dinsdag 30 april 2013
DAGORDER VAN ZIJNE MAJESTEIT KONING WILLEM-ALEXANDER
Nu ik het Koningschap op mij heb genomen, wil ik mij richten tot u, Nederlandse militairen en burgers die samen onze krijgsmacht vormen.
De Nederlandse krijgsmacht vervult een voorname rol in het voorkomen van oorlog, het verdedigen van onze vrijheid, het handhaven van vrede en recht en het behartigen van de belangen van het Koninkrijk.
Gedurende de regeerperiode van mijn Moeder - maar ook uit eigen ervaring - heb ik mogen constateren dat u de taken behorende bij uw opdracht steeds met toewijding en grote kennis van zaken volbrengt. Als het er echt om gaat, staat u er. In eigen land, maar ook wereldwijd.
De krijgsmacht is met de samenleving aan veranderingen onderhevig en heeft zich ontwikkeld tot een moderne, professionele organisatie die steeds meer internationaal is georiënteerd.
Dat de keuze om het Koninkrijk te dienen soms grote offers vraagt, is ook de afgelopen jaren gebleken. Het is daarom met het grootste respect dat ik de gesneuvelde militairen gedenk en dat mijn gedachten uitgaan naar de gewonden.
Mijn waardering gaat uit naar u, die zich bereid heeft getoond de verantwoordelijkheid op zich te nemen om overal ter wereld het Koninkrijk en zijn bondgenoten te dienen.
Hare Majesteit Koningin Máxima en ik voelen een warme band met de krijgsmacht en u kunt rekenen op onze blijvende steun en belangstelling.
Ik vertrouw, ook in de toekomst, op uw inzet.
30 april 2013
DAGORDER VAN HARE MAJESTEIT KONINGIN BEATRIX
Op de dag dat ik het Koningschap overdraag aan mijn zoon richt ik mij in het bijzonder tot u, militairen en burgermedewerkers van Defensie.
De afgelopen decennia heeft onze krijgsmacht zich ontwikkeld tot een professionele organisatie die militaire slagkracht en expertise levert waar en wanneer de Nederlandse politiek dat vraagt. U treedt op in eigen land ter ondersteuning van civiele autoriteiten, maar ook ver buiten onze landsgrenzen. Veel operaties zijn uitgevoerd onder zware omstandigheden. Een groot beroep is gedaan op uw militaire kunde, improvisatietalent, moed en incasseringsvermogen.
Met diep respect herdenken wij degenen die zijn omgekomen bij het uitoefenen van hun taken. Ons medeleven gaat uit naar hun nabestaanden. In gedachten zijn wij ook bij hen die gewond raakten en hun naasten. Zij verdienen onze niet aflatende steun.
Defensie ondergaat grote veranderingen. Dit schept nieuw perspectief maar gaat ook gepaard met onzekerheid over de toekomst. Ondanks die onzekerheid toont u uw grote toewijding aan de krijgsmacht in het algemeen en aan elkaar in het bijzonder. Dit kenmerkt Defensie en verdient grote waardering.
Ik voel mij hierdoor gesterkt in het vertrouwen dat u, gedurende het Koningschap van Willem-Alexander, in diezelfde geest uw taken zult blijven vervullen om op te komen voor vrede en recht.
30 april 2013
De afgelopen decennia heeft onze krijgsmacht zich ontwikkeld tot een professionele organisatie die militaire slagkracht en expertise levert waar en wanneer de Nederlandse politiek dat vraagt. U treedt op in eigen land ter ondersteuning van civiele autoriteiten, maar ook ver buiten onze landsgrenzen. Veel operaties zijn uitgevoerd onder zware omstandigheden. Een groot beroep is gedaan op uw militaire kunde, improvisatietalent, moed en incasseringsvermogen.
Met diep respect herdenken wij degenen die zijn omgekomen bij het uitoefenen van hun taken. Ons medeleven gaat uit naar hun nabestaanden. In gedachten zijn wij ook bij hen die gewond raakten en hun naasten. Zij verdienen onze niet aflatende steun.
Defensie ondergaat grote veranderingen. Dit schept nieuw perspectief maar gaat ook gepaard met onzekerheid over de toekomst. Ondanks die onzekerheid toont u uw grote toewijding aan de krijgsmacht in het algemeen en aan elkaar in het bijzonder. Dit kenmerkt Defensie en verdient grote waardering.
Ik voel mij hierdoor gesterkt in het vertrouwen dat u, gedurende het Koningschap van Willem-Alexander, in diezelfde geest uw taken zult blijven vervullen om op te komen voor vrede en recht.
30 april 2013
donderdag 25 april 2013
AIVD/MIVD: Project Symbolon
Uiteraard is het hele jaarverslag 2012 van de MIVD de moeite van het lezen waard. Persoonlijk interesseren mij onder meer de afluisteractiviteiten via satellieten en communicatie via de kortegolf (HF) en andere frequentiebereiken (LF/VHF/UHF). Naar aanleiding van de aanslagen op 11 september 2001 in New York en Washington zijn de afluistercapaciteiten van Nederland aanzienlijk uitgebreid. Het aantal satellietschotels van de MIVD werd uitgebreid. Niet alleen kon de MIVD daardoor meer eigen gericht onderzoek doen; het onderschepte verkeer leverde ook data op die interessant konden zijn voor bevriende zusterdiensten. De waarde van dergelijk 'wisselgeld' kan niet genoeg worden overschat. In de inlichtingenwereld geldt immers het motto: "Voor wat hoort wat".
Het doelwit van de toegenomen interceptie van communicatie was, begrijpelijkerwijs niet in de eerste plaats klassieke militaire intelligence. Doelwit #1 waren de terroristische netwerken, Al Qaeda voorop. Omdat de resultaten van dit onderzoek vooral interessant waren voor de AIVD werd in 2003 besloten tot het oprichten van een nieuwe organisatie: de NSO (National Signals Intelligence (Sigint) Organisation). De NSO werd technisch gezien gerund door de MIVD (was dus geen onafhankelijke geheime dienst) maar de researchresultaten werden in min of meer ruwe vorm aangeleverd aan AIVD en MIVD.
Tegelijkertijd werd duidelijk dat voor beide geheime diensten ook het computerverkeer (cyber intelligence) interessant is - zowel defensief als offensief.
Blijkens het Jaarverslag van de MIVD heeft dit besef geleid tot het Project Symbolon. Kwartiermakers zijn al aan de slag en op 1 januari 2014 zal Symbolon geen project meer zijn maar een organisatie die, net als bij de NSO het geval was, zijn diensten aanbiedt aan AIVD en MIVD. Het hoofdkwartier van deze Joint SIGINT Cyber Unit wordt in Zoetermeer gevestigd (thuisbasis van de AIVD), bemand door medewerkers van de AIVD en MIVD, en Defensie stuurt de huidige opbouwfase aan. (Hans de Vreij)
Onderstaand de letterlijke teksten over de NSO en Symbolon uit het Jaarverslag MIVD (pag. 19)
• Nationale Sigint Organisatie (NSO)
De NSO is beheersmatig ondergebracht bij de MIVD en wordt gezagsmatig door de MIVD en AIVD
gezamenlijk aangestuurd. De drie hoofdtaken van de NSO zijn: het voor de MIVD en de AIVD
intercepteren van gegevens uit draadloze telecommunicatie, de uitvoering van onderzoek gericht op innovatie en continuïteit van de interceptie en de ontwikkeling en instandhouding van expeditionaire capaciteiten (Sigint-detachementen). Deze taken kunnen worden gebruikt om in het buitenland informatie te verzamelen in het kader van crisisbeheersingsoperaties.
De NSO heeft voor de interceptie van draadloze communicatie 2 locaties in Nederland. Burum voor interceptie van satelliet verkeer en Eibergen voor interceptie van hoogfrequent radioverkeer.
• Project Symbolon
De AIVD en MIVD werkten in 2012 in een projectteam intensief samen om de oprichting van een gezamenlijke Sigint-Cyber eenheid voor te bereiden. Beide diensten zijn overtuigd van de noodzaak om SIGINT en inlichtingen op het gebied van Cyber samen te voegen en samen door te ontwikkelen.
Een integrale aanpak van het gebruik van deze technische inlichtingenmiddelen zal de doelmatigheid verhogen. De ontvlechting van substantiële onderdelen van beide diensten en het creëren van de randvoorwaarden om de nieuwe eenheid integraal onderdeel te laten uitmaken van de (inlichtingen) processen van beide diensten, vergt meer tijd dan voorzien.
Dat neemt niet weg dat de AIVD en MIVD essentiële stappen hebben gezet om de gezamenlijke eenheid te kunnen oprichten. Zo hebben de diensten besloten tot een zeer brede reikwijdte van de samenwerking en inbreng van middelen. Ook zijn er besluiten genomen over de huisvesting van de personele kern van de eenheid en over hoe de eenheid bestuurd zal worden.
Aan het eind van 2012 is een kwartiermakerorganisatie ingesteld. Deze is in Zoetermeer gevestigd en is samengesteld uit AIVD en MIVD medewerkers. Een kwartiermaker van het ministerie van Defensie geeft leiding aan de oprichting en de nadere voorbereiding ervan.
De nieuwe eenheid zal begin 2014 van start gaan. Met het oog hierop is al gezorgd dat per 1 januari 2013 de onderdelen van de beide diensten die deel uit gaan maken van de gezamenlijke eenheid, integraal worden aangestuurd door de kwartiermaker. Bovendien is in de kwartiermakerorganisatie, ten behoeve van de beide diensten, één gezamenlijk loket gestart voor de informatie-uitwisseling en samenwerking op het gebied van SIGINT en cyber activiteiten met buitenlandse collega-diensten. Dit komt de efficiëntie en effectiviteit op het internationale speelveld per direct ten goede.
(...)
(Defensie weblog, 25 april 2013)
Het doelwit van de toegenomen interceptie van communicatie was, begrijpelijkerwijs niet in de eerste plaats klassieke militaire intelligence. Doelwit #1 waren de terroristische netwerken, Al Qaeda voorop. Omdat de resultaten van dit onderzoek vooral interessant waren voor de AIVD werd in 2003 besloten tot het oprichten van een nieuwe organisatie: de NSO (National Signals Intelligence (Sigint) Organisation). De NSO werd technisch gezien gerund door de MIVD (was dus geen onafhankelijke geheime dienst) maar de researchresultaten werden in min of meer ruwe vorm aangeleverd aan AIVD en MIVD.
Tegelijkertijd werd duidelijk dat voor beide geheime diensten ook het computerverkeer (cyber intelligence) interessant is - zowel defensief als offensief.
Blijkens het Jaarverslag van de MIVD heeft dit besef geleid tot het Project Symbolon. Kwartiermakers zijn al aan de slag en op 1 januari 2014 zal Symbolon geen project meer zijn maar een organisatie die, net als bij de NSO het geval was, zijn diensten aanbiedt aan AIVD en MIVD. Het hoofdkwartier van deze Joint SIGINT Cyber Unit wordt in Zoetermeer gevestigd (thuisbasis van de AIVD), bemand door medewerkers van de AIVD en MIVD, en Defensie stuurt de huidige opbouwfase aan. (Hans de Vreij)
Onderstaand de letterlijke teksten over de NSO en Symbolon uit het Jaarverslag MIVD (pag. 19)
• Nationale Sigint Organisatie (NSO)
De NSO is beheersmatig ondergebracht bij de MIVD en wordt gezagsmatig door de MIVD en AIVD
gezamenlijk aangestuurd. De drie hoofdtaken van de NSO zijn: het voor de MIVD en de AIVD
intercepteren van gegevens uit draadloze telecommunicatie, de uitvoering van onderzoek gericht op innovatie en continuïteit van de interceptie en de ontwikkeling en instandhouding van expeditionaire capaciteiten (Sigint-detachementen). Deze taken kunnen worden gebruikt om in het buitenland informatie te verzamelen in het kader van crisisbeheersingsoperaties.
De NSO heeft voor de interceptie van draadloze communicatie 2 locaties in Nederland. Burum voor interceptie van satelliet verkeer en Eibergen voor interceptie van hoogfrequent radioverkeer.
• Project Symbolon
De AIVD en MIVD werkten in 2012 in een projectteam intensief samen om de oprichting van een gezamenlijke Sigint-Cyber eenheid voor te bereiden. Beide diensten zijn overtuigd van de noodzaak om SIGINT en inlichtingen op het gebied van Cyber samen te voegen en samen door te ontwikkelen.
Een integrale aanpak van het gebruik van deze technische inlichtingenmiddelen zal de doelmatigheid verhogen. De ontvlechting van substantiële onderdelen van beide diensten en het creëren van de randvoorwaarden om de nieuwe eenheid integraal onderdeel te laten uitmaken van de (inlichtingen) processen van beide diensten, vergt meer tijd dan voorzien.
Dat neemt niet weg dat de AIVD en MIVD essentiële stappen hebben gezet om de gezamenlijke eenheid te kunnen oprichten. Zo hebben de diensten besloten tot een zeer brede reikwijdte van de samenwerking en inbreng van middelen. Ook zijn er besluiten genomen over de huisvesting van de personele kern van de eenheid en over hoe de eenheid bestuurd zal worden.
Aan het eind van 2012 is een kwartiermakerorganisatie ingesteld. Deze is in Zoetermeer gevestigd en is samengesteld uit AIVD en MIVD medewerkers. Een kwartiermaker van het ministerie van Defensie geeft leiding aan de oprichting en de nadere voorbereiding ervan.
De nieuwe eenheid zal begin 2014 van start gaan. Met het oog hierop is al gezorgd dat per 1 januari 2013 de onderdelen van de beide diensten die deel uit gaan maken van de gezamenlijke eenheid, integraal worden aangestuurd door de kwartiermaker. Bovendien is in de kwartiermakerorganisatie, ten behoeve van de beide diensten, één gezamenlijk loket gestart voor de informatie-uitwisseling en samenwerking op het gebied van SIGINT en cyber activiteiten met buitenlandse collega-diensten. Dit komt de efficiëntie en effectiviteit op het internationale speelveld per direct ten goede.
(...)
(Defensie weblog, 25 april 2013)
Minister presenteert jaarverslag MIVD aan Tweede Kamer
Minister Jeanine Hennis-Plasschaert heeft vandaag het publieke jaarverslag 2012 van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) naar de Tweede Kamer gestuurd. Centraal in 2012 stonden onder andere de ondersteuning van de krijgsmacht, cyber en samenwerking met de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD).
Buitenland
De MIVD doet tijdig en betrouwbaar onderzoek naar nationale en internationale ontwikkelingen die invloed hebben op de opbouw, voorbereiding en inzet van de krijgsmacht. Daarbij richt de dienst zich op regio’s waar Nederlandse militairen actief zijn, potentiële conflicten, terroristische aanslagen en politieke instabiliteit. In 2012 verzorgde de MIVD analyses en inlichtingenproducten van thema’s en gebieden waar Nederland actief in is of kan worden: wapens, cyber, Afghanistan en Somalië. Dit doet de MIVD in opdracht van de ministeries van Defensie, Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken en Veiligheid en Justitie.
Cyber
De sterk toenemende digitalisering heeft als gevolg dat de Nederlandse samenleving kwetsbaar is voor cyberdreigingen. Dit geldt uiteraard ook voor de Nederlandse krijgsmacht en de defensie-industrie. Om zich daar zo effectief mogelijk tegen te kunnen wapenen, moet Defensie zicht hebben op deze digitale dreigingen. De MIVD doet dan ook actief onderzoek naar dit fenomeen om eventuele dreigingen voortijdig in kaart te brengen. De komende jaren zal de MIVD zijn activiteiten binnen het digitale domein intensiveren.
Samenwerking
In het jaarverslag van 2011 maakte de MIVD al melding van de groeiende samenwerking met de AIVD. Zo boekten de gezamenlijke teams op massavernietigingswapens en het Caribisch gebied regelmatig succes. In 2012 is daar de vorming van een gezamenlijke eenheid voor signals intelligence en cyber bijgekomen. De technische ontwikkelingen op dit gebied gaan zo snel en zijn zo kostbaar, zowel in geld als in schaars talent, dat het efficiënter is om investeringen gezamenlijk te doen. Door de krachten te bundelen, zijn de AIVD en MIVD op de toekomst voorbereid. De voorbereidingen van de gezamenlijke eenheid zijn in volle gang, en de eenheid is naar verwachting in 2014 operationeel.
Link
Jaarverslag MIVD 2012, 66 pagina's PDF
(Defensie weblog, 25 april 2013)
Buitenland
De MIVD doet tijdig en betrouwbaar onderzoek naar nationale en internationale ontwikkelingen die invloed hebben op de opbouw, voorbereiding en inzet van de krijgsmacht. Daarbij richt de dienst zich op regio’s waar Nederlandse militairen actief zijn, potentiële conflicten, terroristische aanslagen en politieke instabiliteit. In 2012 verzorgde de MIVD analyses en inlichtingenproducten van thema’s en gebieden waar Nederland actief in is of kan worden: wapens, cyber, Afghanistan en Somalië. Dit doet de MIVD in opdracht van de ministeries van Defensie, Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken en Veiligheid en Justitie.
Cyber
De sterk toenemende digitalisering heeft als gevolg dat de Nederlandse samenleving kwetsbaar is voor cyberdreigingen. Dit geldt uiteraard ook voor de Nederlandse krijgsmacht en de defensie-industrie. Om zich daar zo effectief mogelijk tegen te kunnen wapenen, moet Defensie zicht hebben op deze digitale dreigingen. De MIVD doet dan ook actief onderzoek naar dit fenomeen om eventuele dreigingen voortijdig in kaart te brengen. De komende jaren zal de MIVD zijn activiteiten binnen het digitale domein intensiveren.
Samenwerking
In het jaarverslag van 2011 maakte de MIVD al melding van de groeiende samenwerking met de AIVD. Zo boekten de gezamenlijke teams op massavernietigingswapens en het Caribisch gebied regelmatig succes. In 2012 is daar de vorming van een gezamenlijke eenheid voor signals intelligence en cyber bijgekomen. De technische ontwikkelingen op dit gebied gaan zo snel en zijn zo kostbaar, zowel in geld als in schaars talent, dat het efficiënter is om investeringen gezamenlijk te doen. Door de krachten te bundelen, zijn de AIVD en MIVD op de toekomst voorbereid. De voorbereidingen van de gezamenlijke eenheid zijn in volle gang, en de eenheid is naar verwachting in 2014 operationeel.
Link
Jaarverslag MIVD 2012, 66 pagina's PDF
(Defensie weblog, 25 april 2013)
dinsdag 23 april 2013
De MIVD in het Jaarverslag van de AIVD
[De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) werken op tal van gebieden samen. Op 23 april 2013 verscheen het jaarverslag over 2012 van de AIVD. Onderstaand een aantal passages en opmerkingen over de raakvlakken tussen de twee geheime diensten uit dat jaarverslag. Een van de zaken die dit jaar opvallen is het verdwijnen van de 'National Signals Intelligence Organisation, NSO). De NSO werd in 2003 opgericht als 'technische' organisatie die ten behoeve van de AIVD en MIVD satellietverkeer (vanuit Burum) en radioverkeer (vanuit Eibergen en de Eempolder) afluisterde. Het ligt voor de hand dat de NSO zal worden vervangen door de in dit jaarverslag genoemde gezamenlijke organisatie 'Symbolon']
------------------------------------------------------------------------------------------------
-Vooral op het gebied van de aanpak van cyberdreiging is in 2012 vooruitgang geboekt met zowel de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) als het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC). [Inleiding]
-Om de beschreven trends en ontwikkelingen het hoofd te kunnen bieden, is het zaak ook nationaal het samenspel van partners, thema’s en instrumenten op een hoog niveau te houden. De AIVD heeft daartoe in 2012 de samenwerking met de MIVD verder gecontinueerd en geïntensiveerd. De gezamenlijke eenheid die zich richt op cyber en Signals intelligence neemt inmiddels vaste vorm aan. In deze eenheid worden de sterke punten van beide diensten op dit gebied bij elkaar gebracht. Dat vormt ook een stevig fundament onder onze inzet met de diverse partners in het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) teneinde digitale aanvallen in alle vormen het hoofd te kunnen bieden.
