Kolonel Nico van der Zee heeft zondag tijdens een ceremonie op Kamp Kunduz het commando over de Police Training Group (PTG) overgedragen aan kolonel der mariniers Jarst de Jong. Ten overstaan van Afghaanse autoriteiten, medewerkers van het ministerie van Buitenlandse zaken, coalitiepartners en alle leden van de PTG gaf hij de eenheidsvlag in handen van zijn opvolger.
“Terugkijkend op de afgelopen 6 maanden ben ik tevreden met de resultaten”, zei Van der Zee, “Wij bleven gefocust en vastberaden ons werk doen.” Ook de vertegenwoordigers van het ministerie van Buitenlandse zaken droegen het stokje aan elkaar over. De civiele vertegenwoordiger Matthijs Wolters gaf symbolisch de missie over aan Simon van de Burg.
Diploma’s
Tijdens de tweede rotatie van de PTG zijn veel agenten getraind en zijn de eerste diploma’s behaald. Nog meer agenten worden gecoached door de marechaussees in de Police Operational Mentor and Liaison Teams. Tot 2014 richten de Nederlanders zich op kwaliteitsverbetering van de ongeveer 1500 politiemensen in de provincie Kunduz.
Rule of law
Sinds 2006 is het netwerk Civil Administration verantwoordelijk voor het project Rule of law in Afghanistan. Het netwerk bestaat uit reservisten van 1 CIMIC Bataljon, die gespecialiseerde kennis bezitten op het gebied van openbaar bestuur, overheid, politie, justitie en/of rampenbestrijding. Bij toerbeurt leveren juridische professionals uit het netwerk een bijdrage aan de opbouw van politie en justitie in dit land. Ook op dit gebied is er grote vooruitgang geboekt en zijn de resultaten al zichtbaar in Kunduz.
(ministerie van Defensie, 29 april 2012)
maandag 30 april 2012
donderdag 26 april 2012
Jagen op zeebendes
Somalische piraten worden harder bestreden, ook door de Nederlandse marine. Die neemt het niet op tegen zielige ex-vissers, maar tegen een ware losgeldindustrie
Eric Vrijsen
Minister Hans Hillen (CDA) van Defensie onderhandelde maandenlang met zijn Europese collega’s over een hardere aanpak van de Somalische piraten en kreeg zijn zin. Nu zoekt hij parlementaire steun om de geweldsinstructie voor de Koninklijke Marine te verruimen.
In de Golf van Aden en de Arabische Zee verschijnen steeds meer marineschepen die inmiddels ook ‘pre-emptieve’ aanvallen (laatste-momentpreventie) uitvoeren op de boten van de piraten. Zo mislukken veel kapers al voordat ze goed en wel kunnen beginnen. De Europese anti-piraterijmissie Atalanta gaat straks nog verder: ook de criminele infrastructuur op het strand van Somalië wordt aangepakt. Mariniers mogen niet aan land, maar mogen wel vanuit de branding vuren.
Het idee is om met onbemande vliegtuigen de Somalische kust in de gaten te houden. Zodra een bende brandstofvoorraden aanlegt en wapentuig in gereedheid brengt, voert Atalanta een beschieting uit. Liefst vanuit een helikopter, maar eventueel vanuit een speedboot met mariniers. In theorie kan het ook met het boordkanon, maar dan moet je er een peperdure geleide raket aan wagen. Anders is het niet precies genoeg.
Nederland stuurt een onderzeeboot die de activiteit van de piraten in kaart moet brengen. Op dit moment is het fregat Hr.Ms. Van Amstel actief in het gebied. Deze zomer wordt het afgelost door het grotere luchtverdedigings- en commandofregat Hr.Ms. Evertsen, met één helikopter aan boord, en daarna door de nog grotere Hr.Ms. Rotterdam, met twee heli’s en het onbemande vliegtuig ScanEagle.
Dit laatste toestel kan géén beschietingen uitvoeren, wel de kustlijn observeren. Het blijft 22 uur lang ononderbroken in de lucht, maar de actieradius is beperkt tot 100 kilometer. Probleem: de kust van Somalië is 3.000 kilometer lang. De Rotterdam neemt ook landingsvaartuigen mee waarmee je D-Day-achtige landingsoperaties kunt uitvoeren.
De uitbreiding van de anti-piraterijmissie klinkt stoer en zelfs de oppositie staat er positief tegenover. Piraten zijn criminelen, en die moet je mores leren. Toch nemen de risico’s van de missie toe. De piraten zijn géén onnozele halzen die zich uit pure armoe in een gewelddadig avontuur storten.
Ze zijn onderdeel van een goed georganiseerde bedrijfstak, die nieuwe tactieken zal bedenken. In een land als Somalië is het een koud kunstje om een aanval door een westers marineschip uit te lokken waarbij uiteindelijk een groot aantal burgerslachtoffers valt. Ook represailles tegen westerse hulpverleners zijn te vrezen.
Politici en burgers hebben een te romantisch beeld van piraterij. Militaire bronnen wijzen op de harde werkelijkheid. In de Somalische stad Harardheere is een beurs waar je aandelen kunt kopen in ophanden zijnde piratenacties. Je kunt die aandelen ook weer verkopen als je twijfelt aan het succes.
Er is een levendige handel. De financiers en hun politieke bondgenoten ontvangen uiteindelijk de helft van het losgeld, dat 3 tot 5 miljoen euro per schip bedraagt. De andere helft wordt verdeeld onder de zeeploeg (30 procent), de grondtroepen (10 procent) en de lokale krijgsheer en autoriteiten van het havenstadje vanwaar de piraten uitvoeren. Dat laatste bedrag (10 procent) wordt deels verdeeld onder de plaatselijke bevolking. Daarnaast is er nog de aanmoedigingspremie van één personenauto. Dit is de gebruikelijke bonus voor de piraat die als eerste aan boord klimt van het te kapen schip.
De bandieten meten zich thuis de Robin Hood-status aan. Het verhaal dat piraten noodgedwongen handelen doordat ze als vissers hun bestaanszekerheid verloren, is een fabeltje. Somaliërs zijn van oudsher nomaden en herders. Pas door westerse ontwikkelingshulp kwam eind vorige eeuw de visserij enigszins op gang. Bij de tsunami van 2004 werden op de Somalische kust veel vissersbootjes vernield. Europa verleende noodhulp: nieuwe boten en buitenboordmotoren van 80 pk. Dergelijke skiffs doken later op als vaartuig van de zeerovers.
Telmachines
De piraterij is geen strijd om levensbehoud; het is de voortzetting op het water van de roofzuchtige economie die het Somalische vasteland beheerst. Er is een kartel van zeven tot negen bendes, geleid door krijgsheren, die onderling het immense zeegebied verdelen en een gezamenlijke code hanteren voor de behandeling van gijzelaars.
Zo is er de Kismayu Groep, die zich, nogal misleidend, de Nationale Vrijwillige Kustwacht noemt. Andere groeperingen hebben namen als Merkah Groep, Centraal-Regionale Kustwacht, het Oceaan Reddings Korps en de Somalische Mariniers. Het zijn ondernemingen met een perswoordvoerder.
De oude truc is om met een zielig bootje het zeegat te kiezen en een noodsignaal te zenden. Een naburig schip moet dan, krachtens het zeerecht, komen helpen. Op dat moment verschijnt ook een snelle skiff met zwaarbewapende mannen.
Hoe zijn de kapers zo goed op de hoogte van de scheepvaartbewegingen? Het gebied is drie keer zo groot als Europa. Piraten hebben handlangers in Oost-Afrikaanse havens en de Golfstaten. Ook gaan verhalen over de dubbelrol van scheepvaartkantoren, die naderhand bemiddelen bij de overdracht van losgeld. Zij ontvangen daarover commissie en het is nogal verleidelijk om kapers te tippen over een makkelijke prooi.
In de piratenbranche is de overdracht van losgeld altijd een lastig moment. Soms gaat het in contanten: miljoenen dollars verpakt in jutezakken of koffers van hard plastic. Er is ook weleens geld per parachute op het dek van een gekaapt schip afgeworpen.
Tot verbijstering van marineofficieren en beveiligers waren de kapers uitgerust met de apparatuur van moderne banken, zoals razendsnelle telmachines en scanners om valse biljetten op te sporen. Als rechtgeaarde kaper wil je eerst vaststellen of ze je beduvelen; anders ga je niet van boord. Het team heeft altijd één Engels sprekende medewerker, die ook de satelliettelefoon bedient en via Twitter communiceert.
Niet alle losgeld wordt cash afgerekend. Er zijn girale overdrachten via tussenpersonen in Beirut en Londen. Volgens het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken haalden de Somalische piraten vorig jaar ruim 100 miljoen euro op. De Amerikanen huiveren bij de gedachte dat ook Al-Shabab, de Somalische bondgenoot van Al-Qa’ida, zich met de piraterij gaat bemoeien. De moslimfundamentalisten wijzen roverij af, maar incasseren van de piraten wel protectiegeld of wapens. De westerse scheepvaartwereld spreekt hier niet over: losgeld dat indirect bij Al-Shabab terechtkomt, geldt volgens de Amerikaanse wet als financiële steun aan het terrorisme. Dan verdwijnt de reder achter de tralies en wordt zijn bedrijf ontmanteld.
Ingrijpen op het vasteland is voor Washington – zelfs twintig jaar na een volkomen mislukte humanitaire operatie in Somalië, verfilmd als Black Hawk Down – uitgesloten. Vandaar ook dat de NAVO-missie Ocean Shield veel terughoudender is dan de EU-missie Atalanta. De meeste Nederlandse schepen varen in NAVO-verband. Een juridische truc is nodig om ze in te zetten voor een operatie gericht op het land.
Bovendien is het erg kostbaar om criminele bendes te bestrijden met marinefregatten die bedoeld zijn voor intercontinentale raketverdediging en waaraan een prijskaartje van een kwart miljard hangt. Lastig is ook dat arrestanten in Europa glimlachend om politiek asiel kunnen vragen.
Een blijvende oplossing voor het piratenprobleem zit er voorlopig niet in. Pas als Somalië ophoudt een failed state te zijn, een legitieme regering het gezag herstelt en de krijgsheren worden ontwapend, is de Golf van Aden misschien weer veilig. De westerse marines zoeken de samenwerking met de autoriteiten in het redelijk autonome Somaliland (in het noorden) en met de voorlopige regering in Puntland (het centrale deel van Somalië). De EU voorziet ook in een trainingsprogramma voor Somalische soldaten, al staat dat nog in de kinderschoenen.
(Elsevier nr.16, 21 april 2012)
Eric Vrijsen
Minister Hans Hillen (CDA) van Defensie onderhandelde maandenlang met zijn Europese collega’s over een hardere aanpak van de Somalische piraten en kreeg zijn zin. Nu zoekt hij parlementaire steun om de geweldsinstructie voor de Koninklijke Marine te verruimen.
In de Golf van Aden en de Arabische Zee verschijnen steeds meer marineschepen die inmiddels ook ‘pre-emptieve’ aanvallen (laatste-momentpreventie) uitvoeren op de boten van de piraten. Zo mislukken veel kapers al voordat ze goed en wel kunnen beginnen. De Europese anti-piraterijmissie Atalanta gaat straks nog verder: ook de criminele infrastructuur op het strand van Somalië wordt aangepakt. Mariniers mogen niet aan land, maar mogen wel vanuit de branding vuren.
Het idee is om met onbemande vliegtuigen de Somalische kust in de gaten te houden. Zodra een bende brandstofvoorraden aanlegt en wapentuig in gereedheid brengt, voert Atalanta een beschieting uit. Liefst vanuit een helikopter, maar eventueel vanuit een speedboot met mariniers. In theorie kan het ook met het boordkanon, maar dan moet je er een peperdure geleide raket aan wagen. Anders is het niet precies genoeg.
Hr.Ms. Zeeleeuw 'beloert' piraten (foto: Marine) |
ScanEagle met opvangmechanisme |
De uitbreiding van de anti-piraterijmissie klinkt stoer en zelfs de oppositie staat er positief tegenover. Piraten zijn criminelen, en die moet je mores leren. Toch nemen de risico’s van de missie toe. De piraten zijn géén onnozele halzen die zich uit pure armoe in een gewelddadig avontuur storten.
Ze zijn onderdeel van een goed georganiseerde bedrijfstak, die nieuwe tactieken zal bedenken. In een land als Somalië is het een koud kunstje om een aanval door een westers marineschip uit te lokken waarbij uiteindelijk een groot aantal burgerslachtoffers valt. Ook represailles tegen westerse hulpverleners zijn te vrezen.
Politici en burgers hebben een te romantisch beeld van piraterij. Militaire bronnen wijzen op de harde werkelijkheid. In de Somalische stad Harardheere is een beurs waar je aandelen kunt kopen in ophanden zijnde piratenacties. Je kunt die aandelen ook weer verkopen als je twijfelt aan het succes.
Er is een levendige handel. De financiers en hun politieke bondgenoten ontvangen uiteindelijk de helft van het losgeld, dat 3 tot 5 miljoen euro per schip bedraagt. De andere helft wordt verdeeld onder de zeeploeg (30 procent), de grondtroepen (10 procent) en de lokale krijgsheer en autoriteiten van het havenstadje vanwaar de piraten uitvoeren. Dat laatste bedrag (10 procent) wordt deels verdeeld onder de plaatselijke bevolking. Daarnaast is er nog de aanmoedigingspremie van één personenauto. Dit is de gebruikelijke bonus voor de piraat die als eerste aan boord klimt van het te kapen schip.
De bandieten meten zich thuis de Robin Hood-status aan. Het verhaal dat piraten noodgedwongen handelen doordat ze als vissers hun bestaanszekerheid verloren, is een fabeltje. Somaliërs zijn van oudsher nomaden en herders. Pas door westerse ontwikkelingshulp kwam eind vorige eeuw de visserij enigszins op gang. Bij de tsunami van 2004 werden op de Somalische kust veel vissersbootjes vernield. Europa verleende noodhulp: nieuwe boten en buitenboordmotoren van 80 pk. Dergelijke skiffs doken later op als vaartuig van de zeerovers.
Telmachines
De piraterij is geen strijd om levensbehoud; het is de voortzetting op het water van de roofzuchtige economie die het Somalische vasteland beheerst. Er is een kartel van zeven tot negen bendes, geleid door krijgsheren, die onderling het immense zeegebied verdelen en een gezamenlijke code hanteren voor de behandeling van gijzelaars.
Zo is er de Kismayu Groep, die zich, nogal misleidend, de Nationale Vrijwillige Kustwacht noemt. Andere groeperingen hebben namen als Merkah Groep, Centraal-Regionale Kustwacht, het Oceaan Reddings Korps en de Somalische Mariniers. Het zijn ondernemingen met een perswoordvoerder.
De oude truc is om met een zielig bootje het zeegat te kiezen en een noodsignaal te zenden. Een naburig schip moet dan, krachtens het zeerecht, komen helpen. Op dat moment verschijnt ook een snelle skiff met zwaarbewapende mannen.
Hoe zijn de kapers zo goed op de hoogte van de scheepvaartbewegingen? Het gebied is drie keer zo groot als Europa. Piraten hebben handlangers in Oost-Afrikaanse havens en de Golfstaten. Ook gaan verhalen over de dubbelrol van scheepvaartkantoren, die naderhand bemiddelen bij de overdracht van losgeld. Zij ontvangen daarover commissie en het is nogal verleidelijk om kapers te tippen over een makkelijke prooi.
Opgepakte 'moederskiff'. Op de achtergrond: Hr.Ms. Tromp (foto: Marine) |
Tot verbijstering van marineofficieren en beveiligers waren de kapers uitgerust met de apparatuur van moderne banken, zoals razendsnelle telmachines en scanners om valse biljetten op te sporen. Als rechtgeaarde kaper wil je eerst vaststellen of ze je beduvelen; anders ga je niet van boord. Het team heeft altijd één Engels sprekende medewerker, die ook de satelliettelefoon bedient en via Twitter communiceert.
Niet alle losgeld wordt cash afgerekend. Er zijn girale overdrachten via tussenpersonen in Beirut en Londen. Volgens het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken haalden de Somalische piraten vorig jaar ruim 100 miljoen euro op. De Amerikanen huiveren bij de gedachte dat ook Al-Shabab, de Somalische bondgenoot van Al-Qa’ida, zich met de piraterij gaat bemoeien. De moslimfundamentalisten wijzen roverij af, maar incasseren van de piraten wel protectiegeld of wapens. De westerse scheepvaartwereld spreekt hier niet over: losgeld dat indirect bij Al-Shabab terechtkomt, geldt volgens de Amerikaanse wet als financiële steun aan het terrorisme. Dan verdwijnt de reder achter de tralies en wordt zijn bedrijf ontmanteld.
Ingrijpen op het vasteland is voor Washington – zelfs twintig jaar na een volkomen mislukte humanitaire operatie in Somalië, verfilmd als Black Hawk Down – uitgesloten. Vandaar ook dat de NAVO-missie Ocean Shield veel terughoudender is dan de EU-missie Atalanta. De meeste Nederlandse schepen varen in NAVO-verband. Een juridische truc is nodig om ze in te zetten voor een operatie gericht op het land.
Bovendien is het erg kostbaar om criminele bendes te bestrijden met marinefregatten die bedoeld zijn voor intercontinentale raketverdediging en waaraan een prijskaartje van een kwart miljard hangt. Lastig is ook dat arrestanten in Europa glimlachend om politiek asiel kunnen vragen.
Een blijvende oplossing voor het piratenprobleem zit er voorlopig niet in. Pas als Somalië ophoudt een failed state te zijn, een legitieme regering het gezag herstelt en de krijgsheren worden ontwapend, is de Golf van Aden misschien weer veilig. De westerse marines zoeken de samenwerking met de autoriteiten in het redelijk autonome Somaliland (in het noorden) en met de voorlopige regering in Puntland (het centrale deel van Somalië). De EU voorziet ook in een trainingsprogramma voor Somalische soldaten, al staat dat nog in de kinderschoenen.
(Elsevier nr.16, 21 april 2012)
dinsdag 24 april 2012
Defensie zet stap in cyberprogramma
Om de kennispositie op het gebied van cyberdreiging te versterken, is Defensie toegetreden tot een militair samenwerkingsverband, het NATO Cooperative Cyber Defence Centre of Excellence. Dat gebeurde vandaag tijdens een ceremonie in de Estse hoofdstad Tallinn.
Nederland is het elfde lid dat de meerwaarde erkent van het gezamenlijk optreden in de strijd tegen cyberaanvallen. Een belangrijke eigenschap van een cyberincident is immers dat de gevolgen zich snel via de ICT-infrastructuur kunnen verspreiden en dat het zich niet aan landsgrenzen stoort. De andere partners zijn: Duitsland, Estland, Hongarije, Italië, Letland, Litouwen, Polen, Spanje, Slowakije en de Verenigde Staten.
Kennispositie
Het aan de NAVO gelieerde militaire kenniscentrum doet sinds 2008 onderzoek naar onder meer technieken, beleid en de juridische aspecten rondom cyberdreiging. Daarnaast delen de landen onderling vakkennis tijdens oefeningen waarbij gefingeerde cyberaanvallen centraal staan.
“De toetreding past binnen het Defensie-cyberprogramma. Dat heeft voornamelijk als doel het beschermen van de Defensiecomputers- en netwerken en het versterken van cyberinlichtingencapaciteit”, zegt commandant Task Force Cyber, kolonel Hans Folmer. “Onze mogelijkheden zijn nu eenmaal niet onbeperkt. Door aan te sluiten bij het NATO Cooperative Cyber Defence Centre of Excellence kunnen we niet alleen de krachten bundelen, maar ook onze kennispositie versterken.” Volgens Folmer waren er wel enkele eisen. “Naast financiële steun moet je als land een officier beschikbaar stellen en bereid zijn om mee te denken en natuurlijk informatie te delen.”
