de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Datum 13 februari 2014
Betreft Internationale militaire samenwerking
Naar aanleiding van mijn toezegging tijdens het algemeen overleg van 3 juli 2013 (Kamerstuk 33 279, nr. 8) informeer ik u voortaan jaarlijks over de stand van zaken van de internationale militaire samenwerking. In bijlage treft u een overzicht aan van de belangrijkste huidige samenwerkingsverbanden. Dit is een geactualiseerde versie van het overzicht dat u op 25 oktober 2013 heeft ontvangen (Kamerstuk 33 750 X, nr. 6). In deze brief zet ik de belangrijkste ontwikkelingen in 2013 uiteen. Hierbij staat de intensivering van de bilaterale samenwerking met de strategische partners centraal. Allereerst sta ik stil bij de verankering van de internationale militaire samenwerking, nationaal en in zowel Navo als EU-verband. Vervolgens ga ik in op de stand van zaken van de intensivering van de samenwerking met de strategische partners, het samenwerkingsproject voor Air-to-Air Refueling en het overleg in de Northern Group. De brief sluit af met een paragraaf over oefenen en gereedstellen in internationaal verband. Daar krijgt de internationale militaire samenwerking concreet gestalte. De brief gaat niet in op samenwerking bij operationele inzet zoals in Afghanistan, Mali, de Hoorn van Afrika of Turkije aangezien de Kamer daarover afzonderlijk wordt geïnformeerd.
De focus op ontwikkelingen in 2013 laat uiteraard onverlet dat Defensie reeds vele succesvolle vormen van internationale samenwerking kent. Slechts enkele voorbeelden zijn de Belgisch-Nederlandse marinesamenwerking (Benesam) van het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK), het Duits-Nederlandse legerkorpshoofdkwartier in Münster waarbij het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) intensief betrokken is, de samenwerking op het gebied van jachtvliegtuigen zoals de operationele testfase van de F-35 van het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK), en de betrokkenheid van de Koninklijke Marechaussee bij het Europese gendarmeriekorps EUROGENDFOR en de Frontexsamenwerking bij het bewaken van de EU-buitengrenzen.
Ook op de gebieden van materieel, onderzoek en technologieontwikkeling,
inlichtingen en medische deskundigheid wordt intensief samengewerkt.
Verankering internationale militaire samenwerking
Nationaal
In 2013 zijn stappen gezet die voortbouwen op de nota Internationale Militaire Samenwerking van 11 mei 2012 (Kamerstuk 33 279, nr. 3). Deze samenwerking heeft het kabinet verder in het beleid verankerd door middel van de Internationale Veiligheidsstrategie (Kamerstuk 33 694, nr. 2 van 21 juni 2013) en de nota In het belang van Nederland (Kamerstuk 33 763, nr. 1 van 17 september 2013).
De Internationale veiligheidsstrategie (IVS) onderkent drie strategische belangen: de verdediging van het eigen en het bondgenootschappelijk grondgebied; een goed functionerende internationale rechtsorde; en economische veiligheid. De IVS legt in dat kader een accent op meer Europese verantwoordelijkheid. Het afnemende relatieve gewicht van individuele Europese landen vereist verdieping van de samenwerking met Europese partners. Dit is tevens van belang om relevant te blijven voor de Verenigde Staten en de rest van de wereld. Een sterke EU is van belang voor een stabiel internationaal stelsel en een sterke Navo. De IVS bepleit in dat verband meer defensiesamenwerking met andere Europese landen om ons militaire handelingsvermogen te vergroten en voldoende slagkracht te behouden. Internationale coördinatie door Navo en EU is hierbij van belang.
De nota In het belang van Nederland berust op het uitgangspunt dat Nederland niet in staat is op eigen kracht zijn veiligheid te verzekeren. Onze veiligheidsbelangen zijn verknoopt met de wereld om ons heen. Om dreigingen en risico’s ook in de toekomst het hoofd te kunnen bieden, is verdere verdieping van militaire samenwerking noodzakelijk, zowel apart met gelijkgezinde landen als in multinationaal verband. Dit vraagt ook om een andere omgang met soevereiniteit, waarin vergroting van handelingsvermogen en de betrouwbaarheid van samenwerkingspartners centraal staan. Ik heb daarvoor in 2013 in internationaal verband bij herhaling aandacht gevraagd en zal dat blijven doen. Militaire partners moeten op elkaar kunnen rekenen.
Met verdieping van de samenwerking kunnen inzetbaarheid en voortzettingsvermogen worden versterkt en ontbrekende capaciteiten gecompenseerd. Samen met partners kan hiermee op termijn voldoende schaalgrootte worden bereikt. Bestaande samenwerkingsverbanden zullen in dat kader zoveel mogelijk worden benut en verder versterkt. Deze doelstelling sluit aan bij de praktijk, waarbij onderzoek, opleidingen, oefeningen en inzet steeds vaker in internationaal verband worden uitgevoerd. EU en Navo vormen het multilaterale raamwerk voor de inzet van de krijgsmacht. Zij geven sturing en richting aan de ontwikkeling van militaire capaciteiten door middel van de vaststelling van tekorten en de ontwikkeling van doctrines en concepten.
Internationaal
Ook in Europees verband zijn stappen gezet in de beleidsmatige verankering van uitgangspunten voor internationale militaire samenwerking. In 2013 betrof dit vooral de uitwerking van voorstellen in EU-kader voor de verdieping van samenwerking op het terrein van veiligheid en defensie, ter voorbereiding op de Europese Raad op 19 en 20 december 2013. Naast de verhoging van de effectiviteit en zichtbaarheid van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) stonden daarbij gezamenlijke capaciteitenontwikkeling en versterking van de defensiemarkt en –industrie centraal. De Europese Raad heeft een groot aantal voorstellen op deze terreinen bekrachtigd, mede op basis van het Final Report on CSDP van de Hoge Vertegenwoordiger Ashton en de Commissiemededeling over defensiemarkt en -industrie. De Europese Raad heeft besloten halverwege 2015 de voortgang te bespreken. Het debat in de Europese Raad over veiligheid en defensie moet daarom niet worden beschouwd als een eindpunt, maar eerder als het begin van een nieuw proces.
Met de Raadsconclusies van de Europese Raad is het kader voor de EU-inspanningen
op het terrein van het GVDB en defensiesamenwerking voor de komende periode vastgelegd. Uit de tekst spreekt het grote belang van de doorontwikkeling van het GVDB, teneinde de Europese landen in staat te stellen gezamenlijk meer verantwoordelijkheid te nemen op het terrein van veiligheid en defensie. Naast de gevoelde noodzaak vanwege veranderingen in de strategische context ligt de nadruk ook op de optimale benutting van het potentieel voor capaciteitsversterking. De inspanningen van de landen afzonderlijk zijn te versnipperd om samen een sterke vuist te maken. De lidstaten moeten beter gebruik maken van schaalvoordelen om investeringen in (de ontwikkeling van) nieuwe kennis, technologieën en capaciteiten betaalbaar te houden. Er is behoefte aan een structurele langetermijnaanpak voor de harmonisering van defensiebeleid en -planning, gezamenlijk onderzoek, en capaciteitsontwikkeling op nieuwe gebieden zoals tankervliegtuigen, cyber en op afstand bestuurde systemen. Europa moet daarvoor kunnen beschikken over een defensie-industrie die innovatief en concurrerend is. De EU en de Navo moeten de samenhang van de Europese defensiesamenwerking bewaken, de landen wijzen op gezamenlijk gedefinieerde prioriteiten en de uitwerking van nieuwe initiatieven optimaal ondersteunen.
