Majesteit, veteranen, dames en heren,
Dit jaar is het precies 150 jaar geleden dat Bronbeek zijn deuren opende als militair tehuis – een historisch feit dat we kunnen beschouwen als een vroege vorm van veteranenbeleid. Voor de invalide oud-militairen die er gingen wonen, betekende de verhuizing naar Bronbeek ongetwijfeld een vooruitgang. Maar naar moderne maatstaven gemeten, leidden zij een uitermate karig bestaan. Beleg op brood was er lange tijd alleen op zondag. Geslapen werd er in die beginperiode op strozakken. En wie zich als nieuwe bewoner bij Bronbeek meldde, leverde aan de poort zijn militaire pensioen in en verruilde dat voor een zeer bescheiden zakgeld, dat niet in guldens maar in dubbeltjes en centen werd uitbetaald.
Zo werden – met de allerbeste bedoelingen – oud-militairen lange tijd op afstand gezet van de samenleving. Een fenomeen waarmee ook veteranen die niet op Bronbeek woonden te maken kregen. Een oud-soldaat en Indië-veteraan formuleerde dat aan het begin van de 20e eeuw als volgt: ‘Er is hier geen werk voor ons. (…) Men wéét niet waarvoor wij geschikt zijn en eigenlijk weet ik dat zelf ook niet.’ Luitenant-kolonel Graafland, aan wie deze hartenkreet was gericht, herkende dit beeld. Zijn waarneming was dat de Nederlandse samenleving niet op veteranen zat te wachten en dat het leger zijn mensen ook bitter weinig vaardigheden meegaf die bruikbaar waren in de burgermaatschappij.
Het oordeel over de juistheid van deze waarneming laat ik graag aan de deskundige militair historici. Maar voor mij staat wel vast dat dat luitenant-kolonel Graafland eenzelfde opmerking in onze tijd niet snel meer zou maken. Nederlandse militairen behoren zonder twijfel tot de best opgeleide en meest professionele ter wereld. Ik heb daar zelf in het afgelopen jaar weer de nodige bewijzen van mogen zien. In Afghanistan sprak ik met de Duitse commandant van ISAF-Noord, generaal Volmer, die mij vertelde mij dat hij op sleutelposities bij voorkeur Nederlandse militairen benoemt. Ik sprak er met de jonge luitenant Wouter Beeks van de genie, die als 24-jarige niet aarzelde om zelfstandig de bouwplannen voor een grote redeployment-faciliteit vergaand aan te passen na de overstroming van een nabij gelegen rivier. En voor de kust van Somalië hoorde ik hoe vanzelfsprekend het is dat de voltallige bemanning van het Nederlandse fregat De Ruyter betrokken is bij de aanhouding van piraten. Ook de koks en ook de technici weten wat er nodig is om deze mensen in te rekenen en op te sluiten volgens de internationale standaarden.
Voor mij is dat wat de Nederlandse militair in onze tijd kenmerkt: een hoge professionele standaard, een grote mate van zelfstandigheid en een ‘can do’ mentaliteit gericht op samenwerking en resultaat. En dat onder hoge druk, in stressvolle omstandigheden en in een onbekende, vaak vijandige omgeving. Het zijn eigenschappen die ook buiten het militaire bedrijf van grote waarde zijn. En voor veel oud-militairen is hun tijd in het leger dan ook een vormende periode geweest en een opstap naar een maatschappelijke carrière. Ik las laatst een uitspraak van een 38-jarige veteraan, nu politieagente, die over haar tijd bij de Marine kortweg zei: ‘Het is een extra opvoeding’ - een mooi compliment aan onze krijgsmacht.
Helaas lag dat voor veel oudere veteranen in hun tijd nog anders. De militairen die in de jaren na de Tweede Wereldoorlog werden uitgezonden naar het toenmalige Nederlands-Indië, Korea en Nieuw-Guinea waren lang niet altijd goed opgeleid en voorbereid. De compleet vreemde taal en cultuur, het tropische klimaat, het gevaar en de ontberingen – het kwam voor velen als een complete verrassing en een grote schok. En bij terugkeer, in de kring van familie, vrienden en collega’s, was er nauwelijks aandacht voor alle verhalen. De harde werkelijkheid is dat veel veteranen in het verleden hun verdriet en moeilijke herinneringen in stilte hebben moeten dragen en verwerken.
Maar gelukkig is ook dat veranderd. Veteranen worden in onze huidige samenleving herkend en erkend. Uw talenten en ervaring worden gezien, Uw verhalen worden gehoord. En uw persoonlijke pijn wordt gedeeld. Veteranendag is hierin het jaarlijkse hoogtepunt, als dag van ontmoeting. Tussen maten van vroeger. Tussen oude en jonge veteranen. En tussen veteranen en samenleving. Een dag ook van vriendschap, dankbaarheid en betrokkenheid. Veteranendag is feitelijk pas negen edities jong, maar nu al niet meer weg te denken uit ons collectieve bewustzijn. Dat zegt eigenlijk alles over het grote verschil tussen de maatschappelijke rol van veteranen nu en ten tijde van de opening van Bronbeek als militair tehuis in 1863.
Maar één ding is in al die tijd niet veranderd, en dat is de warme, persoonlijke band tussen de Nederlandse veteranen en het Huis van Oranje. Majesteit, uw betovergrootvader Willem III, stond persoonlijk aan de wieg van de stichting van Bronbeek. Uw grootvader, Prins Bernhard, was, is en blijft de veteraan der veteranen. En met uw aanwezigheid hier in de Ridderzaal geeft u de duidelijke boodschap af dat u als Koning de traditie van verbondenheid met onze veteranen wilt voortzetten. Ik weet zeker dat ik namens al die veteranen mag zeggen: zeer veel dank daarvoor.
Dames en heren,
De soldaat die ruim een eeuw geleden zijn hart uitstortte bij luitenant-kolonel Graafland zou zijn ogen en oren niet geloven als hij er vandaag bij kon zijn. Zoveel enthousiasme en betrokkenheid, zoveel publieke aandacht en waardering - daarvan kon deze man alleen maar dromen. Zijn werkelijkheid was er een van afstand en gebrek aan erkenning. De veteranen van nu staan midden in de samenleving en horen daar ook thuis. Hun inzet voor vrede en veiligheid en hun bijdrage aan onze samenleving verdienen onze dank en ons respect. Het is goed en belangrijk dat we daar één keer per jaar, op Veteranendag, speciaal bij stilstaan.
Ik wens u, alle veteranen in Den Haag en daarbuiten en iedereen in Nederland een fantastisch mooie Veteranendag toe. En als u straks ook naar het Malieveld gaat: tot ziens.
Dank u wel.
(Rijksoverheid, 29 juni 2013)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten