woensdag 7 mei vertrekken vanaf het Defensie Helikopter Commando (vliegbasis Gilze Rijen) twee Apache AH-64D gevechtshelikopters per Antonov 124 naar Mali.
De Antonov 124 is een van de grootste transporttoestellen en uitermate geschikt voor groot transport zoals helikopters. Later deze week volgt nog een vlucht met 2 Apache AH-64D gevechtshelikopters. In de hoofdstad van Mali, Bamako, worden de 4 Apaches weer in elkaar gezet en vliegen ze vervolgens door naar Gao, hun thuisbasis in Mali.
Op verzoek van de Verenigde Naties zet Nederland ruim 450 man in voor de Multidimensional Integrated Stabilisation Mission (MINUSMA). De operatie moet de veiligheid en stabiliteit in het land herstellen en de burgerbevolking beschermen. De Nederlandse militairen gaan in Mali vooral verkenningen uitvoeren en inlichtingen verzamelen.
De wendbare Apache AH-64D gevechtshelikopter is voor een groot aantal taken inzetbaar. Deze helikopter beschikt over geavanceerde waarnemings- en navigatieapparatuur, waardoor hij uitermate geschikt is voor het uitvoeren van verkenningstaken. De gevarieerde bewapening biedt bescherming aan grondstrijdkrachten of transporthelikopters. Deze taken kan de Apache dag en nacht en bij slecht weer uitvoeren.
(ministerie van Defensie, 6 mei 2014)
De Antonov 124 is een van de grootste transporttoestellen en uitermate geschikt voor groot transport zoals helikopters. Later deze week volgt nog een vlucht met 2 Apache AH-64D gevechtshelikopters. In de hoofdstad van Mali, Bamako, worden de 4 Apaches weer in elkaar gezet en vliegen ze vervolgens door naar Gao, hun thuisbasis in Mali.
Apache wordt in Antonov-124 geladen voor transport naar Afghanistan |
Op verzoek van de Verenigde Naties zet Nederland ruim 450 man in voor de Multidimensional Integrated Stabilisation Mission (MINUSMA). De operatie moet de veiligheid en stabiliteit in het land herstellen en de burgerbevolking beschermen. De Nederlandse militairen gaan in Mali vooral verkenningen uitvoeren en inlichtingen verzamelen.
De wendbare Apache AH-64D gevechtshelikopter is voor een groot aantal taken inzetbaar. Deze helikopter beschikt over geavanceerde waarnemings- en navigatieapparatuur, waardoor hij uitermate geschikt is voor het uitvoeren van verkenningstaken. De gevarieerde bewapening biedt bescherming aan grondstrijdkrachten of transporthelikopters. Deze taken kan de Apache dag en nacht en bij slecht weer uitvoeren.
(ministerie van Defensie, 6 mei 2014)
donderdag 1 mei 2014
Zr.Ms. De Zeven Provinciën op antipiraterijmissie
Het Luchtverdedigings- en Commandofregat Zr.Ms. De Zeven Provinciën vertrekt zondag 4 mei uit thuishaven Den Helder. Het schip wordt tot eind augustus in de wateren rond Somalië ingezet voor de antipiraterijmissie ATALANTA.
De Zeven Provinciën telt een 220-koppige bemanning en staat onder leiding van de commandant, kapitein-luitenant ter-zee Ruud Schoonen. In Malta komen 22 Maltezers aan boord die samen met een gedeelte van de eigen bemanning het boardingteam vormen. De antipiraterijmissie wordt aangestuurd vanaf het Duitse vlaggenschip FGS Brandenburg.
Operatie Atalanta is een door de Europese Unie geleide missie en richt zich op het terugdringen van piraterij voor de kust van Somalië. Belangrijkste taken van de EU-taakgroep zijn het verstoren van piraterij in de Golf van Aden en Indische Oceaan, het beschermen van kwetsbare scheepvaart en het escorteren van schepen varend voor het World Food Program. Sinds 2008 levert de Koninklijke Marine een belangrijke bijdrage aan de bestrijding van piraterij. Op dit moment neemt Zr.Ms. Evertsen deel aan de antipiraterij-operatie Ocean Shield van de NAVO en zijn er diverse beveiligingsteams van mariniers (Vessel Protection Detachments) aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen geëmbarkeerd.
Zr.Ms. De Zeven Provinciën is een Luchtverdedigings- en Commandofregat (LCF) van de De Zeven Provinciënklasse. Het is één van de vlaggenschepen van de Koninklijke Marine. Hiertoe beschikt het schip over uitgebreide commando-, communicatie- en datafaciliteiten.
(ministerie van Defensie, 1 mei 2014)
De Zeven Provinciën telt een 220-koppige bemanning en staat onder leiding van de commandant, kapitein-luitenant ter-zee Ruud Schoonen. In Malta komen 22 Maltezers aan boord die samen met een gedeelte van de eigen bemanning het boardingteam vormen. De antipiraterijmissie wordt aangestuurd vanaf het Duitse vlaggenschip FGS Brandenburg.
Zr.Ms. Tromp op piratenjacht in 2010. 'Moederskiff' in beslag genomen |
Operatie Atalanta is een door de Europese Unie geleide missie en richt zich op het terugdringen van piraterij voor de kust van Somalië. Belangrijkste taken van de EU-taakgroep zijn het verstoren van piraterij in de Golf van Aden en Indische Oceaan, het beschermen van kwetsbare scheepvaart en het escorteren van schepen varend voor het World Food Program. Sinds 2008 levert de Koninklijke Marine een belangrijke bijdrage aan de bestrijding van piraterij. Op dit moment neemt Zr.Ms. Evertsen deel aan de antipiraterij-operatie Ocean Shield van de NAVO en zijn er diverse beveiligingsteams van mariniers (Vessel Protection Detachments) aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen geëmbarkeerd.
Zr.Ms. De Zeven Provinciën is een Luchtverdedigings- en Commandofregat (LCF) van de De Zeven Provinciënklasse. Het is één van de vlaggenschepen van de Koninklijke Marine. Hiertoe beschikt het schip over uitgebreide commando-, communicatie- en datafaciliteiten.
(ministerie van Defensie, 1 mei 2014)