Raul du Pré
Na de afbraak volgt de bezinning: hebben alle bezuinigingen ons leger niet wat al te grondig uitgekleed? Drie jaar geleden lekte een vertrouwelijk stuk uit waarin Hans Hillen, toen nog minister van Defensie, schreef dat Nederland onderverzekerd dreigde te raken voor zijn eigen veiligheid. Aan bezuinigen op de krijgsmacht zit een grens, aldus Hillens noodkreet. Waarop hijzelf voor een miljard euro aan nieuwe bezuinigingen aankondigde.
Het is symptomatisch voor de manier waarop bestuurders Defensie jarenlang zagen als de populairste afbraakpost. In twee decennia werd het budget bijna gehalveerd, tot ruim 7 miljard euro. Dat was deels logisch - het dienstplichtigenleger van weleer moest omgevormd tot de ‘veelzijdig inzetbare krijgsmacht’ die zich toelegt op internationale missies - maar in de afgelopen jaren kreeg het trekken van een kaalslag. In talloze nota's en beleidsbrieven rekenden opeenvolgende kabinetten af, steeds met andere visies: de landmacht verwerkte klap op klap, alle tanks gingen de deur uit, veel materiaal kampt met achterstallig onderhoud en de luchtmacht wordt fors ingekrompen. Tegelijkertijd meedoen aan twee serieuze operaties is straks niet meer mogelijk. Aan de normen van het NAVO-bondgenootschap voldoen we allang niet meer.
De critici die zich afvroegen of de afbraak niet wat al te voortvarend ter hand werd genomen, kregen na het wegvallen van het Rode Gevaar nauwelijks voet aan de grand. De dreiging was te abstract. Nederland had andere politieke prioriteiten en keek daarbij minder over de grens.
Is nu het kantelpunt bereikt? Zeker is dat VVD, SGP en ChristenUnie - van oudsher met een warm hart voor Defensie - hun kans grijpen nu de Oekraïnecrisis de Koude Oorlog in herinnering brengt. Als er straks echt weer eens wat financiële meevallers zijn, kan er best eens wat méér geld naar Defensie, opperen zij voorzichtig. En voor het eerst in lange tijd mogen zij zowaar hopen op wat meer maatschappelijke bijval: in rap tempo groeit in Europa het besef dat een leger geen overbodige luxe is.
Een gezonde, effectieve en op z’n taak beruste krijgsmacht begint met een fundamentele politieke discussie over wat nodig is om onze vrijheid, veiligheid en welvaart in internationaal verband te kunnen verdedigen. Stoppen met blind bezuinigen is daarvan het begin.
(Commentaar van de Volkskrant, 29 april 2014)
dinsdag 29 april 2014
zaterdag 26 april 2014
Tijdbom onder vrede Europa
Russische agressie dreigt over te slaan
door Charles Sanders en Pieter Waterdrinker
Het gevaar dat kruitvat Oekraïne ontploft en de vlam overslaat richting Baltische NAVO-lidstaten waardoor oorlog in heel Europa dreigt, groeit met het uur.
Nederlandse officieren en hoogleraren internationale betrekkingen vrezen een scenario waarbij Estland, Letland en Litouwen een beroep doen op artikel 5 van het bondgenootschap en militaire hulp vragen.
„Mocht Poetin de grenzen van Oost-Oekraïne overtrekken, dan zullen Russische minderheden in de Baltische staten het voorbeeld van hun broeders in Donetsk, Slovjansk en Maripol volgen”, aldus een generaal-majoor van de Koninklijke Landmacht. „Zo’n domino-effect kan een Derde Wereldoorlog inleiden.”
Escalatie
Directeur Rob de Wijk van het Den Haag Centrum voor Strategische Studies deelt die zorg. „Ik ben net terug uit Estland en daar kijkt men doodsbang naar de ontwikkelingen in Oekraïne. Narva, derde stad van het land en pal aan de grens met de Russische Federatie, bestaat voor 90 procent uit etnische Russen. Als die zich gaan roeren is de beer pas echt los.”
Want de Esten zullen annexatie van hun belangrijke industriestad niet toestaan, waardoor een gewapend conflict tussen Moskou en de NAVO op de loer ligt. De interimpremier van Oekraïne, Arseni Jatsenjoek, waarschuwde gisteren voor een nieuwe wereldoorlog terwijl zijn troepen in de stad Slovjansk separatisten probeerden uit te roken.
Gisteravond laat meldde het Amerikaanse ministerie van Defensie dat Russische vliegtuigen de afgelopen 24 uur diverse malen het luchtruim van Oekraïne zijn binnengevlogen. Waar en wanneer dat is gebeurd, is niet duidelijk.
(Telegraaf, 26 april 2014)
Dreiging
Een week na het verrassend tot stand gekomen akkoord van Genève, is de situatie in Oekraïne zo explosief dat Kiev zelfs vreest voor een Derde Wereldoorlog. De schuld van de escalatie ligt geheel en al bij één partij: de agressor Rusland. Met voorbedachten rade is al wekenlang gewerkt aan het destabiliseren van Oekraïne.
Het akkoord van Genève voorzag in ontwapening van illegale groepen en ontruiming van overheidsgebouwen. De afspraken tussen Rusland, de VS, Oekraïne en de EU waren glashelder. Toch heeft Rusland er bewust voor gekozen om vanaf dag één na Genève helemaal niets te ondernemen ter uitvoering van het akkoord. Dat voedt de verdenking dat het Kremlin inderdaad uit is op een oorlog.
De woorden van de Russische minister van Defensie dat het militaire machtsvertoon aan de grens met Oekraïne tevens nodig is omdat de NAVO versterkingen naar oostelijke lidstaten heeft gestuurd, zijn onheilspellend. Tegelijkertijd heeft president Poetin zichzelf klemgezet door zijn niet-aflatende propagandaoorlog. Het gevaar bestaat dat er voor Poetin geen weg terug is.
De opties van de NAVO lijken beperkt, nu Oekraïne geen deel uitmaakt van het bondgenootschap en bij een Russische inval geen beroep kan doen op artikel 5 van het handvest – de stelregel dat een aanval op de één, een aanval op allen is. Toch moet de NAVO serieus rekening houden met een noodzaak tot ingrijpen. Om te voorkomen dat een domino-effect ontstaat, zou, vooral ook ter bescherming van de oostelijke lidstaten van de alliantie, een tegenreactie overwogen moeten worden.
De NAVO heeft geen andere keus dan de tanden te laten zien.
(Telegraaf, 26 april 2014)
door Charles Sanders en Pieter Waterdrinker
Het gevaar dat kruitvat Oekraïne ontploft en de vlam overslaat richting Baltische NAVO-lidstaten waardoor oorlog in heel Europa dreigt, groeit met het uur.
Nederlandse officieren en hoogleraren internationale betrekkingen vrezen een scenario waarbij Estland, Letland en Litouwen een beroep doen op artikel 5 van het bondgenootschap en militaire hulp vragen.
„Mocht Poetin de grenzen van Oost-Oekraïne overtrekken, dan zullen Russische minderheden in de Baltische staten het voorbeeld van hun broeders in Donetsk, Slovjansk en Maripol volgen”, aldus een generaal-majoor van de Koninklijke Landmacht. „Zo’n domino-effect kan een Derde Wereldoorlog inleiden.”
Escalatie
Directeur Rob de Wijk van het Den Haag Centrum voor Strategische Studies deelt die zorg. „Ik ben net terug uit Estland en daar kijkt men doodsbang naar de ontwikkelingen in Oekraïne. Narva, derde stad van het land en pal aan de grens met de Russische Federatie, bestaat voor 90 procent uit etnische Russen. Als die zich gaan roeren is de beer pas echt los.”
Want de Esten zullen annexatie van hun belangrijke industriestad niet toestaan, waardoor een gewapend conflict tussen Moskou en de NAVO op de loer ligt. De interimpremier van Oekraïne, Arseni Jatsenjoek, waarschuwde gisteren voor een nieuwe wereldoorlog terwijl zijn troepen in de stad Slovjansk separatisten probeerden uit te roken.
Gisteravond laat meldde het Amerikaanse ministerie van Defensie dat Russische vliegtuigen de afgelopen 24 uur diverse malen het luchtruim van Oekraïne zijn binnengevlogen. Waar en wanneer dat is gebeurd, is niet duidelijk.
(Telegraaf, 26 april 2014)
Dreiging
Een week na het verrassend tot stand gekomen akkoord van Genève, is de situatie in Oekraïne zo explosief dat Kiev zelfs vreest voor een Derde Wereldoorlog. De schuld van de escalatie ligt geheel en al bij één partij: de agressor Rusland. Met voorbedachten rade is al wekenlang gewerkt aan het destabiliseren van Oekraïne.
Het akkoord van Genève voorzag in ontwapening van illegale groepen en ontruiming van overheidsgebouwen. De afspraken tussen Rusland, de VS, Oekraïne en de EU waren glashelder. Toch heeft Rusland er bewust voor gekozen om vanaf dag één na Genève helemaal niets te ondernemen ter uitvoering van het akkoord. Dat voedt de verdenking dat het Kremlin inderdaad uit is op een oorlog.
De woorden van de Russische minister van Defensie dat het militaire machtsvertoon aan de grens met Oekraïne tevens nodig is omdat de NAVO versterkingen naar oostelijke lidstaten heeft gestuurd, zijn onheilspellend. Tegelijkertijd heeft president Poetin zichzelf klemgezet door zijn niet-aflatende propagandaoorlog. Het gevaar bestaat dat er voor Poetin geen weg terug is.
De opties van de NAVO lijken beperkt, nu Oekraïne geen deel uitmaakt van het bondgenootschap en bij een Russische inval geen beroep kan doen op artikel 5 van het handvest – de stelregel dat een aanval op de één, een aanval op allen is. Toch moet de NAVO serieus rekening houden met een noodzaak tot ingrijpen. Om te voorkomen dat een domino-effect ontstaat, zou, vooral ook ter bescherming van de oostelijke lidstaten van de alliantie, een tegenreactie overwogen moeten worden.
De NAVO heeft geen andere keus dan de tanden te laten zien.
(Telegraaf, 26 april 2014)
donderdag 24 april 2014
Leveringen van Nederlandse bedrijven aan het Syrische chemische wapenprogramma
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
24 april 2104
Betreft: Leveringen van Nederlandse bedrijven aan het Syrische chemische wapenprogramma
Geachte Voorzitter,
In een Algemeen Overleg op 3 juli 2013 heb ik uw Kamer toegezegd nader onderzoek te zullen doen naar de betrokkenheid van Nederlandse bedrijven bij het Syrische chemische wapenprogramma. Met deze brief wil ik u, mede namens de minister van Veiligheid en Justitie, informeren over de resultaten daarvan en de maatregelen die zijn genomen.
Ontwikkelingen sinds het Algemeen Overleg van 3 juli 2013
Op 3 september 2013 heb ik in antwoord op schriftelijke vragen van uw Kamer aangegeven dat de mogelijkheden beperkt waren om het eindgebruik na te gaan van door een Nederlands bedrijf geleverde glycol . Eén van de redenen daarvoor was het feit dat Syrië destijds geen lid was van de Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons (OPCW).
Glycol is een veel verhandelde stof en dient onder andere als antivries of grondstof voor petflessen. Het kan echter ook gebruikt worden in een alternatieve route voor het produceren van chemische wapens.
Nadien is Syrië partij geworden bij het Verdrag Chemische Wapens en lid van de OPCW. Hierdoor kreeg Syrië de verplichting om een initiële declaratie in te dienen bij de OPCW betreffende activiteiten die betrekking hebben op het chemische wapenprogramma. Uit deze initiële declaratie bleek geen betrokkenheid van Nederlandse bedrijven.
Op 21 november 2013 heeft Syrië een aanvulling op de initiële declaratie ingediend. Deze aanvulling bevat een lijst van de chemicaliën en goederen die Syrië heeft aangeschaft voor het chemische wapenprogramma, inclusief het jaar waarin ze zijn geleverd, de hoeveelheden, de namen van de leveranciers en de landen van herkomst.
Volgens de vertrouwelijkheidsregels van de OPCW kan deze informatie alleen openbaar gemaakt worden als het land dat de gegevens heeft verschaft daar toestemming voor geeft. De aanvulling is daarom vertrouwelijk aan uw Kamer verstuurd en besproken tijdens het besloten deel van het Algemeen Overleg van 5 februari 2014 .
Vervolgens heb ik de Syrische Permanente Vertegenwoordiging bij de OPCW toestemming gevraagd om de gegevens van de betrokken Nederlandse bedrijven openbaar te maken. Hiermee is op 20 maart 2014 ingestemd. De Syrische Permanente Vertegenwoordiging heeft geen toestemming gegeven om de totale lijst van door Syrië aangeschafte chemicaliën en goederen openbaar te maken. Overigens is Syrië daar ook niet toe verplicht ingevolge de vertrouwelijkheidsregels van de OPCW. Derhalve kunnen geen specifieke mededelingen gedaan worden over het beperkte aandeel van leveringen van Nederlandse bedrijven ten opzichte van het totaal aan leveringen van bedrijven uit andere landen.
Bevindingen uit de OPCW-rapportage van Syrië
Uit de aanvulling op de initiële declaratie blijkt dat Syrië bij twee Nederlandse bedrijven goederen dan wel chemicaliën heeft aangekocht ten behoeve van het chemische wapenprogramma. Het betreft (1) een levering van teflon pompen die niet eerder bekend was en (2) de eerder met u besproken leveringen van glycol.