[Voorwoord Hoofd AIVD]
Cyberdreiging
-In 2012 heeft de AIVD veel digitale spionageaanvallen geconstateerd, onder meer vanuit China, Rusland en Iran. Het aantal digitale aanvallen zal in de toekomst toenemen en een grotere impact krijgen. Cyber security is essentieel om onze economie en samenleving draaiend te kunnen houden. Om bedreiging daarvan te kunnen keren, is onderlinge samenwerking van overheidsorganisaties noodzakelijk. In 2012 heeft de AIVD de samenwerkingsrelatie met zowel de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) als het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) verder uitgebreid.
Inlichtingen over het buitenland
-Om de complexe en samenhangende ontwikkelingen in de wereld te kunnen volgen en duiden is de inzet van een inlichtingendienst als de AIVD een van de instrumenten die de Nederlandse regering ter beschikking staan bij de vorming van het buitenlandbeleid. De AIVD levert informatie die via reguliere diplomatieke kanalen niet beschikbaar komt. In 2012 was dat bijvoorbeeld informatie over de ontwikkelingen in de Arabische wereld, met name die in Egypte en Syrië, en de veranderingen in het politieke landschap aldaar. Verder informeerde de AIVD – samen met de MIVD – de regering over ontwikkelingen op het gebied van de verspreiding en productie van massavernietigingswapens. Door middel van ambtsberichten werd de Nederlandse overheid ondersteund bij het goed vervullen van de exportcontrolefunctie. De AIVD bracht diverse inlichtingenrapporten uit over ontwikkelingen die de Nederlandse energievoorzieningszekerheid raken. En ook informeerde de AIVD/MIVD de regering over ontwikkelingen die in relatie staan tot de veiligheid van het Caribische deel van het Koninkrijk.
(Inter)nationale samenwerking
-De bestaande samenwerkingsverbanden met de MIVD op het terrein van contraproliferatie en ten aanzien van het Caribisch gebied werden gecontinueerd. Tevens was sprake van nauwe samenwerking en gezamenlijke rapportage op specifieke ontwikkelingen in de Arabische regio. Daarnaast hebben de AIVD en de MIVD essentiële stappen gezet om de gezamenlijke eenheid Symbolon, die zich richt op Sigint en intelligence op het gebied van cyber, te kunnen oprichten.
Het versterken van cyber security is een gedeelde verantwoordelijkheid van veel partijen in de samenleving, omdat het een complexe en omvangrijke taak is. Daarom werken overheid, bedrijfsleven en wetenschap met elkaar samen. Dit heeft geleid tot de Nationale Cyber Security Strategie. De samenwerking is concreet vorm gegeven binnen het Nationaal Cyber Security Centrum. De AIVD en het NCSC versterken elkaar op onderwerpen als kennis, detectie van digitale aanvallen en situational awareness.
De intensivering van de samenwerking met partners in het veiligheidsdomein heeft zich in 2012 onder andere gericht op versterking van de relaties met de Regionale Inlichtingendiensten (RID’s) en Bijzondere Diensten (BD’s). De RID’s en BD’s (zoals de BD KMar, Team Inlichtingen Bijstand van de Douane en ID FIOD) zijn de vooruitgeschoven posten en daarmee de ogen en oren van de AIVD in het land. Daarnaast heeft de AIVD een substantiële bijdrage geleverd aan de samenstelling van het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) dat de NCTV drie à vier keer per jaar uitbrengt.
2.1 Activiteiten van de AIVD
De AIVD werkt bovendien nauw samen met de MIVD in de op te richten samenwerkingseenheid die zich richt op Sigint en intelligence op het gebied van cyber. Beide diensten zijn van mening dat alleen door de concentratie van technische kennis en specialistische middelen cyber security in Nederland versterkt kan worden.
Digitale aanvallen onderzoeken
De AIVD onderzoekt meldingen vanuit de overheid, van collega-diensten of van bedrijven over verdachte gebeurtenissen die bijvoorbeeld kunnen wijzen op spionage. Zo hebben wij in 2012 onderzoek gedaan naar spionagemalware die in e-mails van ambtenaren is teruggevonden. De resultaten van deze onderzoeken delen wij, waar mogelijk, met de MIVD en het NCSC en met buitenlandse collega-diensten.
6. Inlichtingen buitenland
De inlichtingen worden ingewonnen door het inzetten van menselijke of technische bronnen. Het gebruik van het technische middel Sigint heeft in 2012 een nieuwe impuls gekregen door verregaande samenwerking met de MIVD. Dit wordt vorm gegeven met de op te richten eenheid die zich richt op Sigint en intelligence op het gebied van cyber. Tot slot vormen de collega-diensten van de AIVD een belangrijke bron van informatie. In 2012 zijn de banden met verscheidene diensten aangehaald. Met die diensten is de informatieuitwisseling verdiept en met een beperkt aantal diensten is op meer vlakken operationeel samengewerkt.
6.1 Resultaten
De bestaande geïntegreerde samenwerkingsverbanden met de MIVD op het terrein van contraproliferatie en het Caribisch gebied werden gecontinueerd. Daarnaast was sprake van nauwe samenwerking en gezamenlijke rapportage over specifieke ontwikkelingen in de Arabische regio.
6.4 Latijns-Amerika en de Cariben
Met de eilanden Sint Eustatius, Saba en Bonaire als bijzondere Nederlandse gemeenten in de Cariben reiken de landsgrenzen van Nederland tot in Latijns-Amerika. Ontwikkelingen en gebeurtenissen in die regio kunnen daarom van invloed zijn op Nederlandse belangen. De AIVD en de MIVD bundelen hun krachten om de Nederlandse overheid te voorzien van inlichtingen ten aanzien van deze regio. Voor de MIVD is de permanente militaire aanwezigheid van de Nederlandse krijgsmacht in de Caribische delen van het Koninkrijk reden om ontwikkelingen daar op hoofdlijnen te volgen, voor zover deze van invloed kunnen zijn op de Nederlandse krijgsmacht.
PROLIFERATIE VAN MASSAVERNIETIGINGSWAPENS
7.1 Samenwerking AIVD en MIVD
De AIVD en de MIVD werken op het onderwerp contraproliferatie nauw samen in de gezamenlijke Unit Contraproliferatie (UCP). De diensten werken binnen deze unit op één locatie en delen elkaars expertise, informatie en contacten. Zo bouwen ze aan een hoogwaardige inlichtingenpositie. De UCP voert zowel een inlichtingentaak als een veiligheidstaak uit. De inlichtingentaak betreft het informeren van de regering over ontwikkelingen rond programma’s van massavernietigingswapens in landen van zorg. De veiligheidstaak bestaat uit activiteiten die verwervingsactiviteiten door of voor landen van zorg in of via Nederland tegen moeten gaan.
7.2 Resultaten
De UCP heeft meerdere inlichtingenrapportages en bijzondere briefings uitgebracht. Deze waren voornamelijk gericht aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Defensie, Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken en Economische Zaken.
Om bewustwording en beveiligingsbevordering te stimuleren werden specifieke bedrijven en instellingen bezocht om hen te wijzen op risico’s die samenhangen met proliferatie. De AIVD en de MIVD hebben in meerdere gevallen informatie verstrekt aan het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (en later in 2012 aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken) in het kader van exportcontrole.
De UCP nam actief deel aan innovatieve internationale samenwerkingsprojecten en analytische uitwisseling met buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De UCP was mede hierdoor in 2012 een gewaardeerde samenwerkingspartner voor verschillende buitenlandse collega-diensten.
10.5 Samenwerking
De informatie die de AIVD in zijn onderzoeken verwerkt is deels afkomstig uit de eigen inzet van bijzondere inlichtingenmiddelen maar veelal ook uit samenwerkingsrelaties met partners in het veiligheidsdomein. Deze samenwerking is in 2012 geïntensiveerd, met name met de Regionale Inlichtingendiensten (RID’s) en op het gebied van Sigint en cyber security in het samenwerkingsverband Symbolon met de MIVD. Ten behoeve van de uitvoering van veiligheidsonderzoeken heeft de AIVD nieuwe aansluitingen gerealiseerd op de basisregistraties van de BES-eilanden in het Caribisch gebied.
>Symbolon<
De AIVD en de MIVD zijn in 2012 in een projectteam intensief gaan werken aan de oprichting van een gezamenlijke Sigint/ cyber-eenheid. De beide diensten zijn overtuigd van de noodzaak om Signals intelligence (Sigint) en intelligence op het gebied van cyber samen te voegen en samen door te ontwikkelen. Een integrale aanpak van het gebruik van deze technische inlichtingenmiddelen zal de doelmatigheid ervan verhogen. De ontvlechting van substantiële onderdelen van beide diensten en het creëren van de randvoorwaarden om de nieuwe eenheid integraal onderdeel te laten uitmaken van de (inlichtingen)processen van beide diensten, vergt meer tijd dan voorzien. Dat neemt niet weg dat de AIVD en de MIVD essentiële stappen hebben gezet om de gezamenlijke eenheid te kunnen oprichten. Zo hebben de diensten besloten tot een zeer brede reikwijdte van de samenwerking en inbreng van middelen. Ook zijn besluiten genomen over de huisvesting van de personele kern van de eenheid en over hoe de eenheid bestuurd zal worden.
Aan het eind van 2012 is een kwartiermakerorganisatie ingesteld. Deze is in Zoetermeer gevestigd en is samengesteld uit AIVD- en MIVD-medewerkers. Een kwartiermaker van het Ministerie van Defensie geeft leiding aan de oprichting en de nadere voorbereiding van de nieuwe eenheid. Deze eenheid zal begin 2014 van start gaan. Met het oog hierop is al gezorgd dat per 1 januari 2013 de onderdelen van de beide diensten die deel uit gaan maken van de gezamenlijke eenheid integraal worden aangestuurd door de kwartiermaker. Bovendien is in de kwartiermakerorganisatie ten behoeve van de beide diensten één gezamenlijk loket gestart voor de informatie-uitwisseling en samenwerking met buitenlandse collega-diensten op het gebied van Sigint- en cyberactiviteiten. Dit verbetert direct de efficiëntie en effectiviteit op het internationale speelveld.
12.2 Verantwoording en toezicht
Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) In de Wiv 2002 is bepaald dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Defensie de Tweede Kamer vertrouwelijk kunnen informeren over de middelen en geheime bronnen die de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten gebruiken en het actuele kennis-niveau van beide diensten. Dit gebeurt in de CIVD van de Tweede Kamer. De CIVD bestaat uit de fractievoorzitters van de politieke partijen die in de Tweede Kamer vertegenwoordigd zijn, met uitzondering van de fractievoorzitters van partijen die tijdens een lopende kabinetsperiode zijn afgesplitst.
In 2012 heeft de minister van BZK aan de CIVD verantwoording afgelegd over de operationele taakuitvoering van de AIVD met reguliere driemaandelijkse rapportages; deze rapportages vormen het verantwoordingsdocument. Het Nationale Inlichtingenbeeld (NIB) is het driemaandelijkse inlichtingenbeeld dat samen met de MIVD wordt opgesteld. Tevens kwamen in de CIVD het jaarverslag 2011 inclusief de geheime bijlage en het Stg. Geheim gerubriceerde jaarplan 2012 aan de orde.
Daarnaast heeft de AIVD de commissie inhoudelijk geïnformeerd over verschillende aspecten van de operationele taakuitvoering en over ontwikkelingen in de aandachtsgebieden van de AIVD. De CIVD heeft van de minister van BZK een aantal brieven ontvangen.
Raad voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (RIV)
De RIV is een onderraad van de Ministerraad. De ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Defensie, Buitenlandse Zaken en Veiligheid en Justitie hebben zitting in deze raad, die wordt voorgezeten door de minister-president. De verantwoordelijke bewindslieden zijn in 2012 voorzien van het inlichtingenbeeld over landen die vanwege de nationale veiligheid aandacht behoeven. Dit stelt de Nederlandse regering in staat op basis van een eigen inlichtingenpositie een standpunt in te nemen ten aanzien van deze landen. Hiertoe zijn presentaties gehouden in de RIV, bijvoorbeeld over het jihadistisch internet en de cyberdreiging voor Nederland. Daarnaast zijn het jaarplan 2012 en jaarverslag 2011 besproken. Tot slot vormde het Nationaal Inlichtingenbeeld, zoals dit ook in de CIVD wordt besproken, een vast onderdeel. Hierin plaatsen de diensten (AIVD en MIVD) belangrijke actuele ontwikkelingen in een inlichtingencontext en geven zij hun verwachtingen voor de toekomst aan.
Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD)
De onafhankelijke CTIVD is belast met het toezicht op de rechtmatigheid van de uitvoering van de Wiv 2002 en de Wvo door de AIVD en MIVD.
12.3 Juridische zaken
Wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002
In 2012 is gewerkt aan de voorbereiding van voorstellen tot wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 op het vlak van Sigint en cyber. De aanleiding daarvoor vormde in het bijzonder het toezichtsrapport van de CTIVD inzake de inzet van Sigint door de MIVD (CTIVD nr. 28). De voorstellen, die voornamelijk zien op herziening van de bepalingen inzake de interceptie van telecommunicatie, zijn opgenomen in het wetsvoorstel, dat in 2011 in voorbereiding was genomen. In laatstgenoemd wetsvoorstel worden diverse voorstellen uit het in maart 2011 ingetrokken wetsvoorstel (kamerstukken 30 553; het zogeheten post-Madridwetsvoorstel), waar nodig geactualiseerd, opnieuw opgenomen. Het wetsvoorstel bevindt zich in een vergevorderd stadium van ambtelijke afronding. In afwachting van de resultaten van de evaluatie van de Wiv 2002, die naar verwachting in september 2013 beschikbaar zullen komen, zal het wetsvoorstel niet verder in procedure worden gebracht. De resultaten van de evaluatie, voor zover deze aanleiding geven tot wetswijziging, zullen namelijk in dit wetsvoorstel worden meegenomen.
(Defensie weblog, 23 april 2013)
------------------------------------------------------------------------------------------------
-Vooral op het gebied van de aanpak van cyberdreiging is in 2012 vooruitgang geboekt met zowel de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) als het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC). [Inleiding]
-Om de beschreven trends en ontwikkelingen het hoofd te kunnen bieden, is het zaak ook nationaal het samenspel van partners, thema’s en instrumenten op een hoog niveau te houden. De AIVD heeft daartoe in 2012 de samenwerking met de MIVD verder gecontinueerd en geïntensiveerd. De gezamenlijke eenheid die zich richt op cyber en Signals intelligence neemt inmiddels vaste vorm aan. In deze eenheid worden de sterke punten van beide diensten op dit gebied bij elkaar gebracht. Dat vormt ook een stevig fundament onder onze inzet met de diverse partners in het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) teneinde digitale aanvallen in alle vormen het hoofd te kunnen bieden.
[Voorwoord Hoofd AIVD]
Cyberdreiging
-In 2012 heeft de AIVD veel digitale spionageaanvallen geconstateerd, onder meer vanuit China, Rusland en Iran. Het aantal digitale aanvallen zal in de toekomst toenemen en een grotere impact krijgen. Cyber security is essentieel om onze economie en samenleving draaiend te kunnen houden. Om bedreiging daarvan te kunnen keren, is onderlinge samenwerking van overheidsorganisaties noodzakelijk. In 2012 heeft de AIVD de samenwerkingsrelatie met zowel de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) als het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) verder uitgebreid.
Inlichtingen over het buitenland
-Om de complexe en samenhangende ontwikkelingen in de wereld te kunnen volgen en duiden is de inzet van een inlichtingendienst als de AIVD een van de instrumenten die de Nederlandse regering ter beschikking staan bij de vorming van het buitenlandbeleid. De AIVD levert informatie die via reguliere diplomatieke kanalen niet beschikbaar komt. In 2012 was dat bijvoorbeeld informatie over de ontwikkelingen in de Arabische wereld, met name die in Egypte en Syrië, en de veranderingen in het politieke landschap aldaar. Verder informeerde de AIVD – samen met de MIVD – de regering over ontwikkelingen op het gebied van de verspreiding en productie van massavernietigingswapens. Door middel van ambtsberichten werd de Nederlandse overheid ondersteund bij het goed vervullen van de exportcontrolefunctie. De AIVD bracht diverse inlichtingenrapporten uit over ontwikkelingen die de Nederlandse energievoorzieningszekerheid raken. En ook informeerde de AIVD/MIVD de regering over ontwikkelingen die in relatie staan tot de veiligheid van het Caribische deel van het Koninkrijk.
(Inter)nationale samenwerking
-De bestaande samenwerkingsverbanden met de MIVD op het terrein van contraproliferatie en ten aanzien van het Caribisch gebied werden gecontinueerd. Tevens was sprake van nauwe samenwerking en gezamenlijke rapportage op specifieke ontwikkelingen in de Arabische regio. Daarnaast hebben de AIVD en de MIVD essentiële stappen gezet om de gezamenlijke eenheid Symbolon, die zich richt op Sigint en intelligence op het gebied van cyber, te kunnen oprichten.
Het versterken van cyber security is een gedeelde verantwoordelijkheid van veel partijen in de samenleving, omdat het een complexe en omvangrijke taak is. Daarom werken overheid, bedrijfsleven en wetenschap met elkaar samen. Dit heeft geleid tot de Nationale Cyber Security Strategie. De samenwerking is concreet vorm gegeven binnen het Nationaal Cyber Security Centrum. De AIVD en het NCSC versterken elkaar op onderwerpen als kennis, detectie van digitale aanvallen en situational awareness.
De intensivering van de samenwerking met partners in het veiligheidsdomein heeft zich in 2012 onder andere gericht op versterking van de relaties met de Regionale Inlichtingendiensten (RID’s) en Bijzondere Diensten (BD’s). De RID’s en BD’s (zoals de BD KMar, Team Inlichtingen Bijstand van de Douane en ID FIOD) zijn de vooruitgeschoven posten en daarmee de ogen en oren van de AIVD in het land. Daarnaast heeft de AIVD een substantiële bijdrage geleverd aan de samenstelling van het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) dat de NCTV drie à vier keer per jaar uitbrengt.
2.1 Activiteiten van de AIVD
De AIVD werkt bovendien nauw samen met de MIVD in de op te richten samenwerkingseenheid die zich richt op Sigint en intelligence op het gebied van cyber. Beide diensten zijn van mening dat alleen door de concentratie van technische kennis en specialistische middelen cyber security in Nederland versterkt kan worden.
Digitale aanvallen onderzoeken
De AIVD onderzoekt meldingen vanuit de overheid, van collega-diensten of van bedrijven over verdachte gebeurtenissen die bijvoorbeeld kunnen wijzen op spionage. Zo hebben wij in 2012 onderzoek gedaan naar spionagemalware die in e-mails van ambtenaren is teruggevonden. De resultaten van deze onderzoeken delen wij, waar mogelijk, met de MIVD en het NCSC en met buitenlandse collega-diensten.
6. Inlichtingen buitenland
De inlichtingen worden ingewonnen door het inzetten van menselijke of technische bronnen. Het gebruik van het technische middel Sigint heeft in 2012 een nieuwe impuls gekregen door verregaande samenwerking met de MIVD. Dit wordt vorm gegeven met de op te richten eenheid die zich richt op Sigint en intelligence op het gebied van cyber. Tot slot vormen de collega-diensten van de AIVD een belangrijke bron van informatie. In 2012 zijn de banden met verscheidene diensten aangehaald. Met die diensten is de informatieuitwisseling verdiept en met een beperkt aantal diensten is op meer vlakken operationeel samengewerkt.
6.1 Resultaten
De bestaande geïntegreerde samenwerkingsverbanden met de MIVD op het terrein van contraproliferatie en het Caribisch gebied werden gecontinueerd. Daarnaast was sprake van nauwe samenwerking en gezamenlijke rapportage over specifieke ontwikkelingen in de Arabische regio.