Voor de uitwerking van de voorstellen en initiatieven in de praktijk zijn nu de Europese landen in belangrijke mate zelf aan zet. De landen blijven in bilateraal verband of in kleinere groepen de drijvende kracht achter internationale militaire samenwerking. Succesvolle vormen van samenwerking zoals Benesam en het Duits-Nederlands hoofdkwartier onderstrepen de toegevoegde waarde van geïntegreerde bilaterale samenwerking en het European Air Transport Command (EATC) is een goed voorbeeld van pooling and sharing van bestaande capaciteiten. De Raadsconclusies van de Europese Raad onderstrepen dat succesvolle initiatieven zoals het EATC zoveel mogelijk op andere terreinen moeten worden toegepast. Het door Nederland geleide project op het terrein van Air-to-Air Refueling biedt in potentie perspectief op kansrijke projecten voor gezamenlijke verwerving, instandhouding en inzet van strategische capaciteiten op andere gebieden.
Tegen deze achtergrond beschouw ik de uitkomsten van het debat in de Europese Raad als een steun in de rug. De intensivering van de samenwerking met Europese partners in regionale en multinationale verbanden wordt geschraagd door, en draagt tegelijk bij aan, de verdieping van Europese defensiesamenwerking. Deze boodschap zal ik ook centraal stellen in mijn voorbereiding van de Navo-Top in september dit jaar. De strategische uitdagingen waarvoor de Navo staat, hebben in belangrijke mate te maken met hetzelfde vraagstuk van verdieping van Europese defensiesamenwerking in het post-Afghanistan tijdperk. De vastgestelde behoefte aan gezamenlijke capaciteitsontwikkeling is in de Navo en in de EU vergelijkbaar. Beide organisaties zetten daarop in. Initiatieven zoals pooling and sharing en Smart Defence hebben hetzelfde oogmerk. Beide organisaties willen de militaire samenwerking versterken, door deze te coördineren en te faciliteren, te richten op de voornaamste militaire tekorten en in de vorm van multinationale projecten. Ook de Navo zal zich rekenschap moeten geven van het belang om het kader voor internationale militaire samenwerking zoveel mogelijk overeen te laten komen met de inspanningen van de Europese landen in EU-verband. De doorontwikkeling van het GVDB moet tegelijk worden beschouwd als versterking en aanvulling van de defensiesamenwerking in Navo-verband.
Prioriteiten bij samenwerking
In de nota Internationale Militaire Samenwerking van mei 2012 is een indeling gemaakt van mogelijke samenwerkingspartners. Het betreft strategische partners, gelieerde partners en gelegenheidspartners.
Bij strategische partners is de (geo)politiek-strategische afstand tot Nederland gering en zij kennen een met Nederland vergelijkbare politieke cultuur. De samenwerking betreft meerdere, samenhangende doelen van hoge prioriteit en met deze partners is verdiepte, langdurige samenwerking mogelijk met duidelijke samenwerkingsverbanden en tijdschema’s. De samenwerking met deze partners levert aanzienlijke voordelen op voor de effectiviteit en doelmatigheid van de inzet van de Nederlandse krijgsmacht.
Gelieerde partners vinden elkaar doorgaans vanuit een groter verband: zij zijn al aan elkaar gelieerd via bijvoorbeeld EU of Navo. Het initiatief voor samenwerking is meestal top-down ingegeven vanuit deze grotere verbanden.
De samenwerking betreft enkele doelen van hoge prioriteit en de samenwerking is minder verdiept en veelal van kortere duur dan bij de strategische partners. De samenwerkingsvorm ligt minder vast en er is een minder directe of afgeleide relatie met voordelen voor de effectiviteit en de doelmatigheid van de krijgsmacht. Bij gelegenheidspartners is sprake van samenwerking met een beperkt aantal doelen. De samenwerking wordt vooral ingegeven door de urgentie van het moment of door politieke dan wel militaire opportuniteit.
Daarnaast blijft samenwerking aan de orde met gelegenheidspartners om redenen van buitenlandspolitieke aard of economische diplomatie. Defensie geeft bij intensivering van de militaire samenwerking prioriteit aan samenwerking die voor de krijgsmacht duidelijke meerwaarde oplevert, waarbij overigens steeds geldt dat samenwerking niet direct leidt tot besparingen: de kost gaat veelal voor de baat uit. Verdergaande militaire samenwerking wordt daarom vooral gericht op de strategische (regionale) partners, zoals België, Duitsland en Luxemburg. Naar verwachting wordt met deze landen de meeste synergie bereikt.
Strategische partners
Zoals uiteengezet in de nota over internationale militaire samenwerking van mei 2012 richt Defensie zich bij de bilaterale samenwerking op een beperkt aantal strategische partners. Dit zijn in de eerste plaats België, Duitsland en Luxemburg. Daarnaast blijft Defensie nauw samenwerken met bijvoorbeeld Denemarken, Frankrijk, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Hieronder geef ik voor deze landen de belangrijkste ontwikkelingen weer in het afgelopen jaar. De bijlage gaat meer in detail in op de samenwerkingsverbanden met deze partners. Toelichting en bijlage samen geven een volledig beeld van de samenwerking per land en illustreren de betekenis daarvan.
Duitsland
De defensiesamenwerking met Duitsland is van oudsher van grote betekenis. Met de ondertekening op 28 mei 2013 van de Declaration of Intent (DoI) is deze samenwerking op een nog hoger plan gebracht. In de DoI hebben beide landen de intentie vastgelegd om kansrijke samenwerkingsmogelijkheden uit te werken die op werkniveau zijn bedacht en waarbij de integratie van eenheden tot de mogelijkheden behoort. Een hoogambtelijke overlegstructuur (High Level Steering Group, HLSG) geeft sturing aan de samenwerking en bewaakt de voortgang.
Het afgelopen jaar hebben de defensieorganisaties van beide landen intensief overlegd over de nadere uitwerking van de DoI. Allereerst is de inrichting ter hand genomen van een effectieve samenwerkingsstructuur die beide organisaties in staat stelt toe te zien op de uitvoering van de in de DoI geformuleerde ambities. Naast de inrichting van stuur- en werkgroepen op het niveau van de operationele commando’s (marine, landmacht, luchtmacht), op het gebied van militaire gezondheidszorg en op logistiek gebied, is er ook intensief overleg op het gebied van capaciteitenontwikkeling, alsmede verwerving en onderhoud van defensiematerieel. Daarnaast zijn alle lopende en nieuwe samenwerkingsinitiatieven tegen het licht gehouden om daarmee de samenwerking te bewaken en te sturen.
Op het niveau van de operationele commando’s zijn verschillende werkgroepen bezig met de uitwerking van samenwerkingsvormen. De meest in het oog springende ideeën zijn:
• Het Duits-Nederlandse Legerkorpshoofdkwartier ontwikkelen tot een Joint Task Force hoofdkwartier voor de Navo;
• Integratie van 11 Luchtmobiele Brigade (11 LMB) in de op te richten Division Schnelle Kräfte (DSK);
• Integratie van de eenheden van de Grondgebonden Lucht- en Raketverdediging;
• Integratie van Duitse en Nederlandse vuursteuneenheden;
• Samenwerking op maritiem gebied.