1. Teflon pompen
Dit betreft een nog niet eerder bekende levering van zes teflon pompen in 2002, waarvoor een exportvergunning had moeten worden aangevraagd. Ik heb derhalve het handhavingsteam van de Douane verzocht deze zaak onder de aandacht te brengen van het Openbaar Ministerie. Inmiddels heb ik van het Ministerie van Veiligheid en Justitie vernomen dat, omdat het een overtreding betreft en geen misdrijf, de verjaringstermijn van 3 jaar verstreken is en geen vervolging wordt ingesteld.
2. Glycol
Over de leveringen van glycol heb ik u op 22 mei 2013 en 14 juni 2013 geïnformeerd. Uit de aanvulling op de initiële declaratie blijkt dat het leveringen betreft in de periode van 2002 tot 2006 van in totaal 218 ton glycol. Glycol viel ten tijde van uitvoer niet onder een vergunningplicht. Het betreft een stof die wereldwijd op zeer grote schaal wordt verhandeld, bijvoorbeeld als grondstof voor petflessen of als antivries.
Glycol kan echter ook worden gebruikt als grondstof in een alternatieve productieroute voor chemische wapens. Op 13 juni 2013 heb ik de export van glycol naar Syrië onder nationale vergunningplicht gebracht. Nederland ging hiermee verder dan andere landen. Vervolgens heb ik mij ingezet om de vergunningplicht op Europees niveau te regelen. Op Nederlands voorstel werd glycol – evenals een aantal andere chemicaliën en goederen - op 23 juli 2013 toegevoegd aan de EU sanctieverordening Syrië .
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
Lilianne Ploumen
(ministerie van Buitenlandse Zaken, 24 april 2014)
24 april 2104
Betreft: Leveringen van Nederlandse bedrijven aan het Syrische chemische wapenprogramma
Geachte Voorzitter,
In een Algemeen Overleg op 3 juli 2013 heb ik uw Kamer toegezegd nader onderzoek te zullen doen naar de betrokkenheid van Nederlandse bedrijven bij het Syrische chemische wapenprogramma. Met deze brief wil ik u, mede namens de minister van Veiligheid en Justitie, informeren over de resultaten daarvan en de maatregelen die zijn genomen.
Ontwikkelingen sinds het Algemeen Overleg van 3 juli 2013
Op 3 september 2013 heb ik in antwoord op schriftelijke vragen van uw Kamer aangegeven dat de mogelijkheden beperkt waren om het eindgebruik na te gaan van door een Nederlands bedrijf geleverde glycol . Eén van de redenen daarvoor was het feit dat Syrië destijds geen lid was van de Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons (OPCW).
Glycol is een veel verhandelde stof en dient onder andere als antivries of grondstof voor petflessen. Het kan echter ook gebruikt worden in een alternatieve route voor het produceren van chemische wapens.
Nadien is Syrië partij geworden bij het Verdrag Chemische Wapens en lid van de OPCW. Hierdoor kreeg Syrië de verplichting om een initiële declaratie in te dienen bij de OPCW betreffende activiteiten die betrekking hebben op het chemische wapenprogramma. Uit deze initiële declaratie bleek geen betrokkenheid van Nederlandse bedrijven.
Op 21 november 2013 heeft Syrië een aanvulling op de initiële declaratie ingediend. Deze aanvulling bevat een lijst van de chemicaliën en goederen die Syrië heeft aangeschaft voor het chemische wapenprogramma, inclusief het jaar waarin ze zijn geleverd, de hoeveelheden, de namen van de leveranciers en de landen van herkomst.
Volgens de vertrouwelijkheidsregels van de OPCW kan deze informatie alleen openbaar gemaakt worden als het land dat de gegevens heeft verschaft daar toestemming voor geeft. De aanvulling is daarom vertrouwelijk aan uw Kamer verstuurd en besproken tijdens het besloten deel van het Algemeen Overleg van 5 februari 2014 .
Vervolgens heb ik de Syrische Permanente Vertegenwoordiging bij de OPCW toestemming gevraagd om de gegevens van de betrokken Nederlandse bedrijven openbaar te maken. Hiermee is op 20 maart 2014 ingestemd. De Syrische Permanente Vertegenwoordiging heeft geen toestemming gegeven om de totale lijst van door Syrië aangeschafte chemicaliën en goederen openbaar te maken. Overigens is Syrië daar ook niet toe verplicht ingevolge de vertrouwelijkheidsregels van de OPCW. Derhalve kunnen geen specifieke mededelingen gedaan worden over het beperkte aandeel van leveringen van Nederlandse bedrijven ten opzichte van het totaal aan leveringen van bedrijven uit andere landen.
Bevindingen uit de OPCW-rapportage van Syrië
Uit de aanvulling op de initiële declaratie blijkt dat Syrië bij twee Nederlandse bedrijven goederen dan wel chemicaliën heeft aangekocht ten behoeve van het chemische wapenprogramma. Het betreft (1) een levering van teflon pompen die niet eerder bekend was en (2) de eerder met u besproken leveringen van glycol.
1. Teflon pompen
Dit betreft een nog niet eerder bekende levering van zes teflon pompen in 2002, waarvoor een exportvergunning had moeten worden aangevraagd. Ik heb derhalve het handhavingsteam van de Douane verzocht deze zaak onder de aandacht te brengen van het Openbaar Ministerie. Inmiddels heb ik van het Ministerie van Veiligheid en Justitie vernomen dat, omdat het een overtreding betreft en geen misdrijf, de verjaringstermijn van 3 jaar verstreken is en geen vervolging wordt ingesteld.
2. Glycol
Over de leveringen van glycol heb ik u op 22 mei 2013 en 14 juni 2013 geïnformeerd. Uit de aanvulling op de initiële declaratie blijkt dat het leveringen betreft in de periode van 2002 tot 2006 van in totaal 218 ton glycol. Glycol viel ten tijde van uitvoer niet onder een vergunningplicht. Het betreft een stof die wereldwijd op zeer grote schaal wordt verhandeld, bijvoorbeeld als grondstof voor petflessen of als antivries.
Glycol kan echter ook worden gebruikt als grondstof in een alternatieve productieroute voor chemische wapens. Op 13 juni 2013 heb ik de export van glycol naar Syrië onder nationale vergunningplicht gebracht. Nederland ging hiermee verder dan andere landen. Vervolgens heb ik mij ingezet om de vergunningplicht op Europees niveau te regelen. Op Nederlands voorstel werd glycol – evenals een aantal andere chemicaliën en goederen - op 23 juli 2013 toegevoegd aan de EU sanctieverordening Syrië .
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
Lilianne Ploumen
(ministerie van Buitenlandse Zaken, 24 april 2014)
Kamerbrief over de dood van sergeant Boy van Geffen
de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Datum 24 april 2014
Betreft Overlijden sergeant Boy van Geffen
Naar aanleiding van de uitzending van Een Vandaag op 9 april jl. over het overlijden van sergeant Boy van Geffen, heeft de vaste commissie voor Defensie mij verzocht te reageren (brief van 10 april jl. met kenmerk 2014Z06620/2014D13162). Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.
Op 8 juni 2011 heeft sergeant Van Geffen deelgenomen aan een gevechtsbereidheidsparcours. Dit parcours was onderdeel van de Voortgezette Kaderopleiding Luchtmobiel. Ongeveer anderhalf uur na afloop van het parcours is sergeant Van Geffen buiten bewustzijn geraakt en overgebracht naar het ziekenhuis in Weert. Daar bleek dat sprake was van ernstig hersenletsel. Op 14 juni 2011 is sergeant Van Geffen overleden.
Het overlijden van sergeant Van Geffen heeft diepe sporen nagelaten. Hij was jong en had zijn leven nog voor zich. Ik begrijp dan ook goed dat de nabestaanden van sergeant Van Geffen vragen hebben over de omstandigheden waaronder hij gewond is geraakt en over de uiteindelijke oorzaak van zijn overlijden. De commandant van sergeant Van Geffen en zorgverleners van het Commando Landstrijdkrachten staan zijn nabestaanden naar beste vermogen bij met informatie en ondersteuning. De Onderzoeksraad voor Veiligheid en het Openbaar Ministerie hebben een onderzoek ingesteld naar het overlijden van sergeant Van Geffen. De Commandant Landstrijdkrachten heeft eveneens onderzoek laten verrichten met als doel herhaling van dit soort voorvallen te voorkomen. Het rapport van dit onderzoek stond in de uitzending van Een Vandaag centraal.
De vaste commissie voor Defensie heeft mij naar aanleiding van de uitzending verzocht in het bijzonder in te gaan op:
- de bereidheid een onafhankelijke derde met behulp van het medisch dossier de doodsoorzaak van sergeant Van Geffen vast te laten stellen;
- een overzicht van de aanpassingen in de oefening (mede) als gevolg van het incident en/of hoe de huidige opzet van de oefening eruit ziet;
- welke waarborgen er zijn in verband met de risico’s;
- de bereidheid de suggestie van de vakbond over te nemen de lopende dossiers door een onafhankelijke te laten bekijken;
- de overige elementen die verband houden met het incident zoals in de uitzending genoemd.
In opdracht van het Openbaar Ministerie heeft de patholoog-anatoom van het Nederlands Forensisch Instituut de oorzaak van het overlijden van sergeant Van Geffen onderzocht. De nabestaanden kunnen bij de Officier van Justitie een verzoek tot het verkrijgen een afschrift van het sectierapport indienen. Deze beslist of het verzoek – mede gelet op het belang en de fase van het onderzoek - kan worden ingewilligd. Als de Officier van Justitie het verzoek inwilligt, kunnen de nabestaanden het sectierapport ter beoordeling aan een andere deskundige voorleggen. Ik ben zonder meer bereid aan een dergelijk verzoek van de nabestaanden mee te werken.
Naar aanleiding van het overlijden van sergeant Van Geffen heeft de Commandant Landstrijdkrachten besloten om alle activiteiten in het kader van militaire zelfverdediging tijdelijk te staken. Op basis van het rapport van de commissie van onderzoek zijn de volgende maatregelen genomen:
- de sportinstructeurs zijn bijgeschoold op veiligheidsbewustzijn en op het aanleren van technieken voor militaire zelfverdediging en het toezien op de juiste uitvoering daarvan;
- de sportinstructeurs mogen alleen lessen verzorgen waarvoor zij over de benodigde bevoegdheden beschikken;
- bij het aanleren en trainen van gevechtstechnieken en bij het sparren mag het hoofd alleen worden getoucheerd of licht worden getroffen;
- bij het aanleren en trainen van gevechtstechnieken en bij het sparren mogen alleen door Defensie verstrekte materialen worden gebruikt;
- de sportinstructeurs zijn geschoold in het herkennen van en het handelen bij letsel;
- de handleiding voor militaire zelfverdediging is geëvalueerd en er zijn kwaliteitsbewakers voor militaire zelfverdediging aangesteld;
- voorafgaand aan de Voortgezette Kaderopleiding Luchtmobiel wordt bezien of de deelnemers deze opleiding fysiek aankunnen;
- voor buitengewone activiteiten wordt een risicoanalyse uitgevoerd en worden de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden vastgelegd;
- bij oefeningen is toereikende medische ondersteuning beschikbaar;
- er is een beleidskader voor vorming opgesteld.
Met inachtneming van deze maatregelen heeft de Commandant Landstrijdkrachten de activiteiten op het gebied van militaire zelfverdediging per 15 april 2013 laten hervatten. Het gevechtsbereidheidsparcours wordt tot op heden niet afgenomen. Op grond van het beleidskader voor vorming wordt eerst bezien hoe het gevechtsbereidheidsparcours effectief en verantwoord kan worden ingericht. Vanwege de taken en het operationele belang is het gevechtsbereidheidsparcours sinds 11 maart 2013 wel weer onderdeel van de opleiding en training van het Korps Commandotroepen. Daarbij gelden strikte voorwaarden met betrekking tot de aanwezigheid van sportinstructeurs en medische ondersteuning.
Wat de suggestie over het bezien van de lopende dossiers betreft, kan ik melden dat ik daarover met de centrales van overheidspersoneel in overleg zal treden. Overigens zijn er volgens mijn informatie geen vergelijkbare dossiers die op afhandeling wachten. In de afgelopen jaren is een beperkt aantal voorvallen als gevolg van activiteiten in het kader van militaire zelfverdediging gemeld. Daarbij was geen sprake van blijvend letsel.
Voor het overige wil ik nog op twee punten ingaan. Volgens de uitzending van Een Vandaag heeft Defensie de suggestie gewekt dat het overlijden van sergeant Van Geffen ook aan hem zelf te wijten zou zijn. Ik betreur het zeer dat deze indruk is ontstaan en wil onderstrepen dat, zoals ook de Commandant Landstrijdkrachten in de uitzending heeft gezegd, Defensie verantwoordelijk is voor de verwondingen die sergeant Van Geffen tijdens het gevechtsbereidheidsparcours heeft opgelopen en voor het overlijden als gevolg daarvan. Defensie neemt ook haar verantwoordelijkheid tegenover de nabestaanden van sergeant Van Geffen.
In de uitzending werd ook gesteld dat Defensie nog steeds een gesloten organisatie is. Ik ben van mening dat het tegendeel is gebleken uit de wijze van handelen na het overlijden van sergeant Van Geffen. Het onderzoek dat is uitgevoerd en het rapport dat dit heeft opgeleverd, de informatie die binnen de organisatie en ook met de nabestaanden van sergeant Van Geffen is gedeeld en de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van het ongeval, wijzen erop dat Defensie heeft getracht zowel open als zorgvuldig te handelen.
Ten slotte heeft de commissie mij verzocht het vertrouwelijke rapport van het onderzoek op de kortst mogelijke termijn openbaar aan de Kamer te zenden. Ik heb dit rapport aanvankelijk met de rubricering personeelsvertrouwelijk aan de Kamer gestuurd, onder meer omdat er persoonsgegevens in voorkomen.
