Hierbij informeer ik u over de jaarlijkse stand van zaken met betrekking tot internationale militaire samenwerking. De eerste rapportage heeft de Kamer ontvangen op 13 februari jl. (Kamerstuk 33 279, nr. 10).
Defensie richt zich bij de bilaterale samenwerking op een beperkt aantal strategische partners. Dat zijn in de eerste plaats België, Duitsland en Luxemburg. Daarnaast blijft Defensie nauw samenwerken met Denemarken, Frankrijk, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. De samenwerking met al deze landen verloopt goed. In deze brief ga ik in op enkele recente ontwikkelingen in de bilaterale samenwerking met België en Luxemburg en met Duitsland. Ook ga ik in op het Britse initiatief voor een Joint Expeditionary Force en op de samenwerking met Noorwegen. In de bijlage is een actualisatie opgenomen van het overzicht van de samenwerking met deze en andere landen en de samenwerking in multilateraal verband.
Duidelijk is dat Nederland met concrete initiatieven een voortrekkersrol blijft vervullen bij de verdere verdieping van de Europese defensiesamenwerking. De uitkomsten van het Interdepartementale Beleidsonderzoek 'Wapensystemen', dat kortgeleden is begonnen en in maart 2015 wordt voltooid, zullen eveneens bij de verdere verdieping van de internationale samenwerking worden betrokken. Let wel, de voortgang die in het kader van de Europese defensiesamenwerking kan worden geboekt, is afhankelijk van de bereidheid van alle partners, inclusief Nederland, om werkelijk stappen te zetten. De kost gaat bij deze initiatieven meestal voor de baat uit. Realisme blijft derhalve geboden.
Op 15 en 16 oktober jl. heeft het ministerie van Defensie in samenwerking met het Instituut Clingendael in Den Haag een internationaal seminar georganiseerd over defensiesamenwerking onder de titel Defence cooperation in Clusters – Identifying the Next Steps. Er is onder andere gesproken over de rol van parlementen bij het versterken van de samenwerking, het belang van een verdere harmonisering van de defensieplanning van samenwerkingspartners en de rol van het Europese Defensie Agentschap (EDA) en de Navo bij defensiesamenwerking. Het Instituut Clingendael zal binnenkort het verslag van het seminar publiceren.
Benelux
Met België en Luxemburg werkt Nederland al langere tijd intensief samen. Een belangrijk voorbeeld daarvan is de Belgisch-Nederlandse samenwerking op marinegebied (Benesam), waarbij de marines verregaand zijn geïntegreerd ten aanzien van onder meer onderhoud, opleidingen en training. De Benelux-partners hebben op 18 april 2012 een ministeriële verklaring getekend over de intensivering van hun samenwerking. In de bijlage wordt ingegaan op de tot dusver behaalde resultaten. Een noemenswaardig resultaat is de oprichting van het gezamenlijke wapenbeheersingsbureau (Benelux Arms Control Agency, BACA) in het Belgische Peutie (Kamerstuk 28 676, nr. 197).
België en Nederland maken daarnaast goede vorderingen met een verdrag dat de integratie van de luchtruimbewaking mogelijk moet maken. Beide ministers van Defensie hebben hierover op 23 oktober 2013 een Letter of Intent getekend (Kamerstuk 33 763, nr. 11). Naar verwachting is het conceptverdrag eind dit jaar gereed en kan het in het eerste kwartaal van 2015 aan de Tweede Kamer worden voorgelegd. Het streven is de samenwerking in 2016 te laten ingaan, na ratificatie van het verdrag door de parlementen van beide landen.
Bij de Belgisch-Nederlandse samenwerking speelt een rol dat België en Frankrijk reeds een verdrag hebben gesloten om elkaar steun te verlenen bij de Renegadetaak (de bestrijding van luchtvaartterrorisme). België, Frankrijk en Nederland bezien in hoeverre dit van invloed is op het te sluiten Belgisch-Nederlandse verdrag. Naar verwachting is een voor alle drie de landen bevredigende oplossing mogelijk. De Kamer zal hierover tijdig worden geïnformeerd.
Bilaterale samenwerking met Duitsland
Duitsland en Nederland werken sinds lange tijd intensief samen. Een belangrijk voorbeeld daarvan is het in 1995 opgerichte gezamenlijke Duits-Nederlandse hoofdkwartier in Münster, dat momenteel wordt ontwikkeld tot een snel inzetbaar Joint Task Force hoofdkwartier van de Navo.
Met de ondertekening op 28 mei 2013 van de Declaration of Intent hebben Duitsland en Nederland de reeds bestaande samenwerking sterk geïntensiveerd (Kamerstuk 33 279, nr. 6). In deze DoI is afgesproken een reeks van verdere mogelijkheden voor samenwerking te onderzoeken waarbij, indien van toepassing, de integratie van eenheden het eindresultaat kan zijn. Eerder dit jaar bereikten beide landen een belangrijke mijlpaal in hun samenwerking met de integratie van de Luchtmobiele Brigade in de Duitse Division Schnelle Kräfte. Deze integratie is op 12 juni jl. officieel van start gegaan met een ceremonie in Schaarsbergen en het Duitse Stadtallendorf in aanwezigheid van de ministers van
Defensie en parlementariërs uit beide landen.