De schietoefening Griffin Strike in augustus 2013 in het Duitse Baumholder was het eerste praktische resultaat van afspraken tussen de twee landmachten over de integratie van vuursteun. In het komende jaar wordt de opstelling van een roadmap voortgezet waarin de ambities worden vertaald naar concrete samenwerkingsplannen met mijlpalen. Een eerste concreet resultaat hiervan zal in juni van dit jaar de formele integratie zijn van 11 LMB in DSK met een ceremonie in het Duitse Stadtallendorf. Verder wordt dit jaar begonnen met de oprichting van een binationale stafkern voor de Grondgebonden Lucht- en Raketverdedigingseenheden in het Duitse Husum.
Benelux
In 2013 zijn de afspraken uit de Ministeriële Verklaring van april 2012 nader uitgewerkt. Inmiddels zijn verschillende overeenkomsten getekend over de uitwisseling van officieren bij de operationele commando’s en de Belgische en Nederlandse defensiestaven. Bij de Defensiestaf en de landmacht zijn de eerste uitwisselingsofficieren aangetreden. De commandanten van de Belgische en Nederlandse luchtmachten zijn het eens geworden over de uitwisseling van helikopterpersoneel en daarnaast hebben zij een overeenkomst getekend over de inrichting van een Belgian-Netherlands Coordination Cell voor de Nederlandse en Belgische helikoptereenheden. In januari 2014 is begonnen met de eerste geïntegreerde opleiding van de zogenoemde jumpmasters (para-instructeurs) in Schaffen. Eveneens dit jaar zullen daar para-opleidingen voor het halen van het brevet ‘automatische opening’ worden gegeven. Op het gebied van de opleidingen zijn inmiddels vergaande stappen gezet voor een begin van de integratie van de vervolgopleidingen van officieren.
Met mijn Belgische collega heb ik op 23 oktober 2013 een Letter of Intent getekend inzake de opstelling van een verdrag over gezamenlijke luchtruimbewaking (Kamerstuk 33 763, nr. 11). Daarnaast zullen de Beneluxpartners naar verwachting binnenkort een Memorandum of Understanding (MoU) tekenen over de inrichting van het Benelux Arms Control Agency (BACA). Bij deze geïntegreerde eenheid nabij Brussel zijn vier Nederlandse militairen geplaatst. Het BACA zal alle inkomende en uitgaande wapenbeheersingsinspecties in de Benelux organiseren.
Samen met mijn Belgische en Luxemburgse collega’s heb ik een Beneluxdocument over defensiesamenwerking opgesteld ter voorbereiding van de Europese Raad in december 2013. De Kamer heeft dit document op 20 november 2013 ontvangen. Wij hebben daarbij de militaire Beneluxsamenwerking ten voorbeeld gesteld voor verdergaande samenwerking in Europees verband. De voorbereiding van de EU Battlegroup in de tweede helft van 2014 onder Belgische leiding is een voorbeeld van regionale samenwerking. Wij hebben uiteengezet dat wij onze bijdragen aan de EU Battlegroup (EUBG) voor 2018 en voor een volgend rotatieschema willen aanbieden als bijdrage vanuit de Benelux.
Ook op materieelgebied werken België en Nederland intensief samen, zoals bij de verwerving van het Smart Vest dat in Nederland deel uitmaakt van het project VOSS, de gezamenlijke aanschaf en het beheer van reservedelen voor de NH-90 helikopters, de aanschaf van graafmachines en samenwerking bij onderzoek naar de kwaliteit van munitie.
Onder het Belgische voorzitterschap van de Benelux-samenwerking in 2012 is veel aandacht geweest voor de inrichting van de structuur en is begonnen met de inrichting van de projectorganisatie. Onder het Luxemburgse voorzitterschap in 2013 zijn de resultaten bereikt die ik hierboven heb beschreven. Onder het Nederlandse voorzitterschap in 2014 zullen de projecten verder worden uitgewerkt. Daarnaast zal de samenwerking zich ook gaan uitstrekken tot het gebied van defensieplanning. Tevens is het komende jaar, na twee jaar van samenwerking en uitwerking van projecten, het moment aangebroken om het geheel van mogelijke projecten tegen het licht te houden, en daarbij de meer kansrijke projecten een extra impuls te geven en de minder perspectiefrijke projecten te beëindigen. De schaarse stafcapaciteit kan daarmee worden gebruikt voor een zo goed mogelijk resultaat.
Frankrijk
De defensiesamenwerking tussen Frankrijk en Nederland is al jaren hecht. De samenwerking op defensiegebied was dan ook een belangrijk thema van de Gemeenschappelijke Verklaring die de Franse president Hollande en ministerpresident Rutte hebben uitgegeven op 20 januari jl. ter gelegenheid van het staatsbezoek van het Franse staatshoofd. De Gemeenschappelijke Verklaring gaat onder andere uitvoerig in op de samenwerking op operationeel gebied, zoals in het kader van de antipiraterijoperaties Atalanta en Ocean Shield, in Mali en in het kader van EUROGENDFOR op het gebied van politie met een militaire basis. Frankrijk heeft op 1 januari jl. het jaarlijks roulerende voorzitterschap van EUROGENDFOR overgenomen van Nederland. Een belangrijk deel van de samenwerking met Frankrijk heeft plaats in een multilateraal kader met een beperkt aantal andere landen. Het EATC te Eindhoven, waarin vijf landen samenwerken en dat inmiddels volledig operationeel is geworden, is een goed voorbeeld op het gebied van luchttransport. Nederland en Frankrijk blijven in dit verband nauw samenwerken en willen bezien hoe dit concept kan worden doorontwikkeld en uitgebreid. Daarnaast trekken Frankrijk en Nederland binnen de EU gezamenlijk op bij het multilaterale project Air-to-Air Refueling voor bijtanken in de lucht.
De beide landmachten hebben onlangs afgesproken om te kijken naar de mogelijkheden voor samenwerking tussen de 13 Gemechaniseerde Brigade, die zal worden omgevormd tot een gemotoriseerde brigade, en een Franse brigade uit Clermont-Ferrand. Het Ondersteuningscommando Land van het CLAS zal nauw gaan samenwerken met een Franse logistieke brigade. Ook op het gebied van opleidingen en trainingen wordt intensief samengewerkt. Zo nemen Nederlandse militairen deel aan cursussen voor het midden- en hogere kader waaronder de Franse Hogere Krijgsschool en de Franse interdepartementale hogere opleiding IHEDN. Verschillende liaison- en uitwisselingsofficieren zijn bij Franse eenheden in Frankrijk en Gabon geplaatst. Beide landen streven naar een vergroting van de uitwisseling van personeel bij opleidingen en bij staven. Tot slot wordt onderzocht of met Frankrijk een gezamenlijke school voor jungletraining in Gabon kan worden opgezet.
Denemarken, Noorwegen, Verenigd Koninkrijk en Verenigde Staten
De samenwerking met Denemarken, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en, in het bijzonder, de Verenigde Staten is al tientallen jaren zeer intensief en van groot belang voor de Nederlandse krijgsmacht. Daarom valt hierover in 2013 relatief weinig extra te rapporteren. De relaties tussen de krijgsmachten strekken zich uit tot gebieden als doctrine, kennisuitwisseling, innovatie, opleidingen, trainingen, oefeningen en operaties. Nederland en het Verenigd Koninkrijk nemen beide deel aan de operationele testfase van de F-35 in de Verenigde Staten. Inmiddels is personeel van het CLSK begonnen aan de opleiding op dit toestel.
Met onder andere het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen worden de mogelijkheden voor verdere samenwerking bij de F-35 onderzocht. In april 2013 hebben Noorwegen een Nederland een MoU getekend over materieelsamenwerking dat de randvoorwaarden schept voor verdere overeenkomsten zoals over onderzeeboten.