Vanwege het belang dat ik hecht aan een open debat over deze kwestie is, na overleg met de ouders van sergeant Van Geffen, besloten het rapport alsnog zonder rubricering aan de Kamer toe te sturen. Wel zijn de desbetreffende persoonsgegevens verwijderd.
Ik besef dat het verdriet om het overlijden van sergeant Van Geffen groot is. Dat kan ik niet wegnemen. Ik kan wel verzekeren dat Defensie maatregelen heeft getroffen om herhaling te voorkomen. De nabestaanden kunnen, als zij daar behoefte aan hebben, altijd bij Defensie terecht voor informatie en ondersteuning. Ook zal ik de nabestaanden van sergeant Van Geffen uitnodigen voor een persoonlijk gesprek.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert
(ministerie van Defensie, 24 april 2014)
Datum 24 april 2014
Betreft Overlijden sergeant Boy van Geffen
Naar aanleiding van de uitzending van Een Vandaag op 9 april jl. over het overlijden van sergeant Boy van Geffen, heeft de vaste commissie voor Defensie mij verzocht te reageren (brief van 10 april jl. met kenmerk 2014Z06620/2014D13162). Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.
Op 8 juni 2011 heeft sergeant Van Geffen deelgenomen aan een gevechtsbereidheidsparcours. Dit parcours was onderdeel van de Voortgezette Kaderopleiding Luchtmobiel. Ongeveer anderhalf uur na afloop van het parcours is sergeant Van Geffen buiten bewustzijn geraakt en overgebracht naar het ziekenhuis in Weert. Daar bleek dat sprake was van ernstig hersenletsel. Op 14 juni 2011 is sergeant Van Geffen overleden.
Het overlijden van sergeant Van Geffen heeft diepe sporen nagelaten. Hij was jong en had zijn leven nog voor zich. Ik begrijp dan ook goed dat de nabestaanden van sergeant Van Geffen vragen hebben over de omstandigheden waaronder hij gewond is geraakt en over de uiteindelijke oorzaak van zijn overlijden. De commandant van sergeant Van Geffen en zorgverleners van het Commando Landstrijdkrachten staan zijn nabestaanden naar beste vermogen bij met informatie en ondersteuning. De Onderzoeksraad voor Veiligheid en het Openbaar Ministerie hebben een onderzoek ingesteld naar het overlijden van sergeant Van Geffen. De Commandant Landstrijdkrachten heeft eveneens onderzoek laten verrichten met als doel herhaling van dit soort voorvallen te voorkomen. Het rapport van dit onderzoek stond in de uitzending van Een Vandaag centraal.
De vaste commissie voor Defensie heeft mij naar aanleiding van de uitzending verzocht in het bijzonder in te gaan op:
- de bereidheid een onafhankelijke derde met behulp van het medisch dossier de doodsoorzaak van sergeant Van Geffen vast te laten stellen;
- een overzicht van de aanpassingen in de oefening (mede) als gevolg van het incident en/of hoe de huidige opzet van de oefening eruit ziet;
- welke waarborgen er zijn in verband met de risico’s;
- de bereidheid de suggestie van de vakbond over te nemen de lopende dossiers door een onafhankelijke te laten bekijken;
- de overige elementen die verband houden met het incident zoals in de uitzending genoemd.
In opdracht van het Openbaar Ministerie heeft de patholoog-anatoom van het Nederlands Forensisch Instituut de oorzaak van het overlijden van sergeant Van Geffen onderzocht. De nabestaanden kunnen bij de Officier van Justitie een verzoek tot het verkrijgen een afschrift van het sectierapport indienen. Deze beslist of het verzoek – mede gelet op het belang en de fase van het onderzoek - kan worden ingewilligd. Als de Officier van Justitie het verzoek inwilligt, kunnen de nabestaanden het sectierapport ter beoordeling aan een andere deskundige voorleggen. Ik ben zonder meer bereid aan een dergelijk verzoek van de nabestaanden mee te werken.
Naar aanleiding van het overlijden van sergeant Van Geffen heeft de Commandant Landstrijdkrachten besloten om alle activiteiten in het kader van militaire zelfverdediging tijdelijk te staken. Op basis van het rapport van de commissie van onderzoek zijn de volgende maatregelen genomen:
- de sportinstructeurs zijn bijgeschoold op veiligheidsbewustzijn en op het aanleren van technieken voor militaire zelfverdediging en het toezien op de juiste uitvoering daarvan;
- de sportinstructeurs mogen alleen lessen verzorgen waarvoor zij over de benodigde bevoegdheden beschikken;
- bij het aanleren en trainen van gevechtstechnieken en bij het sparren mag het hoofd alleen worden getoucheerd of licht worden getroffen;
- bij het aanleren en trainen van gevechtstechnieken en bij het sparren mogen alleen door Defensie verstrekte materialen worden gebruikt;
- de sportinstructeurs zijn geschoold in het herkennen van en het handelen bij letsel;
- de handleiding voor militaire zelfverdediging is geëvalueerd en er zijn kwaliteitsbewakers voor militaire zelfverdediging aangesteld;
- voorafgaand aan de Voortgezette Kaderopleiding Luchtmobiel wordt bezien of de deelnemers deze opleiding fysiek aankunnen;
- voor buitengewone activiteiten wordt een risicoanalyse uitgevoerd en worden de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden vastgelegd;
- bij oefeningen is toereikende medische ondersteuning beschikbaar;
- er is een beleidskader voor vorming opgesteld.
Met inachtneming van deze maatregelen heeft de Commandant Landstrijdkrachten de activiteiten op het gebied van militaire zelfverdediging per 15 april 2013 laten hervatten. Het gevechtsbereidheidsparcours wordt tot op heden niet afgenomen. Op grond van het beleidskader voor vorming wordt eerst bezien hoe het gevechtsbereidheidsparcours effectief en verantwoord kan worden ingericht. Vanwege de taken en het operationele belang is het gevechtsbereidheidsparcours sinds 11 maart 2013 wel weer onderdeel van de opleiding en training van het Korps Commandotroepen. Daarbij gelden strikte voorwaarden met betrekking tot de aanwezigheid van sportinstructeurs en medische ondersteuning.
Wat de suggestie over het bezien van de lopende dossiers betreft, kan ik melden dat ik daarover met de centrales van overheidspersoneel in overleg zal treden. Overigens zijn er volgens mijn informatie geen vergelijkbare dossiers die op afhandeling wachten. In de afgelopen jaren is een beperkt aantal voorvallen als gevolg van activiteiten in het kader van militaire zelfverdediging gemeld. Daarbij was geen sprake van blijvend letsel.
Voor het overige wil ik nog op twee punten ingaan. Volgens de uitzending van Een Vandaag heeft Defensie de suggestie gewekt dat het overlijden van sergeant Van Geffen ook aan hem zelf te wijten zou zijn. Ik betreur het zeer dat deze indruk is ontstaan en wil onderstrepen dat, zoals ook de Commandant Landstrijdkrachten in de uitzending heeft gezegd, Defensie verantwoordelijk is voor de verwondingen die sergeant Van Geffen tijdens het gevechtsbereidheidsparcours heeft opgelopen en voor het overlijden als gevolg daarvan. Defensie neemt ook haar verantwoordelijkheid tegenover de nabestaanden van sergeant Van Geffen.
In de uitzending werd ook gesteld dat Defensie nog steeds een gesloten organisatie is. Ik ben van mening dat het tegendeel is gebleken uit de wijze van handelen na het overlijden van sergeant Van Geffen. Het onderzoek dat is uitgevoerd en het rapport dat dit heeft opgeleverd, de informatie die binnen de organisatie en ook met de nabestaanden van sergeant Van Geffen is gedeeld en de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van het ongeval, wijzen erop dat Defensie heeft getracht zowel open als zorgvuldig te handelen.
Ten slotte heeft de commissie mij verzocht het vertrouwelijke rapport van het onderzoek op de kortst mogelijke termijn openbaar aan de Kamer te zenden. Ik heb dit rapport aanvankelijk met de rubricering personeelsvertrouwelijk aan de Kamer gestuurd, onder meer omdat er persoonsgegevens in voorkomen.
Vanwege het belang dat ik hecht aan een open debat over deze kwestie is, na overleg met de ouders van sergeant Van Geffen, besloten het rapport alsnog zonder rubricering aan de Kamer toe te sturen. Wel zijn de desbetreffende persoonsgegevens verwijderd.
Ik besef dat het verdriet om het overlijden van sergeant Van Geffen groot is. Dat kan ik niet wegnemen. Ik kan wel verzekeren dat Defensie maatregelen heeft getroffen om herhaling te voorkomen. De nabestaanden kunnen, als zij daar behoefte aan hebben, altijd bij Defensie terecht voor informatie en ondersteuning. Ook zal ik de nabestaanden van sergeant Van Geffen uitnodigen voor een persoonlijk gesprek.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert
(ministerie van Defensie, 24 april 2014)
Uruzgan: Two Two Bravo
Opgedragen aan Marc Harders en Jeroen Houweling
Korporaal Houweling (links) en Marinier Harders |
Gesneuveld in Uruzgan op 17 april 2010
Marc kende ik vanaf het moment dat ik bij de 13e infanteriecompagnie werd geplaatst werd in juni 2007, Korporaal Houweling (Jeroen) werd niet lang daarna ook bij het 13e geplaatst. Met Marc had ik in het begin weinig contact omdat hij in een ander peloton zat en al vrij snel werd geselecteerd om naar Tsjaad te gaan.
Ik werd na het zomerverlof 2007 ingedeeld in de geweergroep van Jeroen en we gingen opwerken voor mijn eerste grote buitenlandse training: Jungle Warfare Course in Suriname. Alles was nieuw voor mij en ik vond het heel spannend allemaal. Klein beetje zenuwachtig was ik ook wel want ik wilde natuurlijk goed presteren voor mijn eerste geweergroepscommandant. Ondanks al mijn inzet moest ik nog veel verbeteren aan mezelf en dat werd heel direct gemeld door de Korporaal. Zo moest ik mijn mond leren opentrekken, agressiever handelen tijdens contact drills, elke ochtend koffie maken voor de Korporaal zodat hij een lekker bakkie had bij zijn zware bats en tal meer van dat soort dingen. Ik denk nog steeds vaak terug aan de tijd in Suriname, het is voor mij de meest bijzondere training geweest uit mijn carrière.
Na Suriname werden alle pelotons door elkaar gehusseld en zat ik niet meer bij Jeroen in de geweergroep. Na een drukke periode begonnen we na het zomerverlof 2009 officieel met opwerken voor Afghanistan. Ik werd geplaatst in de 2e geweergroep van het Vikingpeloton en kreeg samen met Marc een Viking (rupsvoertuig) toegewezen, de 22B. De geweergroepen van het Vikingpeloton werden ingedeeld bij de infanterie pelotons en omdat wij de 2e geweergroep waren werden we toegevoegd aan het 2e infanteriepeloton.
Wij kregen de Bravo geweergroep van het 2e peloton toegewezen als geweergroep in onze Viking waarvan Jeroen de opvolgend geweergroepscommandant was. Omdat we de jongens van de Bravo geweergroep goed kenden en de sfeer goed was verliep de samenwerking tussen de Viking operators (Marc en ik) en de jongens van de Bravo geweergroep erg goed! Het was ontzettend fijn om Marc als buddy te hebben, buiten het feit dat het heel gezellig was, had Marc door zijn eerdere uitzending naar Tsjaad ontzettend veel operationele kennis van de Viking. En omdat ik relatief erg onervaren was met de Viking compenseerde Marc mij behoorlijk. Het is voor een groot deel dan ook aan Marc te danken dat alles altijd zo soepel verliep.
18 maart was het dan zover, de dag dat ik naar Afghanistan vertrok, ik liet me door mijn vader naar Eindhoven brengen. De autorit naar Eindhoven was rustig, we zeiden allebei niet veel, radio stond aan en zo reden we vroeg in de ochtend naar Eindhoven. Eenmaal daar dronken we koffie en namen een plak cake. Na een laatste praatje was het dan zover, we gingen het vliegtuig boarden. Ik gaf mijn vader een hand, keken elkaar aan en vervolgens liep ik richting de gate om in te checken voor mijn vlucht naar Afghanistan. Na twee tussenstops in Dubai en Kandahar kwamen we dan uiteindelijk aan op Kamp Holland, Tarin Kowt. Totaal anders dan ik verwacht had kwam ik aan in een hele rustige omgeving met een ontspannen sfeer. Na een korte rondleiding konden we gaan settelen in de tijdelijke prefab.
Al vrij snel zouden we de poort uit gaan, dus na de handover – takeover kon het preppen beginnen. Na een aantal operaties te hebben gedaan gingen we het 1ste peloton aflossen op COP (Combat Outpost) Tabar. We draaiden termen van 4 weken op de COP en nu was het de beurt aan ons peloton om 4 weken operaties en patrouilles vanaf de COP te gaan doen. Het leven op de COP was primitief, back to basics. Ontlasting verbranden, rantsoenen, slapen op stretchers, minima aan sanitaire voorzieningen, wachtlopen, minimaal 1 patrouille per dag en regelmatig grootschalige operaties gecombineerd met andere eenheden.
17 april 2010, in het kader van een grote operatie zouden wij die dag vertrekken om de overwatch die reeds in stelling stond te bevoorraden en met het ingestegen personeel additionele patrouilles uitvoeren in het gebied aan de voet van de overwatch. De bedoeling was dat we gedurende een aantal dagen de overwatch zouden ondersteunen met de patrouillegang en wachtroutine. Nadat het voertuig en de uitrusting geprepped was konden we de rest van de ochtend nog even rust bij de stukken nemen alvorens te vertrekken.