Voor de uitvoering van de DoI bestaan intensieve contacten zowel op het niveau van de ministeries als van de defensieonderdelen zoals de operationele commando’s. Een hoogambtelijke overlegstructuur (High Level Steering Group, HLSG) geeft sturing aan de samenwerking en bewaakt de voortgang. Gedurende de uitwerking van DoI zijn inmiddels enkele veelbelovende gebieden onderkend die zicht bieden op concreet resultaat. Voorbeelden daarvan zijn het onderhoudvan grondgebonden systemen; een mogelijke studie over de integratie van sensoren voor ballistische raketverdediging, ook in het kader van het Smart Defence initiatief van de Navo; cyber; grondgebonden luchtverdediging; harmonisering van de plannen voor marinebouw; grondgebonden vuursteuneenheden (artillerie en mortieren) en kennisuitwisseling bij militaire gezondheidszorg.
Daarnaast is nog een reeks van voorbereidende studies gaande. Zowel Duitsland als Nederland heeft in het volgende decennium behoefte aan fregatten en andere marineschepen, waarbij het voor Nederland onder meer gaat om de vervanging van de twee M-fregatten. Momenteel wordt bezien in hoeverre de technische eisen van beide landen ten aanzien van fregatten onder één noemer kunnen worden gebracht. Op landmachtgebied streeft Defensie naar het behoud van expertise met betrekking tot het opereren met tanks op compagnies- en bataljonsniveau. In dit verband bezien beide landmachten of de integratie mogelijk is van de 43e gemechaniseerde brigade in Havelte en de Duitse Eerste Pantserdivisie en, als onderdeel hiervan, van een Duitse eenheid in de Nederlandse brigade.
Bij enkele aspecten die in de DoI van 2013 zijn genoemd hebben beide landen inmiddels geconcludeerd dat samenwerking weinig perspectieven biedt. Het gaat onder andere om kleinkaliberwapens. De harmonisering van de plannen voor de aanschaf van onderzeeboten is geen optie gebleken want in de investeringsschema’s van beide landen voor de lange termijn is bij onderzeeboten geen sprake is van samenloop. Dit laat onverlet dat samenwerking bij onderzeeboten op andere gebieden wel degelijk kansen biedt. Een ontwikkeling van een van afstand bestuurbaar luchtsysteem (UAS) is niet aan de orde. Samenwerking op het gebied van MALE UAV biedt de meeste kansen indien Duitsland en Nederland zouden kiezen voor hetzelfde systeem.
Noorwegen
Noorwegen is aangemerkt als strategische samenwerkingspartner. In maart 2012 is een Declaration of Intent getekend over materiële en operationele samenwerking. Onlangs hebben beide landen besloten tot de oprichting van een coördinatiegroep om het overleg over de bestaande samenwerkingsinitiatieven beter te structureren en om mogelijke nieuwe initiatieven te onderzoeken. De coördinatiegroep moet in het voorjaar van 2015 van start gaan. Beide landen zien onder meer perspectief in de samenwerking bij de bouw van onderzeeboten.
Joint Expeditionary Force (JEF) van het Verenigd Koninkrijk
Het Verenigd Koninkrijk heeft het initiatief genomen tot de JEF in het kader van de herinrichting van de Britse krijgsmacht nu de ISAF-operatie in Afghanistan ten einde loopt. De JEF is een snel inzetbare expeditionaire strijdmacht die drie operaties tegelijkertijd moet kunnen uitvoeren, aangestuurd vanuit het Permanent Joint Headquarters (PJHQ) in Londen. De missies kunnen, wereldwijd, het gehele spectrum bestrijken van humanitaire hulp tot gewapende inzet. Zes landen (Denemarken, Estland, Letland, Litouwen, Nederland en Noorwegen) hebben op 4 september jl. in Wales samen met het Verenigd Koninkrijk een Letter of Intent getekend inzake deelneming aan de JEF. Zij zullen in overleg bijdragen en deelnemen aan oefeningen, training en inzet ervan. Het streven is midden volgend jaar een Memorandum of Understanding over de JEF te tekenen.
Het is de bedoeling dat de JEF in de internationale samenstelling in 2018 volledig operationeel inzetbaar zal zijn. Het Britse deel van de JEF beschikt sinds april jl. over een initiële operationele capaciteit. Nederland zal vanaf begin volgend jaar een officier plaatsen in het PJHQ ten behoeve van de oprichting van de JEF in de internationale samenstelling.
Voor Nederland geldt dat bijdragen aan de JEF steeds zullen moeten worden bezien in samenhang met bijdragen aan de snelle reactiemachten van de Navo en de EU Battlegroups. De JEF lijkt goede mogelijkheden te bieden tot uitbreiding van de samenwerking op maritiem gebied, in het bijzonder ten aanzien van de UK/NL Amphibious Force en het Joint Support Ship (JSS), maar ook andere capaciteiten komen hiervoor in aanmerking.
De JEF is complementair aan de nieuwe Very High Readiness Joint Taskforce van de Navo, maar staat daar verder los van. De VJTF maakt deel uit van het Readiness Action Plan, een initiatief van de Secretaris-Generaal van de Navo dat beoogt de gereedheid en inzetbaarheid van de NATO Response Force (NRF) te vergroten. De VJTF wordt gezien als het voorhoede-element van de NRF dat binnen enkele dagen inzetbaar moet zijn. De staatshoofden en regeringsleiders van de Navo hebben het Readiness Action Plan bekrachtigd tijdens de Navo-top in Wales van 4 en 5 september jl..
Ten slotte
Zoals eerder gesteld, vervult Nederland een voortrekkersrol op het gebied van internationale defensiesamenwerking. Ik ben voornemens de inspanningen op dit gebied onverminderd voort te zetten.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert
Geen opmerkingen:
Een reactie posten