Verder heeft het Verenigd Koninkrijk onlangs het initiatief genomen voor de oprichting van een Joint Expeditionary Force, waarin enkele andere landen waaronder Nederland desgewenst kunnen participeren. Nederland onderzoekt de mogelijkheden hieraan een bijdrage te leveren.
Air-to-Air refueling
Een ander speerpunt van samenwerking is het door Nederland geleide project voor de verwezenlijking van een multinationale Multi-Role Tanker Transport (MRTT) vloot. Met het tekenen van de Letter of Intent in november 2012 is Nederland lead nation geworden van een van de vier pijlers van het project ter versterking van Europese Air-to-Air Refueling capaciteit. Negen EDA-lidstaten (België, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Luxemburg, Nederland, Polen, Portugal en Spanje) en Noorwegen hebben de Letter of Intent ondertekend. Van deze landen zijn vooral België, Frankrijk, Nederland, Noorwegen, Polen en Spanje nauw bij het project betrokken.
De essentie van het door Nederland geleide project is door middel van een gezamenlijke verwerving van tankervliegtuigen een bijdrage te leveren aan vermindering van dit strategische tekort dat zowel door de Navo als de EU is geconstateerd. Doordat de landen hun geplande investeringen in aanvullende, vervangende of nieuwe tankercapaciteit op elkaar afstemmen, kunnen de vliegtuigen goedkoper samen worden aangeschaft dan bij afzonderlijke verwervingstrajecten. Voor Nederland gaat het om de geplande vervanging van de KDC-10 vliegtuigen vanaf 2020.
Na de gezamenlijke investering in hetzelfde type vliegtuig worden aanvullende voordelen behaald doordat de landen voornemens zijn de vliegtuigen onder te brengen in een multinationale structuur voor samenwerking bij onderhoud, opleiding, training en inzet. Daarbij worden ook de mogelijkheden van samenwerking met andere multinationale structuren (zoals het EATC) en partners met een vergelijkbare capaciteit verkend. De uitgangspunten van het project voor Air-to-Air Refueling sluiten nauw aan bij de doelstellingen van de EDA-gedragscode voor pooling and sharing, die de EU-lidstaten in november 2012 hebben bekrachtigd.
Nederland en de meest betrokken landen willen in september dit jaar beginnen met de verwervingsfase van het project. De planning is om in 2015 het verwervingscontract te tekenen zodat de eerste toestellen vanaf 2019 kunnen worden geleverd. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd in overeenstemming met het Defensie Materieelproces.
De vorderingen worden nauwlettend gevolgd in de EU en in de Navo. De oprichting van een multinationale MRTT-vloot kan een voorbeeldfunctie vervullen voor verdieping van Europese defensiesamenwerking op andere terreinen. Anderzijds is het welslagen afhankelijk van diverse beslismomenten met meerdere actoren, waarbij de keuze voor het type toestel en het besluit tot de inrichting van een multinationale eenheid in sterke mate de uitkomst bepalen.
Northern Group
In de Northern Group spreken Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, IJsland, Letland, Litouwen, Nederland, Noorwegen, Polen, het Verenigd Koninkrijk en Zweden sinds 2011 regelmatig informeel over Navo- en EU-aangelegenheden. Hierbij is geen besluitvorming aan de orde; het gaat om informele gedachtewisselingen. Bijkomend voordeel is de mogelijkheid van gezamenlijk overleg tussen landen die geen lid zijn van de EU (Noorwegen) dan wel de Navo (Finland en Zweden). Verder zijn in 2013 de mogelijkheden onderzocht van nauwere samenwerking binnen de Northern Group. Uitgangspunt in dezen is zo veel mogelijk aan te sluiten bij bestaande samenwerkingsverbanden. In dat kader hebben de ministers van de Northern Group op 3 december in Helsinki een matrix besproken met activiteiten die perspectief bieden op nauwere samenwerking. Hierbij gaat het om gezamenlijke oefening en training (onder meer voor cyberveiligheid), het uitbreiden en pooling and sharing van capaciteiten (onder andere Air-to-Air refueling en trainingsfaciliteiten) en kennisdeling en -vergaring door middel van non-papers en seminars (zoals over green defence en het NATO Defence Planning Process).
Belangrijk resultaat is de uitnodiging aan Nederland en het Verenigd Koninkrijk om aan te sluiten bij het project Sea Surveillance of the Baltic Sea (SUCBAS) dat streeft naar een omvattend maritiem informatiebeeld van de Oostzee en de Noordzee. Nederland zal hierop positief reageren. Dit project bevordert de veiligheid op zee en de informatie is economisch van belang vanwege onder meer inzicht in de vaarroutes. Nederland zal verder het initiatief nemen voor een seminar over de mogelijkheden van het EATC. Ik heb in Helsinki nog eens onderstreept dat het EATC open staat voor toetreding van andere landen of groepen landen. Verder onderzoekt Nederland mogelijkheden om aan te sluiten bij activiteiten van de Nordic Defence Cooperation (NORDEFCO), het samenwerkingsverband van Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden. Hierover zal in de loop van 2014 duidelijkheid ontstaan.
Oefeningen en gereedstelling
Gezamenlijk oefenen en gereedstellen zijn belangrijke vormen van militaire samenwerking. De bekendste voorbeelden van samenwerking bij gereedstelling zijn de bijdragen aan de NATO Response Force (NRF) en de Battlegroups. Het meest zichtbare resultaat van deze bijdragen van verschillende landen bestaat uit de beschikbaarheid van de desbetreffende snel inzetbare eenheid.
De samenwerking biedt echter ook andere voordelen. Door gezamenlijk te oefenen en de gereedstelling voor te bereiden, kunnen de deelnemende landen van elkaar leren en doet het deelnemende personeel ervaring op in internationale samenwerking. Dit is van belang aangezien de Nederlandse krijgsmacht bij operaties in vrijwel alle gevallen intensief samenwerkt met andere landen. De bijdragen aan NRF en EU Battlegroups kunnen daarom ook indirect positieve effecten hebben op de kwaliteit van de krijgsmacht. Dit geldt uiteraard ook voor internationale oefeningen waar Nederland aan deelneemt. In deze paragraaf zal ik enkele van de grotere oefeningen benoemen.
In de tweede helft van 2013 heeft Nederland samen met Zweden, Litouwen en Letland deelgenomen aan een door het Verenigd Koninkrijk geleide EUBG-oefening. De Nederlandse bijdrage bestond uit elf Viking-voertuigen met chauffeurs en onderhoudspersoneel. De deelnemende landen aan deze Battlegroup hebben met enige regelmaat politieke en ambtelijke consultaties gehouden over inzetscenario’s en nationale afwegingen bij besluitvorming over inzet. De landen hebben op basis van de ervaringen geconcludeerd dat regelmatige consultaties tussen de deelnemende landen, inclusief op politiek niveau, kunnen bijdragen aan een betere voorbereiding op inzet en snellere politieke besluitvorming. Dit belangrijke aspect is op basis van een gezamenlijk paper overgenomen in de voorstellen die door de Europese Raad zijn bekrachtigd voor een beter gebruik van het EUBG-concept.
In 2013 leverde Nederland gedurende twee perioden van in totaal zeven maanden een mijnenjager voor de Immediate Response Force (IRF) van de NRF. Deze mijnenjager werd in Navo-verband voorbereid op inzet. In 2014 levert Nederland een amfibisch transportschip en acht F-16’s voor de IRF. Daarnaast wordt vanaf maart en vanaf augustus twee keer voor een periode van drie maanden een mijnenjager beschikbaar gesteld. Ook zal Nederland de eerste helft van het jaar een fregat bijdragen dat zal deelnemen aan een grote Navo-oefening in de Baltische regio.