Uiteindelijk vertrokken we begin van de middag richting de overwatch, de sfeer was goed. Ondanks grappen en slap geouwehoer over de intercom van het voertuig was iedereen scherp. De omgeving was erg rustig, af en toe stopten we om te searchen, dreigende handgebaren van kinderen leken nietszeggend, ik maakte nog een grap: ‘’Heb je ’t al gehoord van Sjakie? Hij heeft de chocoladefabriek overgenomen!’’. Er werd niet heel enthousiast gereageerd natuurlijk op die ontzettend flauwe grap.
Niet lang daarna klapte we op de IED (Improvised Explosive Device), van dat moment weet ik niks meer. Ik ben bovenlangs uit het voertuig geslingerd en kwam niet ver van het voertuig terecht op de grond. Op dat moment was ik niet bij bewustzijn, het eerste moment van bewustzijn kwam pas toen mijn buddy’s uit het voertuig waren gekropen en mij begonnen te verzorgen. Op dat moment zag mijn linker onderbeen er slecht uit, rechterbovenbeen was opgezwollen, buik was opgezwollen, longfunctie was minimaal waardoor ademen lastig was, infuus aanleggen was niet mogelijk door wegtrekkende aderen i.v.m. inwendige bloedingen.
Het voertuig was door al onze munitie aan boord nog verder aan het exploderen dus werden Jeroen en ik weggesleept van het voertuig naar een plek waar we beter verzorgd konden worden totdat de medische evacuatie zou arriveren. Marc zat toen nog steeds in het voertuig, in tegenstelling tot mij en Jeroen was hij er niet uit geslingerd, uiteindelijk hebben ze hem ’s avonds pas kunnen bergen. Toen de helikopter arriveerde voor de medische evacuatie werden we samen in de helikopter gedragen, onderweg naar Kamp Holland is Jeroen gesneuveld .
Van de medische evacuatie en de aankomst op Kamp Holland weet ik zelf niks meer te herinneren, alles wat ik daarover weet heb ik later van anderen gehoord evenals het meeste van de IED overigens. Ik ben op dat moment uiteraard eerst aan de meest kritieke verwondingen geopereerd en dat waren de inwendige bloedingen aan mijn milt en nieren. Mijn milt hebben ze moeten verwijderen, mijn nierbloedingen hebben ze kunnen stoppen. Alle overige verwondingen hebben ze gestabiliseerd voor vervoer om me zo snel mogelijk op de Intensive Care te krijgen. Vanwege de aswolk die na een vulkaanuitbarsting op IJsland was ontstaan, zou ik in eerste instantie naar de Verenigde Staten gevlogen worden. Om die reden ben ik via Camp Bastion (Helmand), Bagram (Kabul), en Engeland uiteindelijk ondanks de aswolk toch in Nederland terecht gekomen.
Tijdens die reis ben ik twee keer bij bewustzijn gebracht, één keer op Camp Bastion, en één keer op Bagram. Van Camp Bastion herinner ik me een Britse militair die naast mijn bed zat in een soort hangar/loods. En mijn ‘gevecht’ in mijn hoofd, ik wilde mijn wapen hebben, wist totaal niet waar ik was, trok bijna de beademingsbuis uit mijn keel waarna ik werd vastgebonden en weer onder zeil gebracht werd door de verpleegster. Tweede moment dat ik me nog weet te herinneren was op Bagram. Daar kwam ik bij tussen allemaal Amerikanen, voelde me alleen, wist nog steeds totaal niet waar ik was, hoe ik daar was gekomen en waarom. Op een gegeven moment kwam er een grote vierkante kist over me heen, wat later de CT-scan bleek te zijn, toen bekroop me een gevoel van vooral angst. Daar bleek dat een aantal ruggenwervels gebroken en gedislokeerd waren.
Uiteindelijk ben ik 23 april aangekomen op de Intensive Care in het UMC te Utrecht. Daar volgden operaties aan mijn rug en benen en werd ik verder gestabiliseerd. Na een aantal dagen op de Intensive Care werd ik uit de kunstmatige coma gehaald en nog steeds had ik geen idee waar ik was, wat er was gebeurd en wie al die mensen waren die om mijn bed stonden. Omdat ik positief was getest op diverse resistente bacteriën lag ik in isolement met een soort sluis doorgang en moest iedereen die mijn kamer betrad mondkapje, haarnet, schort en handschoenen aan. Om die reden herkende ik dus al die mensen niet die om mijn bed stonden.
De eerste dagen op de IC bestonden vooral uit heel veel hallucinaties, de oorzaak daarvoor waren de morfine en ketamine. Naarmate de dosering ketamine en morfine af werd gebouwd, werd ik steeds helderder en kwam het besef wat er gebeurd was. Mijn familie vertelde me dat Marc en Jeroen gesneuveld waren, op dat moment besefte ik het nog niet helemaal. Ze vertelde dat ze naar de uitvaarten van Marc en Jeroen gingen, toen het besef tot me doordrong stortte mijn wereld in.
Na de week IC heb ik daarna nog 5 weken op de Medium Care afdeling van het Centraal Militair Hospitaal (CMH) gelegen. In die weken volgden er nog twee grote operaties aan mijn rechtervoet waarvan mijn hielbeen verbrijzeld was en aan mijn linker onderbeen waar een stuk huid met spierweefsel op werd getransplanteerd vanaf mijn bovenbeen. 1 juni werd ik ontslagen uit het CMH, en werd ik klinisch opgenomen in het verpleegcentrum van het Militair Revalidatie Centrum (MRC) te Doorn.
Doorn kende ik uiteraard goed van de jaren daarvoor toen ik op de marinierskazerne geplaatst zat maar de aanwezigheid van het MRC was me eigenlijk al die tijd volledig ontgaan. Terwijl het zo goed als letterlijk om de hoek ligt van de kazerne. Nu begon het voor mij pas echt. Terwijl ik aanvankelijk gedacht had snel klaar te zijn, want: ‘’ik heb mijn benen toch nog’’ was mijn gedachte, begon ik al snel in te zien dat de ernst van de verbrijzeling in de voet ernstiger was dan ik dacht. Daar ontmoette ik velen lotgenoten, andere militairen gewond geraakt tijdens hun uitzending naar Afghanistan en dat waren er een stuk meer dan ik gedacht had. Velen met verloren ledematen, verbrijzelde hielbenen en diverse andere verwondingen. En stuk voor stuk duurde ook hun revalidatieprocessen langer dan zij voor ogen hadden.
Na 4 jaar van revalidatie, vele operaties, ernstige ontsteking aan mijn linker onderbeen, mentale ups-and-downs, heb ik inmiddels een nieuwe toekomst voor mezelf uitgestippeld, ik ga de hbo-opleiding verpleegkunde doen zodat ik met mijn ervaringen anderen kan helpen. Operationeel dienen als marinier zit er voor mij na 17 april 2010 helaas niet meer in. Die dag heeft mij getekend, positief of negatief laat ik in het midden maar er is tot op de dag van vandaag geen dag geweest dat ik er niet aan gedacht heb. Ik hoop dat iedereen die dit leest vandaag stilstaat bij Marc Harders en Jeroen Houweling, en beseffen dat de vrijheid waarin wij leven niet gratis is!
Opgedragen aan Marc Harders en Jeroen Houweling, opdat zij nooit vergeten worden!
Erik van den Elzen
17 april 2014
(Met dank aan de vereniging De Gewonde Soldaat, opgericht door een groep van ca. 50 militairen, die zware verwondingen hebben opgelopen in Afghanistan)
MIVD meer gericht op Afrika en het Midden-Oosten
De focus van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) verschuift naar Afrika en het Midden-Oosten. Dat blijkt uit het jaarverslag van de MIVD over 2013. Na het einde van de geïntegreerde politietrainingsmissie in Afghanistan is de focus in 2013 steeds meer verschoven naar Mali, Somalië en Syrië. Een zelfstandige informatiepositie om inlichtingen te verzamelen over conflicten in actuele en potentiële inzetgebieden, is heel belangrijk voor de ondersteuning van politieke en militaire besluiten. Door het tijdig herkennen van mogelijke dreigingen kan de krijgsmacht veilig en effectief optreden. Zonder hoogwaardige inlichtingenondersteuning is de kans van slagen van militaire missies aanzienlijk kleiner.
Bescherming krijgsmacht
Evenals voorgaande jaren was de MIVD in 2013 alert op potentiële dreiging tegen de krijgsmacht en Defensie-industrie. De aandachtsgebieden varieerden van het bevorderen van beveiligingsbewustzijn tot het ontdekken van externe dreiging gericht tegen de krijgsmacht en in het bijzonder uitgezonden Nederlandse eenheden.
De krijgsmacht heeft betrouwbare informatie nodig om in Nederland en tijdens uitzendingen de juiste beslissingen te nemen. Om te zorgen voor de nationale veiligheid van Nederland en de veiligheid van militairen. En om te bepalen of personen een vertrouwensfunctie kunnen krijgen. Maar ook om zeker te weten dat militaire geheimen veilig zijn bij bedrijven waarmee Defensie samenwerkt.
(ministerie van Defensie, 23 april 2014)
Klik hier voor het jaarverslag
Bescherming krijgsmacht
Evenals voorgaande jaren was de MIVD in 2013 alert op potentiële dreiging tegen de krijgsmacht en Defensie-industrie. De aandachtsgebieden varieerden van het bevorderen van beveiligingsbewustzijn tot het ontdekken van externe dreiging gericht tegen de krijgsmacht en in het bijzonder uitgezonden Nederlandse eenheden.
De krijgsmacht heeft betrouwbare informatie nodig om in Nederland en tijdens uitzendingen de juiste beslissingen te nemen. Om te zorgen voor de nationale veiligheid van Nederland en de veiligheid van militairen. En om te bepalen of personen een vertrouwensfunctie kunnen krijgen. Maar ook om zeker te weten dat militaire geheimen veilig zijn bij bedrijven waarmee Defensie samenwerkt.
(ministerie van Defensie, 23 april 2014)
Klik hier voor het jaarverslag
zaterdag 19 april 2014
Koude Oorlog, lege handen...
Generaal De Kruif viert 200 jarig jubileum landmacht tijdens oplaaiend conflict met Russen
Charles Sanders
Op minder dan twee uur vliegen van Amsterdam is de Koude Oorlog opnieuw uitgebroken. Ondanks het akkoord van Genève blijft de Russische dreiging in Oekraïne. Luitenant-generaal Mart de Kruif in het jubileumjaar van zijn Koninklijke Landmacht over een snel veranderende wereld. Intelligent, sociaal en eigenwijs wordt hij genoemd, Mart de Kruif. De man die sinds oktober 2011 de Koninklijke Landmacht leidt, stapt morgen op de fiets om het 200-jarig jubileum van het Nederlandse leger in te luiden. Van Waterloo naar Roermond, via De Peel en Grebbeberg weer terug.
Marianne Vos, Erben Wennemars en Jan Jansen fietsen mee”, zegt De Kruif. ,,We zetten niet alleen de Koninklijke Landmacht in de schijnwerpers, maar hebben met het Jeugdsportfonds ook een belangrijk goed doel voor ogen. De etappe naar de Grebbeberg is essentieel. Voor ons heilige grand, daar is in de meidagen van 1940 zwaar gevochten. Mooi om verleden, heden en toekomst te combineren.”
Dat heden wordt beheerst door de nieuwe Koude Oorlog. Rusland rammelt aan de oostelijke poorten van de NAVO, deze week besloot het bondgenootschap versterkingen te sturen. Pas nadat vanuit Brussel de vuisten werden gebald, bereikten onderhandelaars in Genève een voorlopig akkoord. Bewijs dat het Kremlin alleen naar kracht en eensgezindheid luistert.
Neutronenbom
Luitenant-generaal Mart de Kruif (55) koos voor een officiersloopbaan toen die Koude Oorlog ook volop woedde. In 1977 studeerde hij af aan de KMA. Het was de tijd van felle demonstraties tegen neutronenbom en kruisraket.
,,Militair zijn is een gevaarlijke baan, de mondiale veiligheidssituatie blijft een onzekere factor”, zegt hij. ,,Wat zich nu in en rond Oekraïne afspeelt, verbaast mij niet. Onze geschiedenis bewijst dat er eerder plotseling dreiging kwam uit onverwachte hoek. Wie had dit een jaar geleden voorspeld? Van louter stabiliseren tot wat wij full spectrum operations noemen; het kan dus zomaar gebeuren. En dan staan wij klaar om uit te rukken. Want als het daar buiten allemaal veilig is, hoeven we niet op pad.”
Ondanks jaren van bezuinigen heeft ons leger voor het onverhoopte scenario van verdere escalatie in Cost-Europa nog enkele troeven in huis. Bijvoorbeeld 11 Luchtmobiel, infanteriebrigade van de Koninklijke Landmacht en binnenkort deel van de NATO Response Force. Ruim 4000 manschappen die met transport- en gevechtshelikopters in recordtijd wereldwijd kunnen warden ingezet. In operationele plannen van de NAVO-staf hebben deze rode baretten een belangrijke rol, mocht het misgaan aan de oostgrenzen van het bondgenootschap.
"Ook met de CV9O, ons ‘netwerkvoertuig’, bedienen wij een nichemarkt”, zegt De Kruif. Groepscommandanten kunnen via een speciaal display beelden van de vizieren van hun infanteristen oproepen en zo een indruk krijgen van de gevechtssituatie. Binnen het Duits-Nederlandse Legerkorps kijken onze oosterburen er bewonderend naar.”