(ministerie van Defensie, 24 april 2012. De datering van dit bericht is vreemd, aangezien de toetreding van Nederland tot dit Centre of Excellence al op 5 april j.l. bekend is gemaakt. Zie onderstaand bericht)
The Netherlands joins the Centre
National representatives of ten nations already members of the NATO Cooperative Cyber Defence Centre of Excellence (NATO CCD COE), signed the notes of joining at NATO's Supreme Allied Command Transformation, located in Norfolk (USA), welcoming the Netherlands as the newest member to the Centre. The Netherlands is a third country to join the Centre in the last 6 months, following Poland and USA which joined in November last year.
“It is our utmost honour to greet the Netherlands as the newest member to the Centre,” said the Director of the NATO CCD COE, Colonel Ilmar Tamm. “I see the Netherlands’ decision as recognition of the work done in the Centre and I believe Dutch participation will further enhance the Centre’s efforts and will be of mutual benefit to both NATO and the Netherlands in working toward the common goal of enhancing cyber defence cooperation.”
The Netherlands Ambassador to Estonia, Mr Maurits Jochems said that he is proud and very content that his country is now on a daily basis effectively participating in the work of the Centre. “There is no need to elaborate extensively on the importance, even the necessity of doing serious work on enhancing cyber security for our countries,” he added. “In my view it is equally obvious that such security, certainly in the field of cyber, can only be assured through good international cooperation.”
The ambassador is convinced that the Netherlands’ participation in the Centre is a very positive development, both for the Netherlands and for the other NATO Allies. “The Netherlands’ active participation demonstrates once again our commitment to NATO and at the same time makes yet another contribution to the strengthening of the bilateral relations between The Netherlands and Estonia,” Mr Jochems concluded.
With the Netherlands as a Sponsoring Nation, the number of nations actively participating in the work of the Centre is eleven. As a Sponsoring Nation, each nation sends their experts to work in the Centre and each nation also contributes to the shared budget. In addition to the newly joined Netherlands, Estonia, Latvia, Lithuania, Germany, Hungary, Italy, Poland, Slovakia, Spain and USA are taking part of the Centre.
NATO Cooperative Cyber Defence Centre of Excellence is one of many NATO Centres of Excellence. Its mission is to enhance the capability, cooperation and information sharing among NATO, its member nations and partners in cyber defence by virtue of education, research and development, lessons learned and consultation.
(NATO, 5 April 2012)
Nederland is het elfde lid dat de meerwaarde erkent van het gezamenlijk optreden in de strijd tegen cyberaanvallen. Een belangrijke eigenschap van een cyberincident is immers dat de gevolgen zich snel via de ICT-infrastructuur kunnen verspreiden en dat het zich niet aan landsgrenzen stoort. De andere partners zijn: Duitsland, Estland, Hongarije, Italië, Letland, Litouwen, Polen, Spanje, Slowakije en de Verenigde Staten.
Kennispositie
Het aan de NAVO gelieerde militaire kenniscentrum doet sinds 2008 onderzoek naar onder meer technieken, beleid en de juridische aspecten rondom cyberdreiging. Daarnaast delen de landen onderling vakkennis tijdens oefeningen waarbij gefingeerde cyberaanvallen centraal staan.
“De toetreding past binnen het Defensie-cyberprogramma. Dat heeft voornamelijk als doel het beschermen van de Defensiecomputers- en netwerken en het versterken van cyberinlichtingencapaciteit”, zegt commandant Task Force Cyber, kolonel Hans Folmer. “Onze mogelijkheden zijn nu eenmaal niet onbeperkt. Door aan te sluiten bij het NATO Cooperative Cyber Defence Centre of Excellence kunnen we niet alleen de krachten bundelen, maar ook onze kennispositie versterken.” Volgens Folmer waren er wel enkele eisen. “Naast financiële steun moet je als land een officier beschikbaar stellen en bereid zijn om mee te denken en natuurlijk informatie te delen.”
(ministerie van Defensie, 24 april 2012. De datering van dit bericht is vreemd, aangezien de toetreding van Nederland tot dit Centre of Excellence al op 5 april j.l. bekend is gemaakt. Zie onderstaand bericht)
The Netherlands joins the Centre
National representatives of ten nations already members of the NATO Cooperative Cyber Defence Centre of Excellence (NATO CCD COE), signed the notes of joining at NATO's Supreme Allied Command Transformation, located in Norfolk (USA), welcoming the Netherlands as the newest member to the Centre. The Netherlands is a third country to join the Centre in the last 6 months, following Poland and USA which joined in November last year.
“It is our utmost honour to greet the Netherlands as the newest member to the Centre,” said the Director of the NATO CCD COE, Colonel Ilmar Tamm. “I see the Netherlands’ decision as recognition of the work done in the Centre and I believe Dutch participation will further enhance the Centre’s efforts and will be of mutual benefit to both NATO and the Netherlands in working toward the common goal of enhancing cyber defence cooperation.”
The Netherlands Ambassador to Estonia, Mr Maurits Jochems said that he is proud and very content that his country is now on a daily basis effectively participating in the work of the Centre. “There is no need to elaborate extensively on the importance, even the necessity of doing serious work on enhancing cyber security for our countries,” he added. “In my view it is equally obvious that such security, certainly in the field of cyber, can only be assured through good international cooperation.”
The ambassador is convinced that the Netherlands’ participation in the Centre is a very positive development, both for the Netherlands and for the other NATO Allies. “The Netherlands’ active participation demonstrates once again our commitment to NATO and at the same time makes yet another contribution to the strengthening of the bilateral relations between The Netherlands and Estonia,” Mr Jochems concluded.
With the Netherlands as a Sponsoring Nation, the number of nations actively participating in the work of the Centre is eleven. As a Sponsoring Nation, each nation sends their experts to work in the Centre and each nation also contributes to the shared budget. In addition to the newly joined Netherlands, Estonia, Latvia, Lithuania, Germany, Hungary, Italy, Poland, Slovakia, Spain and USA are taking part of the Centre.
NATO Cooperative Cyber Defence Centre of Excellence is one of many NATO Centres of Excellence. Its mission is to enhance the capability, cooperation and information sharing among NATO, its member nations and partners in cyber defence by virtue of education, research and development, lessons learned and consultation.
(NATO, 5 April 2012)
EU Plans to Boost East Africa’s Capacity to Deal With Pirates
By David Malingha Doya
The European Union will begin a program to help East African nations improve maritime security as pirate attacks in the region decline, EU Ambassador to Tanzania Filiberto Ceriani Sebregondi said.
The so-called Regional Maritime Capacity Building program will cover Somalia, Kenya Tanzania, Djibouti, Seychelles and Mauritius, Sebregondi said in an interview yesterday in Dar es Salaam, Tanzania’s commercial capital. “The program starts in a couple of weeks or months, and will last for one to two years, with a possibility of extending it,” he said.
The EU also plans to spend 16 million euros ($21 million) extending its anti-piracy program off the coast of Somalia over the next two years to secure United Nations food shipments to the war-torn country, he said. Sebregondi spoke on board the HNLMS Van Amstel, a multi-purpose military vehicle that has been docked at Dar es Salaam since April 21.
Global pirate attacks fell 28 percent to 102 incidents in the first quarter as naval interventions reduced incidents off the coast of Somalia, the International Maritime Bureau said yesterday. Attacks near Somalia declined to 43 from 97 and the number of vessels that were hijacked also dropped.
In Somalia, the capacity-building program will focus on enabling the police and the judiciary to start handling the piracy problem domestically, Sebregondi said.
The bloc also plans to sign a pirate-transfer agreement with Tanzania “soon” to allow the EU to hand over suspected pirates captured at sea to Tanzanian authorities, Sebregondi said.
(Click here for continuation of the article of Business Week/Bloomberg, 24 April 2012)
The European Union will begin a program to help East African nations improve maritime security as pirate attacks in the region decline, EU Ambassador to Tanzania Filiberto Ceriani Sebregondi said.
The so-called Regional Maritime Capacity Building program will cover Somalia, Kenya Tanzania, Djibouti, Seychelles and Mauritius, Sebregondi said in an interview yesterday in Dar es Salaam, Tanzania’s commercial capital. “The program starts in a couple of weeks or months, and will last for one to two years, with a possibility of extending it,” he said.
Hr.Ms. van Amstel (foto Defensie) |
Global pirate attacks fell 28 percent to 102 incidents in the first quarter as naval interventions reduced incidents off the coast of Somalia, the International Maritime Bureau said yesterday. Attacks near Somalia declined to 43 from 97 and the number of vessels that were hijacked also dropped.
In Somalia, the capacity-building program will focus on enabling the police and the judiciary to start handling the piracy problem domestically, Sebregondi said.
The bloc also plans to sign a pirate-transfer agreement with Tanzania “soon” to allow the EU to hand over suspected pirates captured at sea to Tanzanian authorities, Sebregondi said.
(Click here for continuation of the article of Business Week/Bloomberg, 24 April 2012)
Brochure: kerngegevens Defensie
In deze publicatie vindt u feiten en cijfers van het ministerie van Defensie gebaseerd op informatie van januari 2012.
De publicatie bevat de volgende onderwerpen:
- hoofdtaken krijgsmacht;
- het ministerie van Defensie;
- materieelprojecten;
- defensielocaties;
- personeel;
- financiën.
(ministerie van Defensie, 20 april 2012)
maandag 23 april 2012
Piracy increasing in West Africa, decreasing off Somalia - report
One hundred and two incidents of piracy and armed robbery have been reported for the first quarter of 2012, with dangerously increasing numbers in West African waters, according to figures released today in the International Chamber of Commerce (ICC) International Maritime Bureau’s (IMB) global piracy report.
In total, 11 vessels were reported hijacked worldwide, with 212 crew members taken hostage and four crew killed. A further 45 vessels were boarded, with 32 attempted attacks and 14 vessels fired upon – the latter all attributed to either Somali or Nigerian pirates.
Nigerian pirates widening range
Ten reports were received from Nigeria in the beginning of 2012, equalling the same number reported in Nigeria for the whole of last year. A further attack in neighbouring Benin has also been attributed to Nigerian pirates. The reports include the hijackings of one product and one chemical tanker, between which 42 crewmembers were taken hostage.
“Nigerian piracy is increasing in incidence and extending in range,” said Pottengal Mukundan, Director of the IMB Piracy Reporting Centre, which has been monitoring piracy worldwide since 1991. “At least six of the 11 reported incidents in Nigeria occurred at distances greater than 70 nautical miles from the coast, which suggests that fishing vessels are being used as motherships to attack shipping further afield.”
Two crew members were killed when armed pirates boarded their bulk carrier 110 nautical miles off Lagos, Nigeria.
Attacks in Nigerian coastal waters have further resulted in at least three crew kidnapped from their anchored vessel.
“While the number of reported incidents in Nigeria is still less than Somalia, and hijacked vessels are under control of the pirates for days rather than months, the level of violence against crew is dangerously high,” added Mr Mukundan.
Threat still high off Somalia despite fewer incidents
Somalia continues to dominate figures with 43 attacks, including the hijacking of nine vessels and the taking hostage of 144 crew. Four dhows and a fishing vessel, softer targets that make for ideal motherships, were among the highjacked vessels. Somali pirates were also responsible for the hijacking of a Panamax bulk carrier at the end of March.
But while the number of 2012 incidents and hijackings are less than reports for the same period in 2011 (97 incidents, 16 hijackings), it is unlikely that the threat of Somali piracy will diminish in the short to medium term unless further actions are taken.
The report attributes the reduction in overall attacks to the disruptive actions and pre-emptive strikes by the navies in the region, which disrupted numerous pirate action groups, emphasizing the importance of the navies in both deterring and combating Somali piracy.
The application of Best Management Practices and the increasing use of privately contracted armed security personnel (PCASP) also contributed to the decrease in the hijackings. In the incidents reported to the Piracy Reporting Centre, more vessels with PCASP have been reported in the first quarter than those not armed.
Until a comprehensive legal framework is in place, however, owners and Masters should follow the International Maritime Organization and industry guidelines on the carriage of PCASP.
“The EU announcement to expand their anti-piracy mission to target pirates ashore is another welcome move that could further threaten the Somali piracy model,” Mr Mukundan said.
As of 31 March 2012, suspected Somali pirates still held 15 vessels with 253 crew
members as hostages, with an additional 49 crew members being held hostage on land.
Increased attacks in Indonesia
Elsewhere, there has been a noticeable increase in the number of armed robbery attacks in the Indonesian archipelago, up from five in the first quarter of 2011 to 18 in 2012.
The report shows that all types of vessels in Indonesia have been targeted and that the attacks aimed at theft from those vessels. Fifteen vessels were boarded – 13 while anchored, one while berthed and one underway. Five crew members were taken hostage overall.
IMB offers the latest piracy reports free of charge. To request a PDF version of the report by email, please visit: http://www.icc-ccs.org/requestreport
Latest attacks may also be viewed on the IMB Live Piracy Map at: http://www.icc-ccs.org/livepiracymap
(Source: International Maritime Bureau, 23 April 2012)
In total, 11 vessels were reported hijacked worldwide, with 212 crew members taken hostage and four crew killed. A further 45 vessels were boarded, with 32 attempted attacks and 14 vessels fired upon – the latter all attributed to either Somali or Nigerian pirates.
Nigerian pirates widening range
Ten reports were received from Nigeria in the beginning of 2012, equalling the same number reported in Nigeria for the whole of last year. A further attack in neighbouring Benin has also been attributed to Nigerian pirates. The reports include the hijackings of one product and one chemical tanker, between which 42 crewmembers were taken hostage.
“Nigerian piracy is increasing in incidence and extending in range,” said Pottengal Mukundan, Director of the IMB Piracy Reporting Centre, which has been monitoring piracy worldwide since 1991. “At least six of the 11 reported incidents in Nigeria occurred at distances greater than 70 nautical miles from the coast, which suggests that fishing vessels are being used as motherships to attack shipping further afield.”
Two crew members were killed when armed pirates boarded their bulk carrier 110 nautical miles off Lagos, Nigeria.
Attacks in Nigerian coastal waters have further resulted in at least three crew kidnapped from their anchored vessel.
“While the number of reported incidents in Nigeria is still less than Somalia, and hijacked vessels are under control of the pirates for days rather than months, the level of violence against crew is dangerously high,” added Mr Mukundan.
Threat still high off Somalia despite fewer incidents
Somalia continues to dominate figures with 43 attacks, including the hijacking of nine vessels and the taking hostage of 144 crew. Four dhows and a fishing vessel, softer targets that make for ideal motherships, were among the highjacked vessels. Somali pirates were also responsible for the hijacking of a Panamax bulk carrier at the end of March.
But while the number of 2012 incidents and hijackings are less than reports for the same period in 2011 (97 incidents, 16 hijackings), it is unlikely that the threat of Somali piracy will diminish in the short to medium term unless further actions are taken.
The report attributes the reduction in overall attacks to the disruptive actions and pre-emptive strikes by the navies in the region, which disrupted numerous pirate action groups, emphasizing the importance of the navies in both deterring and combating Somali piracy.
The application of Best Management Practices and the increasing use of privately contracted armed security personnel (PCASP) also contributed to the decrease in the hijackings. In the incidents reported to the Piracy Reporting Centre, more vessels with PCASP have been reported in the first quarter than those not armed.
Until a comprehensive legal framework is in place, however, owners and Masters should follow the International Maritime Organization and industry guidelines on the carriage of PCASP.
“The EU announcement to expand their anti-piracy mission to target pirates ashore is another welcome move that could further threaten the Somali piracy model,” Mr Mukundan said.
As of 31 March 2012, suspected Somali pirates still held 15 vessels with 253 crew
members as hostages, with an additional 49 crew members being held hostage on land.
Increased attacks in Indonesia
Elsewhere, there has been a noticeable increase in the number of armed robbery attacks in the Indonesian archipelago, up from five in the first quarter of 2011 to 18 in 2012.
The report shows that all types of vessels in Indonesia have been targeted and that the attacks aimed at theft from those vessels. Fifteen vessels were boarded – 13 while anchored, one while berthed and one underway. Five crew members were taken hostage overall.
IMB offers the latest piracy reports free of charge. To request a PDF version of the report by email, please visit: http://www.icc-ccs.org/requestreport
Latest attacks may also be viewed on the IMB Live Piracy Map at: http://www.icc-ccs.org/livepiracymap
(Source: International Maritime Bureau, 23 April 2012)
vrijdag 20 april 2012
Antwoord op Kamervragen over nieuwe EU-aanpak Somalische piraten
Datum: 20 april 2012
Betreft: Beantwoording feitelijke vragen in voorbereiding op AO piraterijbestrijding
d.d. 24 april 2012
Hierbij bieden wij u de antwoorden aan op de feitelijke vragen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken in voorbereiding op het algemeen overleg over de aanvullende artikel 100-brief piraterijbestrijding. Deze vragen werden ingezonden op 18 april 2012 met kenmerk 2012Z08426/2012D17792.
Verschillende vragen kunnen om operationele veiligheidsoverwegingen niet in het openbaar worden beantwoord. Indien gewenst zou hier nader op kunnen worden ingegaan tijdens het besloten gedeelte van de technische briefing van 23 april a.s.
De Minister van Buitenlandse Zaken, De Minister van Defensie,
Dr. U. Rosenthal Drs. J.S.J. Hillen
Vraag 1
Deelt u de mening dat een analyse uit juni 2011 onvoldoende basis biedt om het mandaat uit te breiden? Bent u bereid een aanvullende analyse aan de Kamer te doen toekomen?
Antwoord
De EU heeft op 23 maart jl. besloten het mandaat van de anti-piraterij-operatie Atalanta te verlengen en op 3 april besloten het operatiegebied uit te breiden. Het mandaat blijft ongewijzigd. Binnen de kaders van het mandaat is het operatieplan wel aangepast. In de artikel 100-brief van 1 juni 2011 (Kamerstuk 29521, nr. 168) werd uw Kamer reeds geïnformeerd dat een effectieve aanpak van piraterij een pro-actiever optreden vergt. Deze laatste aanpassing van het operatieplan is een logisch vervolg op eerdere stappen van de EU op dit vlak met als doel piraten zo vroeg mogelijk te storen in hun activiteiten voordat zij een bedreiging kunnen zijn voor de koopvaardij.
Vraag 2
Hoeveel kapingen vonden er plaats voor de kust van Somalië sinds uw laatste update? Hoeveel aanvallen zijn afgeslagen? Hoeveel waren succesvol? Kunt u een uiteenzetting geven over mogelijke verschuivingen van het operatiegebied? Kunt u een uiteenzetting geven over de mogelijk gewijzigde vorm van opereren door de piraten?
Antwoord
Sinds juli vorig jaar werden dertien koopvaardijschepen gekaapt. Het aantal aanvallen was negenenvijftig. Hiernaast is er nog een onbekend aantal dhows gekaapt. Het operatiegebied van piraten is niet verschoven, de meeste aanvallen vinden plaats ten oosten en ten zuiden van de transit corridor in de Golf van Aden. De wijze van opereren van piraten is niet gewijzigd. Piraten gebruiken nog steeds moederschepen en kapen schepen tot ver op de Indische Oceaan. Deze moederschepen worden bevoorraad vanuit logistieke kampen op de Somalische kust. Het aantal kapingen en aanvallen is sinds juli vorig jaar afgenomen. Op dit moment zijn nog acht schepen gekaapt.
Vraag 3
Waaruit blijkt dat alle huidige mogelijkheden om piraterij te bestrijden zijn uitgeput, en dat een robuuster militair optreden noodzakelijk is?
Antwoord
Het aantal aanvallen en kapingen is sinds juli vorig jaar afgenomen maar stabiliseert zich op dit moment. Het pro-actieve optreden van de internationale vlootverbanden heeft er toe geleid dat piraten belemmerd worden in hun optreden op zee. Piraten beschikken evenwel nog steeds over voldoende logistieke middelen om piraterij-activiteiten uit te voeren, wat blijkt uit het nog steeds hoge aantal aanvallen en nieuw gekaapte schepen. Door piraten zo vroeg mogelijk te storen en logistieke middelen van piraten aan te grijpen, kan worden voorkomen dat piratengroepen naar zee vertrekken. Het wordt voor de piraten dan steeds moeilijker hun piraterijactiviteiten uit te voeren waardoor de kans op een kaping wordt verkleind.