De operationele commando’s hebben in 2013 op uitgebreide schaal deelgenomen aan oefeningen waarbij sprake was van internationale samenwerking. Het CZSK heeft een permanente samenwerking met de Belgische marine terwijl het Korps Mariniers is geïntegreerd in de UK/NL Amphibious Force die in 2013 haar 40-jarig bestaan vierde. Maritieme eenheden hebben samen met het Verenigd Koninkrijk deelgenomen aan de Navo-oefening Joint Warrior. Daarnaast heeft het CZSK met een LPD een bijdrage geleverd aan het African Partnership Station waarbij intensief is samengewerkt met een aantal Afrikaanse landen en Navo-landen zoals Spanje, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.
Het CLAS organiseert regelmatig certificeringsoefeningen voor bataljons samen met Duitse eenheden in het Duitse Altmark en houdt jaarlijks met Duitsland de binationale vuursteunoefening Griffin Strike. Eenheden van het CLAS en CLSK hebben deelgenomen aan meerdere oefeningen in het Amerikaanse Fort Hood.
Speciale eenheden van CLAS en CZSK hebben deelgenomen aan de oefening Flintlock in Mauritanië, Burkina Faso en Senegal. Daarbij wordt samen met de lokale Afrikaanse strijdkrachten geoefend onder verantwoordelijkheid van het Amerikaanse Africa Command. Het CLAS heeft een oefening van Afrikaanse landen in Zambia ondersteund op het gebied van verbindingen, en levert met genisten en geneeskundig personeel een bijdrage aan de opbouw van de veiligheidssector in Burundi. Het CLSK heeft de oefening voor jachtvliegtuigen Frisian Flag gehouden samen met eenheden uit België, Finland, Frankrijk en Zweden. Met eenheden uit België, Duitsland, Frankrijk en Spanje is geoefend op het gebied van transportvliegtuigen en met eenheden uit onder andere België, Duitsland, Finland en Portugal op het gebied van transporthelikopters.
Ten slotte
Nederland behoort sinds jaar en dag tot de koplopers als het gaat om internationale militaire samenwerking. Dat is uiteraard niet alleen een Nederlands succes. Verdere verdieping van de samenwerking veronderstelt opnieuw de bereidheid van partners om even ver te willen gaan. De verdieping van de samenwerking heeft met enkele landen inmiddels een niveau bereikt waarbij belangrijke gevolgen voor de wederzijdse investeringsprogramma’s aan de orde kunnen zijn. Stappen die leiden tot verdergaande wederzijdse afhankelijkheden vragen verder om nauwere betrokkenheid van nationale parlementen bij internationale militaire samenwerking. Ik zal mij in 2014 daarom opnieuw krachtig inzetten voor de verdere uitvoering van de samenwerkingsagenda, onder meer door mij actief in te zetten voor meer samenhang tussen nationale procedures, plannings- en verwervingsprocessen.
Ik ben er van overtuigd dat met de strategische partners, en in EU en Navo-verband, opnieuw resultaten zullen worden behaald.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert
Bijlage: Geactualiseerd overzicht van samenwerkingsverbanden
Standdatum 1 januari 2014
Het onderstaande is een overzicht van de belangrijkste samenwerkingsthema’s per land of categorie landen, alsmede van de samenwerking in multinationaal verband. Mede vanwege het overwegend vertrouwelijke karakter van internationale samenwerking is dit overzicht niet uitputtend.
Samenwerkingsgebieden met België en Luxemburg
Benelux: structurele samenwerking op basis van de ministeriële verklaring van 18 april 2012, geleid door een tri-nationale stuurgroep. Nederland is in 2014 voorzitter hiervan.
Gezamenlijk helikoptercommando (Combined Joint Helicopter Command, CJHC): in oktober 2013 hebben de Belgische en Nederlandse luchtmachtcommandanten een overeenkomst getekend over een uitwisselingsprogramma voor vliegers en over de inrichting van een Belgian-Netherlands Coordination Cell (BENECC). Beide landen houden reeds gezamenlijke oefeningen. Ook is begonnen met de uitwisseling van leerlingen bij de opleiding van gevechtsleiders. De gezamenlijke training op en onderhoud van de NH-90 helikopter worden verder uitgewerkt.
Luchtruimbewaking: op 23 oktober 2013 hebben de ministers van Defensie van België en Nederland een Letter of Intent getekend over de opstelling van een verdrag over de integratie van de luchtruimbewaking, inclusief de Renegade-taak. Een binationale werkgroep werkt nu dit verdrag uit. Het ligt in de bedoeling de integratie van de luchtruimbewaking in 2016 tot stand te brengen.
Oprichten combined Paraschool: in januari 2014 is een geïntegreerde opleiding gestart voor parainstructeurs. In 2014 zullen Nederlandse militairen worden opgeleid voor het parabrevet automatische opening (static line) in Schaffen, België. Het onderzoek naar een geïntegreerde vrije valopleiding is naar verwachting gereed in 2014.
Opleiding & Training: beide landen maken steeds meer wederzijds gebruik van bestaande opleidings- en oefenfaciliteiten, zoals op het gebied van civiel-militaire samenwerking (CIMIC), explosievenopruiming (EOD), verdediging tegen chemische, biologische, radiologische en nucleaire stoffen (CBRN), verkenningen (ISTAR) en Counter-IED. Waar mogelijk worden doctrines en syllabi gesynchroniseerd om tot gezamenlijke opleidingen te komen.
Tactische oefeningen en schietseries: Voor 2014 wordt een overeenkomst voorzien over de uitwisseling en training van detachementen op het Belgische oefengebied in het Duitse Bergen. België en Nederland streven naar een gezamenlijke trainingskalender en het gezamenlijk gebruik van de tactische trainingsfaciliteiten in 2014 en 2015. De doelstelling is om vanaf 2016 gebruik te maken van een geïntegreerde trainingsagenda. De ontwikkeling van een Beneluxcentrum voor simulaties van landoptreden in Amersfoort is in onderzoek.
Special Forces: in 2014 verdergaande samenwerking op het gebied van gereedstelling en inzet. Een geïntegreerde bijdrage wordt voorzien aan de snel inzetbare eenheden van EU en Navo.
Uitwisseling officieren: Een aanvang is gemaakt met de Belgisch-Nederlandse uitwisseling bij nationale staven, de staven van operationele commando’s en bij eenheden. Een studie wordt verricht naar de mogelijke gezamenlijke vulling posities in internationale staven.
Militaire gezondheidszorg: de gezamenlijke training en oefening van medische evacuaties per helikopter in 2014 is vastgelegd. Op basis van operationele testen lijkt een gezamenlijk concept voor medische zorg aan boord van schepen haalbaar. De ontwikkeling van gezamenlijke opleidingen voor geneeskundig personeel is gestart.
ISTAR: oprichting gezamenlijk Recognition Center in het Belgische Heverlee, gezamenlijke opleidingskalender en opleidingen, onderzoek naar gezamenlijke verwerving van tactische onbemande toestellen. Nederlandse deelneming is voorzien aan de EU Battlegroup in de tweede helft van 2014 onder Belgische leiding met Raven UAV’s.
Officiersopleidingen: de samenwerking bij hogere stafcursussen is begonnen. De Nederlandse deelneming aan de bestaande Belgische masteropleiding wordt uitgewerkt en een studie naar de verdere integratie van vervolg- en masteropleidingen is gaande. Voorzien is dat de hogere stafopleiding in het cursusjaar 2014 -2015 voor de helft geïntegreerd zal zijn.