De driesterrengeneraal zegt over een gereedschapskist te beschikken met alles wat in bepaalde situaties snel nodig is. Maar door het ongekend snijden in het defensiebudget moesten wel de laatste honderd Leopard II tanks worden uitgezwaaid. En ook van de 200 CV9O’s staan er 44 in de etalage. De hamer in de gereedschapskist ontbreekt.
De machtige Leopards die ooit over de Veluwe rolden, gingen voor een schijntje naar Finland en staan daar straks aan de grens met de Russische Federatie. Uitgerekend in dagen dat Moskou stookt, intimideert en op expansiekoers is.
Vuurkracht
,,Ik hou van het effect van tanks, van hun operationele waarde”, geeft De Kruif toe. ,,Mobiliteit, vuurkracht, bepantsering. Aan het einde van een dag op het slagveld gaat het om de resultaten. Natuurlijk had ik ze liever gehouden.”
Maar nog verder landmachtbreed schrapen, was geen optie meer. Dus werd noodgedwongen afscheid genomen van complete onderdelen. Als we nu tanks nodig hebben, stappen we naar Duitsland. Daar trainen onze militairen ook. Om feeling te behouden met het wapensysteem.”
Mart de Kruif zag het aantal manschappen inkrimpen van 24.000 tot 18.000. Om maatschappelijke waardering voor het leger te vergroten, verlaat een aantal van hen dinsdag de kazernes. Op 200 scholen en in 200 dorpen en steden zetten ze het 200-jarig jubileum luister bij. ,,We gaan naar de burgers toe”, zegt de generaal. ,,Door persoonlijk contact met soldaten laten weten wat we doen en waarom.”
Aan jonge militairen in de lagere rangen is nog steeds behoefte en daarom is er het Project Veiligheid en Vakmanschap. Op 31 scholen krijgen leerlingen een mbo-2 opleiding. Deels ‘normaal’, deels militair: drie weken dienen ze bij een legereenheid. Slechts 15 procent van deze scholieren valt uit, veel minder dan gemiddeld op het mbo”, zegt De Kruif. ,,Als ze geslaagd zijn, kunnen jonge mensen kiezen tussen een burgerbaan of een job bij ons.”
Het menselijke aspect staat hoog in zijn vaandel. Dat was vroeger al zo. De Nederlandse strijdkrachten voeren een zero tolerance-beleid als het gaat om geweld en drugs. Overtreders worden ontslagen. De Kruif kwam na een incident ooit op voor een van zijn manschappen.
,,Een soldaat had gezegd in het weekeinde wel eens te blowen”, aldus de generaal. ,,Toen ik hem sprak, over jeugd en sociale achtergrond, hoorde ik schokkende dingen. Hij had in zijn jongste jaren veel ellende meegemaakt. ‘Wat gebeurt er met die vent als ik hem loslaat?’, vroeg ik mezelf. Ik kende het antwoord: ‘Dan gaat hij de mist in’. We hebben dus niet losgelaten. Een paar jaar geleden ontmoette ik hem weer. Nog steeds militair, nog steeds oké.”
Ook met voormalige Dutchbat III-gangers, de militairen die in Srebrenica gelegerd waren toen die VN-safe haven werd overlopen door Bosnische Serviërs, houdt De Kruif contact. Vaak mannen en vrouwen die na de gruwelen op de Balkan gebroken terugkeerden, aan PTSS lijden en negentien jaar na het humanitaire drama nog steeds onder vuur liggen van linkse advocaten.
Ondanks het schrappen van mens en materieel wordt de Koninklijke Landmacht wereldwijd geroemd. Daarom ook tijdens het 200-jarige feest: komst van bij de beroemde 82e (All-American) en 101e (Screaming Eagles) luchtlandingsdivisies dienende Amerikanen. Nederlandse militairen worden geportretteerd tijdens door het land reizende concerten. Een van hen is kapitein Marco Kroon, ridder Militaire Willems-Orde, nu voor het Korps Commandotroepen op uitzending in Mali.
,,De mens is de kracht van de Koninklijke Landmacht”, zegt De Kruif. ,,Hij of zij moet het doen als het er echt op aankomt, levens kunnen verloren gaan. Gelukkig is daar respect voor. Dat was vroeger anders. Gedurende mijn KMA-jaren mochten we niet in uniform naar huis. Ik herinner me nog een kerkdienst, de dominee zei dat je niet militair en christen kon zijn. Ik ben opgestaan en
weggelopen.”
Uruzgan
Mart de Kruif werd internationaal bekend in 2008 en 2009. Als ISAF-commandant voor Zuid-Afghanistan stond hij aan het hoofd van 45.000 militairen en task forces in Kandahar, Uruzgan en Helmand. ,,Als je in Afghanistan zit, is zowel succes als falen tastbaar. In mijn tijd verloren we 282 manschappen.”
Op de crematie van soldaat Mark Schouwink, hij sneuvelde vrijdag 18 april 2008 in Uruzgan samen met luitenant Dennis van Uhm, zoon van toenmalig Commandant der Strijdkrachten Peter van Uhm, sprak Mart de Kruif als zijn brigadecommandant ontroerende woorden.
Wij militairen zijn control freaks, willen altijd alles geregeld hebben, controle houden over wat gebeurt. Daarom plannen we alles. Niet dus, de werkelijkheid is soms gruwelijk anders. Soms gaat de dood zijn gang. Dat was zo bij Mark. Maar naast het besef van onmetelijke pijn hebben wij als collega’s, en ik als commandant, ook een ander gevoel. Trots. Trots om te mogen dienen met zulke goede mensen als Mark. Trots op de moed die hij had om te gaan. Ondanks de gevaren waarvan hij zich heel goed bewust was.”
Van alle afscheidsceremonies in Kandahar, waarbij de kisten van gesneuvelden het vliegtuig naar huis worden ingedragen, herinnert De Kruif zich de schok van één.
Hoogzwanger
,,Als ISAF-commandant maakte ik twee maanden eerder met piloot Kyle van de Giesen een vlucht boven Helmand in zijn gevechtshelikopter”, zegt de generaal. De AH-1 Cobra-vlieger vertelde dat zijn vrouw hoogzwanger was, dat hij snel naar huis, naar Amerika, zou gaan. Tijdens die ceremonie in oktober 2009 wist ik niet wie de dode was. Tot ik zijn naam op de kist las. Van de Giesen. Vlak voor terugkeer omgekomen.”
In Uruzgan dwong de Koninklijke Landmacht groot respect af bij de bondgenoten. Amerikanen, Canadezen en Britten roemen nog steeds de inzet van de Nederlandse task forces. Nu dienen soldaten bij de Patriot-batterijen aan de Turks-Syrische grens, in de woestijn van Mali.
,,Gevoel van veiligheid is een groot goed”, zegt luitenant-generaal De Kruif. Ik ken de intenties van Rusland niet, kan niet in het hoofd van Vladimir Poetin kijken. Maar in algemene zin weet ik dat er altijd wel ergens dreiging is. Ik wil tegen de Commandant der Strijdkrachten kunnen zeggen dat zijn opdrachten uitvoerbaar zijn. En tegen ouders dat hun kinderen zo zijn getraind en uitgerust, dat risico’s zoveel mogelijk worden beperkt.”
Over de mannen en vrouwen die op operationele missie waren: ,,Zeven van de tien mensen maken we beter, twee blijven zoals ze waren. Meestal komen veteranen dus rijker terug. Maar keerzijde is dat een enkeling tijdens uitzending wordt beschadigd, bijvoorbeeld door PTSS. In dit vak gaat het er niet alleen om dingen goed te doen. Het gaat er vooral om de goede dingen te doen.”
Commandant Landstrijdkrachten Luitenant-generaal Mart de Kruif. ,,Gevoel van veiligheid is een
groot goed. Ik ken de intenties van Rusland niet, kan niet in het hoofd van Vladimir Poetin kijken.
Maar in algemene zin weet ik dat er altijd wel ergens dreiging is.”
(Telegraaf via Dropbox, 19 april 2014)
Charles Sanders
Foto Defensie |
Marianne Vos, Erben Wennemars en Jan Jansen fietsen mee”, zegt De Kruif. ,,We zetten niet alleen de Koninklijke Landmacht in de schijnwerpers, maar hebben met het Jeugdsportfonds ook een belangrijk goed doel voor ogen. De etappe naar de Grebbeberg is essentieel. Voor ons heilige grand, daar is in de meidagen van 1940 zwaar gevochten. Mooi om verleden, heden en toekomst te combineren.”
Dat heden wordt beheerst door de nieuwe Koude Oorlog. Rusland rammelt aan de oostelijke poorten van de NAVO, deze week besloot het bondgenootschap versterkingen te sturen. Pas nadat vanuit Brussel de vuisten werden gebald, bereikten onderhandelaars in Genève een voorlopig akkoord. Bewijs dat het Kremlin alleen naar kracht en eensgezindheid luistert.
Neutronenbom
Luitenant-generaal Mart de Kruif (55) koos voor een officiersloopbaan toen die Koude Oorlog ook volop woedde. In 1977 studeerde hij af aan de KMA. Het was de tijd van felle demonstraties tegen neutronenbom en kruisraket.
,,Militair zijn is een gevaarlijke baan, de mondiale veiligheidssituatie blijft een onzekere factor”, zegt hij. ,,Wat zich nu in en rond Oekraïne afspeelt, verbaast mij niet. Onze geschiedenis bewijst dat er eerder plotseling dreiging kwam uit onverwachte hoek. Wie had dit een jaar geleden voorspeld? Van louter stabiliseren tot wat wij full spectrum operations noemen; het kan dus zomaar gebeuren. En dan staan wij klaar om uit te rukken. Want als het daar buiten allemaal veilig is, hoeven we niet op pad.”
Ondanks jaren van bezuinigen heeft ons leger voor het onverhoopte scenario van verdere escalatie in Cost-Europa nog enkele troeven in huis. Bijvoorbeeld 11 Luchtmobiel, infanteriebrigade van de Koninklijke Landmacht en binnenkort deel van de NATO Response Force. Ruim 4000 manschappen die met transport- en gevechtshelikopters in recordtijd wereldwijd kunnen warden ingezet. In operationele plannen van de NAVO-staf hebben deze rode baretten een belangrijke rol, mocht het misgaan aan de oostgrenzen van het bondgenootschap.
"Ook met de CV9O, ons ‘netwerkvoertuig’, bedienen wij een nichemarkt”, zegt De Kruif. Groepscommandanten kunnen via een speciaal display beelden van de vizieren van hun infanteristen oproepen en zo een indruk krijgen van de gevechtssituatie. Binnen het Duits-Nederlandse Legerkorps kijken onze oosterburen er bewonderend naar.”
De driesterrengeneraal zegt over een gereedschapskist te beschikken met alles wat in bepaalde situaties snel nodig is. Maar door het ongekend snijden in het defensiebudget moesten wel de laatste honderd Leopard II tanks worden uitgezwaaid. En ook van de 200 CV9O’s staan er 44 in de etalage. De hamer in de gereedschapskist ontbreekt.
De machtige Leopards die ooit over de Veluwe rolden, gingen voor een schijntje naar Finland en staan daar straks aan de grens met de Russische Federatie. Uitgerekend in dagen dat Moskou stookt, intimideert en op expansiekoers is.
Vuurkracht
,,Ik hou van het effect van tanks, van hun operationele waarde”, geeft De Kruif toe. ,,Mobiliteit, vuurkracht, bepantsering. Aan het einde van een dag op het slagveld gaat het om de resultaten. Natuurlijk had ik ze liever gehouden.”
Leopard tank: verdwenen uit het Nederlandse arsenaal Foto: tijdens een amfibische oefening op Curaçao, 2006 |
Maar nog verder landmachtbreed schrapen, was geen optie meer. Dus werd noodgedwongen afscheid genomen van complete onderdelen. Als we nu tanks nodig hebben, stappen we naar Duitsland. Daar trainen onze militairen ook. Om feeling te behouden met het wapensysteem.”
Mart de Kruif zag het aantal manschappen inkrimpen van 24.000 tot 18.000. Om maatschappelijke waardering voor het leger te vergroten, verlaat een aantal van hen dinsdag de kazernes. Op 200 scholen en in 200 dorpen en steden zetten ze het 200-jarig jubileum luister bij. ,,We gaan naar de burgers toe”, zegt de generaal. ,,Door persoonlijk contact met soldaten laten weten wat we doen en waarom.”
Aan jonge militairen in de lagere rangen is nog steeds behoefte en daarom is er het Project Veiligheid en Vakmanschap. Op 31 scholen krijgen leerlingen een mbo-2 opleiding. Deels ‘normaal’, deels militair: drie weken dienen ze bij een legereenheid. Slechts 15 procent van deze scholieren valt uit, veel minder dan gemiddeld op het mbo”, zegt De Kruif. ,,Als ze geslaagd zijn, kunnen jonge mensen kiezen tussen een burgerbaan of een job bij ons.”
Het menselijke aspect staat hoog in zijn vaandel. Dat was vroeger al zo. De Nederlandse strijdkrachten voeren een zero tolerance-beleid als het gaat om geweld en drugs. Overtreders worden ontslagen. De Kruif kwam na een incident ooit op voor een van zijn manschappen.
,,Een soldaat had gezegd in het weekeinde wel eens te blowen”, aldus de generaal. ,,Toen ik hem sprak, over jeugd en sociale achtergrond, hoorde ik schokkende dingen. Hij had in zijn jongste jaren veel ellende meegemaakt. ‘Wat gebeurt er met die vent als ik hem loslaat?’, vroeg ik mezelf. Ik kende het antwoord: ‘Dan gaat hij de mist in’. We hebben dus niet losgelaten. Een paar jaar geleden ontmoette ik hem weer. Nog steeds militair, nog steeds oké.”
Ook met voormalige Dutchbat III-gangers, de militairen die in Srebrenica gelegerd waren toen die VN-safe haven werd overlopen door Bosnische Serviërs, houdt De Kruif contact. Vaak mannen en vrouwen die na de gruwelen op de Balkan gebroken terugkeerden, aan PTSS lijden en negentien jaar na het humanitaire drama nog steeds onder vuur liggen van linkse advocaten.
Ondanks het schrappen van mens en materieel wordt de Koninklijke Landmacht wereldwijd geroemd. Daarom ook tijdens het 200-jarige feest: komst van bij de beroemde 82e (All-American) en 101e (Screaming Eagles) luchtlandingsdivisies dienende Amerikanen. Nederlandse militairen worden geportretteerd tijdens door het land reizende concerten. Een van hen is kapitein Marco Kroon, ridder Militaire Willems-Orde, nu voor het Korps Commandotroepen op uitzending in Mali.
,,De mens is de kracht van de Koninklijke Landmacht”, zegt De Kruif. ,,Hij of zij moet het doen als het er echt op aankomt, levens kunnen verloren gaan. Gelukkig is daar respect voor. Dat was vroeger anders. Gedurende mijn KMA-jaren mochten we niet in uniform naar huis. Ik herinner me nog een kerkdienst, de dominee zei dat je niet militair en christen kon zijn. Ik ben opgestaan en
weggelopen.”
Uruzgan
Generaal De Kruif en Hans de Vreij |
Op de crematie van soldaat Mark Schouwink, hij sneuvelde vrijdag 18 april 2008 in Uruzgan samen met luitenant Dennis van Uhm, zoon van toenmalig Commandant der Strijdkrachten Peter van Uhm, sprak Mart de Kruif als zijn brigadecommandant ontroerende woorden.
Wij militairen zijn control freaks, willen altijd alles geregeld hebben, controle houden over wat gebeurt. Daarom plannen we alles. Niet dus, de werkelijkheid is soms gruwelijk anders. Soms gaat de dood zijn gang. Dat was zo bij Mark. Maar naast het besef van onmetelijke pijn hebben wij als collega’s, en ik als commandant, ook een ander gevoel. Trots. Trots om te mogen dienen met zulke goede mensen als Mark. Trots op de moed die hij had om te gaan. Ondanks de gevaren waarvan hij zich heel goed bewust was.”
Van alle afscheidsceremonies in Kandahar, waarbij de kisten van gesneuvelden het vliegtuig naar huis worden ingedragen, herinnert De Kruif zich de schok van één.
Hoogzwanger
,,Als ISAF-commandant maakte ik twee maanden eerder met piloot Kyle van de Giesen een vlucht boven Helmand in zijn gevechtshelikopter”, zegt de generaal. De AH-1 Cobra-vlieger vertelde dat zijn vrouw hoogzwanger was, dat hij snel naar huis, naar Amerika, zou gaan. Tijdens die ceremonie in oktober 2009 wist ik niet wie de dode was. Tot ik zijn naam op de kist las. Van de Giesen. Vlak voor terugkeer omgekomen.”
ISAF 2009. Foto Hans de Vreij |
,,Gevoel van veiligheid is een groot goed”, zegt luitenant-generaal De Kruif. Ik ken de intenties van Rusland niet, kan niet in het hoofd van Vladimir Poetin kijken. Maar in algemene zin weet ik dat er altijd wel ergens dreiging is. Ik wil tegen de Commandant der Strijdkrachten kunnen zeggen dat zijn opdrachten uitvoerbaar zijn. En tegen ouders dat hun kinderen zo zijn getraind en uitgerust, dat risico’s zoveel mogelijk worden beperkt.”
Over de mannen en vrouwen die op operationele missie waren: ,,Zeven van de tien mensen maken we beter, twee blijven zoals ze waren. Meestal komen veteranen dus rijker terug. Maar keerzijde is dat een enkeling tijdens uitzending wordt beschadigd, bijvoorbeeld door PTSS. In dit vak gaat het er niet alleen om dingen goed te doen. Het gaat er vooral om de goede dingen te doen.”
Commandant Landstrijdkrachten Luitenant-generaal Mart de Kruif. ,,Gevoel van veiligheid is een
groot goed. Ik ken de intenties van Rusland niet, kan niet in het hoofd van Vladimir Poetin kijken.
Maar in algemene zin weet ik dat er altijd wel ergens dreiging is.”
(Telegraaf via Dropbox, 19 april 2014)
donderdag 17 april 2014
Defensie ondersteunt inzet NAVO in Oost-Europa
De NAVO heeft gisteren aanvullende maatregelen aangekondigd om bondgenoten gerust te stellen die zich door de crisis in Oekraïne bedreigd voelen. Nederland heeft aangegeven hieraan bij te dragen. Een mijnenjager gaat oefenen in de Oostzee. Nederland levert indien gevraagd ook een fregat en F-16’s.
“Evenwichtig en proportioneel”, zo bestempelen de ministers Frans Timmermans van Buitenlandse Zaken en Jeanine Hennis-Plasschaert van Defensie het pakket aan maatregelen in hun brief aan de Tweede Kamer. “De maatregelen geven uitdrukking aan de eensgezindheid en solidariteit in het bondgenootschap zonder dat zij escalerend werken.”
Oefeningen Oostzee
Nederland levert al tankercapaciteit voor de in Oost-Europa patrouillerende AWACS-radarvliegtuigen. Behalve de mijnenjager nemen vanaf medio dit jaar enkele schepen en een compagnie mariniers deel aan oefeningen. Deze zijn niet alleen in de Oostzee, maar ook in Polen.
Fregat
Nederland biedt verder aan het luchtverdedigings- en commandofregat Zr.Ms. Evertsen in te zetten in de Middellandse Zee. Het marineschip maakt sinds begin februari van dit jaar deel uit van de anti-piraterijmissie Ocean Shield bij Somalië. Het opperbevel van de NAVO kan besluiten om de Standing NATO Maritime Group 1 en 2 in te zetten in respectievelijk de Oostzee en de Middellandse Zee. In dat geval onttrekt de NAVO de Evertsen aan de anti-piraterijmissie. Hoewel afgeslankt, gaan Ocean Shield en de andere missies in het gebied gewoon door.
De Baltische staten Estland, Letland en Litouwen zijn voor de beveiliging van hun luchtruim afhankelijk van de jachtvliegtuigen van hun NAVO-partners. Nederland doet regelmatig mee met het patrouilleren met F-16's boven de Baltische staten. Dat doen NAVO-landen per toerbeurt. De NAVO gaat die luchtpatrouilles intensiveren. Nederland is bereid daaraan een bijdrage te leveren als de NAVO daar om vraagt.
Tijdelijke versterking
De extra militaire inzet maakt deel uit van de tijdelijke versterking van de collectieve verdediging van het NAVO-grondgebied. Het bondgenootschap laat meer vliegtuigen patrouilleren en stuurt meer schepen naar de Oostzee en de Middellandse Zee. Ook houden de NAVO-landen extra oefeningen en actualiseren ze hun verdedigingsplannen.
(ministerie van Defensie, 17 april 2014)
Kamerbrief over eventuele extra inzet in Oost-Europa
“Evenwichtig en proportioneel”, zo bestempelen de ministers Frans Timmermans van Buitenlandse Zaken en Jeanine Hennis-Plasschaert van Defensie het pakket aan maatregelen in hun brief aan de Tweede Kamer. “De maatregelen geven uitdrukking aan de eensgezindheid en solidariteit in het bondgenootschap zonder dat zij escalerend werken.”
Oefeningen Oostzee
Nederland levert al tankercapaciteit voor de in Oost-Europa patrouillerende AWACS-radarvliegtuigen. Behalve de mijnenjager nemen vanaf medio dit jaar enkele schepen en een compagnie mariniers deel aan oefeningen. Deze zijn niet alleen in de Oostzee, maar ook in Polen.
Fregat
Nederland biedt verder aan het luchtverdedigings- en commandofregat Zr.Ms. Evertsen in te zetten in de Middellandse Zee. Het marineschip maakt sinds begin februari van dit jaar deel uit van de anti-piraterijmissie Ocean Shield bij Somalië. Het opperbevel van de NAVO kan besluiten om de Standing NATO Maritime Group 1 en 2 in te zetten in respectievelijk de Oostzee en de Middellandse Zee. In dat geval onttrekt de NAVO de Evertsen aan de anti-piraterijmissie. Hoewel afgeslankt, gaan Ocean Shield en de andere missies in het gebied gewoon door.
Zr.Ms. Evertsen (foto: Hans de Vreij) |
De Baltische staten Estland, Letland en Litouwen zijn voor de beveiliging van hun luchtruim afhankelijk van de jachtvliegtuigen van hun NAVO-partners. Nederland doet regelmatig mee met het patrouilleren met F-16's boven de Baltische staten. Dat doen NAVO-landen per toerbeurt. De NAVO gaat die luchtpatrouilles intensiveren. Nederland is bereid daaraan een bijdrage te leveren als de NAVO daar om vraagt.
F-16 (foto: Defensie) |
Tijdelijke versterking
De extra militaire inzet maakt deel uit van de tijdelijke versterking van de collectieve verdediging van het NAVO-grondgebied. Het bondgenootschap laat meer vliegtuigen patrouilleren en stuurt meer schepen naar de Oostzee en de Middellandse Zee. Ook houden de NAVO-landen extra oefeningen en actualiseren ze hun verdedigingsplannen.
(ministerie van Defensie, 17 april 2014)
Kamerbrief over eventuele extra inzet in Oost-Europa
woensdag 16 april 2014
'Geruststellingspakket' Defensie in verband met de crisis in Oekraïne
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
16 april 2014
Betreft: NAVO - geruststellende maatregelen in verband met de crisis i Oekraïne
Op 1 april jl. gaf de ministeriële Noord-Atlantische Raad (NAR) van de NAVO de militaire autoriteiten opdracht om op korte termijn militaire opties uit te werken om bondgenoten gerust te stellen die zich door de crisis in Oekraïne bedreigd voelen (zie de brief van de minister van Buitenlandse Zaken van 9 april 2014, kenmerk DVB/VD-030/2014). De NAR heeft vandaag een besluit genomen over een pakket van aanvullende, militaire maatregelen. Hieronder informeert het Kabinet over de inhoud van het pakket. Tevens informeert het Kabinet u over mogelijke Nederlandse bijdragen en over het besluit van de minister van Defensie om de bilaterale defensiesamenwerking met de Russische Federatie te bevriezen.
Maatregelen SACEUR
Het besluit van de NAR biedt de Supreme Allied Commander for Europe (SACEUR) de mogelijkheid maatregelen te treffen waardoor het bondgenootschap de collectieve verdediging van het NAVO-grondgebied tijdelijk versterkt. Het pakket voorziet in een grotere NAVO onder andere door:
- intensivering van maatregelen om de situational awareness te vergroten;
- intensivering van het aantal patrouillevluchten in het kader van de Baltic Air Policing;
- versterkte presentie van NAVO-vlootverbanden in de Oostzee en Middellandse Zee;
- de inzet van militaire stafleden met het oog op het versterken van de gereedstelling en extra training en militaire oefeningen;
- herziening en actualisering van verdedigingsplannen.
Nederland is tevreden over het overeengekomen pakket van maatregelen. Het is evenwichtig en proportioneel en biedt bondgenoten die zich bedreigd voelen voldoende zekerheden. Bovendien is afgesproken dat, afhankelijk van de ontwikkelingen, het pakket kan worden aangepast. De maatregelen geven uitdrukking aan de eensgezindheid en solidariteit in het bondgenootschap zonder dat zij escalerend werken.
Nederlandse bijdrage
Nederland levert op dit moment al een bijdrage aan de eerste serie van maatregelen die SACEUR in maart jl. heeft getroffen. Zo wordt de Nederlandse tankercapaciteit (air-to-air refuelling) ingezet ten behoeve van het bijtanken van de AWACS (zie ook Kamerstuk 28676-198). Op korte termijn zal een Nederlandse mijnenjager, die onderdeel is van de Standing NATO Mine Clearing Maritime Group (SNMCMG 1), oefeningen gaan uitvoeren en havenbezoeken afleggen in de Oostzee. Verder zal Nederland in juni met enkele schepen deelnemen aan de oefening Baltops en in september neemt een compagnie Special Forces in Polen deel aan de oefening Noble Sword. Nederland levert daarnaast twee functionarissen aan de versterking van de staf van het NAVO-hoofdkwartier SHAPE. Nederland beraadt zich op dit moment op mogelijke bijdragen aan het onderhavige pakket aanvullende maatregelen van SACEUR.
Zoals bekend zijn de Baltische landen afhankelijk van hun NAVO-partners voor de beveiliging van hun luchtruim met jachtvliegtuigen. De NAVO heeft deze Baltic Air Policing taak inmiddels geïntensiveerd. Er worden meer vliegtuigen ingezet en meer patrouillevluchten uitgevoerd. Ook Nederlandse F-16’s zijn beschikbaar om patrouillevluchten uit te voeren. Nederland was al voornemens deel te nemen aan de Baltic Air Policing taak in 2017. SACEUR beziet op dit moment de planning. Het Kabinet zal de Kamer nader informeren als zich als onderdeel van het geruststellingspakket eerder inzetmogelijkheden aandienen.