6.4 Latijns-Amerika en de Cariben
Met de eilanden Sint Eustatius, Saba en Bonaire als bijzondere Nederlandse gemeenten in de Cariben reiken de landsgrenzen van Nederland tot in Latijns-Amerika. Ontwikkelingen en gebeurtenissen in die regio kunnen daarom van invloed zijn op Nederlandse belangen. De AIVD en de MIVD bundelen hun krachten om de Nederlandse overheid te voorzien van inlichtingen ten aanzien van deze regio. Voor de MIVD is de permanente militaire aanwezigheid van de Nederlandse krijgsmacht in de Caribische delen van het Koninkrijk reden om ontwikkelingen daar op hoofdlijnen te volgen, voor zover deze van invloed kunnen zijn op de Nederlandse krijgsmacht.
PROLIFERATIE VAN MASSAVERNIETIGINGSWAPENS
7.1 Samenwerking AIVD en MIVD
De AIVD en de MIVD werken op het onderwerp contraproliferatie nauw samen in de gezamenlijke Unit Contraproliferatie (UCP). De diensten werken binnen deze unit op één locatie en delen elkaars expertise, informatie en contacten. Zo bouwen ze aan een hoogwaardige inlichtingenpositie. De UCP voert zowel een inlichtingentaak als een veiligheidstaak uit. De inlichtingentaak betreft het informeren van de regering over ontwikkelingen rond programma’s van massavernietigingswapens in landen van zorg. De veiligheidstaak bestaat uit activiteiten die verwervingsactiviteiten door of voor landen van zorg in of via Nederland tegen moeten gaan.
7.2 Resultaten
De UCP heeft meerdere inlichtingenrapportages en bijzondere briefings uitgebracht. Deze waren voornamelijk gericht aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Defensie, Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken en Economische Zaken.
Om bewustwording en beveiligingsbevordering te stimuleren werden specifieke bedrijven en instellingen bezocht om hen te wijzen op risico’s die samenhangen met proliferatie. De AIVD en de MIVD hebben in meerdere gevallen informatie verstrekt aan het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (en later in 2012 aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken) in het kader van exportcontrole.
De UCP nam actief deel aan innovatieve internationale samenwerkingsprojecten en analytische uitwisseling met buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De UCP was mede hierdoor in 2012 een gewaardeerde samenwerkingspartner voor verschillende buitenlandse collega-diensten.
10.5 Samenwerking
De informatie die de AIVD in zijn onderzoeken verwerkt is deels afkomstig uit de eigen inzet van bijzondere inlichtingenmiddelen maar veelal ook uit samenwerkingsrelaties met partners in het veiligheidsdomein. Deze samenwerking is in 2012 geïntensiveerd, met name met de Regionale Inlichtingendiensten (RID’s) en op het gebied van Sigint en cyber security in het samenwerkingsverband Symbolon met de MIVD. Ten behoeve van de uitvoering van veiligheidsonderzoeken heeft de AIVD nieuwe aansluitingen gerealiseerd op de basisregistraties van de BES-eilanden in het Caribisch gebied.
>Symbolon<
De AIVD en de MIVD zijn in 2012 in een projectteam intensief gaan werken aan de oprichting van een gezamenlijke Sigint/ cyber-eenheid. De beide diensten zijn overtuigd van de noodzaak om Signals intelligence (Sigint) en intelligence op het gebied van cyber samen te voegen en samen door te ontwikkelen. Een integrale aanpak van het gebruik van deze technische inlichtingenmiddelen zal de doelmatigheid ervan verhogen. De ontvlechting van substantiële onderdelen van beide diensten en het creëren van de randvoorwaarden om de nieuwe eenheid integraal onderdeel te laten uitmaken van de (inlichtingen)processen van beide diensten, vergt meer tijd dan voorzien. Dat neemt niet weg dat de AIVD en de MIVD essentiële stappen hebben gezet om de gezamenlijke eenheid te kunnen oprichten. Zo hebben de diensten besloten tot een zeer brede reikwijdte van de samenwerking en inbreng van middelen. Ook zijn besluiten genomen over de huisvesting van de personele kern van de eenheid en over hoe de eenheid bestuurd zal worden.
Aan het eind van 2012 is een kwartiermakerorganisatie ingesteld. Deze is in Zoetermeer gevestigd en is samengesteld uit AIVD- en MIVD-medewerkers. Een kwartiermaker van het Ministerie van Defensie geeft leiding aan de oprichting en de nadere voorbereiding van de nieuwe eenheid. Deze eenheid zal begin 2014 van start gaan. Met het oog hierop is al gezorgd dat per 1 januari 2013 de onderdelen van de beide diensten die deel uit gaan maken van de gezamenlijke eenheid integraal worden aangestuurd door de kwartiermaker. Bovendien is in de kwartiermakerorganisatie ten behoeve van de beide diensten één gezamenlijk loket gestart voor de informatie-uitwisseling en samenwerking met buitenlandse collega-diensten op het gebied van Sigint- en cyberactiviteiten. Dit verbetert direct de efficiëntie en effectiviteit op het internationale speelveld.
12.2 Verantwoording en toezicht
Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) In de Wiv 2002 is bepaald dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Defensie de Tweede Kamer vertrouwelijk kunnen informeren over de middelen en geheime bronnen die de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten gebruiken en het actuele kennis-niveau van beide diensten. Dit gebeurt in de CIVD van de Tweede Kamer. De CIVD bestaat uit de fractievoorzitters van de politieke partijen die in de Tweede Kamer vertegenwoordigd zijn, met uitzondering van de fractievoorzitters van partijen die tijdens een lopende kabinetsperiode zijn afgesplitst.
In 2012 heeft de minister van BZK aan de CIVD verantwoording afgelegd over de operationele taakuitvoering van de AIVD met reguliere driemaandelijkse rapportages; deze rapportages vormen het verantwoordingsdocument. Het Nationale Inlichtingenbeeld (NIB) is het driemaandelijkse inlichtingenbeeld dat samen met de MIVD wordt opgesteld. Tevens kwamen in de CIVD het jaarverslag 2011 inclusief de geheime bijlage en het Stg. Geheim gerubriceerde jaarplan 2012 aan de orde.
Daarnaast heeft de AIVD de commissie inhoudelijk geïnformeerd over verschillende aspecten van de operationele taakuitvoering en over ontwikkelingen in de aandachtsgebieden van de AIVD. De CIVD heeft van de minister van BZK een aantal brieven ontvangen.
Raad voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (RIV)
De RIV is een onderraad van de Ministerraad. De ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Defensie, Buitenlandse Zaken en Veiligheid en Justitie hebben zitting in deze raad, die wordt voorgezeten door de minister-president. De verantwoordelijke bewindslieden zijn in 2012 voorzien van het inlichtingenbeeld over landen die vanwege de nationale veiligheid aandacht behoeven. Dit stelt de Nederlandse regering in staat op basis van een eigen inlichtingenpositie een standpunt in te nemen ten aanzien van deze landen. Hiertoe zijn presentaties gehouden in de RIV, bijvoorbeeld over het jihadistisch internet en de cyberdreiging voor Nederland. Daarnaast zijn het jaarplan 2012 en jaarverslag 2011 besproken. Tot slot vormde het Nationaal Inlichtingenbeeld, zoals dit ook in de CIVD wordt besproken, een vast onderdeel. Hierin plaatsen de diensten (AIVD en MIVD) belangrijke actuele ontwikkelingen in een inlichtingencontext en geven zij hun verwachtingen voor de toekomst aan.
Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD)
De onafhankelijke CTIVD is belast met het toezicht op de rechtmatigheid van de uitvoering van de Wiv 2002 en de Wvo door de AIVD en MIVD.
12.3 Juridische zaken
Wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002
In 2012 is gewerkt aan de voorbereiding van voorstellen tot wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 op het vlak van Sigint en cyber. De aanleiding daarvoor vormde in het bijzonder het toezichtsrapport van de CTIVD inzake de inzet van Sigint door de MIVD (CTIVD nr. 28). De voorstellen, die voornamelijk zien op herziening van de bepalingen inzake de interceptie van telecommunicatie, zijn opgenomen in het wetsvoorstel, dat in 2011 in voorbereiding was genomen. In laatstgenoemd wetsvoorstel worden diverse voorstellen uit het in maart 2011 ingetrokken wetsvoorstel (kamerstukken 30 553; het zogeheten post-Madridwetsvoorstel), waar nodig geactualiseerd, opnieuw opgenomen. Het wetsvoorstel bevindt zich in een vergevorderd stadium van ambtelijke afronding. In afwachting van de resultaten van de evaluatie van de Wiv 2002, die naar verwachting in september 2013 beschikbaar zullen komen, zal het wetsvoorstel niet verder in procedure worden gebracht. De resultaten van de evaluatie, voor zover deze aanleiding geven tot wetswijziging, zullen namelijk in dit wetsvoorstel worden meegenomen.
(Defensie weblog, 23 april 2013)
woensdag 17 april 2013
Militairen onderscheiden voor heldhaftig optreden Uruzgan
Acht militairen zijn vandaag onderscheiden voor ‘moedig, kordaat en beleidvol optreden’ in Afghanistan in 2007 en 2009. De gedecoreerden waren betrokken bij acties tijdens vijandelijk vuur of na bomaanslagen. De zes die onder vuur lagen, kregen het Bronzen Kruis, de op twee na hoogste Nederlandse dapperheidsonderscheiding. Bij het betreffende vuurgevecht sneuvelde commando Kevin van de Rijdt.
De uitreiking van het eremetaal door minister Jeanine Hennis-Plasschaert vond plaats op de Koninklijke Militaire Academie in Breda.
De Bronzen Kruizen zijn voor de leden van een gecombineerde eenheid van commando’s en mariniers. Op 6 september 2009 zochten zij tijdens een verkenning te voet naar vijandelijke strijders in de provincie Uruzgan. Even later werden zij plotseling aangevallen met mitrailleurvuur, mortieren, raketwerpers en kleinkaliberwapens.
De Nederlanders trokken zich terug naar een quala, een ommuurde woning, maar voordat Kevin van de Rijdt die bereikte, werd hij getroffen. 6 man besloten hem met gevaar voor eigen leven te halen. Ze vonden Van de Rijdt, gaven hem eerste medische zorg en droegen hem met grote moeite naar het huis. Eenmaal in de helikopter voor gewondenvervoer bleek hij overleden.
Kogelregen
Minister Jeanine Hennis-Plasschaert over de toekenning van de Bronzen Kruizen. “Het oorlogsgeweld is oorverdovend. Dan blijkt ook dat Kevin van de Rijdt er niet bij is. U twijfelt geen seconde en duikt met zijn zessen de kogelregen weer in. Als eenheid hebt u Kevin teruggebracht. U hebt hem niet in de steek gelaten. U hebt gehandeld in het belang van de missie, in het belang van Nederland en in het belang van Kevin en diens nabestaanden. Ik ben trots op u. Ik hoop dat ook u zich trots kunt voelen, ondanks het verdriet om het verlies.”
Heldhaftigheid en stommiteit
Sergeant Rinie van het Korps Mariniers is een van de zes die terugging. “Heldhaftigheid en stommiteit liggen dicht bij elkaar. Onder deze omstandigheden hadden er naast Kevin ook zes man extra kunnen liggen. Toch ben ik terugkijkend vooral trots. Dit bewijst: je bent brothers in arms, je laat elkaar niet achter.”
Kruizen van Verdienste
De twee Kruizen van Verdienste waren voor het optreden van voor korporaal der 1e klasse buiten dienst Jaap en sergeant der mariniers Ammie, na twee afzonderlijke bomaanslagen. Op 19 januari 2007 bracht een zelfmoordenaar zijn bomauto tot ontploffing bij de patrouille van korporaal Jaap. twee militairen raakten lichtgewond en vijf zwaar. Op eigen initiatief en bewust van de risico’s, bood de korporaal meerdere keren in open terrein hulp. Hij stuurde geneeskundig personeel aan en zorgde dat de gewonden klaar waren voor evacuatie.
Ter plekke is het chaos
Het 2e Kruis van Verdienste was voor sergeant Ammie van het Korps Mariniers. Op 21 december 2009 schoot hij met zijn eenheid Afghaanse politieagenten te hulp die getroffen zijn door een bermbom. Drie doden en een zwaargewonde tot gevolg. Ter plekke aangekomen is het een chaos, herinnert Ammie zich. “Her en der liggen lichaamsdelen. Ik begin orde op zaken te stellen. We hebben laten zien dat Nederlandse mariniers voor niets terugdeinzen, daar ben ik trots op. Het is een erkenning voor het hele peloton.”
Toespraak minister van Defensie bij de uitreiking Dapperheidsonderscheidingen
(ministerie van Defensie, 17 april 2013)
De uitreiking van het eremetaal door minister Jeanine Hennis-Plasschaert vond plaats op de Koninklijke Militaire Academie in Breda.
Bronzen Kruizen, Kruis van Verdienste |
De Bronzen Kruizen zijn voor de leden van een gecombineerde eenheid van commando’s en mariniers. Op 6 september 2009 zochten zij tijdens een verkenning te voet naar vijandelijke strijders in de provincie Uruzgan. Even later werden zij plotseling aangevallen met mitrailleurvuur, mortieren, raketwerpers en kleinkaliberwapens.
De Nederlanders trokken zich terug naar een quala, een ommuurde woning, maar voordat Kevin van de Rijdt die bereikte, werd hij getroffen. 6 man besloten hem met gevaar voor eigen leven te halen. Ze vonden Van de Rijdt, gaven hem eerste medische zorg en droegen hem met grote moeite naar het huis. Eenmaal in de helikopter voor gewondenvervoer bleek hij overleden.
Kogelregen
Kpl. Kevin van de Rijdt |
Heldhaftigheid en stommiteit
Sergeant Rinie van het Korps Mariniers is een van de zes die terugging. “Heldhaftigheid en stommiteit liggen dicht bij elkaar. Onder deze omstandigheden hadden er naast Kevin ook zes man extra kunnen liggen. Toch ben ik terugkijkend vooral trots. Dit bewijst: je bent brothers in arms, je laat elkaar niet achter.”
Kruizen van Verdienste
De twee Kruizen van Verdienste waren voor het optreden van voor korporaal der 1e klasse buiten dienst Jaap en sergeant der mariniers Ammie, na twee afzonderlijke bomaanslagen. Op 19 januari 2007 bracht een zelfmoordenaar zijn bomauto tot ontploffing bij de patrouille van korporaal Jaap. twee militairen raakten lichtgewond en vijf zwaar. Op eigen initiatief en bewust van de risico’s, bood de korporaal meerdere keren in open terrein hulp. Hij stuurde geneeskundig personeel aan en zorgde dat de gewonden klaar waren voor evacuatie.
Ter plekke is het chaos
Het 2e Kruis van Verdienste was voor sergeant Ammie van het Korps Mariniers. Op 21 december 2009 schoot hij met zijn eenheid Afghaanse politieagenten te hulp die getroffen zijn door een bermbom. Drie doden en een zwaargewonde tot gevolg. Ter plekke aangekomen is het een chaos, herinnert Ammie zich. “Her en der liggen lichaamsdelen. Ik begin orde op zaken te stellen. We hebben laten zien dat Nederlandse mariniers voor niets terugdeinzen, daar ben ik trots op. Het is een erkenning voor het hele peloton.”
Toespraak minister van Defensie bij de uitreiking Dapperheidsonderscheidingen
(ministerie van Defensie, 17 april 2013)
maandag 15 april 2013
Beyond the Post-Cold War World
Stratfor
By George Friedman
Founder and Chairman
An era ended when the Soviet Union collapsed on Dec. 31, 1991. The confrontation between the United States and the Soviet Union defined the Cold War period. The collapse of Europe framed that confrontation. After World War II, the Soviet and American armies occupied Europe. Both towered over the remnants of Europe's forces. The collapse of the European imperial system, the emergence of new states and a struggle between the Soviets and Americans for domination and influence also defined the confrontation. There were, of course, many other aspects and phases of the confrontation, but in the end, the Cold War was a struggle built on Europe's decline.
Many shifts in the international system accompanied the end of the Cold War. In fact, 1991 was an extraordinary and defining year. The Japanese economic miracle ended. China after Tiananmen Square inherited Japan's place as a rapidly growing, export-based economy, one defined by the continued pre-eminence of the Chinese Communist Party. The Maastricht Treaty was formulated, creating the structure of the subsequent European Union. A vast coalition dominated by the United States reversed the Iraqi invasion of Kuwait.
Three things defined the post-Cold War world. The first was U.S. power. The second was the rise of China as the center of global industrial growth based on low wages. The third was the re-emergence of Europe as a massive, integrated economic power. Meanwhile, Russia, the main remnant of the Soviet Union, reeled while Japan shifted to a dramatically different economic mode.
The post-Cold War world had two phases. The first lasted from Dec. 31, 1991, until Sept. 11, 2001. The second lasted from 9/11 until now.
The initial phase of the post-Cold War world was built on two assumptions. The first assumption was that the United States was the dominant political and military power but that such power was less significant than before, since economics was the new focus. The second phase still revolved around the three Great Powers -- the United States, China and Europe -- but involved a major shift in the worldview of the United States, which then assumed that pre-eminence included the power to reshape the Islamic world through military action while China and Europe single-mindedly focused on economic matters.
The Three Pillars of the International System
In this new era, Europe is reeling economically and is divided politically. The idea of Europe codified in Maastricht no longer defines Europe. Like the Japanese economic miracle before it, the Chinese economic miracle is drawing to a close and Beijing is beginning to examine its military options. The United States is withdrawing from Afghanistan and reconsidering the relationship between global pre-eminence and global omnipotence. Nothing is as it was in 1991.
Europe primarily defined itself as an economic power, with sovereignty largely retained by its members but shaped by the rule of the European Union. Europe tried to have it all: economic integration and individual states. But now this untenable idea has reached its end and Europe is fragmenting. One region, including Germany, Austria, the Netherlands and Luxembourg, has low unemployment. The other region on the periphery has high or extraordinarily high unemployment.
Germany wants to retain the European Union to protect German trade interests and because Berlin properly fears the political consequences of a fragmented Europe. But as the creditor of last resort, Germany also wants to control the economic behavior of the EU nation-states. Berlin does not want to let off the European states by simply bailing them out. If it bails them out, it must control their budgets. But the member states do not want to cede sovereignty to a German-dominated EU apparatus in exchange for a bailout.
In the indebted peripheral region, Cyprus has been treated with particular economic savagery as part of the bailout process. Certainly, the Cypriots acted irresponsibly. But that label applies to all of the EU members, including Germany, who created an economic plant so vast that it could not begin to consume what it produces -- making the country utterly dependent on the willingness of others to buy German goods. There are thus many kinds of irresponsibility. How the European Union treats irresponsibility depends upon the power of the nation in question. Cyprus, small and marginal, has been crushed while larger nations receive more favorable treatment despite their own irresponsibility.
It has been said by many Europeans that Cyprus should never have been admitted to the European Union. That might be true, but it was admitted -- during the time of European hubris when it was felt that mere EU membership would redeem any nation. Now, Europe can no longer afford pride, and it is every nation for itself. Cyprus set the precedent that the weak will be crushed. It serves as a lesson to other weakening nations, a lesson that over time will transform the European idea of integration and sovereignty. The price of integration for the weak is high, and all of Europe is weak in some way.
In such an environment, sovereignty becomes sanctuary. It is interesting to watch Hungary ignore the European Union as Budapest reconstructs its political system to be more sovereign -- and more authoritarian -- in the wider storm raging around it. Authoritarian nationalism is an old European cure-all, one that is re-emerging, since no one wants to be the next Cyprus.
I have already said much about China, having argued for several years that China's economy couldn't possibly continue to expand at the same rate. Leaving aside all the specific arguments, extraordinarily rapid growth in an export-oriented economy requires economic health among its customers. It is nice to imagine expanded domestic demand, but in a country as impoverished as China, increasing demand requires revolutionizing life in the interior. China has tried this many times. It has never worked, and in any case China certainly couldn't make it work in the time needed. Instead, Beijing is maintaining growth by slashing profit margins on exports. What growth exists is neither what it used to be nor anywhere near as profitable. That sort of growth in Japan undermined financial viability as money was leant to companies to continue exporting and employing people -- money that would never be repaid.
It is interesting to recall the extravagant claims about the future of Japan in the 1980s. Awestruck by growth rates, Westerners did not see the hollowing out of the financial system as growth rates were sustained by cutting prices and profits. Japan's miracle seemed to be eternal. It wasn't, and neither is China's. And China has a problem that Japan didn't: a billion impoverished people. Japan exists, but behaves differently than it did before; the same is happening to China.