Vraag 4
Klopt het dat de best management practices (BMP) nog altijd onvoldoende worden opgevolgd door reders? Klopt het nog steeds dat reders die zich aan de BMP's houden nauwelijks gevaar lopen?
Antwoord
Een zo volledig mogelijke toepassing van de BMP’s is de beste bescherming tegen piraterij maar biedt geen absolute garantie. Zeer kwetsbare schepen hebben nog steeds aanvullende bescherming nodig. Nederlandse reders passen de BMP’s in de regel goed toe. Uit rapportages blijkt dat de recent gekaapte schepen de BMP’s niet volledig hadden toegepast. Zo bevond zich op een aantal schepen bijvoorbeeld geen beveiligde ruimte voor de bemanning (een zogenaamde citadel).
Vraag 5
Hoe wordt de kuststrook precies aangepakt? Gebeurt dit vanuit de lucht, vanaf zee, of beide? Kunt u een aantal scenario’s schetsen die zich onder de nieuwe strategie mogelijk voordoen, met daarbij de precieze inzet van militaire middelen?
Antwoord
Met de aanpassing van het operatieplan kunnen onder strikte uitvoeringscriteria voortaan logistieke kampen vanuit de lucht worden aangepakt. Uit operationele veiligheidsoverwegingen kan de precieze inzet van militaire middelen hier niet worden beschreven.
Vraag 6
Hoe ver in het land zal geopereerd worden? Vanaf welke afstand zal geopereerd worden?
Antwoord
De logistieke kampen van de piraten bevinden zich op het strand van Somalië. Het gaat eerder om enkele honderden meters dan kilometers. Een verdere precisering is uit operationele veiligheidsoverwegingen hier niet mogelijk.*
Vraag 7
Tijdens de persconferentie na de ministerraad van donderdag 5 april sprak de minister-president over geheime militaire operaties waar hij niets over kon zeggen. Kan de Kamer daar (vertrouwelijk) over geïnformeerd worden?
Antwoord
Tijdens de persconferentie na de ministerraad van 5 april jl. werd de minister-president gevraagd of het uitgesloten is dat Nederlandse militairen ook maar kort even voet aan wal zetten op het strand, of waar dan ook in Somalië, en als dat uitgesloten is, hoe de infrastructuur precies zal worden aangevallen. In het inleidend statement heeft de minister-president al opgemerkt dat er geen sprake is van 'boots on the ground'. Vervolgens heeft hij, in antwoord op het tweede deel van de vraag, gezegd dat hij om operationele veiligheidsoverwegingen geen mededelingen over de wijze van optreden kan doen.
Vraag 8
Kunt u de posities van de overige EU-lidstaten schetsen ten aanzien van de robuustere aanpak? Zijn er landen tegen deze aanpak?
Antwoord
Over het Raadsbesluit en aangepaste operatieplan is met unanimiteit besloten. In enkele deelnemende landen zijn, net als in Nederland, nationale procedures van toepassing voordat overgegaan kan worden tot de bijdrage aan het aangepaste operatieplan.
Vraag 9
Houdt u voorlopig vast aan de nieuwe strategie, of zult daarnaast pleiten voor nieuwe maatregelen?
Antwoord
De regering volgt de ontwikkelingen en de effectiviteit van de huidige mogelijkheden om piraterij pro-actiever te bestrijden op de voet. De regering blijft de effecten van de missie evalueren en bepaalt dan of aanvullende maatregelen nodig zijn en of de huidige wijze van optreden moet worden aangepast.
Vraag 10
Welke landen gaan uitvoering geven aan deze nieuwe EU-operatie?
Antwoord
Operaties met effect op land maken deel uit van het operatieplan van Atalanta. Als de commandant van Atalanta zou besluiten dergelijke operaties uit te voeren, kan hij een beroep doen op militaire middelen die landen bijdragen aan Atalanta. Alle landen die middelen leveren aan operatie Atalanta kunnen dus een bijdrage leveren aan operaties met effect op land.
Vraag 11
Wat is de positie van de NAVO ten aanzien van de robuustere aanpak?
Antwoord
Behalve de uitvoering van operaties met effect op land, biedt het operatieplan van de Navo dezelfde proactieve mogelijkheden om piraterij aan te pakken als de EU.
Vraag 12
Het zogeheten EU-Operatieplan legt de beperkingen op aan manier van operaties. Welke ruimte biedt dit EU-Operatieplan? Welke ruimte biedt het NAVO-Operatieplan?
Antwoord
Zie vraag 11
Vraag 13
Kan en gaat Nederland acties uitvoeren op het land of aan de kust vanuit Somalisch binnenwater? En operaties binnen de baseline? En operaties in de territoriale wateren?
Antwoord
Nederland zal een bijdrage leveren aan de activiteiten die binnen de EU-operatie Atalanta en Navo-operatie Ocean Shield mogelijk zijn.
Vraag 14
Welk personeel wordt voor deze missie ingezet? Hoe verschilt dit met voorgaande missies? En ten aanzien van het materiaal?
Antwoord
De Nederlandse bijdrage aan Atalanta blijft ongewijzigd ten opzichte van de gemelde inzet in de artikel 100-brief van 1 juni 2011 (Kamerstuk 29521, nr 168). De Nederlandse bijdrage aan Ocean Shield is gewijzigd als gevolg van de uitfasering van de Lynx-helikopter en het verzoek van de Navo-capaciteiten te leveren op het gebied van informatie- en inlichtingenvergaring, zoals een onbemand vliegtuig en een onderzeeboot. Het personeel dat voor beide missies wordt ingezet is voor het merendeel afkomstig van Commando Zeestrijdkrachten. Voor de inzet van de Cougar-helikopters wordt gebruikgemaakt van personeel van het Commando Luchtstrijdkrachten. Ook wordt voor specialistische taken, zoals de verwerking van informatie en tolken, gebruikgemaakt van personeel van het Commando Landstrijdkrachten.
Vraag 15
Wat verwacht u ten aanzien van geweldsescalatie? Hoe groot is de kans dat de piraten zich zo reorganiseren dat ze robuuster terug zullen slaan?
Antwoord
Geweldsescalatie kan niet worden uitgesloten. Door strikte uitvoeringscriteria wordt dit risico wel zoveel mogelijk geminimaliseerd. Het pro-actievere optreden van de EU sinds de zomer van 2011 heeft tot nu toe niet geleid tot geweldsescalatie. De verwachting is dat hierin geen verandering komt.
Vraag 16
Kunt u aangeven wat de betrokkenheid is van landen in de regio?
Antwoord
Landen in de regio doen, hoewel beperkt, aan de bestrijding van piraterij. Oman, Yemen, Djibouti, Kenia, Tanzania, Seychellen en de Somalische regio’s Somaliland en Puntland voeren patrouilles uit. Ook Zuid-Afrika patrouilleerde al eerder in de straat van Mozambique. Ook zijn de landen betrokken bij de berechting van piraten en nemen zij actief deel aan discussies over piraterij in internationaal verband, zoals de Contactgroep Piraterij. Door maritieme capaciteitsopbouwprogramma’s van de International Maritime Organization (IMO) in het kader van de Djibouti Code of Conduct en binnenkort de EU kan ervan worden uitgegaan dat de betrokkenheid van de landen in de regio op termijn verder zal toenemen.
Vraag 17
Wat doet u om de kern van het probleem op het Somalische vasteland, zoals armoede en rechteloosheid, aan te pakken?
Antwoord
Om duurzame stabiliteit in Somalië te bereiken moet op een geïntegreerde manier gewerkt worden aan het vergroten van veiligheid, het versterken van bestuur, het opbouwen van een rechtsstaat en het bevorderen van ontwikkeling. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt primair bij de Somalische autoriteiten, met een ondersteunende rol voor de regio en de bredere internationale gemeenschap. Ook Nederland levert een bijdrage aan de stabilisering van Somalië (zie ook antwoorden op onderstaande vragen).
Vraag 18
Deelt u de mening dat intensivering van ontwikkelingssamenwerkingsprojecten noodzakelijk is, zoals extra inzet op economische projecten in het noordoosten, zoals onder andere het stimuleren van bedrijven die vis inblikken, de verbetering van havens en het bouwen van wegen?
Antwoord
Ontwikkelingsactiviteiten en economische investeringen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het bevorderen van stabiliteit. Er is echter een samenspel met de politieke en veiligheidssituatie: zolang geen sprake is van stabiliteit en veiligheid kan er ook geen redelijk stabiel investeringsklimaat ontstaan en zullen bedrijven weinig geneigd zijn om in fragiele staten activiteiten te ontplooien. Somalië is geen OS-partnerland van Nederland en heeft geen toegang tot het Nederlands bedrijfsleveninstrumentarium. In de brief van 16 september 2011 (22831, nr. 63) is een beperkte intensivering aangekondigd van de Nederlandse OS-inzet in Somalië. Deze intensivering zal gedeeltelijk gericht zijn op het bevorderen van sociaal-economische ontwikkeling in Somalië. Zo ondersteunt Nederland sinds kort een project van Kaalo Nederland (bijdrage van ongeveer EUR 200.000 voor periode 2012-13) gericht op het bevorderen van visserij en viswerking in Eyl.
Vraag 19
Kunt u uiteenzetten welke projecten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking lopen en nog zullen lopen, bilateraal en in EU- en VN-verband?
Antwoord
In de brief van 16 september 2011 (22831, nr. 63) zijn de OS-inspanningen van Nederland en de EU uiteengezet. Momenteel ligt een aantal nieuwe projectvoorstellen ter beoordeling voor.
Tijdens de Somalië-conferentie in Londen van 23 februari 2012 kondigde minister Rosenthal een bijdrage van 2 miljoen euro aan voor een nieuw Trust Fund voor Somalië: het Multi-Donor Local Stability Fund (MDLSF). Dit fonds, waaraan ook het Denemarken, Noorwegen, Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Arabische Emiraten deelnemen, heeft tot doel om vredesdividend (bijv. sociaal-economische ontwikkelingsprojecten) voor de bevolking te creëren, representatief lokaal bestuur te ondersteunen en verzoening te bevorderen op lokaal niveau.
Vraag 20
Welke landen doen wat op het gebied van ontwikkelingssamenwerking? Kunt u hierbij financiële plaatjes leveren?
Antwoord
Een totaaloverzicht van de OS-bijdragen van andere landen aan Somalië is niet beschikbaar. Het Verenigd Koninkrijk geeft ongeveer GBP 50 miljoen per jaar aan OS (2011-2015) voor Somalië, Denemarken ongeveer EUR 14 miljoen per jaar en Noorwegen ongeveer EUR 5,5 miljoen per jaar. De EU heeft circa EUR 400 miljoen beschikbaar voor de periode 2008-13 uit het Europees Ontwikkelingsfonds.
Vraag 21
Wat is de totale Nederlandse ODA-bijdrage aan Somalië?
Antwoord
In periode 2009-2011 was Nederlandse ODA-bijdrage aan Somalië gemiddeld EUR 2,5 mln per jaar (exclusief humanitaire hulp). In de brief van 16 september 2011 is een beperkte intensivering aangekondigd. Naar verwachting zal de gemiddelde jaarlijkse ODA-bijdrage voor de jaren 2012-2015 uitkomen op ongeveer EUR 3 mln per jaar. In 2011 droeg Nederland EUR 18,3 mln bij aan humanitaire hulpverlening in Somalië (exclusief core bijdragen aan VN-organisaties).
Vraag 22
Kunt u uiteenzetten wat de Nederlandse inzet op het gebied van diplomatie is ten aanzien van de situatie in Somalië? Concreet in inzet en taken, alsmede in budget?
Antwoord
Op het vlak van diplomatie ziet de regering een belangrijke rol weggelegd voor de EU. De EU is de grootste donor in Somalië. Zoals gesteld in de brief van 16 september 2011 (22831 nr. 63) vertaalden de omvangrijke OS-investeringen van de EU zich tot voor kort nog onvoldoende in politiek gewicht in Somalië. De recente benoeming van een EU Speciaal Vertegenwoordiger (EUSV) voor de Hoorn van Afrika, Alexander Rondos, geeft zicht op verbetering op dit vlak. Namens de EU werkt de heer Rondos aan intensivering van de politieke dialoog met de Transitional Federal Institutions en andere relevante Somalische spelers, vanzelfsprekend in samenspel met de VN en AU. De heer Rondos zal de komende tijd prioriteit geven aan Somalië. De regering volgt zijn inzet met interesse en zal blijven aandringen op vormgeving van een geïntegreerd EU-beleid t.a.v. Somalië.
De bilaterale politieke dialoog van Nederland met Somalië is complementair en ondersteunend aan de genoemde EU-dialoog. Hierin worden ook specifieke Nederlandse belangen aan de orde gesteld, zoals het bevorderen van terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers uit Somalië. Nederland neemt actief deel aan internationaal overleg over Somalië, zoals de International Contact Group on Somalia en de Somalië-conferentie in Londen van 23 februari jl.
Vraag 23
Hoe worden vissersboten van piratenboten onderscheiden?
Antwoord
Vissersboten en piratenboten verschillen niet van elkaar, al is de lading wel een indicatie van wat het gebruikersdoel is. Onderscheidend zijn vooral het gedrag van de opvarenden en de wijze waarop de boot wordt gevaren, zoals de snelheid en de mate van koerswijzigingen. Goede en betrouwbare inlichtingen en situational awareness zijn daarom van belang.
Vraag 24
Hoe garandeert u dat de infrastructuur en eigendommen van piraten aangetast worden, en geen onschuldige burgers en hun eigendommen? Hoe zal de EU reageren indien burgers worden geraakt?
Antwoord
Alle geweldgebruik in het kader van een militaire operatie moet proportioneel zijn. Het risico van onbedoelde nevenschade kan bij geen enkele operatie worden uitgesloten, maar wordt door de hantering van strikte uitvoeringscriteria door de EU wel geminimaliseerd. Uit operationele veiligheidsoverwegingen kan hier in het openbaar niet verder op worden ingegaan.
Vraag 25
Deelt u de mening dat escalatie van geweld kan bijdragen aan een negatief beeld van Somaliërs ten aanzien van buitenlandse inmenging? Zo ja, wat gaat u hier aan doen?
Antwoord
De afgelopen periode is er intensief geconsulteerd met verschillende betrokken partijen over operaties met effect op land. Hieruit is duidelijk geworden dat er brede steun is voor de aanpassing van het operatieplan bij de Somalische autoriteiten, zowel nationaal, regionaal als lokaal, bij de landen in de regio en bij de VN.
In het algemeen kan gebrekkige kennis of onvoldoende betrokkenheid van de lokale bevolking bij militaire operaties leiden tot negatieve beeldvorming. Het belang van strategische communicatie en beïnvloeding van de beeldvorming wordt in toenemende mate onderkend door de internationale gemeenschap. Specifiek wordt in de context van de Contactgroep Piraterij gewerkt aan een communicatiestrategie waarbij kernboodschappen op elkaar worden afgestemd.
Verder dringt Nederland erop aan dat Atalanta in nauw overleg met de lokale en de regionale autoriteiten werkt aan een concreet communicatieplan dat zich specifiek richt op operaties met effect op land.
Vraag 26
Is een militaire operatie de meest kostenefficiënte inzet voor het probleem, en zo ja, hoe kunt u dat aantonen?
Antwoord
Piraterij kost de internationale gemeenschap, maar ook de regio, miljarden euro’s per jaar. De militaire inspanningen kosten een fractie daarvan. De internationale gemeenschap bestrijdt piraterij niet alleen met militaire middelen, maar ook door in te zetten op beëindiging van straffeloosheid van piraterij door het vervolgen van piraten en piratenleiders en de aanpak van de financiële netwerken achter piraterij. Door het opleiden en versterken van de maritieme capaciteiten van Somalië en de landen in de regio kan de regio op termijn zelfstandig de wetteloosheid op deze wateren wegnemen. Deze integrale aanpak van piraterij, waar militaire inzet deel van uitmaakt, is een doelmatige aanpak van het probleem.
Vraag 27
Klopt het dat de autoriteiten van Puntland een groot aantal leidende piratenbendes op zouden kunnen pakken? Zo ja, deelt u de mening dat Nederland energie in diplomatieke druk moet steken om dit te bevorderen?
Antwoord
Het afgelopen jaar hebben de Puntlandse autoriteiten enkele acties uitgevoerd tegen piraten, waarbij ten minste één piratenleider is opgepakt. Het is onduidelijk of de Puntlandse autoriteiten voldoende capaciteiten hebben en bereid zijn om piratenkampen en piratengroeperingen op gestructureerde wijze aan te pakken. Nederland grijpt iedere mogelijkheid aan, zowel multilateraal als in directe gesprekken, om de Puntlandse autoriteiten ertoe te bewegen hun inspanningen op gebied van piraterijbestrijding verder te intensiveren.
Vraag 28
Verschillende nieuwsbronnen melden dat Somalische piraten recentelijk de beschikking hebben gekregen over nieuwe, hoogwaardige wapens uit Libië. Het gaat hierbij om mijnen en schouderwapens (Stingers) waarmee raketten kunnen worden afgevuurd. Dit kan leiden tot (tegen)acties in een hoger geweldsspectrum door piraten. Is een dergelijke escalatie van geweld meegenomen in de risicoanalyse die is uitgevoerd en waarin de risico’s door u aanvaardbaar worden genoemd?
Antwoord
De nieuwsberichten zijn bij Defensie bekend. De MIVD heeft deze berichten betrokken bij de beoordeling van de dreiging.
Vraag 29
Betekent de uitbreiding van het operatiegebied tot en met de kust van Somalië dat er geen doelen zullen worden aangevallen op het kustgebied van de semi-autonome staten Puntland en Somaliland?
Antwoord
Somalië is de enige internationaal erkende staat, Puntland en Somaliland worden gezien als sub-nationale, regionale autoriteiten binnen de staat Somalië. De uitbreiding van het operatiegebied behelst daardoor in beginsel ook de kustgebieden van Puntland en Somaliland.
Vraag 30
Hoe is internationaal gereageerd op het voornemen van de Europese Unie om doelen van piraten op de Somalische kust aan te pakken? Zijn landen als China, Rusland en India die ook actief zijn in de internationale strijd tegen piraterij, van plan operaties op de kuststrook van Somalië te steunen? In hoeverre hebben zij zich uitgesproken over dit voornemen?
Antwoord
Internationaal wordt er steun uitgesproken voor pro-actiever optreden tegen piraterij, zoals onder andere blijkt uit de communiqués van de Contactgroep Piraterij. Het is niet bekend of landen als China, Rusland en India zich expliciet hebben uitgesproken over operaties met effect op land en of zij plannen hebben zelf dergelijke operaties uit te voeren. In de VN-Veiligheidsraad hebben China en Rusland voor resolutie 1851(2008) gestemd, die optreden op het Somalische vasteland ter bestrijding van piraterij autoriseert.
Vraag 31
Hoe worden de inlichtingen verzameld die noodzakelijk zijn om te bepalen waar zich de logistieke kampen van piraten exact bevinden? U geeft in de brief aan dat in het kader van de NAVO-operatie Ocean Shield Nederland een onderzeeboot en onbemande vliegtuigen beschikbaar stelt voor beeldopbouw bij bepaalde locaties op en voor de kust van Somalië. Worden deze inlichtingen ook gebruikt voor de EU-missie Atalanta?
Antwoord
De informatie over de logistieke kampen wordt verzameld door vliegtuigen en varende eenheden van landen die deelnemen aan de internationale antipiraterijoperaties. Deze informatie wordt met elkaar gedeeld. De door Nederlandse eenheden, binnen operatie Ocean Shield, verzamelde inlichtingen worden dus ook beschikbaar gesteld aan eenheden van operatie Atalanta.
Vraag 32
Kunt u aangeven of het te verwachten is dat het operatieplan van de NAVO-antipiraterijmissie Ocean Shield eveneens zal worden aangepast om het operatiegebied uit te breiden naar Somalische kust? Bent u bereid daarvoor te pleiten?
Antwoord
Op dit moment is er geen overeenstemming in Navo-verband over het uitvoeren van operaties met effect op land. Nederland zal de komende tijd hiervoor blijven pleiten.
Vraag 33
Zal de uitbreiding van het mandaat van Atalanta gevolgen hebben voor de manier waarop de Hr. Ms. Van Amstel van april tot juni zal worden ingezet? Kan en zal de Van Amstel een bijdrage leveren aan de bestrijding van piraterij aan de kust?
Antwoord
De aanpassing van het operatieplan van Atalanta maakt het mogelijk onder strikte uitvoeringscriteria operaties met effect op land uit te voeren. Als de commandant van Atalanta besluit dergelijke operaties uit te voeren zou hij gedurende de inzetperiode een beroep kunnen doen op Hr. Ms. Van Amstel. Zie ook vraag 6.
Vraag 34
Wat zal de bijdrage van Nederland zijn aan de bestrijding van piraterij op de Somalische kust? Welke middelen en welk materieel zal hiervoor worden ingezet?
Antwoord
De artikel 100-brief (Kamerstuk 29521, nr. 168) en de aanvulling daarop (Kamerstuk 29521, nr. 182) gaan over de Nederlandse bijdrage aan de operatie Atalanta, die operaties met effect op land toestaat, en de operatie Ocean Shield tot en met eind 2012. Met deze brieven wordt uw Kamer geïnformeerd over in te zetten middelen en materieel.
Vraag 35
Welk type helikopter zal worden meegenomen aan boord van de Hr. Ms. Van Amstel tijdens de inzetperiode? Op welke manier wordt deze helikopter ingezet voor de bestrijding van piraterij tot en met de kuststrook van Somalië?
Antwoord
De Hr. Ms. Van Amstel is uitgerust met een Lynx-helikopter. Deze helikopter zou door de commandant van de EU kunnen worden opgeroepen om een bijdrage te leveren aan operaties met effect op land.
Vraag 36
Het uitbreiden van het operatiegebied van Atalanta zorgt niet voor een uitbreiding of aanpassing van de Nederlandse bijdrage aan deze missie. Hebben andere landen besloten of zullen andere landen besluiten meer of andere middelen of materieel bij te dragen ten gevolge van de verbreding van het operatiegebied?
Antwoord
De uitbreiding van het operatiegebied heeft vooralsnog niet geleid tot uitbreiding of aanpassing van de bijdragen van andere landen. Met de reeds aangeboden eenheden beschikt EU-operatie Atalanta al over de benodigde middelen om acties vanuit de lucht uit te kunnen voeren.
Vraag 37
Wat zijn op het moment van indienen van deze vragen (17 april 2012) de bezigheden geweest van de Hr. Ms. Van Amstel in het kader van de operatie Atalanta sinds 1 april 2012?
Antwoord
Hr. Ms. Van Amstel voert patrouilles uit in de Golf van Aden en heeft WFP-transporten geëscorteerd.
Vraag 38
Hoe breed is de kuststrook van Somalië waarbinnen operaties zijn toegestaan?
Antwoord
Uit operationele veiligheidsoverwegingen kan hier geen exact antwoord op de vraag worden gegeven. Zie ook antwoord op vraag 6.*
Vraag 39
Onder welke uitvoeringscriteria wordt Atalanta te land uitgevoerd?
Antwoord
Er worden binnen Atalanta geen operaties te land uitgevoerd. Het gewijzigde optreden van Atalanta betreft de aanpak van logistieke kampen van piraten vanuit de lucht en is gericht op de aanwezige logistieke voorraden. De gewijzigde inzet is dus niet gericht op de piraten. Operaties met effecten op het land worden pas uitgevoerd nadat er afdoende inlichtingen zijn verzameld. Om operationele veiligheidsoverwegingen kan hier niet worden ingegaan op de uitvoeringscriteria die worden gehanteerd bij operaties met effect op land.
Alle geweldgebruik in het kader van een militaire operatie moet proportioneel zijn. Het risico van onbedoelde nevenschade kan bij geen enkele operatie worden uitgesloten, maar wordt door de hantering van strikte uitvoeringscriteria door de EU wel geminimaliseerd. Uit operationele veiligheidsoverwegingen kan hier in het openbaar niet verder op worden ingegaan.
Vraag 40
Wat zijn “operaties met effecten op de Somalische kust”? Welke wapens en wapensystemen worden daarbij ingezet?
Antwoord
Met operaties met effecten op land wordt het, vanuit de lucht, aangrijpen** van logistieke kampen van piraten bedoeld. De EU hanteert daarvoor strikte uitvoeringscriteria. Dit betekent dat operaties, wapens en wapensystemen aan deze criteria moeten voldoen. Alle geweldgebruik in het kader van een militaire operatie moet proportioneel zijn. Het risico van onbedoelde nevenschade kan bij geen enkele operatie worden uitgesloten, maar wordt door de hantering van strikte uitvoeringscriteria door de EU wel geminimaliseerd. Uit operationele veiligheidsoverwegingen kan hier in het openbaar niet verder op worden ingegaan.
Vraag 41
Wat staat er in het operatieplan van Atalanta? Kan de Kamer inzage krijgen in dit plan? Zo niet, kan de Kamer een samenvatting krijgen?
Antwoord
Uit operationele veiligheidsoverwegingen is het operatieplan geclassificeerd en niet beschikbaar voor inzage.
Vraag 42
Wat zijn de precieze grenzen van het operatiegebied van Ocean Shield? Worden de schepen en helikopters genoemd onder Ocean Shield alleen ingezet voor Ocean Shield? Worden de Cougars uitgerust met wapensystemen? Zo ja, welke?
Antwoord
Het operatiegebied van Ocean Shield eindigt bij de Somalische kust (waterlijn). Er kunnen bij deze operatie daarom geen effecten op het land worden bereikt zoals bij de EU-operatie Atalanta. Deze aanvullende artikel 100-brief gaat over de Nederlandse bijdrage van Hr. Ms. Rotterdam, met twee gemaritimiseerde Cougarhelikopters aan boord, en Hr. Ms. Evertsen, uitgerust met een Lynx-helikopter, aan de Navo-operatie Ocean Shield. De Cougar-helikopters zijn evenals de Lynxhelikopter standaard uitgerust met een mitrailleur (MAG of .50).
Vraag 43
Welk type tactische UAV (ombemand vliegtuig) wordt toegevoegd aan de capaciteit van Hr. Ms. Rotterdam? Wordt deze UAV ingezet voor zowel Ocean Shield als Atalanta?
Antwoord
Aan Hr. Ms. Rotterdam wordt een tactische UAV van het type ScanEagle*** toegevoegd. De producten van alle intelligence, surveillance and reconnaissance (ISR)-systemen ten behoeve van piraterijbestrijding worden internationaal gedeeld zonder onderscheid te maken tussen de verschillende operaties.
Vraag 44
Zijn er afspraken gemaakt om schepen of andere wapensystemen tijdelijk te detacheren voor andere taken tijdens de inzetperiode voor Ocean Shield? Zo ja, onder welke omstandigheden kan dit gebeuren?
Antwoord
Nee.
Vraag 45
Wordt de eenheid van mariniers aan boord van de Rotterdam gebruikt in Atalanta, Ocean Shield, of beide operaties? Hoe worden de kleinere varende eenheden ingezet om de kust te blokkeren? Betekent dit dat de Rotterdam ook ingezet wordt voor Atalanta?
Antwoord
Deze artikel 100-brief gaat over de inzet van Hr. Ms. Rotterdam, inclusief alle middelen waarmee dit Landing Platform Dock wordt uitgerust, ten behoeve van de Navo-operatie Ocean Shield. De kleine varende eenheden worden ingezet zoals eerder Hr. Ms. Johan de Witt in 2010 en Hr. Ms. Zuiderkruis in 2011 deze eenheden inzetten. Door de inzet als Afloat Forward Operating Base is Hr. Ms. Rotterdam in staat een groot deel van de kust te blokkeren, waardoor piraten de toegang tot zee kan worden ontzegd.
(ministerie van Defensie, 20 april 2012)
* Duitse nieuwsbronnen spreken over een inzet in de kuststrook tot maximaal twee kilometer van de waterlijn. Het weblog Augen Geradeaus! van collega Thomas Wiegold heeft de tekst van de Duitse 'artikel 100 brief' gepubliceerd, daarin staat te lezen: "Deutsche Einsatzkräfte dürfen bis zu einer Tiefe von maximal 2.000 Metern gegen logistische Einrichtungen der Piraten am Strand vorgehen. Sie werden hierfür nicht am Boden eingesetzt." Zie verder bijvoorbeeld het artikel 'Kampf um die Zwei-Kilometer-Marke' van Der Spiegel.
** 'Aangrijpen' is militair jargon (en een lelijk Germanisme) voor 'aanvallen'.
*** Het is voor zover ik weet voor het eerst dat aan de Tweede Kamer gemeld wordt dat de ScanEagle mini-UAV wordt ingezet. Nederland kent dit toestel goed uit Uruzgan, waar het door de Australische coalitietroepen vanaf Kamp Holland werd gebruikt.
Betreft: Beantwoording feitelijke vragen in voorbereiding op AO piraterijbestrijding
d.d. 24 april 2012
Hierbij bieden wij u de antwoorden aan op de feitelijke vragen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken in voorbereiding op het algemeen overleg over de aanvullende artikel 100-brief piraterijbestrijding. Deze vragen werden ingezonden op 18 april 2012 met kenmerk 2012Z08426/2012D17792.
Verschillende vragen kunnen om operationele veiligheidsoverwegingen niet in het openbaar worden beantwoord. Indien gewenst zou hier nader op kunnen worden ingegaan tijdens het besloten gedeelte van de technische briefing van 23 april a.s.
De Minister van Buitenlandse Zaken, De Minister van Defensie,
Dr. U. Rosenthal Drs. J.S.J. Hillen
Vraag 1
Deelt u de mening dat een analyse uit juni 2011 onvoldoende basis biedt om het mandaat uit te breiden? Bent u bereid een aanvullende analyse aan de Kamer te doen toekomen?
Antwoord
De EU heeft op 23 maart jl. besloten het mandaat van de anti-piraterij-operatie Atalanta te verlengen en op 3 april besloten het operatiegebied uit te breiden. Het mandaat blijft ongewijzigd. Binnen de kaders van het mandaat is het operatieplan wel aangepast. In de artikel 100-brief van 1 juni 2011 (Kamerstuk 29521, nr. 168) werd uw Kamer reeds geïnformeerd dat een effectieve aanpak van piraterij een pro-actiever optreden vergt. Deze laatste aanpassing van het operatieplan is een logisch vervolg op eerdere stappen van de EU op dit vlak met als doel piraten zo vroeg mogelijk te storen in hun activiteiten voordat zij een bedreiging kunnen zijn voor de koopvaardij.
Vraag 2
Hoeveel kapingen vonden er plaats voor de kust van Somalië sinds uw laatste update? Hoeveel aanvallen zijn afgeslagen? Hoeveel waren succesvol? Kunt u een uiteenzetting geven over mogelijke verschuivingen van het operatiegebied? Kunt u een uiteenzetting geven over de mogelijk gewijzigde vorm van opereren door de piraten?
Antwoord
Sinds juli vorig jaar werden dertien koopvaardijschepen gekaapt. Het aantal aanvallen was negenenvijftig. Hiernaast is er nog een onbekend aantal dhows gekaapt. Het operatiegebied van piraten is niet verschoven, de meeste aanvallen vinden plaats ten oosten en ten zuiden van de transit corridor in de Golf van Aden. De wijze van opereren van piraten is niet gewijzigd. Piraten gebruiken nog steeds moederschepen en kapen schepen tot ver op de Indische Oceaan. Deze moederschepen worden bevoorraad vanuit logistieke kampen op de Somalische kust. Het aantal kapingen en aanvallen is sinds juli vorig jaar afgenomen. Op dit moment zijn nog acht schepen gekaapt.
Vraag 3
Waaruit blijkt dat alle huidige mogelijkheden om piraterij te bestrijden zijn uitgeput, en dat een robuuster militair optreden noodzakelijk is?
Antwoord
Het aantal aanvallen en kapingen is sinds juli vorig jaar afgenomen maar stabiliseert zich op dit moment. Het pro-actieve optreden van de internationale vlootverbanden heeft er toe geleid dat piraten belemmerd worden in hun optreden op zee. Piraten beschikken evenwel nog steeds over voldoende logistieke middelen om piraterij-activiteiten uit te voeren, wat blijkt uit het nog steeds hoge aantal aanvallen en nieuw gekaapte schepen. Door piraten zo vroeg mogelijk te storen en logistieke middelen van piraten aan te grijpen, kan worden voorkomen dat piratengroepen naar zee vertrekken. Het wordt voor de piraten dan steeds moeilijker hun piraterijactiviteiten uit te voeren waardoor de kans op een kaping wordt verkleind.
Vraag 4
Klopt het dat de best management practices (BMP) nog altijd onvoldoende worden opgevolgd door reders? Klopt het nog steeds dat reders die zich aan de BMP's houden nauwelijks gevaar lopen?
Antwoord
Een zo volledig mogelijke toepassing van de BMP’s is de beste bescherming tegen piraterij maar biedt geen absolute garantie. Zeer kwetsbare schepen hebben nog steeds aanvullende bescherming nodig. Nederlandse reders passen de BMP’s in de regel goed toe. Uit rapportages blijkt dat de recent gekaapte schepen de BMP’s niet volledig hadden toegepast. Zo bevond zich op een aantal schepen bijvoorbeeld geen beveiligde ruimte voor de bemanning (een zogenaamde citadel).
Vraag 5
Hoe wordt de kuststrook precies aangepakt? Gebeurt dit vanuit de lucht, vanaf zee, of beide? Kunt u een aantal scenario’s schetsen die zich onder de nieuwe strategie mogelijk voordoen, met daarbij de precieze inzet van militaire middelen?
Antwoord
Met de aanpassing van het operatieplan kunnen onder strikte uitvoeringscriteria voortaan logistieke kampen vanuit de lucht worden aangepakt. Uit operationele veiligheidsoverwegingen kan de precieze inzet van militaire middelen hier niet worden beschreven.
Vraag 6
Hoe ver in het land zal geopereerd worden? Vanaf welke afstand zal geopereerd worden?
Antwoord
De logistieke kampen van de piraten bevinden zich op het strand van Somalië. Het gaat eerder om enkele honderden meters dan kilometers. Een verdere precisering is uit operationele veiligheidsoverwegingen hier niet mogelijk.*
Vraag 7
Tijdens de persconferentie na de ministerraad van donderdag 5 april sprak de minister-president over geheime militaire operaties waar hij niets over kon zeggen. Kan de Kamer daar (vertrouwelijk) over geïnformeerd worden?
Antwoord
Tijdens de persconferentie na de ministerraad van 5 april jl. werd de minister-president gevraagd of het uitgesloten is dat Nederlandse militairen ook maar kort even voet aan wal zetten op het strand, of waar dan ook in Somalië, en als dat uitgesloten is, hoe de infrastructuur precies zal worden aangevallen. In het inleidend statement heeft de minister-president al opgemerkt dat er geen sprake is van 'boots on the ground'. Vervolgens heeft hij, in antwoord op het tweede deel van de vraag, gezegd dat hij om operationele veiligheidsoverwegingen geen mededelingen over de wijze van optreden kan doen.
Vraag 8
Kunt u de posities van de overige EU-lidstaten schetsen ten aanzien van de robuustere aanpak? Zijn er landen tegen deze aanpak?
Antwoord
Over het Raadsbesluit en aangepaste operatieplan is met unanimiteit besloten. In enkele deelnemende landen zijn, net als in Nederland, nationale procedures van toepassing voordat overgegaan kan worden tot de bijdrage aan het aangepaste operatieplan.
Vraag 9
Houdt u voorlopig vast aan de nieuwe strategie, of zult daarnaast pleiten voor nieuwe maatregelen?
Antwoord
De regering volgt de ontwikkelingen en de effectiviteit van de huidige mogelijkheden om piraterij pro-actiever te bestrijden op de voet. De regering blijft de effecten van de missie evalueren en bepaalt dan of aanvullende maatregelen nodig zijn en of de huidige wijze van optreden moet worden aangepast.
Vraag 10
Welke landen gaan uitvoering geven aan deze nieuwe EU-operatie?
Antwoord
Operaties met effect op land maken deel uit van het operatieplan van Atalanta. Als de commandant van Atalanta zou besluiten dergelijke operaties uit te voeren, kan hij een beroep doen op militaire middelen die landen bijdragen aan Atalanta. Alle landen die middelen leveren aan operatie Atalanta kunnen dus een bijdrage leveren aan operaties met effect op land.
Vraag 11
Wat is de positie van de NAVO ten aanzien van de robuustere aanpak?
Antwoord
Behalve de uitvoering van operaties met effect op land, biedt het operatieplan van de Navo dezelfde proactieve mogelijkheden om piraterij aan te pakken als de EU.
Vraag 12
Het zogeheten EU-Operatieplan legt de beperkingen op aan manier van operaties. Welke ruimte biedt dit EU-Operatieplan? Welke ruimte biedt het NAVO-Operatieplan?
Antwoord
Zie vraag 11
Vraag 13
Kan en gaat Nederland acties uitvoeren op het land of aan de kust vanuit Somalisch binnenwater? En operaties binnen de baseline? En operaties in de territoriale wateren?
Antwoord
Nederland zal een bijdrage leveren aan de activiteiten die binnen de EU-operatie Atalanta en Navo-operatie Ocean Shield mogelijk zijn.
Vraag 14
Welk personeel wordt voor deze missie ingezet? Hoe verschilt dit met voorgaande missies? En ten aanzien van het materiaal?
Antwoord
De Nederlandse bijdrage aan Atalanta blijft ongewijzigd ten opzichte van de gemelde inzet in de artikel 100-brief van 1 juni 2011 (Kamerstuk 29521, nr 168). De Nederlandse bijdrage aan Ocean Shield is gewijzigd als gevolg van de uitfasering van de Lynx-helikopter en het verzoek van de Navo-capaciteiten te leveren op het gebied van informatie- en inlichtingenvergaring, zoals een onbemand vliegtuig en een onderzeeboot. Het personeel dat voor beide missies wordt ingezet is voor het merendeel afkomstig van Commando Zeestrijdkrachten. Voor de inzet van de Cougar-helikopters wordt gebruikgemaakt van personeel van het Commando Luchtstrijdkrachten. Ook wordt voor specialistische taken, zoals de verwerking van informatie en tolken, gebruikgemaakt van personeel van het Commando Landstrijdkrachten.
Vraag 15
Wat verwacht u ten aanzien van geweldsescalatie? Hoe groot is de kans dat de piraten zich zo reorganiseren dat ze robuuster terug zullen slaan?
Antwoord
Geweldsescalatie kan niet worden uitgesloten. Door strikte uitvoeringscriteria wordt dit risico wel zoveel mogelijk geminimaliseerd. Het pro-actievere optreden van de EU sinds de zomer van 2011 heeft tot nu toe niet geleid tot geweldsescalatie. De verwachting is dat hierin geen verandering komt.
Vraag 16
Kunt u aangeven wat de betrokkenheid is van landen in de regio?
Antwoord
Landen in de regio doen, hoewel beperkt, aan de bestrijding van piraterij. Oman, Yemen, Djibouti, Kenia, Tanzania, Seychellen en de Somalische regio’s Somaliland en Puntland voeren patrouilles uit. Ook Zuid-Afrika patrouilleerde al eerder in de straat van Mozambique. Ook zijn de landen betrokken bij de berechting van piraten en nemen zij actief deel aan discussies over piraterij in internationaal verband, zoals de Contactgroep Piraterij. Door maritieme capaciteitsopbouwprogramma’s van de International Maritime Organization (IMO) in het kader van de Djibouti Code of Conduct en binnenkort de EU kan ervan worden uitgegaan dat de betrokkenheid van de landen in de regio op termijn verder zal toenemen.
Vraag 17
Wat doet u om de kern van het probleem op het Somalische vasteland, zoals armoede en rechteloosheid, aan te pakken?