Onderdeel van de voorstellen van SACEUR is de mogelijkheid om de beide Standing NATO Maritime Groups (SNMG 1 en SNMG 2) in te zetten in de Oostzee en de Middellandse Zee. Momenteel is de SNMG 2 actief in de antipiraterij-operatie Ocean Shield in de wateren voor de kust van Somalië. De SNMG 2 bestaat uit vier schepen, waaronder het Nederlandse Luchtverdediging en Commandofregat Zr. Ms. Evertsen (van 24 januari 2014 tot en met half mei 2014). Indien SACEUR daartoe besluit, zal Zr. Ms. Evertsen eerder dan voorzien stoppen met Ocean Shield en als onderdeel van SNMG 2 actief worden in de Middellandse Zee. Het onttrekken van schepen aan Ocean Shield betekent niet dat de operatie wordt beëindigd. Het netwerk en de commandostructuur blijven intact om situational awareness te behouden en om zo nodig weer te kunnen opschalen. In 2014 levert Nederland verder geen bijdrage meer aan Ocean Shield. Met de anti-piraterijmissie EU-Atalanta en de Combined Maritime Forces is de maritieme aanwezigheid in 2014 in de wateren voor de kust van Somalië behouden. Defensie zal de Vessel Protection Detachements (VPD's) blijven inzetten. Nederland zet bovendien de geïntegreerde aanpak op het gebied van piraterijbestrijding voort door ook deel te nemen aan de maritieme capaciteitsopbouwmissie EUCAP Nestor en de EU Trainingsmissie in Somalië.
Bilaterale Defensiesamenwerking Rusland-Nederland
In reactie op de Russische annexatie van de Krim besloten de ministers van Buitenlandse Zaken van de NAVO op 1 april jl. alle praktische samenwerking – zowel civiel als militair – met de Russische Federatie in het kader van de NAVO-Rusland Raad (NRC), de Euro-Atlantische Partnerschapraad (EAPC) en het Partnership for Peace (PfP) op te schorten. De Russische Federatie mag voorts niet langer deelnemen aan comités en bijeenkomsten in NRC, EAPC of PfP-verband. Om de politieke dialoog te kunnen voortzetten, geldt deze uitsluiting niet voor bijeenkomsten van de EAPC op ambassadeursniveau of de NRC op ambassadeursniveau of hoger.
De Russische defensieattaché in Den Haag is 11 april jl. geïnformeerd over het besluit van de minister van Defensie om de bilaterale defensiesamenwerking tussen Nederland en de Russische Federatie te bevriezen, afgezien van herdenkingen in verband met de Tweede Wereldoorlog. Aangezien Nederland veel belang hecht aan de dialoog met de Russische Federatie, is besloten de communicatiekanalen met de Russische defensieattaché in Den Haag open te houden en de Nederlandse defensieattaché in Moskou op zijn post te laten.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Frans Timmermans
De Minister van Defensie
J.A. Hennis-Plasschaert
16 april 2014
Betreft: NAVO - geruststellende maatregelen in verband met de crisis i Oekraïne
Op 1 april jl. gaf de ministeriële Noord-Atlantische Raad (NAR) van de NAVO de militaire autoriteiten opdracht om op korte termijn militaire opties uit te werken om bondgenoten gerust te stellen die zich door de crisis in Oekraïne bedreigd voelen (zie de brief van de minister van Buitenlandse Zaken van 9 april 2014, kenmerk DVB/VD-030/2014). De NAR heeft vandaag een besluit genomen over een pakket van aanvullende, militaire maatregelen. Hieronder informeert het Kabinet over de inhoud van het pakket. Tevens informeert het Kabinet u over mogelijke Nederlandse bijdragen en over het besluit van de minister van Defensie om de bilaterale defensiesamenwerking met de Russische Federatie te bevriezen.
Maatregelen SACEUR
Het besluit van de NAR biedt de Supreme Allied Commander for Europe (SACEUR) de mogelijkheid maatregelen te treffen waardoor het bondgenootschap de collectieve verdediging van het NAVO-grondgebied tijdelijk versterkt. Het pakket voorziet in een grotere NAVO onder andere door:
- intensivering van maatregelen om de situational awareness te vergroten;
- intensivering van het aantal patrouillevluchten in het kader van de Baltic Air Policing;
- versterkte presentie van NAVO-vlootverbanden in de Oostzee en Middellandse Zee;
- de inzet van militaire stafleden met het oog op het versterken van de gereedstelling en extra training en militaire oefeningen;
- herziening en actualisering van verdedigingsplannen.
Nederland is tevreden over het overeengekomen pakket van maatregelen. Het is evenwichtig en proportioneel en biedt bondgenoten die zich bedreigd voelen voldoende zekerheden. Bovendien is afgesproken dat, afhankelijk van de ontwikkelingen, het pakket kan worden aangepast. De maatregelen geven uitdrukking aan de eensgezindheid en solidariteit in het bondgenootschap zonder dat zij escalerend werken.
Nederlandse bijdrage
Nederland levert op dit moment al een bijdrage aan de eerste serie van maatregelen die SACEUR in maart jl. heeft getroffen. Zo wordt de Nederlandse tankercapaciteit (air-to-air refuelling) ingezet ten behoeve van het bijtanken van de AWACS (zie ook Kamerstuk 28676-198). Op korte termijn zal een Nederlandse mijnenjager, die onderdeel is van de Standing NATO Mine Clearing Maritime Group (SNMCMG 1), oefeningen gaan uitvoeren en havenbezoeken afleggen in de Oostzee. Verder zal Nederland in juni met enkele schepen deelnemen aan de oefening Baltops en in september neemt een compagnie Special Forces in Polen deel aan de oefening Noble Sword. Nederland levert daarnaast twee functionarissen aan de versterking van de staf van het NAVO-hoofdkwartier SHAPE. Nederland beraadt zich op dit moment op mogelijke bijdragen aan het onderhavige pakket aanvullende maatregelen van SACEUR.
Zoals bekend zijn de Baltische landen afhankelijk van hun NAVO-partners voor de beveiliging van hun luchtruim met jachtvliegtuigen. De NAVO heeft deze Baltic Air Policing taak inmiddels geïntensiveerd. Er worden meer vliegtuigen ingezet en meer patrouillevluchten uitgevoerd. Ook Nederlandse F-16’s zijn beschikbaar om patrouillevluchten uit te voeren. Nederland was al voornemens deel te nemen aan de Baltic Air Policing taak in 2017. SACEUR beziet op dit moment de planning. Het Kabinet zal de Kamer nader informeren als zich als onderdeel van het geruststellingspakket eerder inzetmogelijkheden aandienen.
Onderdeel van de voorstellen van SACEUR is de mogelijkheid om de beide Standing NATO Maritime Groups (SNMG 1 en SNMG 2) in te zetten in de Oostzee en de Middellandse Zee. Momenteel is de SNMG 2 actief in de antipiraterij-operatie Ocean Shield in de wateren voor de kust van Somalië. De SNMG 2 bestaat uit vier schepen, waaronder het Nederlandse Luchtverdediging en Commandofregat Zr. Ms. Evertsen (van 24 januari 2014 tot en met half mei 2014). Indien SACEUR daartoe besluit, zal Zr. Ms. Evertsen eerder dan voorzien stoppen met Ocean Shield en als onderdeel van SNMG 2 actief worden in de Middellandse Zee. Het onttrekken van schepen aan Ocean Shield betekent niet dat de operatie wordt beëindigd. Het netwerk en de commandostructuur blijven intact om situational awareness te behouden en om zo nodig weer te kunnen opschalen. In 2014 levert Nederland verder geen bijdrage meer aan Ocean Shield. Met de anti-piraterijmissie EU-Atalanta en de Combined Maritime Forces is de maritieme aanwezigheid in 2014 in de wateren voor de kust van Somalië behouden. Defensie zal de Vessel Protection Detachements (VPD's) blijven inzetten. Nederland zet bovendien de geïntegreerde aanpak op het gebied van piraterijbestrijding voort door ook deel te nemen aan de maritieme capaciteitsopbouwmissie EUCAP Nestor en de EU Trainingsmissie in Somalië.
Bilaterale Defensiesamenwerking Rusland-Nederland
In reactie op de Russische annexatie van de Krim besloten de ministers van Buitenlandse Zaken van de NAVO op 1 april jl. alle praktische samenwerking – zowel civiel als militair – met de Russische Federatie in het kader van de NAVO-Rusland Raad (NRC), de Euro-Atlantische Partnerschapraad (EAPC) en het Partnership for Peace (PfP) op te schorten. De Russische Federatie mag voorts niet langer deelnemen aan comités en bijeenkomsten in NRC, EAPC of PfP-verband. Om de politieke dialoog te kunnen voortzetten, geldt deze uitsluiting niet voor bijeenkomsten van de EAPC op ambassadeursniveau of de NRC op ambassadeursniveau of hoger.
De Russische defensieattaché in Den Haag is 11 april jl. geïnformeerd over het besluit van de minister van Defensie om de bilaterale defensiesamenwerking tussen Nederland en de Russische Federatie te bevriezen, afgezien van herdenkingen in verband met de Tweede Wereldoorlog. Aangezien Nederland veel belang hecht aan de dialoog met de Russische Federatie, is besloten de communicatiekanalen met de Russische defensieattaché in Den Haag open te houden en de Nederlandse defensieattaché in Moskou op zijn post te laten.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Frans Timmermans
De Minister van Defensie
J.A. Hennis-Plasschaert
(Rijksoverheid, 16 april 2014)
Ukraine crisis: statement by NATO's SG Anders Fogh Rasmussen
(following a meeting of the North Atlantic Council on 16 April 2014)
We have just taken further measures to respond to the crisis in Ukraine.
We agree that a political solution is the only way forward.
NATO fully supports the Geneva talks and all the efforts of the international community to find a political solution, which fulfils the democratic aspirations of the entire Ukrainian people and respects the sovereignty and territorial integrity of Ukraine.
We call on Russia to be part of the solution. To stop destabilising Ukraine, pull back its troops from the borders and make clear it doesn't support the violent actions of well armed militias of pro-Russian separatists.
NATO's core task is to protect and defend our Allies. We have already taken a series of steps, including enhancing our Air Policing mission in the Baltic States, and AWACS surveillance flights over Poland and Romania.
Today, we agreed on a package of further military measures to reinforce our collective defence and demonstrate the strength of Allied solidarity.
We will have more planes in the air, more ships on the water, and more readiness on the land.
For example, air policing aircraft will fly more sorties over the Baltic region. Allied ships will deploy to the Baltic Sea, the Eastern Mediterranean and elsewhere, as required. Military staff from Allied nations will deploy to enhance our preparedness, training and exercises. Our defence plans will be reviewed and reinforced.
We will start to implement these measures straight away. More will follow, if needed, in the weeks and months to come.
Our decisions today are about defence, deterrence and de-escalation. They are entirely in line with our international commitments.
They send a clear message: NATO will protect every Ally and defend against any threat against our fundamental security.
That is our firm commitment.
(NATO, 16 April 2014)
We have just taken further measures to respond to the crisis in Ukraine.
We agree that a political solution is the only way forward.
NATO fully supports the Geneva talks and all the efforts of the international community to find a political solution, which fulfils the democratic aspirations of the entire Ukrainian people and respects the sovereignty and territorial integrity of Ukraine.
We call on Russia to be part of the solution. To stop destabilising Ukraine, pull back its troops from the borders and make clear it doesn't support the violent actions of well armed militias of pro-Russian separatists.
NATO's core task is to protect and defend our Allies. We have already taken a series of steps, including enhancing our Air Policing mission in the Baltic States, and AWACS surveillance flights over Poland and Romania.
Today, we agreed on a package of further military measures to reinforce our collective defence and demonstrate the strength of Allied solidarity.
We will have more planes in the air, more ships on the water, and more readiness on the land.
For example, air policing aircraft will fly more sorties over the Baltic region. Allied ships will deploy to the Baltic Sea, the Eastern Mediterranean and elsewhere, as required. Military staff from Allied nations will deploy to enhance our preparedness, training and exercises. Our defence plans will be reviewed and reinforced.
We will start to implement these measures straight away. More will follow, if needed, in the weeks and months to come.
Our decisions today are about defence, deterrence and de-escalation. They are entirely in line with our international commitments.
They send a clear message: NATO will protect every Ally and defend against any threat against our fundamental security.
That is our firm commitment.
(NATO, 16 April 2014)
maandag 14 april 2014
Eerste lichting militairen vertrokken naar Mali
Vanaf luchthaven Schiphol zijn op maandag 14 april ruim 70 militairen vertrokken naar Mali om deel te nemen aan de UN Multidimensional Integrated Stabilisation Mission in Mali (MINUSMA). Het zijn de eerste militairen van de hoofdmacht die zich in Mali bezig gaan houden met het verzamelen, interpreteren, verwerken en beschikbaar stellen van inlichtingen voor de militaire component van de VN-missie.
De komende weken vertrekken nog ruim 300 militairen naar Mali. Onder hen leden van het Korps Commando Troepen, leden van het Apache-detachement en inlichtingenpersoneel van het Joint Intelligence Surveillance Target Acquisition Reconnaissance Command (JISTARC).
De afgelopen maanden is hard gewerkt aan de bouw van het kamp. Het materieel stroomt op dit moment binnen. De Nederlandse bijdrage wordt in beginsel geleverd tot eind 2015. Eind maart is besloten nog 3 Chinook transporthelikopters te sturen naar Gao. Naar verwachting zijn de Chinooks in oktober volledig inzetbaar.
(ministerie van Defensie, 14 april 2014)
Toevoeging: volgens Defensie bestaat deze eerste groep uit militairen van ondersteunende eenheden. De hoofdmacht (300 man) vertrekt volgende week. Dan gaat het dus o.a. om commando's, inlichtingenmensen etc.
De komende weken vertrekken nog ruim 300 militairen naar Mali. Onder hen leden van het Korps Commando Troepen, leden van het Apache-detachement en inlichtingenpersoneel van het Joint Intelligence Surveillance Target Acquisition Reconnaissance Command (JISTARC).