Both Europe and China thought about the world in the post-Cold War period similarly. Each believed that geopolitical questions and even questions of domestic politics could be suppressed and sometimes even ignored. They believed this because they both thought they had entered a period of permanent prosperity. 1991-2008 was in fact a period of extraordinary prosperity, one that both Europe and China simply assumed would never end and one whose prosperity would moot geopolitics and politics.
Periods of prosperity, of course, always alternate with periods of austerity, and now history has caught up with Europe and China. Europe, which had wanted union and sovereignty, is confronting the political realities of EU unwillingness to make the fundamental and difficult decisions on what union really meant. For its part, China wanted to have a free market and a communist regime in a region it would dominate economically. Its economic climax has left it with the question of whether the regime can survive in an uncontrolled economy, and what its regional power would look like if it weren't prosperous.
And the United States has emerged from the post-Cold War period with one towering lesson: However attractive military intervention is, it always looks easier at the beginning than at the end. The greatest military power in the world has the ability to defeat armies. But it is far more difficult to reshape societies in America's image. A Great Power manages the routine matters of the world not through military intervention, but through manipulating the balance of power. The issue is not that America is in decline. Rather, it is that even with the power the United States had in 2001, it could not impose its political will -- even though it had the power to disrupt and destroy regimes -- unless it was prepared to commit all of its power and treasure to transforming a country like Afghanistan. And that is a high price to pay for Afghan democracy.
The United States has emerged into the new period with what is still the largest economy in the world with the fewest economic problems of the three pillars of the post-Cold War world. It has also emerged with the greatest military power. But it has emerged far more mature and cautious than it entered the period. There are new phases in history, but not new world orders. Economies rise and fall, there are limits to the greatest military power and a Great Power needs prudence in both lending and invading.
A New Era Begins
Eras unfold in strange ways until you suddenly realize they are over. For example, the Cold War era meandered for decades, during which U.S.-Soviet detentes or the end of the Vietnam War could have seemed to signal the end of the era itself. Now, we are at a point where the post-Cold War model no longer explains the behavior of the world. We are thus entering a new era. I don't have a good buzzword for the phase we're entering, since most periods are given a label in hindsight. (The interwar period, for example, got a name only after there was another war to bracket it.) But already there are several defining characteristics to this era we can identify.
First, the United States remains the world's dominant power in all dimensions. It will act with caution, however, recognizing the crucial difference between pre-eminence and omnipotence.
Second, Europe is returning to its normal condition of multiple competing nation-states. While Germany will dream of a Europe in which it can write the budgets of lesser states, the EU nation-states will look at Cyprus and choose default before losing sovereignty.
Third, Russia is re-emerging. As the European Peninsula fragments, the Russians will do what they always do: fish in muddy waters. Russia is giving preferential terms for natural gas imports to some countries, buying metallurgical facilities in Hungary and Poland, and buying rail terminals in Slovakia. Russia has always been economically dysfunctional yet wielded outsized influence -- recall the Cold War. The deals they are making, of which this is a small sample, are not in their economic interests, but they increase Moscow's political influence substantially.
Fourth, China is becoming self-absorbed in trying to manage its new economic realities. Aligning the Communist Party with lower growth rates is not easy. The Party's reason for being is prosperity. Without prosperity, it has little to offer beyond a much more authoritarian state.
And fifth, a host of new countries will emerge to supplement China as the world's low-wage, high-growth epicenter. Latin America, Africa and less-developed parts of Southeast Asia are all emerging as contenders.
Relativity in the Balance of Power
There is a paradox in all of this. While the United States has committed many errors, the fragmentation of Europe and the weakening of China mean the United States emerges more powerful, since power is relative. It was said that the post-Cold War world was America's time of dominance. I would argue that it was the preface of U.S. dominance. Its two great counterbalances are losing their ability to counter U.S. power because they mistakenly believed that real power was economic power. The United States had combined power -- economic, political and military -- and that allowed it to maintain its overall power when economic power faltered.
A fragmented Europe has no chance at balancing the United States. And while China is reaching for military power, it will take many years to produce the kind of power that is global, and it can do so only if its economy allows it to. The United States defeated the Soviet Union in the Cold War because of its balanced power. Europe and China defeated themselves because they placed all their chips on economics. And now we enter the new era.
Beyond the Post-Cold War World is republished with permission of Stratfor.
(Stratfor, 2 April 2013)
By George Friedman
Founder and Chairman
An era ended when the Soviet Union collapsed on Dec. 31, 1991. The confrontation between the United States and the Soviet Union defined the Cold War period. The collapse of Europe framed that confrontation. After World War II, the Soviet and American armies occupied Europe. Both towered over the remnants of Europe's forces. The collapse of the European imperial system, the emergence of new states and a struggle between the Soviets and Americans for domination and influence also defined the confrontation. There were, of course, many other aspects and phases of the confrontation, but in the end, the Cold War was a struggle built on Europe's decline.
Many shifts in the international system accompanied the end of the Cold War. In fact, 1991 was an extraordinary and defining year. The Japanese economic miracle ended. China after Tiananmen Square inherited Japan's place as a rapidly growing, export-based economy, one defined by the continued pre-eminence of the Chinese Communist Party. The Maastricht Treaty was formulated, creating the structure of the subsequent European Union. A vast coalition dominated by the United States reversed the Iraqi invasion of Kuwait.
Three things defined the post-Cold War world. The first was U.S. power. The second was the rise of China as the center of global industrial growth based on low wages. The third was the re-emergence of Europe as a massive, integrated economic power. Meanwhile, Russia, the main remnant of the Soviet Union, reeled while Japan shifted to a dramatically different economic mode.
The post-Cold War world had two phases. The first lasted from Dec. 31, 1991, until Sept. 11, 2001. The second lasted from 9/11 until now.
The initial phase of the post-Cold War world was built on two assumptions. The first assumption was that the United States was the dominant political and military power but that such power was less significant than before, since economics was the new focus. The second phase still revolved around the three Great Powers -- the United States, China and Europe -- but involved a major shift in the worldview of the United States, which then assumed that pre-eminence included the power to reshape the Islamic world through military action while China and Europe single-mindedly focused on economic matters.
The Three Pillars of the International System
In this new era, Europe is reeling economically and is divided politically. The idea of Europe codified in Maastricht no longer defines Europe. Like the Japanese economic miracle before it, the Chinese economic miracle is drawing to a close and Beijing is beginning to examine its military options. The United States is withdrawing from Afghanistan and reconsidering the relationship between global pre-eminence and global omnipotence. Nothing is as it was in 1991.
Europe primarily defined itself as an economic power, with sovereignty largely retained by its members but shaped by the rule of the European Union. Europe tried to have it all: economic integration and individual states. But now this untenable idea has reached its end and Europe is fragmenting. One region, including Germany, Austria, the Netherlands and Luxembourg, has low unemployment. The other region on the periphery has high or extraordinarily high unemployment.
Germany wants to retain the European Union to protect German trade interests and because Berlin properly fears the political consequences of a fragmented Europe. But as the creditor of last resort, Germany also wants to control the economic behavior of the EU nation-states. Berlin does not want to let off the European states by simply bailing them out. If it bails them out, it must control their budgets. But the member states do not want to cede sovereignty to a German-dominated EU apparatus in exchange for a bailout.
In the indebted peripheral region, Cyprus has been treated with particular economic savagery as part of the bailout process. Certainly, the Cypriots acted irresponsibly. But that label applies to all of the EU members, including Germany, who created an economic plant so vast that it could not begin to consume what it produces -- making the country utterly dependent on the willingness of others to buy German goods. There are thus many kinds of irresponsibility. How the European Union treats irresponsibility depends upon the power of the nation in question. Cyprus, small and marginal, has been crushed while larger nations receive more favorable treatment despite their own irresponsibility.
It has been said by many Europeans that Cyprus should never have been admitted to the European Union. That might be true, but it was admitted -- during the time of European hubris when it was felt that mere EU membership would redeem any nation. Now, Europe can no longer afford pride, and it is every nation for itself. Cyprus set the precedent that the weak will be crushed. It serves as a lesson to other weakening nations, a lesson that over time will transform the European idea of integration and sovereignty. The price of integration for the weak is high, and all of Europe is weak in some way.
In such an environment, sovereignty becomes sanctuary. It is interesting to watch Hungary ignore the European Union as Budapest reconstructs its political system to be more sovereign -- and more authoritarian -- in the wider storm raging around it. Authoritarian nationalism is an old European cure-all, one that is re-emerging, since no one wants to be the next Cyprus.
I have already said much about China, having argued for several years that China's economy couldn't possibly continue to expand at the same rate. Leaving aside all the specific arguments, extraordinarily rapid growth in an export-oriented economy requires economic health among its customers. It is nice to imagine expanded domestic demand, but in a country as impoverished as China, increasing demand requires revolutionizing life in the interior. China has tried this many times. It has never worked, and in any case China certainly couldn't make it work in the time needed. Instead, Beijing is maintaining growth by slashing profit margins on exports. What growth exists is neither what it used to be nor anywhere near as profitable. That sort of growth in Japan undermined financial viability as money was leant to companies to continue exporting and employing people -- money that would never be repaid.
It is interesting to recall the extravagant claims about the future of Japan in the 1980s. Awestruck by growth rates, Westerners did not see the hollowing out of the financial system as growth rates were sustained by cutting prices and profits. Japan's miracle seemed to be eternal. It wasn't, and neither is China's. And China has a problem that Japan didn't: a billion impoverished people. Japan exists, but behaves differently than it did before; the same is happening to China.
Both Europe and China thought about the world in the post-Cold War period similarly. Each believed that geopolitical questions and even questions of domestic politics could be suppressed and sometimes even ignored. They believed this because they both thought they had entered a period of permanent prosperity. 1991-2008 was in fact a period of extraordinary prosperity, one that both Europe and China simply assumed would never end and one whose prosperity would moot geopolitics and politics.
Periods of prosperity, of course, always alternate with periods of austerity, and now history has caught up with Europe and China. Europe, which had wanted union and sovereignty, is confronting the political realities of EU unwillingness to make the fundamental and difficult decisions on what union really meant. For its part, China wanted to have a free market and a communist regime in a region it would dominate economically. Its economic climax has left it with the question of whether the regime can survive in an uncontrolled economy, and what its regional power would look like if it weren't prosperous.
And the United States has emerged from the post-Cold War period with one towering lesson: However attractive military intervention is, it always looks easier at the beginning than at the end. The greatest military power in the world has the ability to defeat armies. But it is far more difficult to reshape societies in America's image. A Great Power manages the routine matters of the world not through military intervention, but through manipulating the balance of power. The issue is not that America is in decline. Rather, it is that even with the power the United States had in 2001, it could not impose its political will -- even though it had the power to disrupt and destroy regimes -- unless it was prepared to commit all of its power and treasure to transforming a country like Afghanistan. And that is a high price to pay for Afghan democracy.
The United States has emerged into the new period with what is still the largest economy in the world with the fewest economic problems of the three pillars of the post-Cold War world. It has also emerged with the greatest military power. But it has emerged far more mature and cautious than it entered the period. There are new phases in history, but not new world orders. Economies rise and fall, there are limits to the greatest military power and a Great Power needs prudence in both lending and invading.
A New Era Begins
Eras unfold in strange ways until you suddenly realize they are over. For example, the Cold War era meandered for decades, during which U.S.-Soviet detentes or the end of the Vietnam War could have seemed to signal the end of the era itself. Now, we are at a point where the post-Cold War model no longer explains the behavior of the world. We are thus entering a new era. I don't have a good buzzword for the phase we're entering, since most periods are given a label in hindsight. (The interwar period, for example, got a name only after there was another war to bracket it.) But already there are several defining characteristics to this era we can identify.
First, the United States remains the world's dominant power in all dimensions. It will act with caution, however, recognizing the crucial difference between pre-eminence and omnipotence.
Second, Europe is returning to its normal condition of multiple competing nation-states. While Germany will dream of a Europe in which it can write the budgets of lesser states, the EU nation-states will look at Cyprus and choose default before losing sovereignty.
Third, Russia is re-emerging. As the European Peninsula fragments, the Russians will do what they always do: fish in muddy waters. Russia is giving preferential terms for natural gas imports to some countries, buying metallurgical facilities in Hungary and Poland, and buying rail terminals in Slovakia. Russia has always been economically dysfunctional yet wielded outsized influence -- recall the Cold War. The deals they are making, of which this is a small sample, are not in their economic interests, but they increase Moscow's political influence substantially.
Fourth, China is becoming self-absorbed in trying to manage its new economic realities. Aligning the Communist Party with lower growth rates is not easy. The Party's reason for being is prosperity. Without prosperity, it has little to offer beyond a much more authoritarian state.
And fifth, a host of new countries will emerge to supplement China as the world's low-wage, high-growth epicenter. Latin America, Africa and less-developed parts of Southeast Asia are all emerging as contenders.
Relativity in the Balance of Power
There is a paradox in all of this. While the United States has committed many errors, the fragmentation of Europe and the weakening of China mean the United States emerges more powerful, since power is relative. It was said that the post-Cold War world was America's time of dominance. I would argue that it was the preface of U.S. dominance. Its two great counterbalances are losing their ability to counter U.S. power because they mistakenly believed that real power was economic power. The United States had combined power -- economic, political and military -- and that allowed it to maintain its overall power when economic power faltered.
A fragmented Europe has no chance at balancing the United States. And while China is reaching for military power, it will take many years to produce the kind of power that is global, and it can do so only if its economy allows it to. The United States defeated the Soviet Union in the Cold War because of its balanced power. Europe and China defeated themselves because they placed all their chips on economics. And now we enter the new era.
Beyond the Post-Cold War World is republished with permission of Stratfor.
(Stratfor, 2 April 2013)
Eén zwaluw
Het heeft even geduurd maar het lijkt er op dat het eindelijk lente begint te worden. Ik ben eerlijk gezegd ook wel klaar met de winterse kou. Het heeft wat mij betreft lang genoeg geduurd. Maar zoals het spreekwoord zegt: ‘Eén zwaluw maakt nog geen lente’.
Dit geldt ook voor Defensie. Tijdens een partijbijeenkomst van de VVD antwoordde Halbe Zijlstra op een vraag van een lid over Defensie dat er van bezuinigingen op dit departement geen sprake meer kan zijn: er moet geld bij. De volgende dag was de VVD-leider al vroeg te beluisteren op het nieuws waar hij vriend en vijand verraste met dit voor Defensie positieve nieuws. De VVD is tot de conclusie gekomen dat, als gevolg van het veranderende Amerikaanse buitenlandse beleid, Nederland en de rest van Europa niet meer op de zak van onze Amerikaanse vrienden kunnen teren. De wijziging van het beleid heeft volgens de VVD-leider tot gevolg dat Europa zelf voor haar veiligheid zal moeten gaan betalen.
Dit is volgens mij een terechte conclusie. Het ziet er inderdaad naar uit dat aan de Amerikaanse subsidiëring van onze veiligheid een einde komt. Hieraan moeten we met zijn allen nog aan wennen. Het is alsof je grote broer er ineens niet meer is om je te beschermen. Daar kan je je ogen voor sluiten maar het is misschien wel zo verstandig om op dat moment even geen ‘spierballentaal’ uit te slaan.
Uiteraard werd er vanuit de politiek direct gereageerd op dit voor Defensie positieve signaal. Coalitiegenoot Diederik Samson van de PvdA gaf aan dat hij de analyse van Zijlstra begrijpt maar voegde er gelijk aan toe dat bij de PvdA de prioriteiten bij Zorg en Onderwijs liggen. Als het om veiligheid gaat hoef je dus niet te rekenen op de PvdA . De huidige schijnveiligheid is voldoende.
De oppositiepartijen hoonden de VVD-partijleider. De VVD is immers medeverantwoordelijk voor de marginalisering van Defensie. Ze vinden het ‘self inflicted damage’ en dan moet je ‘geen krokodillentranen huilen’.
Uit het korte politieke debat dat afgelopen week heeft plaatsgevonden blijkt dat het merendeel van onze politici niet wakker ligt van onze veiligheid. Toen het stof weer was neergedwarreld waren vriend en vijand het weer met elkaar eens. Aan het einde van de middag nuanceerde de VVD haar boodschap en gaf zij aan dat zij hiermee bedoelde dat het volgende kabinet er voor moet zorg dragen dat Defensie extra budget krijgt toebedeeld.
Het signaal vanuit de Tweede Kamer is duidelijk: de bezuinigingstendens op Defensie wordt niet doorbroken. Mocht dit kabinet de rit uitzitten dan zal het huidige defensiebudget verder worden afgeroomd. De kaasschaaf zal nog de nodige europlakjes, of moet ik zeggen europakjes, verwijderen. Defensie krijgt dan misschien in 2016 van een volgend kabinet extra geld. Waarschijnlijk is het budget ondanks het ‘nieuwe geld’ nog steeds minder dan dat we nu hebben. De VVD heeft zich dan wel aan haar woord gehouden: na deze kabinetsperiode komt er geld bij. En de kosten van onze veiligheid blijven we gewoon bij onze partners leggen. Die zijn dit schijnbaar aan ons verplicht.
In plaats van een zwaluw ben ik blij gemaakt met een dode mus.
Ik hoop dat de weergoden mij de komende tijd beter gezind zijn.
KLTZ Marc de Natris
waarnemend voorzitter,
Koninklijke Vereniging van Marineofficieren
(KVMO, 15 april 2013)
Dit geldt ook voor Defensie. Tijdens een partijbijeenkomst van de VVD antwoordde Halbe Zijlstra op een vraag van een lid over Defensie dat er van bezuinigingen op dit departement geen sprake meer kan zijn: er moet geld bij. De volgende dag was de VVD-leider al vroeg te beluisteren op het nieuws waar hij vriend en vijand verraste met dit voor Defensie positieve nieuws. De VVD is tot de conclusie gekomen dat, als gevolg van het veranderende Amerikaanse buitenlandse beleid, Nederland en de rest van Europa niet meer op de zak van onze Amerikaanse vrienden kunnen teren. De wijziging van het beleid heeft volgens de VVD-leider tot gevolg dat Europa zelf voor haar veiligheid zal moeten gaan betalen.
Dit is volgens mij een terechte conclusie. Het ziet er inderdaad naar uit dat aan de Amerikaanse subsidiëring van onze veiligheid een einde komt. Hieraan moeten we met zijn allen nog aan wennen. Het is alsof je grote broer er ineens niet meer is om je te beschermen. Daar kan je je ogen voor sluiten maar het is misschien wel zo verstandig om op dat moment even geen ‘spierballentaal’ uit te slaan.
Uiteraard werd er vanuit de politiek direct gereageerd op dit voor Defensie positieve signaal. Coalitiegenoot Diederik Samson van de PvdA gaf aan dat hij de analyse van Zijlstra begrijpt maar voegde er gelijk aan toe dat bij de PvdA de prioriteiten bij Zorg en Onderwijs liggen. Als het om veiligheid gaat hoef je dus niet te rekenen op de PvdA . De huidige schijnveiligheid is voldoende.
De oppositiepartijen hoonden de VVD-partijleider. De VVD is immers medeverantwoordelijk voor de marginalisering van Defensie. Ze vinden het ‘self inflicted damage’ en dan moet je ‘geen krokodillentranen huilen’.
Uit het korte politieke debat dat afgelopen week heeft plaatsgevonden blijkt dat het merendeel van onze politici niet wakker ligt van onze veiligheid. Toen het stof weer was neergedwarreld waren vriend en vijand het weer met elkaar eens. Aan het einde van de middag nuanceerde de VVD haar boodschap en gaf zij aan dat zij hiermee bedoelde dat het volgende kabinet er voor moet zorg dragen dat Defensie extra budget krijgt toebedeeld.