Antwoord
Om duurzame stabiliteit in Somalië te bereiken moet op een geïntegreerde manier gewerkt worden aan het vergroten van veiligheid, het versterken van bestuur, het opbouwen van een rechtsstaat en het bevorderen van ontwikkeling. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt primair bij de Somalische autoriteiten, met een ondersteunende rol voor de regio en de bredere internationale gemeenschap. Ook Nederland levert een bijdrage aan de stabilisering van Somalië (zie ook antwoorden op onderstaande vragen).
Vraag 18
Deelt u de mening dat intensivering van ontwikkelingssamenwerkingsprojecten noodzakelijk is, zoals extra inzet op economische projecten in het noordoosten, zoals onder andere het stimuleren van bedrijven die vis inblikken, de verbetering van havens en het bouwen van wegen?
Antwoord
Ontwikkelingsactiviteiten en economische investeringen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het bevorderen van stabiliteit. Er is echter een samenspel met de politieke en veiligheidssituatie: zolang geen sprake is van stabiliteit en veiligheid kan er ook geen redelijk stabiel investeringsklimaat ontstaan en zullen bedrijven weinig geneigd zijn om in fragiele staten activiteiten te ontplooien. Somalië is geen OS-partnerland van Nederland en heeft geen toegang tot het Nederlands bedrijfsleveninstrumentarium. In de brief van 16 september 2011 (22831, nr. 63) is een beperkte intensivering aangekondigd van de Nederlandse OS-inzet in Somalië. Deze intensivering zal gedeeltelijk gericht zijn op het bevorderen van sociaal-economische ontwikkeling in Somalië. Zo ondersteunt Nederland sinds kort een project van Kaalo Nederland (bijdrage van ongeveer EUR 200.000 voor periode 2012-13) gericht op het bevorderen van visserij en viswerking in Eyl.
Vraag 19
Kunt u uiteenzetten welke projecten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking lopen en nog zullen lopen, bilateraal en in EU- en VN-verband?
Antwoord
In de brief van 16 september 2011 (22831, nr. 63) zijn de OS-inspanningen van Nederland en de EU uiteengezet. Momenteel ligt een aantal nieuwe projectvoorstellen ter beoordeling voor.
Tijdens de Somalië-conferentie in Londen van 23 februari 2012 kondigde minister Rosenthal een bijdrage van 2 miljoen euro aan voor een nieuw Trust Fund voor Somalië: het Multi-Donor Local Stability Fund (MDLSF). Dit fonds, waaraan ook het Denemarken, Noorwegen, Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Arabische Emiraten deelnemen, heeft tot doel om vredesdividend (bijv. sociaal-economische ontwikkelingsprojecten) voor de bevolking te creëren, representatief lokaal bestuur te ondersteunen en verzoening te bevorderen op lokaal niveau.
Vraag 20
Welke landen doen wat op het gebied van ontwikkelingssamenwerking? Kunt u hierbij financiële plaatjes leveren?
Antwoord
Een totaaloverzicht van de OS-bijdragen van andere landen aan Somalië is niet beschikbaar. Het Verenigd Koninkrijk geeft ongeveer GBP 50 miljoen per jaar aan OS (2011-2015) voor Somalië, Denemarken ongeveer EUR 14 miljoen per jaar en Noorwegen ongeveer EUR 5,5 miljoen per jaar. De EU heeft circa EUR 400 miljoen beschikbaar voor de periode 2008-13 uit het Europees Ontwikkelingsfonds.
Vraag 21
Wat is de totale Nederlandse ODA-bijdrage aan Somalië?
Antwoord
In periode 2009-2011 was Nederlandse ODA-bijdrage aan Somalië gemiddeld EUR 2,5 mln per jaar (exclusief humanitaire hulp). In de brief van 16 september 2011 is een beperkte intensivering aangekondigd. Naar verwachting zal de gemiddelde jaarlijkse ODA-bijdrage voor de jaren 2012-2015 uitkomen op ongeveer EUR 3 mln per jaar. In 2011 droeg Nederland EUR 18,3 mln bij aan humanitaire hulpverlening in Somalië (exclusief core bijdragen aan VN-organisaties).
Vraag 22
Kunt u uiteenzetten wat de Nederlandse inzet op het gebied van diplomatie is ten aanzien van de situatie in Somalië? Concreet in inzet en taken, alsmede in budget?
Antwoord
Op het vlak van diplomatie ziet de regering een belangrijke rol weggelegd voor de EU. De EU is de grootste donor in Somalië. Zoals gesteld in de brief van 16 september 2011 (22831 nr. 63) vertaalden de omvangrijke OS-investeringen van de EU zich tot voor kort nog onvoldoende in politiek gewicht in Somalië. De recente benoeming van een EU Speciaal Vertegenwoordiger (EUSV) voor de Hoorn van Afrika, Alexander Rondos, geeft zicht op verbetering op dit vlak. Namens de EU werkt de heer Rondos aan intensivering van de politieke dialoog met de Transitional Federal Institutions en andere relevante Somalische spelers, vanzelfsprekend in samenspel met de VN en AU. De heer Rondos zal de komende tijd prioriteit geven aan Somalië. De regering volgt zijn inzet met interesse en zal blijven aandringen op vormgeving van een geïntegreerd EU-beleid t.a.v. Somalië.
De bilaterale politieke dialoog van Nederland met Somalië is complementair en ondersteunend aan de genoemde EU-dialoog. Hierin worden ook specifieke Nederlandse belangen aan de orde gesteld, zoals het bevorderen van terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers uit Somalië. Nederland neemt actief deel aan internationaal overleg over Somalië, zoals de International Contact Group on Somalia en de Somalië-conferentie in Londen van 23 februari jl.
Vraag 23
Hoe worden vissersboten van piratenboten onderscheiden?
Antwoord
Vissersboten en piratenboten verschillen niet van elkaar, al is de lading wel een indicatie van wat het gebruikersdoel is. Onderscheidend zijn vooral het gedrag van de opvarenden en de wijze waarop de boot wordt gevaren, zoals de snelheid en de mate van koerswijzigingen. Goede en betrouwbare inlichtingen en situational awareness zijn daarom van belang.
Vraag 24
Hoe garandeert u dat de infrastructuur en eigendommen van piraten aangetast worden, en geen onschuldige burgers en hun eigendommen? Hoe zal de EU reageren indien burgers worden geraakt?
Antwoord
Alle geweldgebruik in het kader van een militaire operatie moet proportioneel zijn. Het risico van onbedoelde nevenschade kan bij geen enkele operatie worden uitgesloten, maar wordt door de hantering van strikte uitvoeringscriteria door de EU wel geminimaliseerd. Uit operationele veiligheidsoverwegingen kan hier in het openbaar niet verder op worden ingegaan.
Vraag 25
Deelt u de mening dat escalatie van geweld kan bijdragen aan een negatief beeld van Somaliërs ten aanzien van buitenlandse inmenging? Zo ja, wat gaat u hier aan doen?
Antwoord
De afgelopen periode is er intensief geconsulteerd met verschillende betrokken partijen over operaties met effect op land. Hieruit is duidelijk geworden dat er brede steun is voor de aanpassing van het operatieplan bij de Somalische autoriteiten, zowel nationaal, regionaal als lokaal, bij de landen in de regio en bij de VN.
In het algemeen kan gebrekkige kennis of onvoldoende betrokkenheid van de lokale bevolking bij militaire operaties leiden tot negatieve beeldvorming. Het belang van strategische communicatie en beïnvloeding van de beeldvorming wordt in toenemende mate onderkend door de internationale gemeenschap. Specifiek wordt in de context van de Contactgroep Piraterij gewerkt aan een communicatiestrategie waarbij kernboodschappen op elkaar worden afgestemd.
Verder dringt Nederland erop aan dat Atalanta in nauw overleg met de lokale en de regionale autoriteiten werkt aan een concreet communicatieplan dat zich specifiek richt op operaties met effect op land.
Vraag 26
Is een militaire operatie de meest kostenefficiënte inzet voor het probleem, en zo ja, hoe kunt u dat aantonen?
Antwoord
Piraterij kost de internationale gemeenschap, maar ook de regio, miljarden euro’s per jaar. De militaire inspanningen kosten een fractie daarvan. De internationale gemeenschap bestrijdt piraterij niet alleen met militaire middelen, maar ook door in te zetten op beëindiging van straffeloosheid van piraterij door het vervolgen van piraten en piratenleiders en de aanpak van de financiële netwerken achter piraterij. Door het opleiden en versterken van de maritieme capaciteiten van Somalië en de landen in de regio kan de regio op termijn zelfstandig de wetteloosheid op deze wateren wegnemen. Deze integrale aanpak van piraterij, waar militaire inzet deel van uitmaakt, is een doelmatige aanpak van het probleem.
Vraag 27
Klopt het dat de autoriteiten van Puntland een groot aantal leidende piratenbendes op zouden kunnen pakken? Zo ja, deelt u de mening dat Nederland energie in diplomatieke druk moet steken om dit te bevorderen?
Antwoord
Het afgelopen jaar hebben de Puntlandse autoriteiten enkele acties uitgevoerd tegen piraten, waarbij ten minste één piratenleider is opgepakt. Het is onduidelijk of de Puntlandse autoriteiten voldoende capaciteiten hebben en bereid zijn om piratenkampen en piratengroeperingen op gestructureerde wijze aan te pakken. Nederland grijpt iedere mogelijkheid aan, zowel multilateraal als in directe gesprekken, om de Puntlandse autoriteiten ertoe te bewegen hun inspanningen op gebied van piraterijbestrijding verder te intensiveren.
Vraag 28
Verschillende nieuwsbronnen melden dat Somalische piraten recentelijk de beschikking hebben gekregen over nieuwe, hoogwaardige wapens uit Libië. Het gaat hierbij om mijnen en schouderwapens (Stingers) waarmee raketten kunnen worden afgevuurd. Dit kan leiden tot (tegen)acties in een hoger geweldsspectrum door piraten. Is een dergelijke escalatie van geweld meegenomen in de risicoanalyse die is uitgevoerd en waarin de risico’s door u aanvaardbaar worden genoemd?
Antwoord
De nieuwsberichten zijn bij Defensie bekend. De MIVD heeft deze berichten betrokken bij de beoordeling van de dreiging.
Vraag 29
Betekent de uitbreiding van het operatiegebied tot en met de kust van Somalië dat er geen doelen zullen worden aangevallen op het kustgebied van de semi-autonome staten Puntland en Somaliland?
Antwoord
Somalië is de enige internationaal erkende staat, Puntland en Somaliland worden gezien als sub-nationale, regionale autoriteiten binnen de staat Somalië. De uitbreiding van het operatiegebied behelst daardoor in beginsel ook de kustgebieden van Puntland en Somaliland.
Vraag 30
Hoe is internationaal gereageerd op het voornemen van de Europese Unie om doelen van piraten op de Somalische kust aan te pakken? Zijn landen als China, Rusland en India die ook actief zijn in de internationale strijd tegen piraterij, van plan operaties op de kuststrook van Somalië te steunen? In hoeverre hebben zij zich uitgesproken over dit voornemen?
Antwoord
Internationaal wordt er steun uitgesproken voor pro-actiever optreden tegen piraterij, zoals onder andere blijkt uit de communiqués van de Contactgroep Piraterij. Het is niet bekend of landen als China, Rusland en India zich expliciet hebben uitgesproken over operaties met effect op land en of zij plannen hebben zelf dergelijke operaties uit te voeren. In de VN-Veiligheidsraad hebben China en Rusland voor resolutie 1851(2008) gestemd, die optreden op het Somalische vasteland ter bestrijding van piraterij autoriseert.
Vraag 31
Hoe worden de inlichtingen verzameld die noodzakelijk zijn om te bepalen waar zich de logistieke kampen van piraten exact bevinden? U geeft in de brief aan dat in het kader van de NAVO-operatie Ocean Shield Nederland een onderzeeboot en onbemande vliegtuigen beschikbaar stelt voor beeldopbouw bij bepaalde locaties op en voor de kust van Somalië. Worden deze inlichtingen ook gebruikt voor de EU-missie Atalanta?
Antwoord
De informatie over de logistieke kampen wordt verzameld door vliegtuigen en varende eenheden van landen die deelnemen aan de internationale antipiraterijoperaties. Deze informatie wordt met elkaar gedeeld. De door Nederlandse eenheden, binnen operatie Ocean Shield, verzamelde inlichtingen worden dus ook beschikbaar gesteld aan eenheden van operatie Atalanta.
Vraag 32
Kunt u aangeven of het te verwachten is dat het operatieplan van de NAVO-antipiraterijmissie Ocean Shield eveneens zal worden aangepast om het operatiegebied uit te breiden naar Somalische kust? Bent u bereid daarvoor te pleiten?
Antwoord
Op dit moment is er geen overeenstemming in Navo-verband over het uitvoeren van operaties met effect op land. Nederland zal de komende tijd hiervoor blijven pleiten.
Vraag 33
Zal de uitbreiding van het mandaat van Atalanta gevolgen hebben voor de manier waarop de Hr. Ms. Van Amstel van april tot juni zal worden ingezet? Kan en zal de Van Amstel een bijdrage leveren aan de bestrijding van piraterij aan de kust?
Antwoord
De aanpassing van het operatieplan van Atalanta maakt het mogelijk onder strikte uitvoeringscriteria operaties met effect op land uit te voeren. Als de commandant van Atalanta besluit dergelijke operaties uit te voeren zou hij gedurende de inzetperiode een beroep kunnen doen op Hr. Ms. Van Amstel. Zie ook vraag 6.
Vraag 34
Wat zal de bijdrage van Nederland zijn aan de bestrijding van piraterij op de Somalische kust? Welke middelen en welk materieel zal hiervoor worden ingezet?
Antwoord
De artikel 100-brief (Kamerstuk 29521, nr. 168) en de aanvulling daarop (Kamerstuk 29521, nr. 182) gaan over de Nederlandse bijdrage aan de operatie Atalanta, die operaties met effect op land toestaat, en de operatie Ocean Shield tot en met eind 2012. Met deze brieven wordt uw Kamer geïnformeerd over in te zetten middelen en materieel.
Vraag 35
Welk type helikopter zal worden meegenomen aan boord van de Hr. Ms. Van Amstel tijdens de inzetperiode? Op welke manier wordt deze helikopter ingezet voor de bestrijding van piraterij tot en met de kuststrook van Somalië?
Antwoord
De Hr. Ms. Van Amstel is uitgerust met een Lynx-helikopter. Deze helikopter zou door de commandant van de EU kunnen worden opgeroepen om een bijdrage te leveren aan operaties met effect op land.
Vraag 36
Het uitbreiden van het operatiegebied van Atalanta zorgt niet voor een uitbreiding of aanpassing van de Nederlandse bijdrage aan deze missie. Hebben andere landen besloten of zullen andere landen besluiten meer of andere middelen of materieel bij te dragen ten gevolge van de verbreding van het operatiegebied?
Antwoord
De uitbreiding van het operatiegebied heeft vooralsnog niet geleid tot uitbreiding of aanpassing van de bijdragen van andere landen. Met de reeds aangeboden eenheden beschikt EU-operatie Atalanta al over de benodigde middelen om acties vanuit de lucht uit te kunnen voeren.
Vraag 37
Wat zijn op het moment van indienen van deze vragen (17 april 2012) de bezigheden geweest van de Hr. Ms. Van Amstel in het kader van de operatie Atalanta sinds 1 april 2012?
Antwoord
Hr. Ms. Van Amstel voert patrouilles uit in de Golf van Aden en heeft WFP-transporten geëscorteerd.
Vraag 38
Hoe breed is de kuststrook van Somalië waarbinnen operaties zijn toegestaan?
Antwoord
Uit operationele veiligheidsoverwegingen kan hier geen exact antwoord op de vraag worden gegeven. Zie ook antwoord op vraag 6.*
Vraag 39
Onder welke uitvoeringscriteria wordt Atalanta te land uitgevoerd?
Antwoord
Er worden binnen Atalanta geen operaties te land uitgevoerd. Het gewijzigde optreden van Atalanta betreft de aanpak van logistieke kampen van piraten vanuit de lucht en is gericht op de aanwezige logistieke voorraden. De gewijzigde inzet is dus niet gericht op de piraten. Operaties met effecten op het land worden pas uitgevoerd nadat er afdoende inlichtingen zijn verzameld. Om operationele veiligheidsoverwegingen kan hier niet worden ingegaan op de uitvoeringscriteria die worden gehanteerd bij operaties met effect op land.
Alle geweldgebruik in het kader van een militaire operatie moet proportioneel zijn. Het risico van onbedoelde nevenschade kan bij geen enkele operatie worden uitgesloten, maar wordt door de hantering van strikte uitvoeringscriteria door de EU wel geminimaliseerd. Uit operationele veiligheidsoverwegingen kan hier in het openbaar niet verder op worden ingegaan.
Vraag 40
Wat zijn “operaties met effecten op de Somalische kust”? Welke wapens en wapensystemen worden daarbij ingezet?
Antwoord
Met operaties met effecten op land wordt het, vanuit de lucht, aangrijpen** van logistieke kampen van piraten bedoeld. De EU hanteert daarvoor strikte uitvoeringscriteria. Dit betekent dat operaties, wapens en wapensystemen aan deze criteria moeten voldoen. Alle geweldgebruik in het kader van een militaire operatie moet proportioneel zijn. Het risico van onbedoelde nevenschade kan bij geen enkele operatie worden uitgesloten, maar wordt door de hantering van strikte uitvoeringscriteria door de EU wel geminimaliseerd. Uit operationele veiligheidsoverwegingen kan hier in het openbaar niet verder op worden ingegaan.
Vraag 41
Wat staat er in het operatieplan van Atalanta? Kan de Kamer inzage krijgen in dit plan? Zo niet, kan de Kamer een samenvatting krijgen?
Antwoord
Uit operationele veiligheidsoverwegingen is het operatieplan geclassificeerd en niet beschikbaar voor inzage.
Vraag 42
Wat zijn de precieze grenzen van het operatiegebied van Ocean Shield? Worden de schepen en helikopters genoemd onder Ocean Shield alleen ingezet voor Ocean Shield? Worden de Cougars uitgerust met wapensystemen? Zo ja, welke?
Antwoord
Het operatiegebied van Ocean Shield eindigt bij de Somalische kust (waterlijn). Er kunnen bij deze operatie daarom geen effecten op het land worden bereikt zoals bij de EU-operatie Atalanta. Deze aanvullende artikel 100-brief gaat over de Nederlandse bijdrage van Hr. Ms. Rotterdam, met twee gemaritimiseerde Cougarhelikopters aan boord, en Hr. Ms. Evertsen, uitgerust met een Lynx-helikopter, aan de Navo-operatie Ocean Shield. De Cougar-helikopters zijn evenals de Lynxhelikopter standaard uitgerust met een mitrailleur (MAG of .50).
Vraag 43
Welk type tactische UAV (ombemand vliegtuig) wordt toegevoegd aan de capaciteit van Hr. Ms. Rotterdam? Wordt deze UAV ingezet voor zowel Ocean Shield als Atalanta?
Antwoord
Aan Hr. Ms. Rotterdam wordt een tactische UAV van het type ScanEagle*** toegevoegd. De producten van alle intelligence, surveillance and reconnaissance (ISR)-systemen ten behoeve van piraterijbestrijding worden internationaal gedeeld zonder onderscheid te maken tussen de verschillende operaties.
Vraag 44
Zijn er afspraken gemaakt om schepen of andere wapensystemen tijdelijk te detacheren voor andere taken tijdens de inzetperiode voor Ocean Shield? Zo ja, onder welke omstandigheden kan dit gebeuren?
Antwoord
Nee.
Vraag 45
Wordt de eenheid van mariniers aan boord van de Rotterdam gebruikt in Atalanta, Ocean Shield, of beide operaties? Hoe worden de kleinere varende eenheden ingezet om de kust te blokkeren? Betekent dit dat de Rotterdam ook ingezet wordt voor Atalanta?
Antwoord
Deze artikel 100-brief gaat over de inzet van Hr. Ms. Rotterdam, inclusief alle middelen waarmee dit Landing Platform Dock wordt uitgerust, ten behoeve van de Navo-operatie Ocean Shield. De kleine varende eenheden worden ingezet zoals eerder Hr. Ms. Johan de Witt in 2010 en Hr. Ms. Zuiderkruis in 2011 deze eenheden inzetten. Door de inzet als Afloat Forward Operating Base is Hr. Ms. Rotterdam in staat een groot deel van de kust te blokkeren, waardoor piraten de toegang tot zee kan worden ontzegd.
(ministerie van Defensie, 20 april 2012)
* Duitse nieuwsbronnen spreken over een inzet in de kuststrook tot maximaal twee kilometer van de waterlijn. Het weblog Augen Geradeaus! van collega Thomas Wiegold heeft de tekst van de Duitse 'artikel 100 brief' gepubliceerd, daarin staat te lezen: "Deutsche Einsatzkräfte dürfen bis zu einer Tiefe von maximal 2.000 Metern gegen logistische Einrichtungen der Piraten am Strand vorgehen. Sie werden hierfür nicht am Boden eingesetzt." Zie verder bijvoorbeeld het artikel 'Kampf um die Zwei-Kilometer-Marke' van Der Spiegel.
** 'Aangrijpen' is militair jargon (en een lelijk Germanisme) voor 'aanvallen'.
*** Het is voor zover ik weet voor het eerst dat aan de Tweede Kamer gemeld wordt dat de ScanEagle mini-UAV wordt ingezet. Nederland kent dit toestel goed uit Uruzgan, waar het door de Australische coalitietroepen vanaf Kamp Holland werd gebruikt.
Update: Omgekomen Amersfoortse militair Cor Strik krijgt eigen straatnaam
Precies 5 jaar nadat korporaal Cor Strik in de Afghaanse provincie Helmand sneuvelde, is er in Amersfoort een pad naar hem vernoemd. Vanmorgen is tijdens een herdenkingsplechtigheid het naambord onthuld door burgemeester Lucas Bolsius en de ouders van de omgekomen militair. Dat gebeurde onder toeziend oog van verdere familie van Cor Strik, vrienden en oud-collega's van de landmacht.
De in 2007 21-jarige militair van de Tijgercompagnie van 11 Luchtmobiele Brigade, kwam om het leven toen er een geïmproviseerd explosief ontplofte tijdens een voetpatrouille. Vorig jaar besloot de gemeente Amersfoort, waar Strik vandaan kwam, een route naar hem te vernoemen. Dit werd een fietspad tussen de Barchman Wuytierslaan, waaraan een kazerne ligt, en het sportpark Bokkeduinen met een voetbalvereniging waar Cor Strik lid van was.
(ministerie van Defensie, 20 april 2012)
Omgekomen Amersfoortse militair Cor Strik krijgt eigen straatnaam
door John Spijkerman
SOESTERKWARTIER - 'Allez chasse', ('Op jacht') klinkt het vrijdagmorgen luid uit tientallen soldatenkelen. Het is de strijdkreet die de Tijgercompagnie aanheft tijdens het appel dat gehouden wordt op het Korporaal Strikpad. Het hartverscheurende gehuil van één van de familieleden van Cor Strik snijdt door merg en been. De Tijgercompagnie bewijst eer aan de korporaal uit Amersfoort. Precies vijf jaar geleden, op 20 april 2007, kwam de 21-jarige Cor Strik als eerste Nederlandse militair om het leven tijdens gevechtshandelingen in Afghanistan. Vandaag wordt het bord van het Korporaal Strikpad in Amersfoort officieel onthuld.
Op de achtergrond fluiten vrijdag vogels, een aantal leerlingen van ROC De Bokkeduinen kijkt van afstand zwijgend toe, soldaten die hun 'voorschakelopleiding' aan het ROC volgen, hebben een erehaag gevormd voor de familie en vrienden van Cor Strik. Zwijgend loopt het gezelschap, begeleid door burgemeester Lucas Bolsius, naar het straatnaambordje dat nu nog wordt afgedekt door de Amersfoortse vlag. Daarachter marcheren de militairen van de Tijgercompagnie, die zich keurig opstellen in afwachting van wat komen gaat. De Tijgercompagnie is één van de eenheden van het 11e infanteriebataljon luchtmobiele brigade, garderegiment grenadier en jagers. Cor Strik maakte er ook deel vanuit. De manschappen staan vlakbij de ouders en oma van Cor Strik en tonen zo hun verbondenheid met de omgekomen Amersfoorter en met zijn familie. Een levensgrote tijger is als mascotte van de eenheid duidelijk zichtbaar op de achtergrond aanwezig.
Het idee om het geasfalteerde fietspad naar korporaal Strik te vernoemen werd in november 2011 door het college van b en w genomen. De vernoeming is voor een trotse maar verdrietige moeder Heidi Strik het tastbare bewijs dat de naam van haar zoon voor altijd met Amersfoort verbonden zal blijven. Burgemeester Bolsius mag vrijdagmorgen als eerste het woord voeren. ,,De verslagenheid was groot toen Cor Strik sneuvelde in de strijd voor vrede en veiligheid. Er ging een grote schok door Nederland en heel nadrukkelijk door het Soesterkwartier: bij de ouders en de familie, bij de voetbalclub en oud-collega's.'' Inmiddels is het alweer vijf jaar geleden dat Cor Strik sneuvelde. Op die gedenkwaardige 20 april 2007 zat zijn laatste missie er net op. Hij stond op het punt om weer naar zijn geliefde Amersfoort terug te keren, maar liep op een bermbom en stierf. ,,Het leek onvoorstelbaar, maar het leven is doorgegaan'', zegt de burgemeester. ,,Maar de herinnering blijft.''
Moeder Heidi Strik voert namens de familie het woord. ,,Cor was een Amersfoorter in hart en nieren'', vertelt ze. ,,Hij zei altijd als ie weer terug was 'Ik ben blij dat ik die toren weer zie. Mij krijgen ze Amersfoort niet uit, vooral niet uit het het Soesterkwartier.'' Ze is blij met het eerbetoon aan haar zoon. ,,Dit is grandioos. Dat doet je als moeder goed.'' Dat er nu een Korporaal Strikpad is, vormt voor haar het bewijs dat haar zoon echt wat voor de missie in Afghanistan heeft betekend. ,,Ik ben op dit moment zo trots. Dat wint het nu even van mijn verdriet.'' Samen met de burgemeester mogen de ouders van Cor Strik het nieuwe straatnaambord onthullen. De plek die is gekozen voor het Korporaal Strikpad, had niet beter uitgekozen kunnen worden. Het ligt in het Soesterkwartier waar Cor Strik zich zo mee verbonden voelde en vlakbij zijn geliefde voetbalclub De Posthoorn, waar hij vroeger speelde. Maar ook vlakbij de plek waar jonge leerlingen van het ROC worden opgeleid voor een carrière bij de Koninklijke landmacht.
Haar zoon zou ook trots geweest zijn, als hij geweten had dat er een pad naar hem vernoemd zou worden, maar hij zou het ook allemaal een beetje te veel eer hebben gevonden, denkt moeder Heidi. ,,Hij zou hebben gezegd: 'Doe effe normaal. Het hoort bij mijn werk.'' Over de risico's van zijn werk heeft haar zoon nooit echt met haar gesproken. Ze herinnert zich dat Cor thuis eens wat informatie aan het bekijken was over bermbommen, omdat die nogal veel gebruikt werden in Afghanistan. ,,Hij zei 'Maak je daar maar geen zorgen over. Bij de luchtmobiele brigade vlieg je over die bermbommen heen.'' De pijn om de dood van haar zoon gaat nooit meer weg. ,,Er gaat nog geen dag, nog geen minuut voorbij, dat ik niet aan hem denk.''
Heidi Strik is blij met de steun die zij en haar familie krijgen van de Tijgercompagnie. Jaarlijks bezoekt de eenheid het graf van Cor Strik om een bloemengroet te brengen. Een voetbalteam van de Tijgercompagnie speelt ook jaarlijks mee aan het Cor Strikvoetbaltoernooi dat De Posthoorn organiseert. ,,Dat hoort bij het respect voor de familie en voor Cor'', zegt kolonel Ludy de Vos. ,,We blijven dat doen zolang als wij het gevoel hebben dat we dat moeten doen en de familie van Cor het fijn vindt.'' Kolonel de Vos vindt het een 'geweldig initiatief' vanuit de gemeente om Cor Strik zijn eigen straat te geven. ,,Voor iemand die het hoogste offer bracht. De gemeente Amersfoort maakt hiermee duidelijk dat de maatschappij de militairen die worden uitgezonden, steunt. En het is ook belangrijk voor onszelf en helpt ons het sterven van Cor te verwerken.''
(DeStadAmersfoort.nl, 20 april 2012)
De in 2007 21-jarige militair van de Tijgercompagnie van 11 Luchtmobiele Brigade, kwam om het leven toen er een geïmproviseerd explosief ontplofte tijdens een voetpatrouille. Vorig jaar besloot de gemeente Amersfoort, waar Strik vandaan kwam, een route naar hem te vernoemen. Dit werd een fietspad tussen de Barchman Wuytierslaan, waaraan een kazerne ligt, en het sportpark Bokkeduinen met een voetbalvereniging waar Cor Strik lid van was.
(ministerie van Defensie, 20 april 2012)
Korporaal Cor Strik op patrouille, kort voor zijn dood |
Omgekomen Amersfoortse militair Cor Strik krijgt eigen straatnaam
door John Spijkerman
SOESTERKWARTIER - 'Allez chasse', ('Op jacht') klinkt het vrijdagmorgen luid uit tientallen soldatenkelen. Het is de strijdkreet die de Tijgercompagnie aanheft tijdens het appel dat gehouden wordt op het Korporaal Strikpad. Het hartverscheurende gehuil van één van de familieleden van Cor Strik snijdt door merg en been. De Tijgercompagnie bewijst eer aan de korporaal uit Amersfoort. Precies vijf jaar geleden, op 20 april 2007, kwam de 21-jarige Cor Strik als eerste Nederlandse militair om het leven tijdens gevechtshandelingen in Afghanistan. Vandaag wordt het bord van het Korporaal Strikpad in Amersfoort officieel onthuld.
Op de achtergrond fluiten vrijdag vogels, een aantal leerlingen van ROC De Bokkeduinen kijkt van afstand zwijgend toe, soldaten die hun 'voorschakelopleiding' aan het ROC volgen, hebben een erehaag gevormd voor de familie en vrienden van Cor Strik. Zwijgend loopt het gezelschap, begeleid door burgemeester Lucas Bolsius, naar het straatnaambordje dat nu nog wordt afgedekt door de Amersfoortse vlag. Daarachter marcheren de militairen van de Tijgercompagnie, die zich keurig opstellen in afwachting van wat komen gaat. De Tijgercompagnie is één van de eenheden van het 11e infanteriebataljon luchtmobiele brigade, garderegiment grenadier en jagers. Cor Strik maakte er ook deel vanuit. De manschappen staan vlakbij de ouders en oma van Cor Strik en tonen zo hun verbondenheid met de omgekomen Amersfoorter en met zijn familie. Een levensgrote tijger is als mascotte van de eenheid duidelijk zichtbaar op de achtergrond aanwezig.
Korporaal Strik (foto: familie Strik) |
Het idee om het geasfalteerde fietspad naar korporaal Strik te vernoemen werd in november 2011 door het college van b en w genomen. De vernoeming is voor een trotse maar verdrietige moeder Heidi Strik het tastbare bewijs dat de naam van haar zoon voor altijd met Amersfoort verbonden zal blijven. Burgemeester Bolsius mag vrijdagmorgen als eerste het woord voeren. ,,De verslagenheid was groot toen Cor Strik sneuvelde in de strijd voor vrede en veiligheid. Er ging een grote schok door Nederland en heel nadrukkelijk door het Soesterkwartier: bij de ouders en de familie, bij de voetbalclub en oud-collega's.'' Inmiddels is het alweer vijf jaar geleden dat Cor Strik sneuvelde. Op die gedenkwaardige 20 april 2007 zat zijn laatste missie er net op. Hij stond op het punt om weer naar zijn geliefde Amersfoort terug te keren, maar liep op een bermbom en stierf. ,,Het leek onvoorstelbaar, maar het leven is doorgegaan'', zegt de burgemeester. ,,Maar de herinnering blijft.''
Moeder Heidi Strik voert namens de familie het woord. ,,Cor was een Amersfoorter in hart en nieren'', vertelt ze. ,,Hij zei altijd als ie weer terug was 'Ik ben blij dat ik die toren weer zie. Mij krijgen ze Amersfoort niet uit, vooral niet uit het het Soesterkwartier.'' Ze is blij met het eerbetoon aan haar zoon. ,,Dit is grandioos. Dat doet je als moeder goed.'' Dat er nu een Korporaal Strikpad is, vormt voor haar het bewijs dat haar zoon echt wat voor de missie in Afghanistan heeft betekend. ,,Ik ben op dit moment zo trots. Dat wint het nu even van mijn verdriet.'' Samen met de burgemeester mogen de ouders van Cor Strik het nieuwe straatnaambord onthullen. De plek die is gekozen voor het Korporaal Strikpad, had niet beter uitgekozen kunnen worden. Het ligt in het Soesterkwartier waar Cor Strik zich zo mee verbonden voelde en vlakbij zijn geliefde voetbalclub De Posthoorn, waar hij vroeger speelde. Maar ook vlakbij de plek waar jonge leerlingen van het ROC worden opgeleid voor een carrière bij de Koninklijke landmacht.
Haar zoon zou ook trots geweest zijn, als hij geweten had dat er een pad naar hem vernoemd zou worden, maar hij zou het ook allemaal een beetje te veel eer hebben gevonden, denkt moeder Heidi. ,,Hij zou hebben gezegd: 'Doe effe normaal. Het hoort bij mijn werk.'' Over de risico's van zijn werk heeft haar zoon nooit echt met haar gesproken. Ze herinnert zich dat Cor thuis eens wat informatie aan het bekijken was over bermbommen, omdat die nogal veel gebruikt werden in Afghanistan. ,,Hij zei 'Maak je daar maar geen zorgen over. Bij de luchtmobiele brigade vlieg je over die bermbommen heen.'' De pijn om de dood van haar zoon gaat nooit meer weg. ,,Er gaat nog geen dag, nog geen minuut voorbij, dat ik niet aan hem denk.''
Heidi Strik is blij met de steun die zij en haar familie krijgen van de Tijgercompagnie. Jaarlijks bezoekt de eenheid het graf van Cor Strik om een bloemengroet te brengen. Een voetbalteam van de Tijgercompagnie speelt ook jaarlijks mee aan het Cor Strikvoetbaltoernooi dat De Posthoorn organiseert. ,,Dat hoort bij het respect voor de familie en voor Cor'', zegt kolonel Ludy de Vos. ,,We blijven dat doen zolang als wij het gevoel hebben dat we dat moeten doen en de familie van Cor het fijn vindt.'' Kolonel de Vos vindt het een 'geweldig initiatief' vanuit de gemeente om Cor Strik zijn eigen straat te geven. ,,Voor iemand die het hoogste offer bracht. De gemeente Amersfoort maakt hiermee duidelijk dat de maatschappij de militairen die worden uitgezonden, steunt. En het is ook belangrijk voor onszelf en helpt ons het sterven van Cor te verwerken.''
(DeStadAmersfoort.nl, 20 april 2012)
donderdag 19 april 2012
AIVD en MIVD presenteren Jaarverslagen 2011
De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) hebben vandaag hun afzonderlijke jaarverslagen over 2011 gepresenteerd.
In de 2 jaarverslagen gaan de diensten in op hun eigen activiteiten, maar ook op die onderwerpen waar ze het afgelopen jaar nog intensiever zijn gaan samenwerken.
Beide diensten richten zich op het buitenland, waarbij de regering aangeeft op welke onderwerpen een inlichtingenbehoefte bestaat. In 2011 wilde de Nederlandse regering extra inlichtingen over de ontwikkelingen in de Arabische wereld. Dit heeft geleid tot een tijdelijke intensivering van onderzoeken om daar snel zicht op te krijgen. Door de samenwerking tussen AIVD en MIVD zijn deze onderzoeken efficiënt verlopen.
Gezamenlijke teams
De diensten werken nu intensief samen in 2 teams van medewerkers uit zowel AIVD als MIVD. Een daarvan informeert over de programma’s voor massavernietigingswapens in landen van zorg. Het doet ook onderzoek naar verwervingsactiviteiten in en via Nederland die deze programma's kunnen versterken, zodat deze verstoord kunnen worden.
Het andere team doet onderzoek in het Caribisch Gebied. De staatkundige veranderingen, waardoor het Koninkrijk der Nederlanden 2 nieuwe landen en 3 bijzondere gemeenten kreeg, hebben de regio letterlijk dichter bij Nederland gebracht.
Verantwoording diensten
De ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en die van Defensie sturen elk jaar vóór 1 mei de openbare jaarverslagen van de AIVD en MIVD aan het parlement en de Commissie tot Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Hierin leggen de ministers verantwoording af over de aandachtsgebieden waarop de diensten hun activiteiten in het afgelopen jaar hebben gericht en de regio’s waarop de diensten hun activiteiten in het lopende jaar zullen richten.
De AIVD, als onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en de MIVD, als onderdeel van het Ministerie van Defensie, hebben hun eigen specifieke taken en werkvelden. Waar relevant bundelen de diensten hun capaciteit en expertise. Het drukt de kosten, zorgt voor een goede eigen informatiepositie en de kwaliteit van de inlichtingenproducten verbetert.
Documenten en publicaties
Jaarverslag MIVD 2011
Jaarverslag van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD).
Jaarverslag | 12-04-2012 | Defensie
Jaarverslag AIVD 2011
Jaarverslag van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), over het jaar 2011.
Jaarverslag | 19-04-2012 | Defensie
(Rijksoverheid, 19 april 2012)
Kamerbrief: aanpassing 'tarieven' voor bescherming koopvaardijschepen
Datum 19 april 2012
Betreft Aanpassing regeling inzet Vessel Protection Detachments (VPD)
In de driemaandelijkse rapportage over de inzet van VPD’s die ik u vrijdag 13 april jl. stuurde, kondigde ik aan de regeling voor de financiële bijdrage van de reders en de aanvraagtermijn te wijzigen. Met deze brief informeer ik u over de aanpassingen van de regeling die ik vanaf 1 mei tot eind 2012 zal hanteren.
Ontwikkelingen
Een belangrijke, positieve ontwikkeling voor zowel het verkorten van de aanvraagtermijn als het verlagen van de kosten, is de inrichting van opslaglocaties in de buurt van het risicogebied. Hierdoor zijn tijdrovende procedures in verband met diplomatieke toestemming voor het transport van wapens, munitie en ander militair materieel minder vaak nodig. Ook de inzet van duur militair luchttransport wordt daardoor verminderd. Inmiddels is de eerste opslaglocatie in gebruik. De overige locaties zullen spoedig volgen.
In de defensiebegroting van 2012 is voor de inzet van vijftig VPD’s € 23,4 miljoen gereserveerd, waarvan € 11,3 miljoen wordt bijgedragen door de reders. Dankzij goede planning en het combineren van te beschermen zeetransporten wordt er in de praktijk minder gebruik gemaakt van militair luchttransport dan in de raming was voorzien. Ook kon meer materieel dan voorzien worden onttrokken aan de voorraden. Al met al worden hierdoor de kosten van de inzet van vijftig VPD’s in 2012 ongeveer € 9 miljoen lager dan geraamd, wat een verlaging van de bijdrage van de reders mogelijk maakt.
Aanpassingen
Op basis van bovengenoemde ontwikkelingen is het in de eerste plaats mogelijk de aanvraagtermijn voor de reders te verkorten van zes weken naar ongeveer tien werkdagen. In specifieke gevallen is zelfs een kortere termijn haalbaar, bijvoorbeeld als VPD-teams met hun materiaal kunnen overstappen van het ene op het andere transport.
In de tweede plaats is het mogelijk de bijdrage van de reders te verlagen. Binnen de financiële kaders kan de vergoeding worden verlaagd tot ongeveer € 8.300 per VPD per dag. De vaste component in de vergoeding vervalt daarmee. Door de verkorting van de aanvraagtermijn kunnen meer aanvragen worden gehonoreerd. Door de verlaging van de vergoeding zullen waarschijnlijk meer aanvragen worden ingediend. Door de lagere kosten van VPD’s is het mogelijk om binnen de financiële kaders in 2012 nog ongeveer honderd VPD’s in te zetten.
Met deze wijzigingen kom ik tegemoet aan de wensen van de reders. De nieuwe regeling heeft geen gevolgen voor de afwegingen in het VPD-beleidskader (Kamerstuk 32 706 nr. 9). Ook zal de inzet binnen de kaders van de defensiebegroting van 2012 blijven. Voor 2013 en verder zal ik de regeling in interdepartementaal verband nader uitwerken en opnemen in de ontwerpbegroting 2013.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
Drs. J.S.J. Hillen
(ministerie van Defensie, 19 april 2012)
Betreft Aanpassing regeling inzet Vessel Protection Detachments (VPD)
In de driemaandelijkse rapportage over de inzet van VPD’s die ik u vrijdag 13 april jl. stuurde, kondigde ik aan de regeling voor de financiële bijdrage van de reders en de aanvraagtermijn te wijzigen. Met deze brief informeer ik u over de aanpassingen van de regeling die ik vanaf 1 mei tot eind 2012 zal hanteren.
Ontwikkelingen
Een belangrijke, positieve ontwikkeling voor zowel het verkorten van de aanvraagtermijn als het verlagen van de kosten, is de inrichting van opslaglocaties in de buurt van het risicogebied. Hierdoor zijn tijdrovende procedures in verband met diplomatieke toestemming voor het transport van wapens, munitie en ander militair materieel minder vaak nodig. Ook de inzet van duur militair luchttransport wordt daardoor verminderd. Inmiddels is de eerste opslaglocatie in gebruik. De overige locaties zullen spoedig volgen.
In de defensiebegroting van 2012 is voor de inzet van vijftig VPD’s € 23,4 miljoen gereserveerd, waarvan € 11,3 miljoen wordt bijgedragen door de reders. Dankzij goede planning en het combineren van te beschermen zeetransporten wordt er in de praktijk minder gebruik gemaakt van militair luchttransport dan in de raming was voorzien. Ook kon meer materieel dan voorzien worden onttrokken aan de voorraden. Al met al worden hierdoor de kosten van de inzet van vijftig VPD’s in 2012 ongeveer € 9 miljoen lager dan geraamd, wat een verlaging van de bijdrage van de reders mogelijk maakt.
Aanpassingen
Op basis van bovengenoemde ontwikkelingen is het in de eerste plaats mogelijk de aanvraagtermijn voor de reders te verkorten van zes weken naar ongeveer tien werkdagen. In specifieke gevallen is zelfs een kortere termijn haalbaar, bijvoorbeeld als VPD-teams met hun materiaal kunnen overstappen van het ene op het andere transport.
In de tweede plaats is het mogelijk de bijdrage van de reders te verlagen. Binnen de financiële kaders kan de vergoeding worden verlaagd tot ongeveer € 8.300 per VPD per dag. De vaste component in de vergoeding vervalt daarmee. Door de verkorting van de aanvraagtermijn kunnen meer aanvragen worden gehonoreerd. Door de verlaging van de vergoeding zullen waarschijnlijk meer aanvragen worden ingediend. Door de lagere kosten van VPD’s is het mogelijk om binnen de financiële kaders in 2012 nog ongeveer honderd VPD’s in te zetten.
Met deze wijzigingen kom ik tegemoet aan de wensen van de reders. De nieuwe regeling heeft geen gevolgen voor de afwegingen in het VPD-beleidskader (Kamerstuk 32 706 nr. 9). Ook zal de inzet binnen de kaders van de defensiebegroting van 2012 blijven. Voor 2013 en verder zal ik de regeling in interdepartementaal verband nader uitwerken en opnemen in de ontwerpbegroting 2013.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
Drs. J.S.J. Hillen
(ministerie van Defensie, 19 april 2012)
Jaarverslag 2011 van de MIVD gepubliceerd
Het openbare gedeelte van het Jaarverslag 2011 van de Militaire inlichtingen- en veiligheidsdienst (MIVD) is op 19 april aan de Tweede Kamer gestuurd. Klik hier om het te lezen.
De omslag geeft een wat somber beeld: een regenbui op zee. Heeft wellicht te maken met de maritieme achtergrond van de Directeur van de MIVD, Schout-bij-nacht Pieter Bindt. Een snelle scan van de inhoud levert overigens geen 'sombere' informatie op.
De omslag geeft een wat somber beeld: een regenbui op zee. Heeft wellicht te maken met de maritieme achtergrond van de Directeur van de MIVD, Schout-bij-nacht Pieter Bindt. Een snelle scan van de inhoud levert overigens geen 'sombere' informatie op.
'Benelux-samenwerking mag niet ten koste gaan van Arbo- en veiligheidsregels'
Minister Hillen van Defensie is een groot voorstander van meer samenwerking tussen de krijgsmachten van de EU. Met België en Luxemburg zijn op 18 april nieuwe afspraken gemaakt. Prima, vindt de Vakbond voor Defensiepersoneel VBM|NOV, maar dat mag niet ten koste gaan van Arbo- en veiligheidsregels.
VBM|NOV-voorzitter Jean Debie heeft niets tegen internationale samenwerking en zeker niets tegen meer samenwerking met de krijgsmachten van België en Luxemburg. Met België wordt al intensief samengewerkt op maritiem gebied.
Vaak wordt de nationale soevereiniteit genoemd als mogelijk obstakel bij internationale samenwerking tussen krijgsmachten. Maar de nationale stelsels van regelgeving rond de arbeid, met name op veiligheids- en gezondheidsgebied kunnen bij internationale samenwerking een nog veel groter struikelblok vormen.
De VBM|NOV vraagt uitdrukkelijk aandacht voor de toepassing van Arbo- en veiligheidsregelgeving bij mogelijke verdergaande samenwerking met andere krijgsmachten. Zeker nu wellicht meer plaatsingen van Nederlandse militairen op Belgische (vlieg)bases en kazernes in zicht komen - en andersom, moet er goed gekeken worden naar de voorzieningen en regels op veiligheidsgebied en arbeidsomstandigheden.
VSOA-Defensie, de Belgische zusterorganisatie van de VBM|NOV deelt deze bezorgdheid. Temeer door de ervaring van het Belgische marinepersoneel dat, in het kader van de maritieme samenwerking, tijdelijk tewerkgesteld wordt in Den Helder.
Het principe van samenwerken kan VSOA-Defensie onderschrijven, op voorwaarde dat de rechten van het betrokken personeel worden gevrijwaard en goed opgevolgd.
(VBM|NOV, 18 april 2012)
VBM|NOV-voorzitter Jean Debie heeft niets tegen internationale samenwerking en zeker niets tegen meer samenwerking met de krijgsmachten van België en Luxemburg. Met België wordt al intensief samengewerkt op maritiem gebied.
Vaak wordt de nationale soevereiniteit genoemd als mogelijk obstakel bij internationale samenwerking tussen krijgsmachten. Maar de nationale stelsels van regelgeving rond de arbeid, met name op veiligheids- en gezondheidsgebied kunnen bij internationale samenwerking een nog veel groter struikelblok vormen.
De VBM|NOV vraagt uitdrukkelijk aandacht voor de toepassing van Arbo- en veiligheidsregelgeving bij mogelijke verdergaande samenwerking met andere krijgsmachten. Zeker nu wellicht meer plaatsingen van Nederlandse militairen op Belgische (vlieg)bases en kazernes in zicht komen - en andersom, moet er goed gekeken worden naar de voorzieningen en regels op veiligheidsgebied en arbeidsomstandigheden.
VSOA-Defensie, de Belgische zusterorganisatie van de VBM|NOV deelt deze bezorgdheid. Temeer door de ervaring van het Belgische marinepersoneel dat, in het kader van de maritieme samenwerking, tijdelijk tewerkgesteld wordt in Den Helder.
Het principe van samenwerken kan VSOA-Defensie onderschrijven, op voorwaarde dat de rechten van het betrokken personeel worden gevrijwaard en goed opgevolgd.
(VBM|NOV, 18 april 2012)
Nederland maakt in mei nieuwe bijdrage Afghanistan bekend
Nederland maakt op de NAVO-top in mei in Chicago bekend met welk bedrag de veiligheidstroepen in Afghanistan na 2014 kunnen worden gesteund. Dat heeft minister van Buitenlandse Zaken Uri Rosenthal (VVD) woensdag gezegd na een overleg met andere NAVO-lidstaten in Brussel, meldt een woordvoerder.
De Verenigde Staten en de andere NAVO-lidstaten bereiden zich voor op de terugtrekking uit Afghanistan, die in 2014 moet zijn afgerond. Secretaris-generaal van de NAVO Anders Fogh Rasmussen verwacht dat de NAVO na 2014 jaarlijks omgerekend ruim drie miljard euro kwijt zal zijn aan het onderhouden van de Afghaanse krijgsmacht. Hij noemde dat 'een mooie deal'; het kost de westerse landen minder dan de oorlog van de afgelopen jaren.
De VS verwachten zelf het grootste deel van de rekening te betalen. Washington heeft echter gezegd de kar niet in zijn eentje te kunnen trekken. Volgens de VS moeten ook landen die niet lid zijn van de NAVO, zoals China en Rusland, een bijdrage leveren aangezien iedereen gebaat is bij stabiliteit in Afghanistan.
Rosenthal is het volgens zijn woordvoerder eens met die woorden. Nederland zou bereid zijn een evenredig aandeel te betalen. Op dit moment steekt Nederland twintig miljoen euro in de Afghaanse veiligheidstroepen. Groot-Brittannië is volgens de Britse omroep BBC bereid 70 miljoen Britse pond bij te dragen.
(Novum/Nieuws.nl , 19 april 2012)
De Verenigde Staten en de andere NAVO-lidstaten bereiden zich voor op de terugtrekking uit Afghanistan, die in 2014 moet zijn afgerond. Secretaris-generaal van de NAVO Anders Fogh Rasmussen verwacht dat de NAVO na 2014 jaarlijks omgerekend ruim drie miljard euro kwijt zal zijn aan het onderhouden van de Afghaanse krijgsmacht. Hij noemde dat 'een mooie deal'; het kost de westerse landen minder dan de oorlog van de afgelopen jaren.
De VS verwachten zelf het grootste deel van de rekening te betalen. Washington heeft echter gezegd de kar niet in zijn eentje te kunnen trekken. Volgens de VS moeten ook landen die niet lid zijn van de NAVO, zoals China en Rusland, een bijdrage leveren aangezien iedereen gebaat is bij stabiliteit in Afghanistan.
Rosenthal is het volgens zijn woordvoerder eens met die woorden. Nederland zou bereid zijn een evenredig aandeel te betalen. Op dit moment steekt Nederland twintig miljoen euro in de Afghaanse veiligheidstroepen. Groot-Brittannië is volgens de Britse omroep BBC bereid 70 miljoen Britse pond bij te dragen.
(Novum/Nieuws.nl , 19 april 2012)
woensdag 18 april 2012
Minister Hillen: Samenwerking in Benelux niet vrijblijvend
Nederland, België en Luxemburg gaan nog meer samenwerken op defensiegebied. Daartoe ondertekenden ministers Hans Hillen, zijn Belgische collega Pieter de Crem en namens Luxemburg Jean-Marie Halsdorf vanavond een overeenkomst.
De afspraken houden in dat de landen vaker samen oefenen en trainen, dat de luchtmachten van elkaars vliegvelden gebruik maken, de marine van België en Nederland nog intensiever met elkaar optrekken en de Belgische paratroepers en de Luchtmobiele Brigade van Nederland meer samenwerken. Hillen beseft dat de landen daarmee een deel van hun zeggenschap over de krijgsmacht opgeven. “Samenwerken is niet vrijblijvend”, aldus de minister.
Voorbeeld
De ondertekening mag wat minister Hillen betreft een voorbeeld zijn voor andere landen. Door samen te werken zonder de eigen nationaliteit op te geven, kan Europa in zijn ogen veel meer doen. “Er is geen land meer dat zichzelf kan verdedigen, daarom moeten we dit doen. Het is een goede manier om in deze tijd van bezuinigingen de slagkracht te behouden”, zei hij. “We zijn op weg naar een totaal nieuwe structuur, met een trinationale bevelvoering”, beaamde zijn Belgische collega De Crem. ” Dit is een eerste stap naar volledige integratie van het materieel en een gezamenlijke inzetbaarheid”.
F-35
Met deze overeenkomst is het wat minister Hillen betreft nog niet afgelopen. Hij wil ook met Noorwegen en Denemarken nog nauwer samenwerken. Hij denkt daarbij aan het gezamenlijk beveiligen van het luchtruim met F-16’s. De minister bekijkt met deze landen naar de gezamenlijke aanschaf, onderhoud en training van de beoogde opvolger van de F-16, de F-35 Lightning II.
NAVO
Hillen woonde eerder vandaag in Brussel een vergadering bij van de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie van de NAVO. Deze zogenoemde Jumbo-bijeenkomst gold als voorbereiding op de NAVO-top op 20 en 21 mei in Chicago. Daarbij staan onderwerpen als het (post-)transitieproces in Afghanistan en de ontwikkeling van de defensiecapaciteiten van de NAVO op de agenda. Het bondgenootschap kijkt naar de huidige capaciteiten, waarbij naast de conventionele en nucleaire ook nieuwe gevaren als cyberdreiging in ogenschouw zijn genomen. Op initiatief van Nederland is deze zogenoemde Deterrence and Defence Posture Review openbaar gemaakt.
Tankers
Met Duitsland en Frankrijk heeft Nederland de handen ineen geslagen om het tekort aan tankvliegtuigen aan te pakken. De Defensieministers van de 3 landen tekenden een communiqué om in Chicago een plan te presenteren om deze tekortkoming van zowel de EU als de NAVO op te lossen. “Op termijn zullen we kijken of we onze capaciteit niet alleen beter kunnen poolen , maar ook gemeenschappelijk aan vervanging van de bestaande middelen kunnen werken”, aldus Hillen.
(ministerie van Defensie, 18 april 2012)
De afspraken houden in dat de landen vaker samen oefenen en trainen, dat de luchtmachten van elkaars vliegvelden gebruik maken, de marine van België en Nederland nog intensiever met elkaar optrekken en de Belgische paratroepers en de Luchtmobiele Brigade van Nederland meer samenwerken. Hillen beseft dat de landen daarmee een deel van hun zeggenschap over de krijgsmacht opgeven. “Samenwerken is niet vrijblijvend”, aldus de minister.
Voorbeeld
De ondertekening mag wat minister Hillen betreft een voorbeeld zijn voor andere landen. Door samen te werken zonder de eigen nationaliteit op te geven, kan Europa in zijn ogen veel meer doen. “Er is geen land meer dat zichzelf kan verdedigen, daarom moeten we dit doen. Het is een goede manier om in deze tijd van bezuinigingen de slagkracht te behouden”, zei hij. “We zijn op weg naar een totaal nieuwe structuur, met een trinationale bevelvoering”, beaamde zijn Belgische collega De Crem. ” Dit is een eerste stap naar volledige integratie van het materieel en een gezamenlijke inzetbaarheid”.
F-35
Met deze overeenkomst is het wat minister Hillen betreft nog niet afgelopen. Hij wil ook met Noorwegen en Denemarken nog nauwer samenwerken. Hij denkt daarbij aan het gezamenlijk beveiligen van het luchtruim met F-16’s. De minister bekijkt met deze landen naar de gezamenlijke aanschaf, onderhoud en training van de beoogde opvolger van de F-16, de F-35 Lightning II.
NAVO
Hillen woonde eerder vandaag in Brussel een vergadering bij van de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie van de NAVO. Deze zogenoemde Jumbo-bijeenkomst gold als voorbereiding op de NAVO-top op 20 en 21 mei in Chicago. Daarbij staan onderwerpen als het (post-)transitieproces in Afghanistan en de ontwikkeling van de defensiecapaciteiten van de NAVO op de agenda. Het bondgenootschap kijkt naar de huidige capaciteiten, waarbij naast de conventionele en nucleaire ook nieuwe gevaren als cyberdreiging in ogenschouw zijn genomen. Op initiatief van Nederland is deze zogenoemde Deterrence and Defence Posture Review openbaar gemaakt.
Tankers
Met Duitsland en Frankrijk heeft Nederland de handen ineen geslagen om het tekort aan tankvliegtuigen aan te pakken. De Defensieministers van de 3 landen tekenden een communiqué om in Chicago een plan te presenteren om deze tekortkoming van zowel de EU als de NAVO op te lossen. “Op termijn zullen we kijken of we onze capaciteit niet alleen beter kunnen poolen , maar ook gemeenschappelijk aan vervanging van de bestaande middelen kunnen werken”, aldus Hillen.
(ministerie van Defensie, 18 april 2012)
Afghaanse Taliban vragen om geld voor 'heilige oorlog'
De Taliban van Afghanistan hebben woensdag een zeldzame oproep gedaan. Ze vragen islamieten wereldwijd om geld te storten voor hun opstand, die ze omschrijven als een heilige oorlog tegen heidense indringers.
Compleet met telefoonnummers en e-mailadressen is de oproep te lezen op een Taliban-website. De Taliban regeerden Afghanistan tussen 1996 en 2001. De strengislamitische beweging werd uit de macht verdreven door een Amerikaanse inval, omdat de Taliban weigerden al-Qaeda-leider Osama bin Laden uit te leveren. Momenteel strijden circa 130.000 westerse militairen er tegen de Taliban.
De Taliban ,,hebben dringend financiële hulp nodig van de moslimbroeders wereldwijd voor de militaire en niet-militaire uitgaven'', aldus de oproep.
Volgens westerse bronnen krijgen de Taliban vooral geld van islamitische netwerken in golfstaten en de opiumteelt in Afghanistan.
(ANP/Wereldomroep, 18 april 2012)
Compleet met telefoonnummers en e-mailadressen is de oproep te lezen op een Taliban-website. De Taliban regeerden Afghanistan tussen 1996 en 2001. De strengislamitische beweging werd uit de macht verdreven door een Amerikaanse inval, omdat de Taliban weigerden al-Qaeda-leider Osama bin Laden uit te leveren. Momenteel strijden circa 130.000 westerse militairen er tegen de Taliban.
De Taliban ,,hebben dringend financiële hulp nodig van de moslimbroeders wereldwijd voor de militaire en niet-militaire uitgaven'', aldus de oproep.
Volgens westerse bronnen krijgen de Taliban vooral geld van islamitische netwerken in golfstaten en de opiumteelt in Afghanistan.
(ANP/Wereldomroep, 18 april 2012)
Defensie bezuinigt, maar marineschip als bioscoop kan nog steeds
Riekelt Pasterkamp
Defensie bezuinigt op van alles en nog wat, inclusief de jaarlijkse open dagen. Intussen gaan de poorten wel open voor een voetbalclub en een filmpremière.
Ze zijn populair bij gezinnen met (kleine) kinderen, nieuwsgierige tieners, geïnteresseerde ouderen en andere kerosinesnuivers: de jaarlijkse open dagen van Defensie.
Liefhebbers kunnen binnenkort hun hart weer ophalen bij de Koninklijke Landmacht in Oirschot (12 en 13 mei) en in Den Helder bij de Koninklijke Marine (7 en 8 juli). ”Samen slagvaardig” is het allitererende thema van die dagen in de Noord-Hollandse marinestad.
De Koninklijke Luchtmacht houdt dit jaar de poorten gesloten. Noodgedwongen. Door de bezuinigingen bracht het ministerie van Defensie in 2010 het aantal open dagen terug van drie naar twee per jaar. Per toerbeurt moet een van de krijgsmachtdelen niet thuis geven.
Begrijpelijk. Waar tanks tot stilstand komen, schepen uit de vaart gaan en F-16’s aan de grond moeten blijven, mag er best gesneden worden op de franje. Echter: Defensie zet nu voor specifieke groepen de deuren open.
Twee voorbeelden. Op 2 april werd de voetbalclub Feyenoord op de Bernhardkazerne in Amersfoort „fysiek en mentaal uitgedaagd.” De spelers gingen na de hindernisbaan de klimtoren op en kregen als „toetje” een rondrit in een CV90-infanteriegevechtsvoertuig.
De Rotterdamse voetballers waren op uitnodiging van de landmacht een dag op bezoek. Gastheer was de commandant der landstrijdkrachten, luitenant-generaal Mart de Kruif. Volgens de website van de landmacht „zelf een groot Feyenoord-aanhanger.” Na afloop zette generaal De Kruif op Twitter: „Veel kameraadschap, durf en leiderschap gezien. Waar blijven de andere clubs?”
Een amfibisch transportschip van de marine, de Hr. Ms. Rotterdam, was op 12 april het toneel voor een filmpremière. De hangar van het schip, waar normaal helikopters en ander materieel in staat, werd veranderd in een bioscoopzaal. Voor 250 gasten, die vanuit Den Helder met landingsvaartuigen naar het marineschip werden vervoerd, werd de Amerikaanse film ”Battleship” vertoond, waarin een marinevloot de strijd aanbindt met zogenaamde buitenaardse wezen die de wereld willen vernietigen.
Viceadmiraal Matthieu Borsboom, commandant der zeestrijdkrachten, heette „bekende Nederlanders en een select publiek” welkom aan boord. Na afloop van de vertoning was het nog lang gezellig op de oorlogsbodem.
Nieuw beleid? „Defensie staat wereldwijd voor vrede en veiligheid. Een taak die we alleen kunnen uitvoeren als we genoeg personeel hebben en genoeg draagvlak voor onze organisatie”, reageert een woordvoerder van de directie communicatie van het ministerie van Defensie desgevraagd.
„Daarom organiseren we soms, buiten onze reguliere operaties en oefeningen om, evenementen voor derden. De gasten die we bij die activiteiten ontvangen, zijn immers uitstekende ambassadeurs voor onze krijgsmacht. Jaarlijks hebben we daarvoor de open dagen bij twee krijgsmachtdelen. Daarnaast werken we mee aan kleinschaligere activiteiten, als ze tegen relatief weinig inspanningen veel positieve aandacht voor de krijgsmacht genereren, zoals de ontvangst van Feyenoord of de première van ”Battleship”.”
Uit het oogpunt van financiën gaat het hier waarschijnlijk om peanuts. Een dagje voetballers bezighouden op de stormbaan hoeft niet veel te kosten. Maar het signaal is verkeerd. Open dagen voor de goegemeente knijpen, en specifieke groepen wel uitnodigen.
Bovendien steekt het militairen. Er zijn er die vanwege de bezuinigingen geen pen, papier of paperclip meer kunnen aanvragen.
(Reformatorisch Dagblad, 19 april 2012)
Defensie bezuinigt op van alles en nog wat, inclusief de jaarlijkse open dagen. Intussen gaan de poorten wel open voor een voetbalclub en een filmpremière.
Ze zijn populair bij gezinnen met (kleine) kinderen, nieuwsgierige tieners, geïnteresseerde ouderen en andere kerosinesnuivers: de jaarlijkse open dagen van Defensie.
Liefhebbers kunnen binnenkort hun hart weer ophalen bij de Koninklijke Landmacht in Oirschot (12 en 13 mei) en in Den Helder bij de Koninklijke Marine (7 en 8 juli). ”Samen slagvaardig” is het allitererende thema van die dagen in de Noord-Hollandse marinestad.
De Koninklijke Luchtmacht houdt dit jaar de poorten gesloten. Noodgedwongen. Door de bezuinigingen bracht het ministerie van Defensie in 2010 het aantal open dagen terug van drie naar twee per jaar. Per toerbeurt moet een van de krijgsmachtdelen niet thuis geven.
Begrijpelijk. Waar tanks tot stilstand komen, schepen uit de vaart gaan en F-16’s aan de grond moeten blijven, mag er best gesneden worden op de franje. Echter: Defensie zet nu voor specifieke groepen de deuren open.
Twee voorbeelden. Op 2 april werd de voetbalclub Feyenoord op de Bernhardkazerne in Amersfoort „fysiek en mentaal uitgedaagd.” De spelers gingen na de hindernisbaan de klimtoren op en kregen als „toetje” een rondrit in een CV90-infanteriegevechtsvoertuig.
De Rotterdamse voetballers waren op uitnodiging van de landmacht een dag op bezoek. Gastheer was de commandant der landstrijdkrachten, luitenant-generaal Mart de Kruif. Volgens de website van de landmacht „zelf een groot Feyenoord-aanhanger.” Na afloop zette generaal De Kruif op Twitter: „Veel kameraadschap, durf en leiderschap gezien. Waar blijven de andere clubs?”
Een amfibisch transportschip van de marine, de Hr. Ms. Rotterdam, was op 12 april het toneel voor een filmpremière. De hangar van het schip, waar normaal helikopters en ander materieel in staat, werd veranderd in een bioscoopzaal. Voor 250 gasten, die vanuit Den Helder met landingsvaartuigen naar het marineschip werden vervoerd, werd de Amerikaanse film ”Battleship” vertoond, waarin een marinevloot de strijd aanbindt met zogenaamde buitenaardse wezen die de wereld willen vernietigen.
Viceadmiraal Matthieu Borsboom, commandant der zeestrijdkrachten, heette „bekende Nederlanders en een select publiek” welkom aan boord. Na afloop van de vertoning was het nog lang gezellig op de oorlogsbodem.
Nieuw beleid? „Defensie staat wereldwijd voor vrede en veiligheid. Een taak die we alleen kunnen uitvoeren als we genoeg personeel hebben en genoeg draagvlak voor onze organisatie”, reageert een woordvoerder van de directie communicatie van het ministerie van Defensie desgevraagd.
„Daarom organiseren we soms, buiten onze reguliere operaties en oefeningen om, evenementen voor derden. De gasten die we bij die activiteiten ontvangen, zijn immers uitstekende ambassadeurs voor onze krijgsmacht. Jaarlijks hebben we daarvoor de open dagen bij twee krijgsmachtdelen. Daarnaast werken we mee aan kleinschaligere activiteiten, als ze tegen relatief weinig inspanningen veel positieve aandacht voor de krijgsmacht genereren, zoals de ontvangst van Feyenoord of de première van ”Battleship”.”
Uit het oogpunt van financiën gaat het hier waarschijnlijk om peanuts. Een dagje voetballers bezighouden op de stormbaan hoeft niet veel te kosten. Maar het signaal is verkeerd. Open dagen voor de goegemeente knijpen, en specifieke groepen wel uitnodigen.
Bovendien steekt het militairen. Er zijn er die vanwege de bezuinigingen geen pen, papier of paperclip meer kunnen aanvragen.
(Reformatorisch Dagblad, 19 april 2012)
Uruzgan: 'How Bureaucracy Impedes Victory in Afghanistan'
By James L. Creighton
When I took command of a NATO task force in Uruzgan Province, Afghanistan in July 2010, one of my first patrols in the province included a stop at the construction site for an unfinished U.S.-funded police headquarters. Inside, we found loose 82mm mortar rounds and cell phone components: clearly the tools of an IED-maker.
Finishing this well-intentioned project that had become a shelter for terrorists became one of my top priorities. The project had stalled due to a cumbersome bureaucracy, poor contracting procedures, high leadership turn-over, and a lack of proper supervision,
When I relinquished command and left Afghanistan about a year later, the project was back on track but still incomplete, despite three years of frustrating effort. Next door to the police headquarters, meanwhile, my Australian friends and counterparts had quickly transformed a vacant lot into a gleaming, functioning school for girls—all within a single calendar year.
The challenges we faced in bringing this single U.S. project to fruition, and the strategies that allowed other NATO nations to move more quickly, symbolize many of the obstacles faced and lessons learned by U.S. and NATO personnel in Afghanistan. These lessons highlight how outside help, if offered and managed with an awareness of local cultural sensitivities, can help transform whole communities for the better in a much shorter period of time. In Afghanistan, the U.S. needs to reduce its massive bureaucracy and regulatory environment that’s preventing troops from doing their jobs.
I reported to the International Security Assistance Force in Afghanistan on June 27, 2009. As the lead planner on the newly established ISAF Joint Command (IJC) run by both Americans and Afghans, I supervised planning for the security of Afghanistan, including the role of the 30,000-soldier U.S. “surge,” and the corresponding 10,000 increase in NATO forces.
After a year, planning included how to replace the Dutch when they departed Uruzgan, a province about 100 miles north of Kandahar. The plan called for a NATO command called “Combined Team Uruzgan” (CTU) to take control of Uruzgan after the Dutch departure. The new team would consist primarily of U.S. and Australian forces and be commanded by a U.S. colonel—in this case, me.
Police in Uruzgan’s capital city Tarin Kowt clearly needed better facilities if they were to play a major role in an Afghan-led security effort after NATO forces depart in 2014. The Combined Security Transition Command (of Afghanistan) and the Afghan Ministry of Interior Affairs decided the police headquarters in Tarin Kowt was a high-priority project. They tasked the U.S. Army Corps of Engineers with its construction.
The project, which included four major buildings and several outbuildings, was 70 percent done when the Afghan contractors from Kabul and Kandahar stopped paying their subcontractors and fled the area, taking the rest of the money with them.
The previous Dutch commanders viewed the headquarters as a U.S. project and let it sit unfinished. They also chose not to deal with the local police chief, who, although corrupt, was able to secure the safety of the population by resolving conflicts and expanding police presence throughout the province in a professional manner. The lack of ownership, change-over in coalition leaders, and distrust of local officials created a situation where there was no one who felt responsible for the half-completed project. In fact, when I returned to base after my initial patrol and made inquires as to the status of the project, it took several weeks just to find documentation on the project and determine exactly how it had come to fail.
A lot can go wrong in Afghanistan, and in the scheme of things you could argue this project was a drop in the bucket. Our frustrated attempts to get the project restarted so that it could be completed are symbolic of the dysfunctional process the United States has created, making building trust—and constructing buildings—as difficult as possible. The four-acre compound stood as a monument to the inept bureaucracy of the coalition.
To get the project on track, we had to find “back pay” for security services that for two years had guarded the partially built but unoccupied police headquarters. The Corps of Engineers had a dilemma: The original contract was cancelled, but all funds had already been paid out to the original contractor who fled the area. There was simply no money remaining to pay the guards. Even if there were additional construction funds available, the Corps could not pay the guards, as to do so would have violated U.S. regulations on how construction funds can be spent. The Corps tried to solve this problem by initiating a new contract, but it was still against regulations to include back pay for two years of security. It took seven months to get the exceptions and authorizations needed for the guards to receive their money. The final solution to pay the guards required the Corps of Engineers to strike a deal with Matiullah Khan, a local warlord. Matiullah also happened to be the commander of the local militia, the Kandak-e Amniat-e Uruzgan (KAU), and a colonel in the Afghan National Police (ANP). The idea was that he would keep the site secure indefinitely, a necessary evil to finish the project.
After two years of inactivity, the contractors were ready to finish the job, but again the Corps of Engineers stepped in and stopped the effort. In Afghanistan, the Corps is required to adhere to certain specifications on construction projects, so parts of the plan had to be redesigned. This continued for several months, with the project commencing in fits and starts.
Then there were the multiple regulations clearly designed for the United States but blindly transferred to such projects in Afghanistan. When hand rails and wheelchair ramps did not meet U.S. codes, the contractors had to stop their work. Accessibility is important, but we lost another two months reworking the plans. Afghan contractors were not prepared to meet the requirements of U.S. plumbing and electric codes either. Insisting on adherence to Western plumbing standards hardly made sense, since most Afghans did not use Western facilities and often ruined the plumbing soon after installation.
Finally, there were the myriad rules and regulations that required Afghan companies to fill out mountains of paperwork, which they simply were not prepared for. After 11 frustrating months and the intervention of a high-ranking officer, the project had barely restarted and was still several months from completion when I departed in June 2011.
Compare the police headquarters with the beautiful school next door, where girls were already getting an education. Without many of the road-blocks that the U.S. task force experienced, the Australian-led Provincial Reconstruction Team was able to build their school in under a year. The Australians tracked the progress with regular check-ins and aggressive quality assurance while coordinating their activity with AusAID (the equivalent to USAID). Unlike the Americans, the Australians would have been able to detect absconding contractors quickly. Moreover, unlike the U.S. practice of paying contractors up front, they dispensed funds in phases throughout construction. Finally, they did not face the raft of construction regulations built for their home country; they constructed their projects in accordance with Afghan standards.
Completing the police headquarters is important not only for the local police, but also for improving the image of the local and national Afghan government as well as NATO forces. When NATO or the United States promises to make improvements in cooperation with the Afghan government, the people see a more effective, more trustworthy government. The success of counterinsurgency operations is contingent on assisting the local government in earning the trust of its people.
I worked with a remarkable multinational group of soldiers and civilians. We worked together across cultures and regulatory structures. Though it was no small task, the group divided labor, and I believe we made a real difference in securing and building infrastructure in Uruzgan. But all too often, the U.S. Army’s obstacles are self-inflicted. Problems with contracting and money disbursement in Iraq and other theaters are directly related to the massive bureaucracy associated with contracting. We have gone too far in regulating projects, to the point where we are wasting time and money due largely to our own inefficiency. Given the massive regulatory requirements, the U.S. cannot effectively manage or even complete many of its projects.
James L. Creighton served as a commissioned officer in the U.S. Army for 30 years, including as commander of Combined Team Uruzgan. He is chief of staff of the EastWest Institute in New York.
(World Policy Blog, 16 April 2012)
When I took command of a NATO task force in Uruzgan Province, Afghanistan in July 2010, one of my first patrols in the province included a stop at the construction site for an unfinished U.S.-funded police headquarters. Inside, we found loose 82mm mortar rounds and cell phone components: clearly the tools of an IED-maker.
Finishing this well-intentioned project that had become a shelter for terrorists became one of my top priorities. The project had stalled due to a cumbersome bureaucracy, poor contracting procedures, high leadership turn-over, and a lack of proper supervision,
When I relinquished command and left Afghanistan about a year later, the project was back on track but still incomplete, despite three years of frustrating effort. Next door to the police headquarters, meanwhile, my Australian friends and counterparts had quickly transformed a vacant lot into a gleaming, functioning school for girls—all within a single calendar year.
Colonel James Creighton |
I reported to the International Security Assistance Force in Afghanistan on June 27, 2009. As the lead planner on the newly established ISAF Joint Command (IJC) run by both Americans and Afghans, I supervised planning for the security of Afghanistan, including the role of the 30,000-soldier U.S. “surge,” and the corresponding 10,000 increase in NATO forces.
After a year, planning included how to replace the Dutch when they departed Uruzgan, a province about 100 miles north of Kandahar. The plan called for a NATO command called “Combined Team Uruzgan” (CTU) to take control of Uruzgan after the Dutch departure. The new team would consist primarily of U.S. and Australian forces and be commanded by a U.S. colonel—in this case, me.
Police in Uruzgan’s capital city Tarin Kowt clearly needed better facilities if they were to play a major role in an Afghan-led security effort after NATO forces depart in 2014. The Combined Security Transition Command (of Afghanistan) and the Afghan Ministry of Interior Affairs decided the police headquarters in Tarin Kowt was a high-priority project. They tasked the U.S. Army Corps of Engineers with its construction.
The project, which included four major buildings and several outbuildings, was 70 percent done when the Afghan contractors from Kabul and Kandahar stopped paying their subcontractors and fled the area, taking the rest of the money with them.
The previous Dutch commanders viewed the headquarters as a U.S. project and let it sit unfinished. They also chose not to deal with the local police chief, who, although corrupt, was able to secure the safety of the population by resolving conflicts and expanding police presence throughout the province in a professional manner. The lack of ownership, change-over in coalition leaders, and distrust of local officials created a situation where there was no one who felt responsible for the half-completed project. In fact, when I returned to base after my initial patrol and made inquires as to the status of the project, it took several weeks just to find documentation on the project and determine exactly how it had come to fail.
A lot can go wrong in Afghanistan, and in the scheme of things you could argue this project was a drop in the bucket. Our frustrated attempts to get the project restarted so that it could be completed are symbolic of the dysfunctional process the United States has created, making building trust—and constructing buildings—as difficult as possible. The four-acre compound stood as a monument to the inept bureaucracy of the coalition.
To get the project on track, we had to find “back pay” for security services that for two years had guarded the partially built but unoccupied police headquarters. The Corps of Engineers had a dilemma: The original contract was cancelled, but all funds had already been paid out to the original contractor who fled the area. There was simply no money remaining to pay the guards. Even if there were additional construction funds available, the Corps could not pay the guards, as to do so would have violated U.S. regulations on how construction funds can be spent. The Corps tried to solve this problem by initiating a new contract, but it was still against regulations to include back pay for two years of security. It took seven months to get the exceptions and authorizations needed for the guards to receive their money. The final solution to pay the guards required the Corps of Engineers to strike a deal with Matiullah Khan, a local warlord. Matiullah also happened to be the commander of the local militia, the Kandak-e Amniat-e Uruzgan (KAU), and a colonel in the Afghan National Police (ANP). The idea was that he would keep the site secure indefinitely, a necessary evil to finish the project.
After two years of inactivity, the contractors were ready to finish the job, but again the Corps of Engineers stepped in and stopped the effort. In Afghanistan, the Corps is required to adhere to certain specifications on construction projects, so parts of the plan had to be redesigned. This continued for several months, with the project commencing in fits and starts.
Then there were the multiple regulations clearly designed for the United States but blindly transferred to such projects in Afghanistan. When hand rails and wheelchair ramps did not meet U.S. codes, the contractors had to stop their work. Accessibility is important, but we lost another two months reworking the plans. Afghan contractors were not prepared to meet the requirements of U.S. plumbing and electric codes either. Insisting on adherence to Western plumbing standards hardly made sense, since most Afghans did not use Western facilities and often ruined the plumbing soon after installation.
Finally, there were the myriad rules and regulations that required Afghan companies to fill out mountains of paperwork, which they simply were not prepared for. After 11 frustrating months and the intervention of a high-ranking officer, the project had barely restarted and was still several months from completion when I departed in June 2011.
Compare the police headquarters with the beautiful school next door, where girls were already getting an education. Without many of the road-blocks that the U.S. task force experienced, the Australian-led Provincial Reconstruction Team was able to build their school in under a year. The Australians tracked the progress with regular check-ins and aggressive quality assurance while coordinating their activity with AusAID (the equivalent to USAID). Unlike the Americans, the Australians would have been able to detect absconding contractors quickly. Moreover, unlike the U.S. practice of paying contractors up front, they dispensed funds in phases throughout construction. Finally, they did not face the raft of construction regulations built for their home country; they constructed their projects in accordance with Afghan standards.
Completing the police headquarters is important not only for the local police, but also for improving the image of the local and national Afghan government as well as NATO forces. When NATO or the United States promises to make improvements in cooperation with the Afghan government, the people see a more effective, more trustworthy government. The success of counterinsurgency operations is contingent on assisting the local government in earning the trust of its people.
I worked with a remarkable multinational group of soldiers and civilians. We worked together across cultures and regulatory structures. Though it was no small task, the group divided labor, and I believe we made a real difference in securing and building infrastructure in Uruzgan. But all too often, the U.S. Army’s obstacles are self-inflicted. Problems with contracting and money disbursement in Iraq and other theaters are directly related to the massive bureaucracy associated with contracting. We have gone too far in regulating projects, to the point where we are wasting time and money due largely to our own inefficiency. Given the massive regulatory requirements, the U.S. cannot effectively manage or even complete many of its projects.
James L. Creighton served as a commissioned officer in the U.S. Army for 30 years, including as commander of Combined Team Uruzgan. He is chief of staff of the EastWest Institute in New York.
(World Policy Blog, 16 April 2012)