De afgelopen maanden is hard gewerkt aan de bouw van het kamp. Het materieel stroomt op dit moment binnen. De Nederlandse bijdrage wordt in beginsel geleverd tot eind 2015. Eind maart is besloten nog 3 Chinook transporthelikopters te sturen naar Gao. Naar verwachting zijn de Chinooks in oktober volledig inzetbaar.
(ministerie van Defensie, 14 april 2014)
Toevoeging: volgens Defensie bestaat deze eerste groep uit militairen van ondersteunende eenheden. De hoofdmacht (300 man) vertrekt volgende week. Dan gaat het dus o.a. om commando's, inlichtingenmensen etc.
dinsdag 1 april 2014
Materieel voor de missie in Mali aangekomen in Ivoorkust
Het materieel voor de Nederlandse MINUSMA-militairen is vanmorgen gearriveerd in de haven van Abijan in Ivoorkust. Van daaruit gaan de 140 voertuigen en 230 containers via de weg naar de Malinese hoofdstad Bamako en naar Gao.
Aanvoer
Het wordt een drukke tijd voor het Reception, Staging & Onward Movement-detachement (RSOM) in Gao, omdat het alle materiaal en materieel in ontvangst neemt, telt, opslaat en verstrekt. De afgelopen week zijn al 35 containers over de weg aangevoerd, landden 3 vliegtuigen met materiaal en zijn nog eens 40 containers en 28 voertuigen onderweg naar Gao. Het gaat voornamelijk om onderdelen en uitrusting voor de basisbehoeften in het kamp.
Politietrainers
Gisteren vertrokken 11 politietrainers naar Bamako. Het gaat om 8 marechaussee- en 3 politie-instructeurs. Ze volgen in de Malinese hoofdstad eerst een introductieprogramma en gaan daarna naar de hen toegewezen locatie om de Malinese politie te trainen.
Kamp Castor
In de verzengende hitte van Gao bouwen de genisten nog altijd druk aan Kamp Castor. Voordat de zandstormen beginnen en de temperaturen die bij de Malinese zomer horen extreme hoogten bereiken, moet het kamp gereed zijn voor de ontvangst van de hoofdmacht.
Half april arriveren militairen van onder andere het Joint Support Detachement en de Joint Special Operations Task Group. Ook staat dan het volgende geniedetachement klaar om het tijdelijke kamp van 62 tenten te veranderen in een semi-permanent kamp van prefabcontainers.
Infrastructuur
Momenteel wordt op Kamp Castor nog steeds gewerkt aan de infrastructuur." Het zand hier heeft zo'n structuur dat je er in de bouw niets aan hebt", vertelt commandant geniedetachement, majoor Jasper Cremers. "Daarom graven we het af en voorzien we de ondergrond van een laag lateriet. Dat is een oerlaag van rode grond die, na bewerking, hard wordt en als ondergrond kan dienen voor het kamp". Met het lateriet legde de genie de wegen aan en bouwplaten voor de tenten. Ook werkt de genie nog aan de opbouw en aansluiting van de sanitaire voorzieningen.
Een gedeelte van het kamp wordt door plaatselijke bedrijven gebouwd. Een Malinese firma stortte het beton op de locaties waar het lateriet niet sterk genoeg is, zoals de plaat waar de helikopters worden onderhouden en gestationeerd. Een ander bedrijf bouwt de klasse 1-voorziening, richt die in en verzorgt straks voor de 450 Nederlandse militairen de maaltijden.
(ministerie van Defensie, 1 april 2014)
Zie ook: http://www.defensie.nl/onderwerpen/mali
Aanvoer
Het wordt een drukke tijd voor het Reception, Staging & Onward Movement-detachement (RSOM) in Gao, omdat het alle materiaal en materieel in ontvangst neemt, telt, opslaat en verstrekt. De afgelopen week zijn al 35 containers over de weg aangevoerd, landden 3 vliegtuigen met materiaal en zijn nog eens 40 containers en 28 voertuigen onderweg naar Gao. Het gaat voornamelijk om onderdelen en uitrusting voor de basisbehoeften in het kamp.
Politietrainers
Gisteren vertrokken 11 politietrainers naar Bamako. Het gaat om 8 marechaussee- en 3 politie-instructeurs. Ze volgen in de Malinese hoofdstad eerst een introductieprogramma en gaan daarna naar de hen toegewezen locatie om de Malinese politie te trainen.
Kamp Castor
In de verzengende hitte van Gao bouwen de genisten nog altijd druk aan Kamp Castor. Voordat de zandstormen beginnen en de temperaturen die bij de Malinese zomer horen extreme hoogten bereiken, moet het kamp gereed zijn voor de ontvangst van de hoofdmacht.
Half april arriveren militairen van onder andere het Joint Support Detachement en de Joint Special Operations Task Group. Ook staat dan het volgende geniedetachement klaar om het tijdelijke kamp van 62 tenten te veranderen in een semi-permanent kamp van prefabcontainers.
Infrastructuur
Momenteel wordt op Kamp Castor nog steeds gewerkt aan de infrastructuur." Het zand hier heeft zo'n structuur dat je er in de bouw niets aan hebt", vertelt commandant geniedetachement, majoor Jasper Cremers. "Daarom graven we het af en voorzien we de ondergrond van een laag lateriet. Dat is een oerlaag van rode grond die, na bewerking, hard wordt en als ondergrond kan dienen voor het kamp". Met het lateriet legde de genie de wegen aan en bouwplaten voor de tenten. Ook werkt de genie nog aan de opbouw en aansluiting van de sanitaire voorzieningen.
Een gedeelte van het kamp wordt door plaatselijke bedrijven gebouwd. Een Malinese firma stortte het beton op de locaties waar het lateriet niet sterk genoeg is, zoals de plaat waar de helikopters worden onderhouden en gestationeerd. Een ander bedrijf bouwt de klasse 1-voorziening, richt die in en verzorgt straks voor de 450 Nederlandse militairen de maaltijden.
(ministerie van Defensie, 1 april 2014)
Zie ook: http://www.defensie.nl/onderwerpen/mali
Statement of the NATO-Ukraine Commission - 1 April 2014
We, the Foreign Ministers of the NATO-Ukraine Commission, are united in our condemnation of Russia’s illegal military intervention in Ukraine, and Russia’s violation of Ukraine’s sovereignty and territorial integrity. We do not recognize Russia’s illegal and illegitimate “annexation” of Crimea. We will continue to work together to reach a political and diplomatic solution which respects international law and Ukraine’s internationally recognized borders.
We call on Russia to de-escalate by reducing its troops in Crimea to pre-crisis levels and withdrawing them to their bases; to reduce its military activities along the Ukrainian border; to reverse the illegal and illegitimate “annexation” of Crimea; to refrain from any further interference and aggressive actions in Ukraine; to respect the rights of the Ukrainian population including the Crimean Tatars; and to fulfil its international obligations and to abide by international law.
We support the deployment of an OSCE monitoring mission to Ukraine.
We commend the Armed Forces of Ukraine for their courage, discipline and restraint, in the face of provocation.
As a tangible demonstration of Allied commitment to the Distinctive Partnership between NATO and Ukraine, we have agreed on concrete measures to enhance Ukraine’s ability to provide for its own security.
NATO and Ukraine will intensify cooperation and promote defence reforms through capacity building and capability development programmes. NATO Allies will also reinforce the NATO Liaison Office in Kyiv with additional experts.
Allies will continue working together with the Ukrainian government, the Verkhovna Rada and civil society to strengthen civilian control over the armed forces and related security sectors.
Allies support the measures taken by the Ukrainian government to advance reforms and to promote an inclusive political process, based on democratic values, respect for human rights, minorities and the rule of law.
We welcome Ukraine’s signature of the political chapters of the Association Agreement with the European Union on 21 March.
An independent, sovereign and stable Ukraine, firmly committed to democracy and the rule of law, is key to Euro-Atlantic security. Allies firmly support Ukraine’s sovereignty and territorial integrity. We call on Russia to abide by these principles.
We call on Russia to de-escalate by reducing its troops in Crimea to pre-crisis levels and withdrawing them to their bases; to reduce its military activities along the Ukrainian border; to reverse the illegal and illegitimate “annexation” of Crimea; to refrain from any further interference and aggressive actions in Ukraine; to respect the rights of the Ukrainian population including the Crimean Tatars; and to fulfil its international obligations and to abide by international law.
We support the deployment of an OSCE monitoring mission to Ukraine.
We commend the Armed Forces of Ukraine for their courage, discipline and restraint, in the face of provocation.
As a tangible demonstration of Allied commitment to the Distinctive Partnership between NATO and Ukraine, we have agreed on concrete measures to enhance Ukraine’s ability to provide for its own security.
NATO and Ukraine will intensify cooperation and promote defence reforms through capacity building and capability development programmes. NATO Allies will also reinforce the NATO Liaison Office in Kyiv with additional experts.
Allies will continue working together with the Ukrainian government, the Verkhovna Rada and civil society to strengthen civilian control over the armed forces and related security sectors.
Allies support the measures taken by the Ukrainian government to advance reforms and to promote an inclusive political process, based on democratic values, respect for human rights, minorities and the rule of law.
We welcome Ukraine’s signature of the political chapters of the Association Agreement with the European Union on 21 March.
An independent, sovereign and stable Ukraine, firmly committed to democracy and the rule of law, is key to Euro-Atlantic security. Allies firmly support Ukraine’s sovereignty and territorial integrity. We call on Russia to abide by these principles.
Statement by NATO Foreign Ministers - 1 April 2014
1. We, the Foreign Ministers of NATO, are united in our condemnation of Russia’s illegal military intervention in Ukraine and Russia’s violation of Ukraine’s sovereignty and territorial integrity. We do not recognize Russia’s illegal and illegitimate attempt to annex Crimea. We urge Russia to take immediate steps, as set out in the statement by the NATO-Ukraine Commission, to return to compliance with international law and its international obligations and responsibilities, and to engage immediately in a genuine dialogue towards a political and diplomatic solution that respects international law and Ukraine’s internationally recognized borders. We support the deployment of an OSCE monitoring mission to Ukraine.
2. Our goal of a Euro-Atlantic region whole, free, and at peace has not changed, but has been fundamentally challenged by Russia. We support the sovereignty, political independence, and territorial integrity of all states within their internationally recognised borders. An independent, sovereign, and stable Ukraine, firmly committed to democracy and respect for human rights, minorities, and the rule of law, is key to Euro-Atlantic security.
3. In order to demonstrate our commitment to Ukraine, we will intensify our cooperation in the framework of our Distinctive Partnership. Today NATO and Ukraine have agreed, as set out in the statement by the NATO-Ukraine Commission, to implement immediate and longer-term measures in order to strengthen Ukraine’s ability to provide for its own security.
4. We have also today agreed a package of measures aimed at deepening our cooperation with other NATO partners in Eastern Europe, in consultation with them and within our existing bilateral programmes.
5. Over the past twenty years, NATO has consistently worked for closer cooperation and trust with Russia. However, Russia has violated international law and has acted in contradiction with the principles and commitments in the Euro-Atlantic Partnership Council Basic Document, the NATO-Russia Founding Act, and the Rome Declaration. It has gravely breached the trust upon which our cooperation must be based.
6. We have decided to suspend all practical civilian and military cooperation between NATO and Russia. Our political dialogue in the NATO-Russia Council can continue, as necessary, at the Ambassadorial level and above, to allow us to exchange views, first and foremost on this crisis. We will review NATO’s relations with Russia at our next meeting in June.
7. As stated by our Heads of State and Government at the Chicago Summit in 2012, NATO is based on solidarity, Alliance cohesion, and the indivisibility of our security. In the current situation, the Alliance has already taken steps to demonstrate solidarity and strengthen its ability to anticipate and respond quickly to any challenges to Alliance security. We will continue to provide appropriate reinforcement and visible assurance of NATO’s cohesion and commitment to deterrence and collective defence against any threat of aggression to the Alliance.
2. Our goal of a Euro-Atlantic region whole, free, and at peace has not changed, but has been fundamentally challenged by Russia. We support the sovereignty, political independence, and territorial integrity of all states within their internationally recognised borders. An independent, sovereign, and stable Ukraine, firmly committed to democracy and respect for human rights, minorities, and the rule of law, is key to Euro-Atlantic security.
3. In order to demonstrate our commitment to Ukraine, we will intensify our cooperation in the framework of our Distinctive Partnership. Today NATO and Ukraine have agreed, as set out in the statement by the NATO-Ukraine Commission, to implement immediate and longer-term measures in order to strengthen Ukraine’s ability to provide for its own security.
4. We have also today agreed a package of measures aimed at deepening our cooperation with other NATO partners in Eastern Europe, in consultation with them and within our existing bilateral programmes.
5. Over the past twenty years, NATO has consistently worked for closer cooperation and trust with Russia. However, Russia has violated international law and has acted in contradiction with the principles and commitments in the Euro-Atlantic Partnership Council Basic Document, the NATO-Russia Founding Act, and the Rome Declaration. It has gravely breached the trust upon which our cooperation must be based.
6. We have decided to suspend all practical civilian and military cooperation between NATO and Russia. Our political dialogue in the NATO-Russia Council can continue, as necessary, at the Ambassadorial level and above, to allow us to exchange views, first and foremost on this crisis. We will review NATO’s relations with Russia at our next meeting in June.
7. As stated by our Heads of State and Government at the Chicago Summit in 2012, NATO is based on solidarity, Alliance cohesion, and the indivisibility of our security. In the current situation, the Alliance has already taken steps to demonstrate solidarity and strengthen its ability to anticipate and respond quickly to any challenges to Alliance security. We will continue to provide appropriate reinforcement and visible assurance of NATO’s cohesion and commitment to deterrence and collective defence against any threat of aggression to the Alliance.