Het signaal vanuit de Tweede Kamer is duidelijk: de bezuinigingstendens op Defensie wordt niet doorbroken. Mocht dit kabinet de rit uitzitten dan zal het huidige defensiebudget verder worden afgeroomd. De kaasschaaf zal nog de nodige europlakjes, of moet ik zeggen europakjes, verwijderen. Defensie krijgt dan misschien in 2016 van een volgend kabinet extra geld. Waarschijnlijk is het budget ondanks het ‘nieuwe geld’ nog steeds minder dan dat we nu hebben. De VVD heeft zich dan wel aan haar woord gehouden: na deze kabinetsperiode komt er geld bij. En de kosten van onze veiligheid blijven we gewoon bij onze partners leggen. Die zijn dit schijnbaar aan ons verplicht.
In plaats van een zwaluw ben ik blij gemaakt met een dode mus.
Ik hoop dat de weergoden mij de komende tijd beter gezind zijn.
KLTZ Marc de Natris
waarnemend voorzitter,
Koninklijke Vereniging van Marineofficieren
(KVMO, 15 april 2013)
vrijdag 12 april 2013
Maritieme oefening 'Joint Warrior' van start
In het Schotse Faslane is vandaag de grootschalige internationale gegaan. Eenheden uit elf landen trainen de komende weken een complex scenario van dreigingen. Nederland levert een forse bijdrage.
Joint Warrior is met totaal 12.000 militairen, 55 schepen en 80 vliegtuigen een van de grootste maritieme trainingen dit jaar. Behalve vanaf zee moeten eenheden aanvallen afslaan vanaf land en uit de lucht. De bijdrage van Defensie bestaat uit 6 marineschepen, het 2e Mariniersbataljon en 2 Cougars van de Koninklijke Luchtmacht die fungeren als boordhelikopter. De Nederlandse commandeur Peter Lenselink leidt de internationale vloot.
Antipiraterijmissie
Joint Warrior is ook onderdeel van het opwerkprogramma voor de antipiraterijmissie Atalanta in de Hoorn van Afrika. Lenselink voert vanaf augustus 2013 het commando over de missie. Het amfibische transportschip Hr. Ms. Johan de Witt fungeert dan als vlaggenschip.
(ministerie van Defensie, 12 april 2013)
[Zie ook pagina 'Joint Warrior' van de Royal Navy]
Joint Warrior is met totaal 12.000 militairen, 55 schepen en 80 vliegtuigen een van de grootste maritieme trainingen dit jaar. Behalve vanaf zee moeten eenheden aanvallen afslaan vanaf land en uit de lucht. De bijdrage van Defensie bestaat uit 6 marineschepen, het 2e Mariniersbataljon en 2 Cougars van de Koninklijke Luchtmacht die fungeren als boordhelikopter. De Nederlandse commandeur Peter Lenselink leidt de internationale vloot.
Hr.Ms. Johan de Witt (foto: Defensie) |
Antipiraterijmissie
Joint Warrior is ook onderdeel van het opwerkprogramma voor de antipiraterijmissie Atalanta in de Hoorn van Afrika. Lenselink voert vanaf augustus 2013 het commando over de missie. Het amfibische transportschip Hr. Ms. Johan de Witt fungeert dan als vlaggenschip.
(ministerie van Defensie, 12 april 2013)
[Zie ook pagina 'Joint Warrior' van de Royal Navy]
donderdag 11 april 2013
Kamerbrief over drugscriminaliteit bij de Luchtmobiele Brigade
de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Datum 11 april 2013
Betreft Reactie op berichtgeving over drugscriminaliteit bij de Luchtmobiele Brigade
Onze referentie
BS2013010509
De vaste commissie voor Defensie heeft mij in een brief van 28 maart jl. verzocht te reageren op berichtgeving in de media over drugscriminaliteit bij de Luchtmobiele Brigade. Voorts heeft de commissie mij gevraagd in te gaan op het verband tussen drugscriminaliteit en posttraumatische stress-stoornis en hoe deze samenhangen met de nazorg voor veteranen (kenmerk 2013Z05540/2013D13050). Bij deze voldoe ik aan dat verzoek.
Drugscriminaliteit bij de Luchtmobiele Brigade
Er is sprake van twee strafrechtelijke onderzoeken van de Koninklijke Marechaussee onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie naar vermeende handel in harddrugs op de Oranjekazerne in Schaarsbergen. Het eerste onderzoek stamt uit 2012 en is bijna voltooid. Daarnaast voert de commandant een rechtspositioneel onderzoek uit naar het gedrag van de betrokken militairen.
Defensie heeft een strikt beleid op het gebied van drugs. Het bezit of gebruik van harddrugs leidt in beginsel tot ontslag. Echter, bij een aantoonbare relatie met psychisch of lichamelijk letsel als gevolg van een uitzending, ligt dit genuanceerder en worden alle omstandigheden meegewogen. Bij de verdere afhandeling van de incidenten in Schaarsbergen zal dit niet anders zijn. Voorts blijft Defensie verantwoordelijk voor de nazorg van veteranen, ook bij oneervol ontslag.
Relatie drugsgebruik en posttraumatische stress-stoornis (PTSS)
U heeft mij gevraagd naar een verband tussen opgelopen psychisch letsel als gevolg van een uitzending en het gebruik van drugs. Uit de medische literatuur is bekend dat er een verband bestaat tussen middelengebruik en PTSS. Middelengebruik dan wel drugsproblematiek krijgt expliciet de aandacht in de nazorgperiode van militairen door zowel de eerste als de tweede lijn, omdat dit indicatief kan zijn voor onderliggende klachten en problemen. De Militaire Geestelijke Gezondheidszorg heeft een specifiek behandelprogramma ontwikkeld om de militair met deze problematiek te begeleiden.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert
(ministerie van Defensie, 10 april 2013)
Datum 11 april 2013
Betreft Reactie op berichtgeving over drugscriminaliteit bij de Luchtmobiele Brigade
Onze referentie
BS2013010509
De vaste commissie voor Defensie heeft mij in een brief van 28 maart jl. verzocht te reageren op berichtgeving in de media over drugscriminaliteit bij de Luchtmobiele Brigade. Voorts heeft de commissie mij gevraagd in te gaan op het verband tussen drugscriminaliteit en posttraumatische stress-stoornis en hoe deze samenhangen met de nazorg voor veteranen (kenmerk 2013Z05540/2013D13050). Bij deze voldoe ik aan dat verzoek.
Drugscriminaliteit bij de Luchtmobiele Brigade
Er is sprake van twee strafrechtelijke onderzoeken van de Koninklijke Marechaussee onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie naar vermeende handel in harddrugs op de Oranjekazerne in Schaarsbergen. Het eerste onderzoek stamt uit 2012 en is bijna voltooid. Daarnaast voert de commandant een rechtspositioneel onderzoek uit naar het gedrag van de betrokken militairen.
Defensie heeft een strikt beleid op het gebied van drugs. Het bezit of gebruik van harddrugs leidt in beginsel tot ontslag. Echter, bij een aantoonbare relatie met psychisch of lichamelijk letsel als gevolg van een uitzending, ligt dit genuanceerder en worden alle omstandigheden meegewogen. Bij de verdere afhandeling van de incidenten in Schaarsbergen zal dit niet anders zijn. Voorts blijft Defensie verantwoordelijk voor de nazorg van veteranen, ook bij oneervol ontslag.
Relatie drugsgebruik en posttraumatische stress-stoornis (PTSS)
U heeft mij gevraagd naar een verband tussen opgelopen psychisch letsel als gevolg van een uitzending en het gebruik van drugs. Uit de medische literatuur is bekend dat er een verband bestaat tussen middelengebruik en PTSS. Middelengebruik dan wel drugsproblematiek krijgt expliciet de aandacht in de nazorgperiode van militairen door zowel de eerste als de tweede lijn, omdat dit indicatief kan zijn voor onderliggende klachten en problemen. De Militaire Geestelijke Gezondheidszorg heeft een specifiek behandelprogramma ontwikkeld om de militair met deze problematiek te begeleiden.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert
(ministerie van Defensie, 10 april 2013)
Troonswisseling: twee regalia voor rekening Krijgsmacht
De Commandant der Strijdkrachten, generaal Tom Middendorp, draagt bij de inhuldiging van koning Willem-Alexander op 30 april het zogenoemde Rijkszwaard van het Koninklijk Paleis naar de Nieuwe Kerk. Dat is donderdag in een uitgebreide toelichting op de troonswisseling bekendgemaakt door de Rijksvoorlichtingsdienst.
De Rijksbanier, net als het zwaard één van de regalia, wordt gedragen door de inspecteur-generaal der krijgsmacht, luitenant-generaal der mariniers Ton van Ede. Daarmee wordt de traditie gevolgd dat deze twee regalia of rijksinsignes die de macht en waardigheid van de Koning symboliseren, door de krijgsmachts in stoet van paleis naar kerk wordt gedragen.
De regalia bestaan uit de kroon, de scepter, de rijksappel, het rijkszwaard en de rijksbanier of rijksstandaard.
(Reformatorisch Dagblad, 10 april 2013)
De Rijksbanier, net als het zwaard één van de regalia, wordt gedragen door de inspecteur-generaal der krijgsmacht, luitenant-generaal der mariniers Ton van Ede. Daarmee wordt de traditie gevolgd dat deze twee regalia of rijksinsignes die de macht en waardigheid van de Koning symboliseren, door de krijgsmachts in stoet van paleis naar kerk wordt gedragen.
De regalia bestaan uit de kroon, de scepter, de rijksappel, het rijkszwaard en de rijksbanier of rijksstandaard.
(Reformatorisch Dagblad, 10 april 2013)
woensdag 10 april 2013
Kamerbrief: personeelsrapportage Defensie
de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Datum 9 april 2013
Betreft Personeelsrapportage over 2012
BS2013008890
Hierbij bied ik u aan de personeelsrapportage Defensie met de stand van 1 januari 2013. De rapportage geeft een overzicht van de ontwikkelingen in de personeelslogistieke keten in de periode van 1 januari 2012 tot 1 januari 2013 en de daaruit voortvloeiende personele vulling en bestandsopbouw.
Algemeen
In het afgelopen jaar zijn de reorganisatieplannen concreter geworden. Daarmee is voor een groot deel van het personeel duidelijkheid ontstaan over het voortbestaan van de functie. Volledige duidelijkheid over de vraag of medewerkers hun loopbaan bij Defensie kunnen voortzetten, kan ik helaas nog niet geven. Vanaf 21 december 2012 tot 6 maart 2013 was het overleg met de centrales van overheidspersoneel opgeschort.
Hierdoor zijn de reorganisaties vertraagd. In overleg met de centrales van overheidspersoneel zijn maatregelen getroffen voor het personeel dat door de vertraging in de problemen dreigde te komen omdat hun plaatsingstermijn verliep, terwijl nieuwe functies nog niet waren opengesteld. Tijdens het wetgevingsoverleg Personeel op 3 december 2012 (Kamerstuk 33 400 X, nr. 23) heb ik toegezegd u voor mei 2013 nader te informeren over de concrete gevolgen voor het personeel. Door de vertraging in de reorganisaties kan ik dit thans nog niet. Ik verwacht u hierover na de zomer te kunnen informeren.
De Verandermonitor Defensie laat zien dat het vertrouwen in de toekomst bij Defensie en de medewerkerstevredenheid licht stijgen. De tevredenheid bij het defensiepersoneel is ondanks de onzekere tijd gestegen tot boven het niveau van voor de beleidsbrief Defensie na de kredietcrisis (Kamerstuk 32 733, nr. 1). Ondanks de positieve trend, is het vertrouwen in een toekomst bij Defensie nog laag. De monitor laat geen grote verandering zien in het sollicitatiegedrag van medewerkers. Het percentage van het personeel dat zegt buiten Defensie te solliciteren is in 2012 grotendeels stabiel gebleven. Hetzelfde geldt voor de motivatie van het personeel.
Personeelslogistiek
In mijn brief van 22 maart jl. (Kamerstuk 31 516, nr. 4) heb ik u geïnformeerd over de beleidsdoorlichting van het actieplan Werving en Behoud. Een belangrijke constatering is dat Defensie nu nog last heeft van de rigoureuze inperking van de wervingsinspanningen in 2010. De effecten hiervan op de kwalitatieve en kwantitatieve vulling zijn nog steeds merkbaar. De vorig jaar geïntensiveerde arbeidsmarktcommunicatie met een nieuwe campagne en gebruik van sociale media beginnen haar vruchten af te werpen.
Instroom & Uitstroom
In 2012 is het aantal belangstellenden en het aantal sollicitanten in absolute zin gestegen. Van het aantal mensen dat op enigerlei wijze belangstelling toont voor een baan bij Defensie besluit een beperkt deel te solliciteren. Jongeren oriënteren zich vaak breed en velen kiezen uiteindelijk voor een andere baan. De keuze van de belangstellenden om te solliciteren wordt daarnaast nog steeds beïnvloed door de verwachting dat het toekomstperspectief bij Defensie – als gevolg van de bezuinigingen – onvoldoende is.
Het rendement van de sollicitaties, de uiteindelijke gerealiseerde instroom, blijft nog te ver achter. Van de sollicitanten stroomt slechts een beperkt deel in als militair. Een van de oorzaken hiervan is dat Defensie hoge fysieke en psychologische eisen hanteert, waaraan veel kandidaten niet blijken te voldoen. De fysieke en psychologische aanstellingseisen zijn onlangs kritisch bezien door de CDS. Waar mogelijk zijn de eisen geclusterd en vereenvoudigd, uiteraard zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit die nodig is om als militair te kunnen functioneren.
Ondanks het feit dat het onvermijdelijk is dat gedurende het instroomproces kandidaten afvallen, streeft Defensie ernaar dit “verlies” te beperken. Daarom wordt onder leiding van de CDS het instroomproces verder geoptimaliseerd. Zo worden kandidaten die belangstelling hebben getoond, actief benaderd en gedurende het keuring- en selectieproces regelmatig op de hoogte gehouden van de voortgang. Ook is de doorlooptijd van de verstrekking van de VGB inmiddels beperkt tot acht weken en wordt de screeningsmethodiek onderzocht. Daarnaast wordt ter ondersteuning van de werving van technisch personeel in 2013 een landelijke techniekdag Defensie georganiseerd. Ook doet Defensie mee aan het Techniekpact dat onder leiding van de minister van Economische Zaken tot stand komt.
De uitstroom bestaat uit personeel dat met leeftijdsontslag gaat, personeel waarvan de FPS-aanstelling eindigt, personeel dat tijdens de opleidingen Defensie verlaat en personeel dat vrijwillig uitstroomt of ten gevolge van enige vorm van gedwongen ontslag.
De uitstroom van militair personeel is in 2012 gedaald tot ongeveer 4.000, wat ook was voorzien. De uitstroom van het burgerpersoneel was in 2012 vergelijkbaar met 2011 maar hiermee wel ruim 300 hoger dan voorzien. Het saldo van de in- en uitstroom van militair personeel is in 2012 uitgekomen op een negatief saldo van ongeveer 1.900 (in 2011 was dit een negatief saldo van ongeveer 2.900). Voor burgerpersoneel is de daling van het personeelsbestand met ongeveer 1.200 in 2012 vergelijkbaar met 2011.
Bestandsopbouw
Ten aanzien van de verdeling man / vrouw heeft in 2012 de trend van de afgelopen jaren zich voortgezet. Het aandeel vrouwen blijft in alle rang- en schaalgroepen voorzichtig stijgen.
Bij het militaire personeelsbestand is er vooral een afname in de omvang van de groep van 20 tot 24 jaar. Defensie kent nog een groot aantal BBT-contracten. De daling in de leeftijdscategorie van 20 tot 24 jaar heeft vooral te maken met het aflopen van deze contracten. Bij het burgerpersoneelsbestand is de afname van het volume in de leeftijdscategorie tot 29 jaar relatief het grootst. Vooral jonge medewerkers blijken voor een baan buiten Defensie te kiezen. Mede als gevolg van deze ontwikkelingen blijft de beoogde verjonging achterwege.
Vulling
De vulling van zowel het militaire als het burgerpersoneel is in 2012 verder gedaald omdat de uitstroom van personeel hoger was dan de instroom. De lage vullingspercentages in de tabellen 9 en 10 worden ten dele verklaard doordat functies vacant worden gelaten in afwachting van de reorganisaties. De vullingspercentages zullen weer toenemen zodra de reorganisaties zijn voltooid.
Numerus Fixus
In mijn brief van 14 februari 2013 (Kamerstuk 32 733, nr. 116) heb ik toegezegd u in de personeelsrapportage te informeren over de stand van zaken van de numerus fixus. De omvang van de defensieorganisatie is thans nog ongeveer 2.500 vte’n hoger dan de met de numerus fixus beoogde omvang per 2016. Per 1 januari 2013 bedraagt de verhouding onderbouw/bovenbouw in het militaire personeelsbestand 55/45. Dit zal met de reorganisaties moeten verschuiven naar de beoogde verhouding van 59/41. De verhouding tussen het burger- en militaire personeelsbestand is inmiddels al wel uitgekomen op de beoogde 23/77. Het aantal vlag- en opperofficieren was per 1 januari 2013 83, een daling van zes, en dat strookt met de plannen.
Ten slotte
De nadruk zal de komende periode liggen op een goede en snelle uitvoering van de reorganisaties en de verbetering van de werving en selectie. Met mijn brief van 14 februari jl. (Kamerstuk 32 733, nr. 116) heb ik u geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar de bestuurlijke processen bij Defensie door ABD Top consult. De aanbevelingen uit het rapport over de werving neem ik over.
Optimalisering van het huidige instroomproces acht ik noodzakelijk maar niet voldoende. Het instroomproces zelf is aan herijking toe. De komende periode zal het geconcentreerde instroomproces een sterkere regionale inbedding krijgen. Hierdoor ontstaan meer mogelijkheden voor regionale commandanten van de operationele commando’s om invloed uit te oefenen op de werving van personeel.
Naast de centrale arbeidsmarktcommunicatie moet hierdoor meer persoonlijk contact ontstaan. Regionale operationele eenheden worden, meer dan nu het geval is, de spil in het in- door en uitstroomproces van personeel en in het regionale netwerk van scholen en bedrijven. Zij kunnen hierdoor een actieve rol spelen bij bijvoorbeeld voorlichtingsdagen, banendagen en evenementen in de regio. Eenheden in de regio zijn daarmee de ambassadeurs van Defensie die onder andere toekomstig personeel benaderen om hun een juist en volledig beroepsbeeld te geven. Door intensiever en persoonlijker contact zal hopelijk de belangstelling voor een baan bij Defensie worden vergroot en vooral worden vastgehouden.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert
[Voor meer cijfers en grafieken, zie http://www.defensie.nl/_system/handlers/generaldownloadHandler.ashx?filename=/media/personeelsrapportage_2012_tcm46-204509.pdf]
Uitgelicht: Explosieven Opruimings Dienst Defensie
Een goed jaar geeft kolonel Marco Kathmann nu leiding aan de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EOD). “Het voelde echt als thuiskomen bij deze relevante en toekomstbestendige eenheid. De EOD is niet zo groot met 224 plaatsen, maar levert een grote inspanning. Daarbij zijn alle krijgsmachtdelen vertegenwoordigd en dat maakt de aansturing complex”, legt Kathmann enthousiast uit.
Jaarlijks moeten de permanent paraat staande teams op meer dan 2000 meldingen af. “En dat is alleen de zichtbare werklast. In de voorbereiding van ruimingen zit ook veel werk. Expeditionair levert het EOD-personeel eveneens een forse bijdrage. In Kunduz zijn teams werkzaam, personeel in Kabul en tot voor kort een team in Turkije.” Zelf laat Kathmann regelmatig zijn gezicht zien: “Recent de ruiming in Deventer. Als je het handwerk ziet en begrijpt, kun je een eenheid beter aansturen.”
Speerpunten
Dat de EOD overal bij is betrokken, betitelt Kathmann als kracht en zwakte. “Onze capaciteit is schaars en de operationele druk hoog. We vragen nogal wat van onze mensen. Ze moeten onder alle omstandigheden hun hoofd koel kunnen houden. Ook moet rond een ruiming met een groot aantal partijen zaken worden gedaan, van lokale autoriteiten, brandweer en politie, tot het Nederlands Forensisch Instituut.”
Dat brengt Kathmann bij zijn speerpunten. “Investeren in opleiding en training en het gevuld krijgen van de organisatie. De werving gaat nu goed. Het aanbod is er, maar het is een zware selectie. Dit jaar draaien we een extra klas, alleen duurt het even eer dat je hiervan profiteert.” Verder worden de opleiding en training gestructureerd. “Er wordt ook veel energie gestoken in het doorgroeitraject van 2e naar 1e man, leider van een ruimingsteam.”
Dagelijkse gevaren
Ook het EOD-materieel is altijd in beweging. “Op dit moment worden lichte robots aangeschaft en ik verwacht dat we dit jaar hebben. Vorig jaar kregen we al nieuwe zware en medium robots en bompakken en IED-voertuigen. Ook de vervanging van de andere voertuigen is noodzakelijk. Soms zijn teams op een dag honderden kilometers onderweg. Dat gebeurt deels in Mercedes-terreinwagens. Je kunt je voorstellen hoe je je dan voelt aan het einde van de dag. Die hoop ik begin 2014 te hebben vervangen door een ruimere en comfortabelere civiele variant.”
Sinds de aanslagen op de Twin Towers in New York moet de EOD vaker uitrukken voor vergeten koffers en pakketjes. Daarnaast ziet de dienst een lichte stijging in geknutselde vuurwerkbommen. Met als dieptepunt het ongeluk met de flitspaalbom in Voorschoten waarbij EOD’ers gewond raakten en 1 zelfs zijn onderarm verloor. “Iedereen binnen de EOD is zich bewust van de dagelijkse gevaren. Toch maakte het ongeval enorme indruk. De betrokken EOD’ers werken allemaal nog bij ons, net als eerdere slachtoffers van ongelukken. Dat zegt wat over deze eenheid."
(Weekoverzicht ministerie van Defensie, 10 april 2013)
Jaarlijks moeten de permanent paraat staande teams op meer dan 2000 meldingen af. “En dat is alleen de zichtbare werklast. In de voorbereiding van ruimingen zit ook veel werk. Expeditionair levert het EOD-personeel eveneens een forse bijdrage. In Kunduz zijn teams werkzaam, personeel in Kabul en tot voor kort een team in Turkije.” Zelf laat Kathmann regelmatig zijn gezicht zien: “Recent de ruiming in Deventer. Als je het handwerk ziet en begrijpt, kun je een eenheid beter aansturen.”
Speerpunten
Dat de EOD overal bij is betrokken, betitelt Kathmann als kracht en zwakte. “Onze capaciteit is schaars en de operationele druk hoog. We vragen nogal wat van onze mensen. Ze moeten onder alle omstandigheden hun hoofd koel kunnen houden. Ook moet rond een ruiming met een groot aantal partijen zaken worden gedaan, van lokale autoriteiten, brandweer en politie, tot het Nederlands Forensisch Instituut.”
Dat brengt Kathmann bij zijn speerpunten. “Investeren in opleiding en training en het gevuld krijgen van de organisatie. De werving gaat nu goed. Het aanbod is er, maar het is een zware selectie. Dit jaar draaien we een extra klas, alleen duurt het even eer dat je hiervan profiteert.” Verder worden de opleiding en training gestructureerd. “Er wordt ook veel energie gestoken in het doorgroeitraject van 2e naar 1e man, leider van een ruimingsteam.”
Dagelijkse gevaren
Ook het EOD-materieel is altijd in beweging. “Op dit moment worden lichte robots aangeschaft en ik verwacht dat we dit jaar hebben. Vorig jaar kregen we al nieuwe zware en medium robots en bompakken en IED-voertuigen. Ook de vervanging van de andere voertuigen is noodzakelijk. Soms zijn teams op een dag honderden kilometers onderweg. Dat gebeurt deels in Mercedes-terreinwagens. Je kunt je voorstellen hoe je je dan voelt aan het einde van de dag. Die hoop ik begin 2014 te hebben vervangen door een ruimere en comfortabelere civiele variant.”
'Talon' - EOD robot gebruikt in Afghanistan |
Sinds de aanslagen op de Twin Towers in New York moet de EOD vaker uitrukken voor vergeten koffers en pakketjes. Daarnaast ziet de dienst een lichte stijging in geknutselde vuurwerkbommen. Met als dieptepunt het ongeluk met de flitspaalbom in Voorschoten waarbij EOD’ers gewond raakten en 1 zelfs zijn onderarm verloor. “Iedereen binnen de EOD is zich bewust van de dagelijkse gevaren. Toch maakte het ongeval enorme indruk. De betrokken EOD’ers werken allemaal nog bij ons, net als eerdere slachtoffers van ongelukken. Dat zegt wat over deze eenheid."
(Weekoverzicht ministerie van Defensie, 10 april 2013)
dinsdag 9 april 2013
'Russische spionnen jagen op Nederlandse wapenkennis'
Gerard den Elt
Rusland jaagt op Nederlandse wapentechnologie. Russische spionnen zijn hier daarom zeer actief. Dat zegt Ruslandkenner dr. Marcel de Haas, als onderzoeker verbonden aan het instituut voor internationale betrekkingen Clingendael.
''Rusland ligt jaren achterop qua militaire uitrusting. Het land wil tot en met 2020 met een investering van 600 miljard euro een forse inhaalslag maken'', zegt De Haas.
''Nederland is als betrokkene bij de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter en de radartechnologie van bijvoorbeeld Thales interessant voor Russische spionnen.''
'Ordinair'
De Haas reageert daarmee op het bezoek dat de Russische president Vladimir Poetin vandaag aan Nederland brengt. ''Dat bezoek gaat ordinair om olie en gas.’’
Poetin wil volgens De Haas het Russische leger in ijltempo drastisch vernieuwen. Op het ogenblik bestaat het wapenarsenaal voor tachtig procent uit sterk verouderd materiaal. Rond 2020 moeten de (lucht)vloot en andere wapensystemen voor 70 procent zijn vernieuwd.
Rusland kampt volgens hem als wereldmacht met een gedateerde krijgsmacht. ''Het is daar armoe troef’’, zegt De Haas, die als wapeninspecteur het Russische wapenarsenaal heeft bekeken.
Nieuwe krijgsmacht
Alle inspanningen van de Russische inlichtingendiensten FSB en GRU zijn er volgens hem op gericht zo veel mogelijk militair-technologische kennis te vergaren en toe te passen in de nieuwe krijgsmacht.
De berechting deze week van twee Nederlanders wegens spionage voor de Russen noemt de wetenschapper ‘toeval'. Een ambtenaar van het ministerie van Buitenlandse Zaken zou 90.000 euro hebben gekregen voor vermeende spionageactiviteiten. Een F-16-piloot staat in hoger beroep terecht op verdenking militaire geheimen aan de Russen te hebben willen verkopen.
Vooral de kennis over de F-16 kan volgens De Haas interessant zijn voor de Russen. Zij ontwikkelen op het ogenblik de Sukhoi T-50, die de Russsische tegenhanger moet worden voor de Joint Strike Fighter.
Frankrijk
''Jarenlang heeft Rusland gepoogd in Frankrijk en Italië militaire technologie te kopen’’, verduidelijkt De Haas.
''Sinds de komst van een nieuwe minister van defensie, Sergei Shoygu, wordt het militair-industrieel complex weer op poten gezet. Om die reden wordt gejaagd op de laatste technische ontwikkelingen.’’
Omgekeerd zijn de westerse inlichtingendiensten veel minder actief in Rusland. ''Van Russische zijde is de spionage veel intensiever. Wij zitten hier niet op verouderde Russische technologie te wachten.’’
Muurval
De luitenant-kolonel b.d. zegt dat spionage van alle tijden is en na de val van de Muur zeker niet is opgehouden.
Hoewel de westerse wereld de indruk heeft in vrede te leven met de Russen, bestaat daar juist een ander beeld. ''Het westen wordt nog steeds als een bedreiging gezien. Er bestaat in Rusland een houding van argwaan en achterdocht ten opzichte van het westen.’’
Nederland moet volgens De Haas voorzichtig zijn met de handelsbetrekkingen met de Russen. Ons land is van groot strategisch belang voor de Russische gasexport. ''In plaats van met de Europese Unie als geheel zaken te doen, blijft Rusland zoeken naar onderlinge afspraken met staten. Zo werkt de verdeel-en-heers-politiek van Poetin.’’
(NU.nl, 8 april 2013)
Rusland jaagt op Nederlandse wapentechnologie. Russische spionnen zijn hier daarom zeer actief. Dat zegt Ruslandkenner dr. Marcel de Haas, als onderzoeker verbonden aan het instituut voor internationale betrekkingen Clingendael.
''Rusland ligt jaren achterop qua militaire uitrusting. Het land wil tot en met 2020 met een investering van 600 miljard euro een forse inhaalslag maken'', zegt De Haas.
Glavnoye Razvedyvatel'noye Upravleniye (GRU) |
''Nederland is als betrokkene bij de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter en de radartechnologie van bijvoorbeeld Thales interessant voor Russische spionnen.''
'Ordinair'
De Haas reageert daarmee op het bezoek dat de Russische president Vladimir Poetin vandaag aan Nederland brengt. ''Dat bezoek gaat ordinair om olie en gas.’’
Poetin wil volgens De Haas het Russische leger in ijltempo drastisch vernieuwen. Op het ogenblik bestaat het wapenarsenaal voor tachtig procent uit sterk verouderd materiaal. Rond 2020 moeten de (lucht)vloot en andere wapensystemen voor 70 procent zijn vernieuwd.
Rusland kampt volgens hem als wereldmacht met een gedateerde krijgsmacht. ''Het is daar armoe troef’’, zegt De Haas, die als wapeninspecteur het Russische wapenarsenaal heeft bekeken.
Nieuwe krijgsmacht
Alle inspanningen van de Russische inlichtingendiensten FSB en GRU zijn er volgens hem op gericht zo veel mogelijk militair-technologische kennis te vergaren en toe te passen in de nieuwe krijgsmacht.
De berechting deze week van twee Nederlanders wegens spionage voor de Russen noemt de wetenschapper ‘toeval'. Een ambtenaar van het ministerie van Buitenlandse Zaken zou 90.000 euro hebben gekregen voor vermeende spionageactiviteiten. Een F-16-piloot staat in hoger beroep terecht op verdenking militaire geheimen aan de Russen te hebben willen verkopen.
Vooral de kennis over de F-16 kan volgens De Haas interessant zijn voor de Russen. Zij ontwikkelen op het ogenblik de Sukhoi T-50, die de Russsische tegenhanger moet worden voor de Joint Strike Fighter.
Frankrijk
''Jarenlang heeft Rusland gepoogd in Frankrijk en Italië militaire technologie te kopen’’, verduidelijkt De Haas.
''Sinds de komst van een nieuwe minister van defensie, Sergei Shoygu, wordt het militair-industrieel complex weer op poten gezet. Om die reden wordt gejaagd op de laatste technische ontwikkelingen.’’
Omgekeerd zijn de westerse inlichtingendiensten veel minder actief in Rusland. ''Van Russische zijde is de spionage veel intensiever. Wij zitten hier niet op verouderde Russische technologie te wachten.’’
Muurval
De luitenant-kolonel b.d. zegt dat spionage van alle tijden is en na de val van de Muur zeker niet is opgehouden.
Hoewel de westerse wereld de indruk heeft in vrede te leven met de Russen, bestaat daar juist een ander beeld. ''Het westen wordt nog steeds als een bedreiging gezien. Er bestaat in Rusland een houding van argwaan en achterdocht ten opzichte van het westen.’’
Nederland moet volgens De Haas voorzichtig zijn met de handelsbetrekkingen met de Russen. Ons land is van groot strategisch belang voor de Russische gasexport. ''In plaats van met de Europese Unie als geheel zaken te doen, blijft Rusland zoeken naar onderlinge afspraken met staten. Zo werkt de verdeel-en-heers-politiek van Poetin.’’
(NU.nl, 8 april 2013)
Minister Hennis in De Wereld Draait Door
Minister van Defensie Jeanine Hennis-Plasschaert was dit weekend in Somalië*, waar ze samen met premier Rutte de antipiraterijmissie bezocht. Ze wilden samen aanschouwen hoe de bestrijding van piraterij er precies aan toe gaat.
Jeanine Hennis-Plasschaert is met haar 40 jaar een van de jongste ministers uit Rutte II en heeft hiermee een van de moeilijkste departementen onder zich. Er wordt 1 miljard bezuinigd dit jaar, waardoor er zo’n 6000 banen verdwijnen bij Defensie. Er moet een beslissing worden genomen over de JSF en heeft ze manschappen gestationeerd in Afghanistan, Turkije, Zuid-Soedan en Somalië. Een enorme uitdaging voor Jeanine.
(VARA/DWDD, 8 april 2013)
*Kleine correctie: de minister en haar gezelschap waren in Djibouti waar ze op fregat Hr. Ms. De Ruyter stapten, HdV.
VVD wil meer geld voor defensie
De VVD wil dat het budget voor defensie wordt verhoogd. Fractieleider Halbe Zijlstra zei dat op een partijbijeenkomst in Goes.
De verhoging is volgens hem nodig, omdat de energiebelangen van de Verenigde Staten in het Midden-Oosten afnemen. Daardoor zijn er steeds minder Amerikaanse troepen in de regio.
Veiligheid
"Onze veiligheid komt daarom meer op onze eigen schouders terecht", zegt Zijlstra. "Als de Amerikanen zich terugtrekken, moeten we Europa-breed, dus ook in Nederland, nadenken of we onze veiligheid op orde hebben."
Omdat Amerika meer energie zelf produceert, onder meer via schaliegas, is het minder afhankelijk van olie uit het buitenland. Daardoor is het land ook steeds minder genoodzaakt om in te grijpen in andere landen, denkt Zijlstra.
Noodzakelijk
Zijlstra zegt dat het voor Nederland noodzakelijk is om de eigen defensie op peil te houden, ook als er gekort moet worden op zorg en onderwijs. "Wat heb je aan goede zorg en onderwijs als de veiligheid in het geding is?", zei hij.
(NOS, 9 april 2013)
De verhoging is volgens hem nodig, omdat de energiebelangen van de Verenigde Staten in het Midden-Oosten afnemen. Daardoor zijn er steeds minder Amerikaanse troepen in de regio.
Veiligheid
"Onze veiligheid komt daarom meer op onze eigen schouders terecht", zegt Zijlstra. "Als de Amerikanen zich terugtrekken, moeten we Europa-breed, dus ook in Nederland, nadenken of we onze veiligheid op orde hebben."
Omdat Amerika meer energie zelf produceert, onder meer via schaliegas, is het minder afhankelijk van olie uit het buitenland. Daardoor is het land ook steeds minder genoodzaakt om in te grijpen in andere landen, denkt Zijlstra.
Noodzakelijk
Zijlstra zegt dat het voor Nederland noodzakelijk is om de eigen defensie op peil te houden, ook als er gekort moet worden op zorg en onderwijs. "Wat heb je aan goede zorg en onderwijs als de veiligheid in het geding is?", zei hij.
(NOS, 9 april 2013)
Defensie wil drijvende wapendepots inzetten
Het ministerie van Defensie onderzoekt of militairen die koopvaardijschepen beveiligen tegen piraten gebruik kunnen maken van drijvende wapendepots in internationale wateren. Hierdoor zouden de militairen sneller kunnen worden ingezet. Dat zei commandant der strijdkrachten Tom Middendorp maandag tijdens een persbijeenkomst in Den Haag.
Nu beschikt Defensie over een aantal opslagplaatsen op het vasteland, onder meer in Singapore en de Verenigde Arabische Emiraten. De inzet van de militairen vergt elke keer afstemming met de lokale autoriteiten, omdat de wapens moeten worden verplaatst. Dat kost de nodige tijd: tussen de aanvraag en inzet van de teams zit enkele weken.
Daarom wordt onderzocht of gebruik kan worden gemaakt van 'drijvende wapenkamers' buiten de territoriale wateren. Dan gaat het om schepen met een afgesloten en beveiligde ruimte voor de opslag van wapens. Gekeken wordt of dat mogelijk is binnen de Nederlandse regelgeving. Tot die tijd wordt gebruikgemaakt van de lokale opslagpunten. De wapens invliegen vanuit Nederland is namelijk nog veel duurder.
De Tweede Kamer debatteert deze week met minister van Defensie Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) over de inzet van de vessel protection detachments (vpd), zoals de militaire beveiligingsteams officieel heten. Instituut Clingendael adviseerde onlangs aan de regering om alsnog private beveiligers in te zetten bij de bescherming van Nederlandse schepen tegen piraterij.
Volgens Clingendael is het huidige beleid 'niet langer houdbaar': de procedures zijn lang, kosten veel geld en de inzet van mariniers is weinig flexibel. Naast Nederland zijn er bijna geen Europese landen die de inzet van gewapende beveiligers verbieden.
Middendorp was kritisch over de inzet van private beveiligers, hoewel hij benadrukte dat het aan het kabinet is om daar een besluit over te nemen. Hij schaarde zich achter het argument van het kabinet om de inzet tot op heden te verbieden. "Ik vind het verstandig dat het geweldsmonopolie in handen van de overheid is."
Ook plaatste hij kanttekeningen bij de kwaliteit van de private beveiligers. Die zouden niet altijd genoeg personeel inzetten. Ook haalde hij een incident aan waarbij de private beveiligers op elkaar hebben geschoten. Koopvaardijschepen zijn beter af met Nederlandse militairen aan boord, was de boodschap. "Bij ons is professionaliteit heel belangrijk."
De afgelopen twaalf maanden is 72 keer een aanvraag gedaan voor een vpd. Daarvan zijn er zes afgewezen en 32 verzoeken werden ingetrokken. De rest is ingewilligd. Defensie heeft capaciteit voor 175 vpd's per jaar. Volgens Middendorp begint de inzet van de teams 'een beetje ingesleten' te raken. Ook de kosten zijn lager geworden. De dagprijs van de militaire steun ligt nu op het niveau van die van private beveiligers.
(Novum/Nieuws.nl, 9 april 2013)
Nu beschikt Defensie over een aantal opslagplaatsen op het vasteland, onder meer in Singapore en de Verenigde Arabische Emiraten. De inzet van de militairen vergt elke keer afstemming met de lokale autoriteiten, omdat de wapens moeten worden verplaatst. Dat kost de nodige tijd: tussen de aanvraag en inzet van de teams zit enkele weken.
Daarom wordt onderzocht of gebruik kan worden gemaakt van 'drijvende wapenkamers' buiten de territoriale wateren. Dan gaat het om schepen met een afgesloten en beveiligde ruimte voor de opslag van wapens. Gekeken wordt of dat mogelijk is binnen de Nederlandse regelgeving. Tot die tijd wordt gebruikgemaakt van de lokale opslagpunten. De wapens invliegen vanuit Nederland is namelijk nog veel duurder.
De Tweede Kamer debatteert deze week met minister van Defensie Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) over de inzet van de vessel protection detachments (vpd), zoals de militaire beveiligingsteams officieel heten. Instituut Clingendael adviseerde onlangs aan de regering om alsnog private beveiligers in te zetten bij de bescherming van Nederlandse schepen tegen piraterij.
Volgens Clingendael is het huidige beleid 'niet langer houdbaar': de procedures zijn lang, kosten veel geld en de inzet van mariniers is weinig flexibel. Naast Nederland zijn er bijna geen Europese landen die de inzet van gewapende beveiligers verbieden.
Middendorp was kritisch over de inzet van private beveiligers, hoewel hij benadrukte dat het aan het kabinet is om daar een besluit over te nemen. Hij schaarde zich achter het argument van het kabinet om de inzet tot op heden te verbieden. "Ik vind het verstandig dat het geweldsmonopolie in handen van de overheid is."
Ook plaatste hij kanttekeningen bij de kwaliteit van de private beveiligers. Die zouden niet altijd genoeg personeel inzetten. Ook haalde hij een incident aan waarbij de private beveiligers op elkaar hebben geschoten. Koopvaardijschepen zijn beter af met Nederlandse militairen aan boord, was de boodschap. "Bij ons is professionaliteit heel belangrijk."