Wapenbeheersing: in 2013 is de combined Benelux Arms Control Agency (BACA) begonnen met de werkzaamheden. De MOU voor de oprichting wordt binnenkort getekend. De Belgische, Luxemburgse en Nederlandse eenheden zijn samengevoegd onder één gezamenlijk commando en de nieuwe eenheid wordt gestationeerd in het Belgische Peutie. De BACA wordt aangestuurd door een trinationale stuurgroep.
Professional Education & Training Air: een studie wordt uitgevoerd naar een gezamenlijke opleidingseenheid voor overlevingstechnieken voor de bemanningen van vliegtuigen. Aanvankelijk zal de eenheid onder binationaal commando staan, op termijn komt er een gezamenlijk commando.
Benesam: het voortzetten van de marinesamenwerking in het kader van Benesam.
Marineschepen: samenwerking bij de modernisering en het onderhoud van de M-fregatten en het onderhoud van de mijnenjagers. Mogelijke samenwerking bij de vervanging van de mijnenjagers wordt onderzocht.
Smart Vest: de verwerving van een communicatie-, informatie- en beschermingssysteem voor individuele militairen. Smart Vest is het gemeenschappelijke element van de drie nationale programma’s, in Nederland bekend als Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS). Voor de aanbesteding van het Smart Vest treedt Nederland op als single contracting nation namens de drie Benelux-landen.
Overig materieel: het betreft onder meer de gezamenlijke verwerving van graafmachines, de aankoop en het beheer van reservedelen voor de NH-90 helikopter en samenwerking bij het kwaliteitsonderzoek van munitie.
Investeringsplan: onderzoek in 2014 naar de mogelijkheden voor gemeenschappelijke verwerving, standaardisatie en interoperabiliteit op basis van de langetermijn defensieplannen.
Deelnemen EUBG 2014-2: het gezamenlijk trainen ter voorbereiding op deelneming aan de EU Battlegroup in de tweede helft van 2014 onder Belgische leiding.
Samenwerkingsgebieden met Duitsland
Duits-Nederlands legerkorpshoofdkwartier: het consolideren van de geïnstitutionaliseerde samenwerking van beide Framework Nations, Nederland en Duitsland, door oefeningen en inzet. Dit hoofdkwartier wordt verder ontwikkeld tot Joint Task Force Land HQ en aangeboden aan de Navo.
Luchtmobiel: verdergaande samenwerking door integratie van de 11e Luchtmobiele Brigade in de Division Schnelle Kräfte.
Lucht- en raketverdediging: verdergaande organisatorische samenwerking en integratie van de grondgebonden lucht- en raketverdediging (waaronder Patriots).
Artillerie: verdergaande samenwerking en uiteindelijk integratie van artillerieeenheden (onderwijs en training, onderhoud, verwerving onderdelen en operationeel optreden).
Tankoptreden: het intensiveren van de samenwerking gericht op het behoud van expertise over het opereren met tanks op compagnie- en bataljonsniveau.
Doctrine: ontwikkeling van gezamenlijke doctrines.
Uitwisseling van personeel: uitwisseling bij nationale staven, staven van de operationele commando’s en eenheden, zodat er wederzijds kennis en begrip ontstaat over de manier van opereren.
Opleidingen & Training: gebruikmaken van elkaars opleidingen en trainingsfaciliteiten. Hierdoor ontstaan schaalvoordelen en wordt het personeel op vergelijkbare wijze opgeleid, wat bevorderlijk is voor samenwerking en uitwisseling.
Oefenmogelijkheden: Duitsland beschikt over veel goede en grote oefengebieden waarvan Nederland veelvuldig gebruik maakt en wil blijven maken.
Militaire gezondheidszorg: gezamenlijk opleiden van personeel voor de Boxer en van vliegend personeel; training ter voorbereiding op uitzendingen; kennisuitwisseling; ontwikkelen van een Trauma Registratie Systeem en een modulaire Role 2/3 capaciteit (beide Navo-projecten); gezamenlijke en gedeelde onderzoeksprogramma’s.
Samenwerking op het gebied van Joint capaciteiten: onderzoeken van samenwerkingsmogelijkheden van Joint capaciteiten, zoals logistiek, CBRN, CIMIC, inlichtingen, elektronische oorlogvoering en commando- en informatiesystemen (CIS).
Capaciteitsontwikkeling: vergelijken en waar mogelijk synchroniseren van capaciteitsontwikkeling, zoals marineplannen, amfibische capaciteiten, onderzeeboten, mijnenbestrijdingscapaciteit, maar ook grondgebonden lucht- en raketverdediging en cyber.
Materieel: het bestendigen van de samenwerking bij lopende projecten en gemeenschappelijk gevoerde systemen zoals munitie, Fennek, Boxer, Pantserhouwitser, NH-90 en SMART-L, alsmede het onderzoeken van de samenwerking voor nieuwe systemen of vervanging van systemen, zoals MALE UAV, onderzeeboten, mijnenbestrijdingseenheden en fregatten.
CSSM: het voortzetten en verbreden van de samenwerking in het kennisgebied scheepssignaturen bij het Duits-Nederlandse Centre for Ship Signature Management (CSSM) in Eckernförde (DEU).
Samenwerkingsgebieden met Noorwegen en Denemarken
Northern Group: de opzet van de Northern Group wordt breed gesteund. De ministeriële ontmoetingen leiden tot nieuwe initiatieven tussen gelijkgestemde landen.
Hoge Noorden: het strategisch belang van het hoge Noorden neemt toe door het slinken van de ijskap. Hierdoor worden de noordelijke vaarroutes aantrekkelijk, komen er meer toeristische mogelijkheden, ontstaan nieuwe visgebieden en nemen de mogelijkheden van olie- en gaswinning toe. Nederland volgt het multilaterale overleg tussen betrokken landen met grote belangstelling.
F-35: Nederland en Noorwegen hebben beide besloten de F-35 aan te schaffen. Beide landen willen onderzoeken welke mate van samenwerking mogelijk is, eventueel in combinatie met andere F-35 gebruikers zoals Groot-Brittannië en Italië. Mogelijke samenwerkingsgebieden zijn F-35 motorenonderhoud, opleiding en training van vliegers en onderhoudspersoneel, onderhoud van de airframes en gezamenlijk optreden als Europese F-35 partners.
Onderzeeboten: Nederland onderzoekt, samen met Noorwegen, de mogelijkheden van samenwerking bij de vervanging van de huidige onderzeebootcapaciteit in de periode vanaf 2025. Binnenkort wordt hiervoor een technische overeenkomst getekend.
UKNLAF: Noorwegen heeft interesse in nauwere samenwerking met de UK-NL Amphibious Force. De mogelijkheden worden onderzocht.
CV-90: Denemarken en Nederland beschikken over dezelfde versie van het Infanterie Gevechtsvoertuig CV-90. De mogelijkheden op het gebied van gezamenlijke doctrinevorming, training, exploitatie en verwerving van specifieke munitie worden onderzocht.
NRF 2015: Noorwegen zal samen met Nederland en Duitsland deelnemen met een landmachtcomponent in de NRF-rotatie in 2015.
Oefenmogelijkheden: de uitgestrektheid en klimatologische omstandigheden maken Noorwegen en andere landen in de regio aantrekkelijk voor oefeningen en training. Nederland maakt hier veelvuldig gebruik van en wil dit blijven doen.
ACI: Op landmachtgebied wordt in het kader van het Army Cooperation Initiative samengewerkt bij onder andere doctrinevorming. Andere samenwerkingsgebieden worden onderzocht.