De afgelopen twaalf maanden is 72 keer een aanvraag gedaan voor een vpd. Daarvan zijn er zes afgewezen en 32 verzoeken werden ingetrokken. De rest is ingewilligd. Defensie heeft capaciteit voor 175 vpd's per jaar. Volgens Middendorp begint de inzet van de teams 'een beetje ingesleten' te raken. Ook de kosten zijn lager geworden. De dagprijs van de militaire steun ligt nu op het niveau van die van private beveiligers.
(Novum/Nieuws.nl, 9 april 2013)
zaterdag 6 april 2013
Dienstplicht keert terug in Suriname voor mannen en vrouwen
Nog dit jaar zullen Surinaamse jongens en meisjes eraan moeten geloven. De regering-Bouterse is bijna klaar om de dienstplicht weer in te voeren. Belangrijkste doel daarvan is jongeren discipline bij te brengen en te vormen.
De ideeën voor deze 'maatschappelijke' dienstplicht zijn gebaseerd op voorbeelden uit onder meer Nederland, zoals het idee van oud-premier Ruud Lubbers om heropvoedingskampen in te stellen.
Volgens luitenant-kolonel Justus Hew A Kee, adviseur van de minister van Defensie, is het hard nodig dat Surinaamse jongeren leren dienstbaar en gedisciplineerd te zijn. 'Het idee van de kampen van Lubbers was ook bedoeld om jongeren die dreigden te ontsporen, op het rechte pad te brengen en hun aansluiting op de arbeidsmarkt te geven. En dat is nu ook de bedoeling van de regering-Bouterse.'
De dienstplicht zal 18 maanden duren en geldt voor Surinaamse mannen en vrouwen tussen 18 en 33 jaar. Jongeren die een studie volgen of kostwinner zijn, kunnen vrijstelling aanvragen. Dat geldt dus ook voor de Surinaamse studenten in Nederland.
Derryl Boetoe, voorzitter van het Surinaamse jeugdparlement, ziet voor- en nadelen in de plannen. 'Als dropouts en hangjongeren weer op het rechte pad komen, zal de criminaliteit verminderen. Aan de andere kant leer je hen omgaan met een wapen, dat kan ook tot nieuwe problemen leiden.' Verder vindt hij het belangrijk dat jongeren die studeren en aan het werk willen gaan, daarin niet worden belemmerd. 'Op dat punt is nog niet alles duidelijk. We blijven het daarom kritisch volgen.'
Suriname kende ook tussen 1971 en 1992 een dienstplicht. Die werd ingesteld omdat Suriname, tot 1975 kolonie van Nederland, het oneerlijk vond dat Surinaamse jongens niet in het Nederlandse leger konden dienen. De afschaffing in 1992 was enkele jaren na het binnenlandse conflict met als hoofdpersonen toenmalig legerleider Desi Bouterse en zijn huidige coalitiegenoot Ronnie Brunswijk. 'De politiek van toen vond dat de dienstplichtigen misbruikt waren door de toenmalige machthebbers', aldus Hew A Kee.
Volgens hem passen de plannen van Bouterse goed in de internationale trend van 'vermaatschappelijking' van de strijdkrachten. 'Ik heb een brede studie gedaan en zie dat in veel landen het leger wordt gebruikt om jongeren te disciplineren en ze via onderwijs klaar te stomen voor de maatschappij.'
(ANP/Parool, 6 maart 2013)
De ideeën voor deze 'maatschappelijke' dienstplicht zijn gebaseerd op voorbeelden uit onder meer Nederland, zoals het idee van oud-premier Ruud Lubbers om heropvoedingskampen in te stellen.
Volgens luitenant-kolonel Justus Hew A Kee, adviseur van de minister van Defensie, is het hard nodig dat Surinaamse jongeren leren dienstbaar en gedisciplineerd te zijn. 'Het idee van de kampen van Lubbers was ook bedoeld om jongeren die dreigden te ontsporen, op het rechte pad te brengen en hun aansluiting op de arbeidsmarkt te geven. En dat is nu ook de bedoeling van de regering-Bouterse.'
De dienstplicht zal 18 maanden duren en geldt voor Surinaamse mannen en vrouwen tussen 18 en 33 jaar. Jongeren die een studie volgen of kostwinner zijn, kunnen vrijstelling aanvragen. Dat geldt dus ook voor de Surinaamse studenten in Nederland.
Derryl Boetoe, voorzitter van het Surinaamse jeugdparlement, ziet voor- en nadelen in de plannen. 'Als dropouts en hangjongeren weer op het rechte pad komen, zal de criminaliteit verminderen. Aan de andere kant leer je hen omgaan met een wapen, dat kan ook tot nieuwe problemen leiden.' Verder vindt hij het belangrijk dat jongeren die studeren en aan het werk willen gaan, daarin niet worden belemmerd. 'Op dat punt is nog niet alles duidelijk. We blijven het daarom kritisch volgen.'
Suriname kende ook tussen 1971 en 1992 een dienstplicht. Die werd ingesteld omdat Suriname, tot 1975 kolonie van Nederland, het oneerlijk vond dat Surinaamse jongens niet in het Nederlandse leger konden dienen. De afschaffing in 1992 was enkele jaren na het binnenlandse conflict met als hoofdpersonen toenmalig legerleider Desi Bouterse en zijn huidige coalitiegenoot Ronnie Brunswijk. 'De politiek van toen vond dat de dienstplichtigen misbruikt waren door de toenmalige machthebbers', aldus Hew A Kee.
Volgens hem passen de plannen van Bouterse goed in de internationale trend van 'vermaatschappelijking' van de strijdkrachten. 'Ik heb een brede studie gedaan en zie dat in veel landen het leger wordt gebruikt om jongeren te disciplineren en ze via onderwijs klaar te stomen voor de maatschappij.'
(ANP/Parool, 6 maart 2013)
vrijdag 5 april 2013
Zijn de Nederlandse militairen watjes?
In de afgelopen tijd is er in de media een discussie losgebarsten over de fysieke gesteldheid van militairen. Men vraagt zich hardop af of de militairen qua lichamelijke conditie nog wel op hun taak berekend zouden zijn. Kwalijke beeldspraken worden daarbij niet geschuwd. Een overzicht.
Op 13 februari 2013 pakte het Algemeen Dagblad stevig uit met een artikel op de voorpagina getooid met de kop ‘Militairen zijn niet fit'. In chocoladeletters.
De oppervlakkige lezer zou onmiddellijk denken dat de Nederlandse krijgsmacht op het punt stond om definitief door zijn hoeven te zakken wegens algehele lichamelijke ongesteldheid.
‘Watjes' en ‘natte kranten'...
Wellicht zou de aldus gecreëerde vrijval van middelen een groot deel van de Nederlandse politiek goed uitkomen, maar dat terzijde.
Nog dezelfde dag gaf sensatieomroep PowNed op haar site dìe landgenoten de ruimte wier voornaamste roeping het is de sociale media om te vormen tot bruine riolen, waarin eenieder onder het mom van vrijheid van meningsuiting zich desgewenst ongeremd kan laten leeglopen in de weerzinwekkende woorddiarree die zo kenmerkend is voor de huidige staat van het onderricht in de Nederlandse taal.
Scheldend op alles wat vies en voos is, daartoe aangemoedigd door de voorzetjes van PowNed dat de Nederlandse soldaten watjes zouden zijn en het Nederlandse leger voor een groot deel zou bestaan uit natte kranten die zich ziek melden voor een coopertest. De toon was dus al gezet.
Het door het AD geschilderde beeld was dan ook tamelijk droevig makend. Duizenden militairen zijn volgens de krant niet fit genoeg om op missie te kunnen. Ze zakken voor een eenvoudige sporttest of leggen die om allerlei redenen niet af.
Aldus werd het beeld geschetst van een krijgsmacht voor een aanzienlijk deel bestaande uit niet uitzendbare militairen. Immers, 3300 militairen zouden in 2012 zijn gezakt voor het eenvoudige sportexamen. Nog eens 15.500 van de in totaal 43.000 militairen waren niet eens komen opdagen wegens ziek, zwak of misselijk.
Ook de generaals kregen een veeg uit de pan: van de 82 generaals zouden er slechts 30 de vereiste basisconditie hebben. Ook de commandant der strijdkrachten, de generaal Middendorp, zou de test niet hebben afgelegd, maar voor hem gold het excuus van een langdurige blessure.
Overigens werd in de krant door de CDS beklemtoond, dat niet getwijfeld hoefde te worden aan het fitheidsniveau van de Nederlandse krijgsmacht. Het zou hoofdzakelijk gaan om het tijdelijk buiten staat zijn de defensie conditieproef af te leggen.
Introductie van de coopertest
Zoals bekend staat de lichamelijke gesteldheid van de Nederlandse militair sinds begin jaren negentig van de vorige eeuw op de agenda. Niet toevallig vlak na de omvorming van de Nederlandse krijgsmacht tot een volledig beroepsleger met expeditionaire inslag.
Grondlegger was de toenmalige bevelhebber der landstrijdkrachten, de generaal Hans Couzy. Als BLS voerde deze een fitheidstest voor individuele militairen in, bestaande uit een coopertest opdrukken en sit-ups. Die test werd bekend onder de naam ‘Couzy-test' en was niet uniek in zijn soort. Buitenlandse krijgsmachten kenden de conditietest al veel langer.
In de loop van de daarop volgende jaren is de fysieke fitheid een randvoorwaarde geworden met dien verstande dat tot heden de rechtspositionele gevolgen van de defensie conditieproef nog beperkt zijn. Er is immers altijd de mogelijkheid om de test opnieuw af te leggen.
Bij sommigen zullen nog de beelden op het netvlies staan van Hans Couzy himself die de test destijds ‘met drie vingers in de neus' aflegde. ‘Elke gezonde militair kan het' sprak de generaal in een gymzaaltje waar hij demonstreerde hoe het moest. Het was de tijd van vóór Sebrenica, de tijd van de net gevallen Muur, het verzilverde vredesdividend en de weidse vergezichten als het om de inzetbaarheid van Nederlandse militairen ging. Tot in Rwanda toe volgens sommigen. De wereld was ons speeltuintje...
2009: uniforme aanpak van de Defensieconditieproef
Na het introduceren van de ‘Couzytest' was de situatie voor de tijdelijk fysiek tekortschietende militair niet altijd even helder. Dat gold ook voor de randvoorwaarden om de fysieke gesteldheid op peil te houden. Wij komen daar hieronder op terug. De ‘Couzytest' was er aanvankelijk immers uitsluitend voor militairen bij de Koninklijke Landmacht. Verder had elk krijgsmachtdeel zijn eigen beleid met betrekking tot het op peil houden van de fysieke gesteldheid - al dan niet neergelegd in regelgeving.
Sinds 2009 is er sprake van een uniforme aanpak voor de gehele krijgsmacht. Deelname aan de toen ingevoerde Defensieconditieproef (DCP) is sindsdien verplicht maar dat betekent niet dat er al volledige duidelijkheid is met betrekking tot de rechtspositionele inbedding van de DCP. In die zin heeft de DCP nog steeds een ‘pilot-karakter' . Dat klemt behoorlijk omdat er immers inmiddels al zeer veel sportinstructeurs zijn wegbezuinigd....
De DCP omvat bijvoorbeeld voor iedere militair in zijn twintigers 20 push-ups en 30 sit-ups met als pièce de résistance het afleggen van minimaal 2400 meter in 12 minuten (de originele coopertest). Afhankelijk van de gestegen leeftijd kan er met minder push-ups, sit-ups en meters worden volstaan, maar met name deze coopertest vormt kennelijk niet zelden een onneembare hindernis.
Een hele hijs, dat langdurig hardlopen dus en dat doet de vraag rijzen of de militair wel voldoende in staat wordt gesteld zijn of haar conditie op een dusdanig peil te brengen dat het afleggen van de coopertest ‘een fluitje van een cent' zou zijn - laat staan dat een en ander van bovenaf naar behoren zou worden gestimuleerd. Daar kan een levensgroot vraagteken bij worden gezet want zoals bij Defensie gebruikelijk staan er tussen droom en daad weer wetten in de weg en (vooral) praktische bezwaren.
Zoals bekend wordt binnen de krijgsmacht al jaren met botte bezuinigingsbijl gezwaaid en dat zet de faciliteiten voor de individuele militair om in de baas zijn tijd aan zijn fysieke gesteldheid te werken danig onder de druk. De uittocht van sportinstructeurs werd door ons hierboven al gememoreerd.
Bij tekortschietende fysieke gesteldheid denken wij voor de goede orde niet aan commando's, mariniers of andere elitesoldaten. Bij hen zit het wel goed wat de conditie betreft. Het gaat om al die andere militairen, al dan niet gezeten op specialistische functies, voor wie Defensie ook al niet in staat is het eigen beleid na te leven wat betreft ‘rust' tussen twee uitzendperiodes. Zij zijn afhankelijk van hun commandant waar het gaat om het inroosteren van verplichte sporttijd. Daar komt doorgaans weinig van terecht. Laat staan dat deze commandant ter zake het goede voorbeeld zou geven in het kader van het stimuleringsbeleid...
Bezuinigingen bedreigen ook de fitheid...
Uiteraard wringt daar de schoen. Defensie bijt weer eens in zijn eigen staart. Zoals gezegd zijn inmiddels zeer veel sportinstructeurs wegbezuinigd en het huidige gebrek aan spankracht van de organisatie laat het eenvoudig niet meer toe deze uren structureel vrij te maken. De toko moet immers ook blijven draaien en dat is al moeilijk genoeg.
Het houtje-touwtje karakter van de Nederlandse krijgsmacht anno 2013 werd door ons al vaker onder de loep genomen: het krampachtig vasthouden aan het oorspronkelijke ambitieniveau terwijl dat gezien de beschikbare middelen en menskracht geen haalbare kaart meer is.
Wie kan met droge ogen veronderstellen, dat er in een dergelijke context nog ruimte is voor structureel sporten? Te meer nu bij elke militair het stressniveau gezien de angst voor het behoud van de werkgelegenheid zich ook heeft ingevreten. En dat zit op de werkvloer inmiddels heel diep hebben wij kunnen vaststellen. Ook niet echt bevorderlijk voor de ultieme fitheid.
Aldus beschouwd is het teruglopen van de fysieke gesteldheid van de gemiddelde militair eigenlijk niet eens zo verwonderlijk. Althans niet dusdanig dat de serieuze en minder serieuze media daar een dergelijke aandacht aan zouden moeten besteden als recentelijk is gebeurd. Laat staan, dat die aandacht gepaard zou moeten gaan met het als geest uit de fles laten van ‘reaguurders' en andere populistische randfiguren in de sociale media.
De Nederlandse militair verdient (veel) beter dan belachelijk te worden gemaakt door lieden, die de vrijheid van meningsuiting kennelijk uitsluitend zien als vrijbrief om het weer eens lekker op een schelden te zetten en in een deuk te liggen over die slapjanussen van militairen die nergens tegen kunnen...
Hoe verder?
De remedie? Die ligt uiteraard in het alsnog daadwerkelijk handen en voeten geven aan de randvoorwaarden voor een goede conditie voor de Nederlandse militair. Dat betekent het alsnog volledig rechtspositioneel inbedden van de DCP zodat iedereen weet waar hij of zij aan toe is. Dat betekent ook het creëren van een goede infrastructuur dus er dient alsnog gezorgd te worden voor voldoende gediplomeerde sportinstructeurs.
Dat zal nog niet meevallen. Daar hoort tevens bij het vastleggen van onder werktijd verplicht begeleid sporten dus, waarbij de commandant zelf het goede voorbeeld geeft. Indien ook daarmee structureel de hand blijft worden gelicht moet men er zich niet over verbazen indien de Nederlandse krijgsmacht binnenkort ook fysiek de laatste adem uitblaast..
(ACOM, 11 maart 2013)
[Zie ook: Militaire inzetbaarheid http://www.defensie.nl/militairesport/militaire_inzetbaarheid]
Op 13 februari 2013 pakte het Algemeen Dagblad stevig uit met een artikel op de voorpagina getooid met de kop ‘Militairen zijn niet fit'. In chocoladeletters.
De oppervlakkige lezer zou onmiddellijk denken dat de Nederlandse krijgsmacht op het punt stond om definitief door zijn hoeven te zakken wegens algehele lichamelijke ongesteldheid.
‘Watjes' en ‘natte kranten'...
Wellicht zou de aldus gecreëerde vrijval van middelen een groot deel van de Nederlandse politiek goed uitkomen, maar dat terzijde.
Nog dezelfde dag gaf sensatieomroep PowNed op haar site dìe landgenoten de ruimte wier voornaamste roeping het is de sociale media om te vormen tot bruine riolen, waarin eenieder onder het mom van vrijheid van meningsuiting zich desgewenst ongeremd kan laten leeglopen in de weerzinwekkende woorddiarree die zo kenmerkend is voor de huidige staat van het onderricht in de Nederlandse taal.
Scheldend op alles wat vies en voos is, daartoe aangemoedigd door de voorzetjes van PowNed dat de Nederlandse soldaten watjes zouden zijn en het Nederlandse leger voor een groot deel zou bestaan uit natte kranten die zich ziek melden voor een coopertest. De toon was dus al gezet.
Het door het AD geschilderde beeld was dan ook tamelijk droevig makend. Duizenden militairen zijn volgens de krant niet fit genoeg om op missie te kunnen. Ze zakken voor een eenvoudige sporttest of leggen die om allerlei redenen niet af.
Aldus werd het beeld geschetst van een krijgsmacht voor een aanzienlijk deel bestaande uit niet uitzendbare militairen. Immers, 3300 militairen zouden in 2012 zijn gezakt voor het eenvoudige sportexamen. Nog eens 15.500 van de in totaal 43.000 militairen waren niet eens komen opdagen wegens ziek, zwak of misselijk.
Ook de generaals kregen een veeg uit de pan: van de 82 generaals zouden er slechts 30 de vereiste basisconditie hebben. Ook de commandant der strijdkrachten, de generaal Middendorp, zou de test niet hebben afgelegd, maar voor hem gold het excuus van een langdurige blessure.
Overigens werd in de krant door de CDS beklemtoond, dat niet getwijfeld hoefde te worden aan het fitheidsniveau van de Nederlandse krijgsmacht. Het zou hoofdzakelijk gaan om het tijdelijk buiten staat zijn de defensie conditieproef af te leggen.
Introductie van de coopertest
Zoals bekend staat de lichamelijke gesteldheid van de Nederlandse militair sinds begin jaren negentig van de vorige eeuw op de agenda. Niet toevallig vlak na de omvorming van de Nederlandse krijgsmacht tot een volledig beroepsleger met expeditionaire inslag.
Grondlegger was de toenmalige bevelhebber der landstrijdkrachten, de generaal Hans Couzy. Als BLS voerde deze een fitheidstest voor individuele militairen in, bestaande uit een coopertest opdrukken en sit-ups. Die test werd bekend onder de naam ‘Couzy-test' en was niet uniek in zijn soort. Buitenlandse krijgsmachten kenden de conditietest al veel langer.
In de loop van de daarop volgende jaren is de fysieke fitheid een randvoorwaarde geworden met dien verstande dat tot heden de rechtspositionele gevolgen van de defensie conditieproef nog beperkt zijn. Er is immers altijd de mogelijkheid om de test opnieuw af te leggen.
Bij sommigen zullen nog de beelden op het netvlies staan van Hans Couzy himself die de test destijds ‘met drie vingers in de neus' aflegde. ‘Elke gezonde militair kan het' sprak de generaal in een gymzaaltje waar hij demonstreerde hoe het moest. Het was de tijd van vóór Sebrenica, de tijd van de net gevallen Muur, het verzilverde vredesdividend en de weidse vergezichten als het om de inzetbaarheid van Nederlandse militairen ging. Tot in Rwanda toe volgens sommigen. De wereld was ons speeltuintje...
2009: uniforme aanpak van de Defensieconditieproef
Na het introduceren van de ‘Couzytest' was de situatie voor de tijdelijk fysiek tekortschietende militair niet altijd even helder. Dat gold ook voor de randvoorwaarden om de fysieke gesteldheid op peil te houden. Wij komen daar hieronder op terug. De ‘Couzytest' was er aanvankelijk immers uitsluitend voor militairen bij de Koninklijke Landmacht. Verder had elk krijgsmachtdeel zijn eigen beleid met betrekking tot het op peil houden van de fysieke gesteldheid - al dan niet neergelegd in regelgeving.
Sinds 2009 is er sprake van een uniforme aanpak voor de gehele krijgsmacht. Deelname aan de toen ingevoerde Defensieconditieproef (DCP) is sindsdien verplicht maar dat betekent niet dat er al volledige duidelijkheid is met betrekking tot de rechtspositionele inbedding van de DCP. In die zin heeft de DCP nog steeds een ‘pilot-karakter' . Dat klemt behoorlijk omdat er immers inmiddels al zeer veel sportinstructeurs zijn wegbezuinigd....
De DCP omvat bijvoorbeeld voor iedere militair in zijn twintigers 20 push-ups en 30 sit-ups met als pièce de résistance het afleggen van minimaal 2400 meter in 12 minuten (de originele coopertest). Afhankelijk van de gestegen leeftijd kan er met minder push-ups, sit-ups en meters worden volstaan, maar met name deze coopertest vormt kennelijk niet zelden een onneembare hindernis.
Een hele hijs, dat langdurig hardlopen dus en dat doet de vraag rijzen of de militair wel voldoende in staat wordt gesteld zijn of haar conditie op een dusdanig peil te brengen dat het afleggen van de coopertest ‘een fluitje van een cent' zou zijn - laat staan dat een en ander van bovenaf naar behoren zou worden gestimuleerd. Daar kan een levensgroot vraagteken bij worden gezet want zoals bij Defensie gebruikelijk staan er tussen droom en daad weer wetten in de weg en (vooral) praktische bezwaren.
Zoals bekend wordt binnen de krijgsmacht al jaren met botte bezuinigingsbijl gezwaaid en dat zet de faciliteiten voor de individuele militair om in de baas zijn tijd aan zijn fysieke gesteldheid te werken danig onder de druk. De uittocht van sportinstructeurs werd door ons hierboven al gememoreerd.
Bij tekortschietende fysieke gesteldheid denken wij voor de goede orde niet aan commando's, mariniers of andere elitesoldaten. Bij hen zit het wel goed wat de conditie betreft. Het gaat om al die andere militairen, al dan niet gezeten op specialistische functies, voor wie Defensie ook al niet in staat is het eigen beleid na te leven wat betreft ‘rust' tussen twee uitzendperiodes. Zij zijn afhankelijk van hun commandant waar het gaat om het inroosteren van verplichte sporttijd. Daar komt doorgaans weinig van terecht. Laat staan dat deze commandant ter zake het goede voorbeeld zou geven in het kader van het stimuleringsbeleid...
Bezuinigingen bedreigen ook de fitheid...
Uiteraard wringt daar de schoen. Defensie bijt weer eens in zijn eigen staart. Zoals gezegd zijn inmiddels zeer veel sportinstructeurs wegbezuinigd en het huidige gebrek aan spankracht van de organisatie laat het eenvoudig niet meer toe deze uren structureel vrij te maken. De toko moet immers ook blijven draaien en dat is al moeilijk genoeg.
Het houtje-touwtje karakter van de Nederlandse krijgsmacht anno 2013 werd door ons al vaker onder de loep genomen: het krampachtig vasthouden aan het oorspronkelijke ambitieniveau terwijl dat gezien de beschikbare middelen en menskracht geen haalbare kaart meer is.
Wie kan met droge ogen veronderstellen, dat er in een dergelijke context nog ruimte is voor structureel sporten? Te meer nu bij elke militair het stressniveau gezien de angst voor het behoud van de werkgelegenheid zich ook heeft ingevreten. En dat zit op de werkvloer inmiddels heel diep hebben wij kunnen vaststellen. Ook niet echt bevorderlijk voor de ultieme fitheid.
Aldus beschouwd is het teruglopen van de fysieke gesteldheid van de gemiddelde militair eigenlijk niet eens zo verwonderlijk. Althans niet dusdanig dat de serieuze en minder serieuze media daar een dergelijke aandacht aan zouden moeten besteden als recentelijk is gebeurd. Laat staan, dat die aandacht gepaard zou moeten gaan met het als geest uit de fles laten van ‘reaguurders' en andere populistische randfiguren in de sociale media.
De Nederlandse militair verdient (veel) beter dan belachelijk te worden gemaakt door lieden, die de vrijheid van meningsuiting kennelijk uitsluitend zien als vrijbrief om het weer eens lekker op een schelden te zetten en in een deuk te liggen over die slapjanussen van militairen die nergens tegen kunnen...
Hoe verder?
De remedie? Die ligt uiteraard in het alsnog daadwerkelijk handen en voeten geven aan de randvoorwaarden voor een goede conditie voor de Nederlandse militair. Dat betekent het alsnog volledig rechtspositioneel inbedden van de DCP zodat iedereen weet waar hij of zij aan toe is. Dat betekent ook het creëren van een goede infrastructuur dus er dient alsnog gezorgd te worden voor voldoende gediplomeerde sportinstructeurs.
Dat zal nog niet meevallen. Daar hoort tevens bij het vastleggen van onder werktijd verplicht begeleid sporten dus, waarbij de commandant zelf het goede voorbeeld geeft. Indien ook daarmee structureel de hand blijft worden gelicht moet men er zich niet over verbazen indien de Nederlandse krijgsmacht binnenkort ook fysiek de laatste adem uitblaast..
(ACOM, 11 maart 2013)
[Zie ook: Militaire inzetbaarheid http://www.defensie.nl/militairesport/militaire_inzetbaarheid]
OM eist in hoger beroep 4 jaar cel wegens spionage
De advocaat-generaal (OM) in Den Haag heeft vandaag een gevangenisstraf van 4 jaar geëist tegen een voormalig F16-piloot*. Volgens het OM heeft de 39-jarige verdachte staatsgeheime documenten onder zich heeft gehouden, geheime informatie aan niet-gerechtigden ter beschikking gesteld en een transactie voorbereid om tegen betaling staatsgeheime documenten te verkopen aan een buitenlandse mogendheid.
Nadat verdachte in 2010 ontslag had genomen bij de Koninklijke Luchtmacht heeft hij volgens het OM in strijd met de regels een aanzienlijke hoeveelheid gevoelige informatie op digitale gegevensdragers, waaronder staatsgeheime informatie, in zijn bezit gehouden. "Uit het dossier blijkt zonder twijfel dat verdachte wist dat hij staatsgeheime informatie onder zich had, terwijl dat niet was toegestaan en ook strafbaar is," aldus de advocaat-generaal op de zitting. De informatie is ook enige tijd in het bezit geweest van kennissen en een verhuisbedrijf.
In de visie van het OM had verdachte daarnaast de intentie om op 17 maart 2011 tegen betaling van 500.000 euro staatsgeheime documenten te verkopen aan een attaché van de Russische ambassade in Nederland. De documenten zouden staatsgeheime informatie over de F16 bevatten.
De advocaat-generaal vindt een gevangenisstraf van 4 jaar passen bij de ernst van de feiten. "Verdachte heeft de zware verantwoordelijkheid die op hem rustte als F16-vlieger en naderhand bij de verplichting tot inlevering van staatsgeheime documenten, ernstig verwaarloosd en daarmee ook bewust de reële kans aanvaard dat de documenten in verkeerde handen konden komen." Bij de strafeis is daarnaast rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Die omstandigheden, en een gedeeltelijke vrijspraak bij de rechtbank die bij het gerechtshof niet meer aan de orde is, maken dat de strafeis in hoger beroep lager uitvalt dan in eerste aanleg.
De rechtbank in Den Haag veroordeelde de verdachte eerder tot 5 jaar cel, conform de eis van de officier van justitie. De verdachte stelde hoger beroep in.
Uitspraak volgt eind april 2013.
(Openbaar Ministerie, 4 april 2013)
[Zie ook uitspraak in eerste aanleg, Rechtbank 's-Gravenhage, december 2011]
*Chris Vaneker
Nadat verdachte in 2010 ontslag had genomen bij de Koninklijke Luchtmacht heeft hij volgens het OM in strijd met de regels een aanzienlijke hoeveelheid gevoelige informatie op digitale gegevensdragers, waaronder staatsgeheime informatie, in zijn bezit gehouden. "Uit het dossier blijkt zonder twijfel dat verdachte wist dat hij staatsgeheime informatie onder zich had, terwijl dat niet was toegestaan en ook strafbaar is," aldus de advocaat-generaal op de zitting. De informatie is ook enige tijd in het bezit geweest van kennissen en een verhuisbedrijf.
In de visie van het OM had verdachte daarnaast de intentie om op 17 maart 2011 tegen betaling van 500.000 euro staatsgeheime documenten te verkopen aan een attaché van de Russische ambassade in Nederland. De documenten zouden staatsgeheime informatie over de F16 bevatten.
De advocaat-generaal vindt een gevangenisstraf van 4 jaar passen bij de ernst van de feiten. "Verdachte heeft de zware verantwoordelijkheid die op hem rustte als F16-vlieger en naderhand bij de verplichting tot inlevering van staatsgeheime documenten, ernstig verwaarloosd en daarmee ook bewust de reële kans aanvaard dat de documenten in verkeerde handen konden komen." Bij de strafeis is daarnaast rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Die omstandigheden, en een gedeeltelijke vrijspraak bij de rechtbank die bij het gerechtshof niet meer aan de orde is, maken dat de strafeis in hoger beroep lager uitvalt dan in eerste aanleg.
De rechtbank in Den Haag veroordeelde de verdachte eerder tot 5 jaar cel, conform de eis van de officier van justitie. De verdachte stelde hoger beroep in.
Uitspraak volgt eind april 2013.
(Openbaar Ministerie, 4 april 2013)
[Zie ook uitspraak in eerste aanleg, Rechtbank 's-Gravenhage, december 2011]
*Chris Vaneker
donderdag 4 april 2013
Kamerbrief over 'stallen' Nederlandse JSF testtoestellen
de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Datum 4 april 2013
Betreft Nederlandse testtoestellen
Onze referentie
BS2013010588
In mijn brief van 8 februari jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 309) heb ik toegezegd u voorafgaande aan het algemeen overleg over de vervanging van de F-16, gepland voor 25 april a.s., nader te informeren over de Nederlandse testtoestellen ten behoeve van de operationele testfase. De vaste commissie voor Defensie heeft mij op 15 februari jl. tevens om een update verzocht (kenmerk 26488-309/2013D06535).
Nederland heeft voor de deelneming aan de operationele testfase van de F-35 twee testtoestellen verworven. Het eerste toestel is reeds gereed, het tweede wordt in de zomer van 2013 geleverd. In de brief van 8 februari heb ik uiteengezet dat Defensie zal onderzoeken welke opties er zijn voor het gebruik van de testtoestellen in de komende periode, omdat de operationele testfase volgens de huidige planning in 2015 zal aanvangen.
Ik kan u melden dat het kabinet heeft besloten de toestellen te stallen tot er een besluit is genomen over de vervanging van de F-16 in samenhang met de visie op de toekomst van de krijgsmacht. Gedurende de stalling van de toestellen zal door Amerikaanse piloten beperkt met de toestellen worden gevlogen om ze luchtwaardig te houden. Dit besluit zal met het Joint Program Office (JPO) worden uitgewerkt en contractueel worden vastgelegd. Als de kosten bekend zijn, zal ik u daarover nader informeren. De kosten zullen ten laste worden gebracht van de projectreservering Vervanging F-16.
U verzocht mij ook in te gaan op de personele gevolgen en de ontwikkelingen bij de andere partnerlanden. De Verenigde Staten en het Verenigde Koninkrijk zijn onlangs begonnen met de vliegopleiding voor de operationele testfase. Daaraan neemt geen Nederlands personeel deel.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert
(ministerie van Defensie, 4 april, 2013)
Datum 4 april 2013
Betreft Nederlandse testtoestellen
Onze referentie
BS2013010588
In mijn brief van 8 februari jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 309) heb ik toegezegd u voorafgaande aan het algemeen overleg over de vervanging van de F-16, gepland voor 25 april a.s., nader te informeren over de Nederlandse testtoestellen ten behoeve van de operationele testfase. De vaste commissie voor Defensie heeft mij op 15 februari jl. tevens om een update verzocht (kenmerk 26488-309/2013D06535).
Nederland heeft voor de deelneming aan de operationele testfase van de F-35 twee testtoestellen verworven. Het eerste toestel is reeds gereed, het tweede wordt in de zomer van 2013 geleverd. In de brief van 8 februari heb ik uiteengezet dat Defensie zal onderzoeken welke opties er zijn voor het gebruik van de testtoestellen in de komende periode, omdat de operationele testfase volgens de huidige planning in 2015 zal aanvangen.
Ik kan u melden dat het kabinet heeft besloten de toestellen te stallen tot er een besluit is genomen over de vervanging van de F-16 in samenhang met de visie op de toekomst van de krijgsmacht. Gedurende de stalling van de toestellen zal door Amerikaanse piloten beperkt met de toestellen worden gevlogen om ze luchtwaardig te houden. Dit besluit zal met het Joint Program Office (JPO) worden uitgewerkt en contractueel worden vastgelegd. Als de kosten bekend zijn, zal ik u daarover nader informeren. De kosten zullen ten laste worden gebracht van de projectreservering Vervanging F-16.
U verzocht mij ook in te gaan op de personele gevolgen en de ontwikkelingen bij de andere partnerlanden. De Verenigde Staten en het Verenigde Koninkrijk zijn onlangs begonnen met de vliegopleiding voor de operationele testfase. Daaraan neemt geen Nederlands personeel deel.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert
(ministerie van Defensie, 4 april, 2013)
Nederlandse F-35 testtoestellen voorlopig aan de grond
De twee F-35-testtoestellen die Nederland heeft gekocht voor de operationele testfase, worden voorlopig gestald. Dat gebeurt tot er een besluit is genomen over de vervanging van de F-16 in samenhang met de visie op de toekomst van de krijgsmacht. Dat heeft het kabinet besloten.
De Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk zijn onlangs begonnen met de vliegopleiding voor de operationele testfase. Daaraan neemt geen Nederlands personeel deel. Tijdens de stallingsperiode vliegen Amerikaanse piloten beperkt met de toestellen om ze luchtwaardig te houden.
Planning
Nederland heeft voor de deelneming aan de operationele testfase van de F-35 twee testtoestellen aangeschaft. Het eerste is gereed, het tweede wordt deze zomer geleverd. De operationele testfase begint volgens de huidige planning in 2015.
(ministerie van Defensie, 4 april 2013)
De Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk zijn onlangs begonnen met de vliegopleiding voor de operationele testfase. Daaraan neemt geen Nederlands personeel deel. Tijdens de stallingsperiode vliegen Amerikaanse piloten beperkt met de toestellen om ze luchtwaardig te houden.
Planning
Nederland heeft voor de deelneming aan de operationele testfase van de F-35 twee testtoestellen aangeschaft. Het eerste is gereed, het tweede wordt deze zomer geleverd. De operationele testfase begint volgens de huidige planning in 2015.
(ministerie van Defensie, 4 april 2013)
dinsdag 2 april 2013
Kabinetsreactie rapport Clingendael over piraterij
de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Datum 29 maart 2013
Betreft Kabinetsreactie rapport Clingendael
Onze referentie BS2013009067
Afschrift aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Met deze reactie geef ik, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Veiligheid en Justitie, gehoor aan het verzoek van de vaste commissie voor Defensie om een appreciatie van het rapport ‘State or Private Protection against Maritime Piracy?’ van Instituut Clingendael. Verder ga ik in op de vraag ‘welke mogelijkheden het kabinet ziet voor aanvullende private security companies, en welke maatregelen het kabinet van zins is te nemen om een geïsoleerde Nederlandse positie te voorkomen’ (2013Z03586/2013D08353).
Het kabinet is van oordeel dat het rapport van Instituut Clingendael een nuttige bijdrage levert aan de discussie over de bescherming van kwetsbare schepen die varen onder de vlag van het Koninkrijk. Wel kunnen bij het rapport enkele kanttekeningen worden geplaatst. Zo wordt voorbijgegaan aan het feit dat er naast de inzet van gewapende beveiligers, al dan niet militair, ook andere vormen van bescherming bestaan.
Daarbij gaat het onder meer om de volledige implementatie van de Best Management Practices die door de scheepvaartindustrie zijn opgesteld. Verder kunnen koopvaardijschepen zich aansluiten bij een konvooi door het risicogebied voor de kust van Somalië. Marineschepen patrouilleren tevens bij de Hoorn van Afrika in het kader van internationale maritieme operaties. Ook Nederland levert regelmatig bijdragen aan de EU-missie Atalanta en de Navo-missie Ocean Shield. Tenslotte onderstrepen wij dat voor alle Koninkrijksgevlagde schepen een VPD kan worden aangevraagd. Alleen als reders metterdaad aanvragen indienen, kan een goede indruk worden gekregen van de behoefte.
Het kabinet volgt intussen de internationale ontwikkelingen om een level playing field te behouden voor de onder Koninkrijksvlag varende koopvaardij, conform de uitspraken rondom het rapport van de Commissie de Wijkerslooth. Daarbij worden regelmatig relevante factoren zoals vraag, aanbod, prijs en flexibiliteit gemonitord en gewogen. Dit heeft reeds geleid tot aanpassingen in de wijze van inzet van VPD’s.
Wanneer met militaire VPD-capaciteit geen toereikend niveau van bescherming kan worden geboden, en de internationale positie van Nederland negatief wordt beïnvloed, zal het kabinet een besluit nemen over het al dan niet mogelijk maken van gewapende particuliere beveiliging in overleg met Curaçao.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert
(ministerie van Defensie, 29 maart 2013)
Datum 29 maart 2013
Betreft Kabinetsreactie rapport Clingendael
Onze referentie BS2013009067
Afschrift aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Met deze reactie geef ik, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Veiligheid en Justitie, gehoor aan het verzoek van de vaste commissie voor Defensie om een appreciatie van het rapport ‘State or Private Protection against Maritime Piracy?’ van Instituut Clingendael. Verder ga ik in op de vraag ‘welke mogelijkheden het kabinet ziet voor aanvullende private security companies, en welke maatregelen het kabinet van zins is te nemen om een geïsoleerde Nederlandse positie te voorkomen’ (2013Z03586/2013D08353).
Het kabinet is van oordeel dat het rapport van Instituut Clingendael een nuttige bijdrage levert aan de discussie over de bescherming van kwetsbare schepen die varen onder de vlag van het Koninkrijk. Wel kunnen bij het rapport enkele kanttekeningen worden geplaatst. Zo wordt voorbijgegaan aan het feit dat er naast de inzet van gewapende beveiligers, al dan niet militair, ook andere vormen van bescherming bestaan.
Daarbij gaat het onder meer om de volledige implementatie van de Best Management Practices die door de scheepvaartindustrie zijn opgesteld. Verder kunnen koopvaardijschepen zich aansluiten bij een konvooi door het risicogebied voor de kust van Somalië. Marineschepen patrouilleren tevens bij de Hoorn van Afrika in het kader van internationale maritieme operaties. Ook Nederland levert regelmatig bijdragen aan de EU-missie Atalanta en de Navo-missie Ocean Shield. Tenslotte onderstrepen wij dat voor alle Koninkrijksgevlagde schepen een VPD kan worden aangevraagd. Alleen als reders metterdaad aanvragen indienen, kan een goede indruk worden gekregen van de behoefte.
Het kabinet volgt intussen de internationale ontwikkelingen om een level playing field te behouden voor de onder Koninkrijksvlag varende koopvaardij, conform de uitspraken rondom het rapport van de Commissie de Wijkerslooth. Daarbij worden regelmatig relevante factoren zoals vraag, aanbod, prijs en flexibiliteit gemonitord en gewogen. Dit heeft reeds geleid tot aanpassingen in de wijze van inzet van VPD’s.
Wanneer met militaire VPD-capaciteit geen toereikend niveau van bescherming kan worden geboden, en de internationale positie van Nederland negatief wordt beïnvloed, zal het kabinet een besluit nemen over het al dan niet mogelijk maken van gewapende particuliere beveiliging in overleg met Curaçao.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert
(ministerie van Defensie, 29 maart 2013)