Submarine Command Course (SMCC): Groot-Brittannië, Noorwegen en Nederland werken nauw samen bij de opleiding van toekomstige onderzeebootcommandanten.
Cyber: Onderzoeken van samenwerkingsmogelijkheden op het gebied van cyber.
NATO Air Policing: Nederland levert in februari 2014 een bijdrage met tankercapaciteit in de vorm van een KDC-10 aan de uitvoering door Noorwegen van de Air Policing taak van de Navo boven IJsland.
Samenwerkingsgebieden met Frankrijk
Opleiding & training: het consolideren en actief verder zoeken naar nieuwe mogelijkheden tot samenwerking op het gebied van opleiding en training. Voorbeelden hiervan zijn samenwerking op het niveau van brigadehoofdkwartieren, en opleidingen in Afrika (EMSOME).
Jungleschool: in het kader van het Budget Internationale Veiligheid (BIV) worden met Frankrijk de mogelijkheden onderzocht van een gezamenlijke jungleschool in Gabon.
Uitwisseling officieren: De Frans-Nederlandse uitwisseling wordt uitgebreid van officieren bij nationale staven, de staven van operationele commando’s en bij eenheden.
Politiemissies: het onderzoeken van samenwerkingsmogelijkheden op het gebied van politiemissies.
Sub-Sahara: het intensiveren van de samenwerking met Frankrijk in deze regio.
Anti-drugsoperaties: het intensiveren van de samenwerking in het Caribisch gebied, samen met de Verenigde Staten.
Materieel: het behalen van doelmatigheidswinsten door gezamenlijke aanschaf, beheer en onderhoud van materieel. Frankrijk is vaste partner voor materieelsamenwerking in verbanden als Navo, EDA, Letter of Intent en OCCAR.
Capaciteitsontwikkeling: samenwerken bij de capaciteitsontwikkeling van op afstand bestuurbare onbemande systemen.
Cyber: onderzoeken van samenwerkingsmogelijkheden op het gebied van Cyber. Officiersopleidingen: Nederland laat officieren studeren aan de L’ecole de Guerre en in het Franse equivalent van de Middelbare Defensie Vorming voor officieren in de rang van kapitein of majoor.
Samenwerkingsgebieden met het Verenigd Koninkrijk
UK/NL Amphibious Force: sinds 1973 zijn Britse en Nederlandse marinierseenheden geïntegreerd in de UK/NL AF. Zij maken gebruik van dezelfde doctrines, technieken en tactieken, trainen en oefenen gezamenlijk en zij kunnen overal ter wereld als eenheid worden ingezet.
Opleiding & training: het gebruik van faciliteiten in het Verenigd Koninkrijk voor tactische oefeningen van de marine, landmacht en luchtmacht en het opwerken en trainen van Nederlandse marine-eenheden door deelneming aan de Flag Officer Sea Training (FOST). Nederlands marinepersoneel neemt structureel deel aan Britse maritieme opleidingen en de opleiding van maritieme helikopterbemanningen gebeurt in het Verenigd Koninkrijk. Daarnaast maken Nederlandse Chinook-bemanningen gebruik van Britse simulatoren. De onderzeediensten van Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en Nederland werken nauw samen bij de opleiding van onderzeebootcommandanten.
Uitwisseling personeel: het VK en Nederland hebben een uitwisselingsprogramma voor officieren en onderofficieren bij de marine (staf, instructie/training en aan boord), de Defensie Materieel Organisatie (instandhouding), bij de landmacht (doctrineontwikkeling) en bij de luchtmacht (jacht- en helivliegers).
Onderhoud: Beide landen beschikken over een gezamenlijke pool voor het onderhoud aan de gasturbines van de LCF en M-fregatten.
F-35: het Verenigd Koninkrijk, Nederland en de Verenigde Staten zullen gezamenlijk de operationele testfase van de F-35 uitvoeren.
Joint Expeditionary Force (JEF): Het VK heeft Canada, Denemarken, Estland, Nederland en Noorwegen uitgenodigd om bij te dragen aan de ontwikkeling van het UK JEF-concept. Het VK beoogt te komen tot een expeditionaire eenheid voor snelle inzet, opgebouwd rond Britse eenheden, concepten en voorzieningen, waarbij gebruik zal worden gemaakt van specifieke (niche)capaciteiten van de genoemde partners. Een eventuele Nederlandse inbreng wordt onderzocht.
Samenwerkingsgebieden met de Verenigde Staten
Doctrinevorming en -ontwikkeling: de Verenigde Staten zijn koploper op dit gebied in de wereld en binnen de Navo in het bijzonder. De uitwisseling van kennis omtrent doctrinevorming en -ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt door het plaatsen van Nederlands personeel bij strategische militaire commando’s (CENTCOM, AFRICOM), bij operationele commando’s, bij krijgsmachtdeelstaven en bij hogere defensieopleidingen (Defense Colleges).
Opleiding, training en oefeningen: het consolideren van bestaande en verkennen van nieuwe mogelijkheden op het gebied van opleiding, training en oefeningen. Voorbeelden van bestaande samenwerking zijn de initiële vliegeropleiding voor F-16 en helikopters, voortgezette F-16 opleiding, Apache-training, de Air Assault en gunnery training, en oefeningen van mariniers. Nieuw zijn opleidingen en cursussen op het gebied van de ruimte en de intensivering van gezamenlijke training en oefeningen met het US Marine Corps. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van individuele loopbaanopleidingen op alle rangniveau’s voor alle operationele commando’s.
Materieel: het onderzoeken van operationele en materiële samenwerkingsmogelijkheden op het gebied van de F-35, raketverdediging, onbemande vliegtuigen, Apache-helikopters en cyber.
Anti-drugsoperaties: CZMCARIB is een van de zes ondercommandanten van de Amerikaanse Joint Inter Agency Task Force South (JIATFS) bij anti-drugsoperaties in het Caribisch gebied. CZMCARIB is daarbij niet alleen een leverancier van capaciteiten, maar voert ook operaties uit. Voor de uitwisseling van inlichtingen heeft Nederland een vertegenwoordiger geplaatst bij JIATFS. De Verenigde Staten maken gebruik van Curaçao en Aruba als steunpunten voor (onbewapende) drugsbestrijdingsvluchten.
F-35: het Verenigd Koninkrijk, Nederland en de Verenigde Staten zullen vanaf 2015 gezamenlijk de operationele testfase van de F-35 uitvoeren. Nederland stelt daarvoor de twee F-35 testtoestellen beschikbaar. Eind oktober 2013 zijn de eerste Nederlandse vlieger en onderhoudspersoneel met hun opleiding op de F-35 begonnen.
Overige Navo- en EU-partners; andere partners
Met diverse Navo- en EU-partners en met andere partners zoals Australië en Indonesië bestaan – buiten de multilaterale kaders – ook bilaterale samenwerkingsverbanden op uiteenlopende gebieden, zoals kennisuitwisseling, operationele samenwerking, gezamenlijk oefenen, opleiding en training en materieelsamenwerking. Nederland heeft op 4 februari jl. met Indonesië een MoU getekend over verdieping van de defensierelatie.
Partners voor specifieke thema’s
Buiten de meer strategische en gelieerde partners zijn er veel, vaak tijdelijke, bilaterale relaties met landen rondom specifieke thema’s. Voorbeelden bij operaties zijn Afghanistan en de Verenigde Arabische Emiraten (logistiek); diverse landen in Afrika met het oog op bevordering van ontwikkeling en stabiliteit, waaronder Burundi in het kader van SSD-programma’s; partnerlanden in antipiraterij-operaties zoals Malta, de Verenigde Arabische Emiraten, Egypte, Singapore, Kenia en India, Indonesië en Zuid-Afrika; partners voor oefenen, opleiding en training, bijvoorbeeld onderzoek naar jungletrainingsmogelijkheden in Gabon en Peru, opleiden van marineofficieren uit Australië en Singapore, trainingsfaciliteiten voor special forces in Jordanië en Israël; en samenwerking met landen in verband met instandhouding, verkoop en afstoting van materieel, bijvoorbeeld Chili, Estland, Finland, Jordanië, Marokko, Vietnam en Zuid-Korea.
Samenwerkingsgebieden in de Navo
Naast de reguliere en veelomvattende samenwerking in Navo-verband is Nederland betrokken bij de volgende projecten en initiatieven in het kader van Smart Defence:
Immersive Training Environment: het delen van trainingsprogramma’s van
virtuele trainingsomgevingen.
Centres of Excellence (COE) as hub of Education and Individual Training: het toebedelen van een leidende rol aan de Centres of Excellence voor opleiding en training op hun specialisme. Een COE is een multinationale entiteit die door Allied Command Transformation (ACT) wordt geaccrediteerd, maar geen deel uitmaakt van de Navo-commandostructuur. Inmiddels zijn achttien COE’s door ACT geaccrediteerd en zijn nog vier COE’s in oprichting. Elk COE heeft zijn eigen karakteristieken.
CIS E-learning Training Centres Network: het opzetten van een netwerk voor het delen van online-trainingen op het gebied van communicatie- en informatiesystemen (CIS).
Individual Training and Education Programme: het bereiken van meer doelmatige en doeltreffende coördinatie van individuele trainingsprogramma’s van Navo-personeel dat op missie gaat.
Remote Controlled Vehicles for Route Clearance Operations: het gezamenlijk
verwerven van op afstand bedienbare Counter-IED voertuigen.
Female Leaders in Security and Defence: a Roadmap to Provide Equal Opportunities: het opzetten van een conferentie als opstap naar een betere implementatie van VN-genderresolutie (VNVR 1325).
Joint Logistics Support Group capability: het ontwikkelen en implementeren van een standaard format voor gezamenlijke logistieke ondersteuning. Vanwege ervaring en expertise vervult Nederland hierbij een voortrekkersrol.
Shared Operational Resources Tool: het opzetten van een virtuele markplaats waarop landen in het operatiegebied militaire goederen en diensten kunnen aanbieden en uitruilen.
P&S MN Medical Treatment facilities (Role 2): het samenbrengen van multinationaal samengestelde medische faciliteiten op het niveau van Role 2 Enhanced.
Pooling of Deployable Air Activation Modules: het coördineren van nationale Deployable Air Activation Modules opdat Navo-breed meer eenheden inzetbaar zijn.
Theatre Opening Capability: het inzichtelijk maken en delen van capaciteiten om Ports of Disembarkation operationeel te krijgen.
Multinational Logistics Partnership – Fuel Handling: samenwerking op het gebied brandstofvoorziening in het operatiegebied.
Dismantling, Demilitarization and Disposal (DD&D) of Military Equipment: het gezamenlijk demilitariseren, ontmantelen en afstoten van militaire uitrustingsstukken.
Multinational Cooperation on Munitions: het opzetten van een netwerk van internationale verdragen over samenwerking op munitiegebied.
SMART-L: de ontwikkeling van een detectiecapaciteit van ballistische raketten in de hogere luchtlagen op schepen.
Samenwerkingsgebieden in de EU
Naast de reguliere en veelomvattende samenwerking in EU-verband is Nederland in EU-kader betrokken bij de volgende projecten en initiatieven, waarbij ook het Europees Defensieagentschap (EDA) een rol speelt:
Helicopter Training Programme: Programma voor het gezamenlijk organiseren en uitvoeren van multinationale helikoptertraining en oefeningen met behulp van een permanent Core Planning Team (CPT).
MARSUR Network Development: programma voor een netwerk waarin de deelnemende landen informatie delen over civiele scheepvaartbewegingen voor de ondersteuning van maritieme operaties in het kader van het GVDB, en voor de verbetering van situational awareness in de Europese kustwateren.
Multinational Modular Medical Units: de oprichting van geïntegreerde multinationale, modulair opgebouwde uitzendbare hospitaaleenheden voor EU-crisisbeheersingsoperaties. Nationale operationele hospitaalmodules worden voor inzet gereed gemaakt en getraind in een framework nation-concept.
Air-to-Air Refueling: de gezamenlijk aanpak van het Europese tekort aan capaciteit voor bijtanken in de lucht (Air-to-Air Refueling) door een beter gebruik van de reeds beschikbare capaciteiten of door gezamenlijke verwerving en gebruik van nieuwe capaciteiten.
Pilot Training: programma om (delen van) de vliegeropleidingen gezamenlijk uit te voeren.
European Transport Hubs: programma voor het inrichten van logistieke knooppunten waarin goederen voor uitgezonden troepen kunnen worden verzameld voor een zo doelmatig mogelijk transport naar het inzetgebied.
Smart Munitions: Programma voor het gezamenlijk aanvullen van munitievoorraden.
JDEAL. Het Joint Deployable Exploitation and Analysis Laboratory is een projectvoorstel voor de inrichting van een permanente multinationale technische analysecapaciteit voor training en inzet. De uitzendbare JDEAL-faciliteiten zijn sensoren waarmee uiteenlopende technische inlichtingen verzameld kunnen worden, bijvoorbeeld ter ondersteuning van Counter-IED activiteiten. Nederland vervult hierin de leidende rol.
Personnel Recovery: Project voor het gezamenlijk oefenen en trainen voor het redden van vermist eigen personeel in missiegebieden.
Cyber Defence: Programma voor onder meer samenwerking bij het gebruik van nationale cyberfaciliteiten, en overige samenwerking bij oefeningen en trainingen op cybergebied.
RPAS Initiatief: Programma voor samenwerking bij het gebruik van op afstand bestuurbare vliegtuigen (Remotely Piloted Aircraft Systems (RPAS)).
Overige multilaterale samenwerkingsgebieden
Movement Coordination Centre Europe (MCCE): het MCCE is een multinationaal samenwerkingsverband dat het strategisch militair transport en Air-to-Air Refueling van de 25 participerende landen coördineert. Het MCCE beoogt een meer doelmatig en doeltreffend gebruik van de beschikbare nationale transportmiddelen. Het MCCE is gevestigd op de vliegbasis Eindhoven.
European Air Transport Command (EATC): het EATC is een multinationaal samenwerkingsverband van België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en Nederland op het gebied van militair luchttransport. Het hoofdkwartier van het EATC bevindt zich op de vliegbasis Eindhoven.
SAC C-17: SAC C-17 is een internationaal samenwerkingsverband tussen twaalf landen voor het gezamenlijk gebruik van drie in Hongarije gestationeerde C-17 transportvliegtuigen van de Heavy Airlift Wing (HAW). De deelnemende landen beschikken hiermee over een strategische luchttransportcapaciteit aan de hand van een vlieguurverdeelsleutel.
European Gendarmerie Force (EUROGENDFOR): multinationaal samenwerkingsverband van politiekorpsen met een militaire basis voor de uitvoering van politietaken in instabiele landen.
European Air Group (EAG): samenwerkingsverband van zeven Europese landen met als doel de operationele capaciteiten te verbeteren door bijvoorbeeld vergroting van de interoperabiliteit.
(ministerie van Defensie, 13 februari 2014)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten