De marine en landmacht hebben vandaag hun in actieve dienst overleden* medewerkers, militair en burger, herdacht. De krijgsmachtdelen doen dit ieder jaar op de laatste donderdag in mei en om deze reden hangt op de meeste Defensielocaties de vlag halfstok.
De marineherdenking vond plaats bij het monument 'Schaduwen van Licht' bij het Marinemuseum in Den Helder. Onder anderen de Commandant Zeestrijdkrachten Matthieu Borsboom en 2 vertegenwoordigers van de nabestaanden legden een krans. Borsboom: "Met deze herdenking geven we blijk van de grote collegiale saamhorigheid en verbondenheid, die zo kenmerkend zijn voor onze marine. We hopen u hiermee als nabestaanden steun te bieden."
Begin 2008 liet de marine een kunstwerk vervaardigen om haar overleden personeel te herdenken. Een bronzen beeld van 4 meter hoog en 4 meter breed, met een muur van 4 pilaren en 3 silhouetten. Hierboven een bootje met personen op een golvende zee. De 3 silhouetten symboliseren de overledenen en de leegte die zij achterlaten. De golven staan voor de zee en de emoties die de dood met zich meebrengt. De boot met mensen staat voor de nabestaanden die door moeten. "Zo’n dramatische gebeurtenis raakt de eenheid of groep tot in haar kern en leidt tot een groot gevoel van gemis bij de achterblijvende collega’s", aldus Borsboom. "Dit monument staat op een plaats waar herdenken goed tot zijn recht komt. Bij het Marinemuseum, waar het verleden in het heden tot uitdrukking wordt gebracht. Een plek waar herinneringen aan dat verleden levend worden gehouden."
Landmachtherdenking
De landmacht herdacht zijn overledenen op Landgoed Bronbeek bij het monument Koninklijke Landmacht. Commandant Landstrijdkrachten luitenant-generaal Mart de Kruif sprak de aanwezigen toe. "We zijn hier samengekomen om verdriet te delen en om te gedenken. Sinds 2001 staat hier het monument dat herinnert aan de overleden medewerkers van de Koninklijke Landmacht. Het is gemaakt van graniet om daarmee de sterke band tussen mensen te symboliseren. De oneindige cirkelvorm symboliseert het verleden, het heden en de toekomst. Hiermee onderstreep ik dat wij onze collega’s niet zijn vergeten en ook niet zullen vergeten."
Na zijn toespraak legde De Kruif een krans bij het monument.
(ministerie van Defensie, 30 mei 2013)
*[Vraag: behelst het begrip 'in actieve dienst overleden' ook de militairen die gesneuveld zijn bij vijandelijkheden?]
donderdag 30 mei 2013
Kolonel Hans Damen ‘Ambtenaar van het Jaar’
Het magazine PM (Public Mission) heeft landmachtkolonel Hans Damen uitgeroepen tot Ambtenaar van het Jaar. Secretaris-generaal Erik Akerboom, de hoogste ambtenaar van het ministerie van Defensie, reikte vandaag de prijs uit aan Damen. Hij krijgt de titel vanwege de persoonlijke en menselijke wijze waarop hij een reorganisatie uitvoert en vanwege zijn openheid van werken, onder andere via sociale media.
Kolonel Damen is trots op de uitverkiezing. “Ik ben ontzettend blij met deze prijs. Ik was op bezoek bij DAF, toen ik werd gebeld. Ik kreeg het warm toen ik het hoorde.” De commandant van het Materieellogistiek Commando van de landmacht is zeer actief op de sociale media Twitter, Facebook en LinkedIn. “Ik vind het belangrijk dat de maatschappij weet wat Defensie nou eigenlijk doet. Het goede werk wat we doen, moeten we meer laten zien.”
Waardering
“Damen zoekt de grenzen op, pioniert met sociale media in de van oudsher gesloten omgeving van Defensie en hij durft binnen de strijdkrachten een tegendraads geluid te laten horen”, luidt het jurycommentaar. “Hij staat voor transparantie en openheid, dat maakt dat wij vinden dat hij excelleert.”
“Het is een persoonlijke prijs, maar ik denk dat het voor alle militairen leuk is om via deze weg gewaardeerd te worden”, zegt Damen. De kolonel is ook betrokken bij Ambtenaar 2.0, een netwerk van innovatieve en initiatiefrijke ambtenaren die willen bijdragen aan een betere overheid.
Derde keer
De kolonel werd door een deskundige jury verkozen uit 14 finalisten, bij het publiek eindigde Damen als tweede. De vakjury bestaat uit onder andere oud-ministers Liesbeth Spies en Winnie Sorgdrager en de burgemeester van Leeuwarden Ferd Crone. Het is de derde keer dat de ‘Ambtenaar van het Jaar’ wordt verkozen door PM, een vakblad voor ambtenaren. Vorig jaar won projectmanager Renate Westdijk van de gemeente Leeuwarden de verkiezing en de eerste editie kwam op naam van gezinsmanager Ganna van Bijleveld (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam).
(ministerie van Defensie, 30 mei 2013)
kolonel Hans Damen |
Waardering
“Damen zoekt de grenzen op, pioniert met sociale media in de van oudsher gesloten omgeving van Defensie en hij durft binnen de strijdkrachten een tegendraads geluid te laten horen”, luidt het jurycommentaar. “Hij staat voor transparantie en openheid, dat maakt dat wij vinden dat hij excelleert.”
“Het is een persoonlijke prijs, maar ik denk dat het voor alle militairen leuk is om via deze weg gewaardeerd te worden”, zegt Damen. De kolonel is ook betrokken bij Ambtenaar 2.0, een netwerk van innovatieve en initiatiefrijke ambtenaren die willen bijdragen aan een betere overheid.
Derde keer
De kolonel werd door een deskundige jury verkozen uit 14 finalisten, bij het publiek eindigde Damen als tweede. De vakjury bestaat uit onder andere oud-ministers Liesbeth Spies en Winnie Sorgdrager en de burgemeester van Leeuwarden Ferd Crone. Het is de derde keer dat de ‘Ambtenaar van het Jaar’ wordt verkozen door PM, een vakblad voor ambtenaren. Vorig jaar won projectmanager Renate Westdijk van de gemeente Leeuwarden de verkiezing en de eerste editie kwam op naam van gezinsmanager Ganna van Bijleveld (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam).
(ministerie van Defensie, 30 mei 2013)
Internationale luchtverdedigingsoefening op Luitenant-generaal Bestkazerne
Circa 1000 militairen uit binnen- en buitenland doen van 31 mei tot en met 5 juni mee aan de oefening Joint Project Optic Windmill/Joint Project Optic Alliance (JPOW/JPOA). De afgelopen jaren is deze oefening uitgegroeid tot de meest toonaangevende luchtverdedigingsoefening ter wereld. De oefening vindt plaats op de Luitenant-generaal Bestkazerne in Vredepeel.
JPOW/JPOA kent haar oorsprong op voormalig luchtmachtbasis De Peel, waar de eerste editie in 1996 werd georganiseerd. Het doel van de JPOW/JPOA is om diverse luchtverdedigingssystemen binnen de NAVO optimaal te integreren om zo de dreiging van vijandelijke ballistische raketten en kruisvluchtwapens af te wenden.
In verband met de inzet van Nederlandse Patrioteenheden in Turkije is met de deelnemende landen besloten om deze editie in een verkorte en aangepaste versie uit te voeren. Uniek voor JPOW/JPOA is dat vanaf meerdere locaties van over de hele wereld wordt deelgenomen. Diverse grondgebonden en maritieme wapensystemen, zoals C-RAM, AMRAAM, Patriot, Stinger en US THAAD, worden in een gesimuleerde omgeving uitvoerig getest en geïntegreerd.
Aan deze editie nemen naast Nederlandse militairen en bedrijven (o.a. Thales en TNO) ook militairen deel uit onder meer de Verenigde Staten, Duitsland, Frankrijk, Spanje, Noorwegen, Tsjechië, Griekenland, Italië en de NAVO deel aan de oefening. Ook zijn er voor het eerst observatoren uit de NAVO Partnerlanden, te weten Finland en Zweden aanwezig.
(ministerie van Defensie, 29 mei 2013)
JPOW/JPOA kent haar oorsprong op voormalig luchtmachtbasis De Peel, waar de eerste editie in 1996 werd georganiseerd. Het doel van de JPOW/JPOA is om diverse luchtverdedigingssystemen binnen de NAVO optimaal te integreren om zo de dreiging van vijandelijke ballistische raketten en kruisvluchtwapens af te wenden.
In verband met de inzet van Nederlandse Patrioteenheden in Turkije is met de deelnemende landen besloten om deze editie in een verkorte en aangepaste versie uit te voeren. Uniek voor JPOW/JPOA is dat vanaf meerdere locaties van over de hele wereld wordt deelgenomen. Diverse grondgebonden en maritieme wapensystemen, zoals C-RAM, AMRAAM, Patriot, Stinger en US THAAD, worden in een gesimuleerde omgeving uitvoerig getest en geïntegreerd.
Aan deze editie nemen naast Nederlandse militairen en bedrijven (o.a. Thales en TNO) ook militairen deel uit onder meer de Verenigde Staten, Duitsland, Frankrijk, Spanje, Noorwegen, Tsjechië, Griekenland, Italië en de NAVO deel aan de oefening. Ook zijn er voor het eerst observatoren uit de NAVO Partnerlanden, te weten Finland en Zweden aanwezig.
(ministerie van Defensie, 29 mei 2013)
woensdag 29 mei 2013
Kamerstuk: Defensie wil meer reservisten
de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Inleiding
Tijdens het wetgevingsoverleg personeel van 3 december 2013 heb ik toegezegd u dit voorjaar te informeren over het reservistenbeleid en de verdere ontwikkeling hiervan. Met deze brief informeer ik u op hoofdlijnen over de stand van zaken en mijn voornemen het reservistenbeleid verder te intensiveren.
Inzet reservisten tot op heden
De inzet van reservisten is de laatste vijftien jaar veranderd en meer gericht op specifieke deskundigheid die Defensie zelf niet in huis heeft. Het grootste deel van het reservistenbestand is weliswaar nog steeds bestemd voor nationale operaties, maar reservisten worden steeds vaker ingezet in internationaal verband en voor specialistische taken die buiten de specifieke deskundigheid van de beroepsmilitair vallen. Dit was vooral zichtbaar bij de operaties in Bosnië, Irak en Afghanistan. Een voorbeeld is de oprichting van het Instituut samenwerking Defensie en Relatieziekenhuizen (IDR) voor de inzet van medische specialisten als reservist. Een ander voorbeeld is de inzet van reservisten met specifieke (civiele) deskundigheid in het kader van civiel-militaire samenwerking bij de wederopbouw in voormalige conflictgebieden.
Als gevolg van deze veranderde inzet is het reservistenbeleid in 2009 geactualiseerd (Kamerstuk 32 123, nr. 32). Deze aanpassing betrof een intensivering van de inzet van reservisten door het aantal te verhogen en de inzetwijze uit te breiden. Beoogd werd zowel de operationele inzet (de frontfill) als de waarneming van het uitgezonden beroepspersoneel in Nederland (de backfill) structureel te vergroten. Hiertoe is het aantal arbeidsplaatsen voor reservisten uitgebreid met 400. Een andere beleidsdoelstelling was de verlenging van de inzetduur van reservisten tot drie maanden. Dit is verwezenlijkt door de invoering van ondersteunende maatregelen voor werkgevers, zoals de verhoging van de financiële vergoeding en het oprichten van het kenniscentrum employer support.
Op 1 januari 2013 waren 4.093 reservisten geplaatst bij Defensie, verdeeld over de Operationele Commando’s, vooral ten behoeve van nationale operaties. Sinds de beleidswijziging van 2009 zijn 361 reservisten ingezet in vredesoperaties, waarvan 136 van het IDR. In toenemende mate, zowel kwalitatief als kwantitatief, hebben reservisten bijgedragen tot het functioneren van de krijgsmacht binnen en buiten Nederland.
Aanleiding intensivering inzet reservisten
Om een aantal redenen is er aanleiding de inzet van reservisten opnieuw te onderzoeken en eventueel verder uit te breiden:
Vergroting aanpassingsvermogen
Uit verschillende studies blijkt dat de omgeving waarin Defensie opereert onzeker is en in korte tijd kan veranderen. Voor een succesvolle inzet is het belangrijk zo snel en zo goed mogelijk op deze veranderende omstandigheden te kunnen inspelen. Het aanpassingsvermogen van de krijgsmacht is van steeds groter belang voor een optimale taakuitvoering. Reservisten vormen een flexibel personeelsbestand dat op een kosteneffectieve manier per missie kan voorzien in een deel van de benodigde capaciteiten. Reservisten vergroten daarmee het aanpassingsvermogen van de krijgsmacht.
Flexibiliteit op de arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt in Nederland verandert in hoog tempo door verdere vergrijzing en ontgroening. Dit zorgt nu al voor krapte op de arbeidsmarkt bij technisch en ICTpersoneel. Ondanks het huidige economische klimaat is de verwachting dat op de lange termijn ook in andere segmenten krapte ontstaat. Daarnaast ontstaat meer variatie in werktijd, werklocatie en contractvorm en werknemers willen hierover maatwerkafspraken maken. Defensie heeft behoefte aan flexibiliteit om soepel te kunnen inspelen op deze ontwikkelingen en tegelijkertijd de operationele ambitie blijvend te waarborgen. Door meer gebruik te maken van reservisten verruimt Defensie haar mogelijkheden op de arbeidsmarkt.
Betere verankering in de maatschappij
Sinds de opschorting van de dienstplicht en de verregaande verkleining van de krijgsmacht is de binding van Defensie met de Nederlandse samenleving verminderd. Deze binding is niet alleen van belang voor het maatschappelijk draagvlak maar ook om op de hoogte te blijven van en deel te nemen aan relevante maatschappelijke, wetenschappelijke en technische ontwikkelingen. De reservist is door zijn dubbelrol als militair en burger een ideale ambassadeur voor de krijgsmacht en vergroot bovendien de kennisbasis van Defensie. Uitbreiding van het reservistenbestand zorgt voor een betere verankering van de krijgsmacht in de samenleving.
Internationale ontwikkeling reservisteninzet
Internationaal, met name in de Angelsaksische landen, bestaat een steeds groter deel van het personeelsbestand uit reservisten. Een aansprekend voorbeeld van deze ontwikkeling is het Verenigd Koninkrijk. Daar heeft een onafhankelijke commissie in 2011 een rapport uitgebracht getiteld Future Reserves 2020 over de toekomstige inzet van reservisten. De ambitie in deze studie is om, op termijn, dertig procent van de Britse Armed Forces uit reservisten te laten bestaan. Hoewel de Britse situatie in belangrijke opzichten anders is dan de Nederlandse, biedt deze studie aanknopingspunten voor verder onderzoek.
Hoofdlijnen beleidsontwikkeling
Uitgangspunt van de beleidsontwikkeling is het huidige beleid uit 2009. Mijn doelstelling is het aantal en de inzet(wijze) van reservisten op basis van dit beleid verder uit te breiden, enerzijds om piekbelasting op te vangen en anderzijds om te voorzien in het benodigde voortzettingsvermogen van de krijgsmacht. Beide mogelijkheden zijn kansrijk op operationele functies en op militaire functies met een civiel karakter.
De inzet op operationele functies acht ik kansrijk door meer gebruik te maken van goed getrainde militairen die in het kader van het Flexibel Personeelsysteem (FPS) Defensie verlaten. Door hen als reservist aan de krijgsmacht te binden, kunnen zij met een relatief kleine inspanning op een minimaal gereedheidsniveau worden gehouden. Met dit bestand zou Defensie kunnen voorzien in het benodigde voortzettingsvermogen bij (langdurige) operaties.
Ook acht ik intensivering van de inzet van reservisten kansrijk bij vakgebieden binnen het militaire domein die overeenkomen met bepaalde civiele sectoren. Een voorbeeld is de transportsector waarbij civiel opgeleid personeel als reservist snel inzetbaar kan worden gemaakt. Een andere mogelijkheid betreft het verder uitbreiden van de inzet van reservisten met specifieke deskundigheid, bijvoorbeeld voor cyberoperaties.
Ik zal deze intensiveringsmogelijkheden toelichten aan de hand van twee voorbeelden,
- De ontplooiing van een taakgroep voor een expeditionaire operatie is een logistieke uitdaging. Het vraagt voor relatief korte tijd een grote inspanning van veel militairen. Reservisten kunnen een groot deel van deze piekbelasting voor hun rekening nemen, vooral voor taken die een overwegend civiel karakter hebben, zoals de inrichting van onderkomens en de aanleg van voorzieningen.
- Een operatie die langere tijd beslaat, wordt verdeeld in rotaties. De eerste rotaties zijn vrijwel volledig gevuld met beroepsmilitairen, aangezien zij op korte termijn operationeel inzetbaar zijn. Voor de volgende rotaties kan, afhankelijk van de uit te voeren taak en de omstandigheden, steeds meer gebruik worden gemaakt van reservisten die wel de basisopleiding hebben gevolgd maar op een lager gereedheidsniveau staan. Door hen aanvullend op te leiden en te laten deelnemen aan het opwerkprogramma van de uit te zenden eenheid, komen zij weer op het vereiste operationele niveau.
Ik streef naar een reservistenbeleid met ruimte voor de optimale inzet van reservisten passend bij de karakteristieken en mogelijkheden van de defensieonderdelen. Mijn ideaalbeeld is een defensieorganisatie waarvan reservisten een vanzelfsprekend en integraal onderdeel vormen. Ik wil toe naar een reservistenbeleid met de volgende kenmerken.
- De reservist centraal
Zoals vermeld in de brief over reservistenbeleid uit 2009 wordt de Nederlandse reservist, anders dan in de Angelsaksische landen, uitsluitend op vrijwillige basis ingezet. Om meer gebruik te kunnen maken van reservisten, zal Defensie de meerwaarde van een aanstelling als reservist nog beter voor het voetlicht moeten brengen. De meerwaarde blijkt nu al uit de vele positieve signalen van de huidige reservisten zowel over opgedane levenservaring als over ontwikkelde competenties. De meerwaarde wordt verder vergroot door meer functies en opleidingen open te stellen evenals het mogelijk maken van loopbaanontwikkeling. Kortom, buiten Defensie vergroot de aantekening ‘reservist’ de kansen van iemand op de arbeidsmarkt. Binnen Defensie integreert de reservist volledig met beroepscollega’s en hij of zij wordt door hen beschouwd als volwaardig militair.
- De werkgever als volwaardige partner
Evenals voor de reservist zal ook voor de werkgever van de reservist de meerwaarde duidelijk moeten zijn. Aanvullende financiële compensatie maakt deel uit van het onderzoek en dat geldt ook voor andere manieren van compenseren. Een mogelijkheid die ik onderzoek is pooling & sharing van personeel in overeenkomstige bedrijfssectoren zoals transport en logistiek. Voorts moeten werkgevers er steeds meer van overtuigd raken dat ruimte geven voor reservisten gelijk staat aan investeren in ‘human resources’. In dat opzicht heeft een uitzending als reservist minimaal dezelfde waarde als een cursus of managementtraining. Tot slot kan het in dienst hebben van reservisten gezien worden als een vorm van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Immers, het draagt bij aan een algemeen belang namelijk de veiligheid van Nederland.
- De defensieorganisatie ondersteunt
Sinds 2009 gaat Defensie niet meer uit van een beroepskrijgsmacht die in beginsel alle operationele taken vervult, maar speelt de reservist een structurele rol bij zowel frontfill als backfill. Om slimmer en vaker gebruik te kunnen maken van reservisten, worden de mogelijkheden hiertoe verruimd. Defensie stelt daartoe meer functies en opleidingen open voor reservisten. Defensie zal zorgen voor de juiste bijzondere voorzieningen ten aanzien van zorg en nazorg – in het bijzonder de medische zorg – zeker in relatie tot het vervullen van operationele functies. De arbeidsvoorwaarden voor de reservist zijn vastgesteld in het overleg met de Centrales van Overheidspersoneel.
Voor de beoogde intensivering van het reservistenbeleid stel ik op voorhand twee voorwaarden. De eerste voorwaarde is dat de intensivering past binnen de bestaande budgettaire kaders. Ik onderzoek hoe binnen deze kaders kan worden voorzien in voldoende flexibiliteit om, afhankelijk van de situatie, de optimale personele samenstelling te kiezen en te financieren. De tweede voorwaarde betreft de snelheid waarmee de doelstellingen moeten worden bereikt. Ik ben mij er van bewust dat het bereiken van bovenstaande doelstellingen tijd kost. Ik richt mij dan ook op een geleidelijke implementatie richting 2020. Daarbij wil ik op korte termijn ervaring opdoen met enkele kleinschalige initiatieven.
Plan van aanpak aanpassing reservistenbeleid
Voor een verdere uitwerking van de geschetste mogelijkheden is het van belang partijen buiten Defensie te betrekken. Voldoende draagvlak bij alle betrokkenen is een belangrijke voorwaarde voor de beoogde aanpassing van het reservistenbeleid. Ik kies daarom voor een gemeenschappelijke aanpak waarbij ik de volgende stappen wil doorlopen:
- Stap 1
De uitwerking van bovenstaande hoofdlijnen en de beschrijving van een aantal kansrijke gebieden in een discussiestuk. Dit discussiestuk wordt vervolgens breed verspreid (gereed derde kwartaal 2013);
- Stap 2
De toetsing van de hoofdlijnen en de verschillende kansrijke gebieden uit het discussiestuk bij belanghebbenden zoals reservisten, werkgevers, vakcentrales, andere overheden en politieke partijen. Deze stap mondt uit in een congres (vierde kwartaal 2013);
- Stap 3
Op basis van alle discussies en commentaren worden het beleid en de meest kansrijke gebieden definitief vastgesteld (eerste kwartaal 2014).
Het discussiestuk en het beleidsdocument zullen, zodra voltooid, aan uw Kamer worden aangeboden.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert
Inleiding
Tijdens het wetgevingsoverleg personeel van 3 december 2013 heb ik toegezegd u dit voorjaar te informeren over het reservistenbeleid en de verdere ontwikkeling hiervan. Met deze brief informeer ik u op hoofdlijnen over de stand van zaken en mijn voornemen het reservistenbeleid verder te intensiveren.
Inzet reservisten tot op heden
De inzet van reservisten is de laatste vijftien jaar veranderd en meer gericht op specifieke deskundigheid die Defensie zelf niet in huis heeft. Het grootste deel van het reservistenbestand is weliswaar nog steeds bestemd voor nationale operaties, maar reservisten worden steeds vaker ingezet in internationaal verband en voor specialistische taken die buiten de specifieke deskundigheid van de beroepsmilitair vallen. Dit was vooral zichtbaar bij de operaties in Bosnië, Irak en Afghanistan. Een voorbeeld is de oprichting van het Instituut samenwerking Defensie en Relatieziekenhuizen (IDR) voor de inzet van medische specialisten als reservist. Een ander voorbeeld is de inzet van reservisten met specifieke (civiele) deskundigheid in het kader van civiel-militaire samenwerking bij de wederopbouw in voormalige conflictgebieden.
Als gevolg van deze veranderde inzet is het reservistenbeleid in 2009 geactualiseerd (Kamerstuk 32 123, nr. 32). Deze aanpassing betrof een intensivering van de inzet van reservisten door het aantal te verhogen en de inzetwijze uit te breiden. Beoogd werd zowel de operationele inzet (de frontfill) als de waarneming van het uitgezonden beroepspersoneel in Nederland (de backfill) structureel te vergroten. Hiertoe is het aantal arbeidsplaatsen voor reservisten uitgebreid met 400. Een andere beleidsdoelstelling was de verlenging van de inzetduur van reservisten tot drie maanden. Dit is verwezenlijkt door de invoering van ondersteunende maatregelen voor werkgevers, zoals de verhoging van de financiële vergoeding en het oprichten van het kenniscentrum employer support.
Op 1 januari 2013 waren 4.093 reservisten geplaatst bij Defensie, verdeeld over de Operationele Commando’s, vooral ten behoeve van nationale operaties. Sinds de beleidswijziging van 2009 zijn 361 reservisten ingezet in vredesoperaties, waarvan 136 van het IDR. In toenemende mate, zowel kwalitatief als kwantitatief, hebben reservisten bijgedragen tot het functioneren van de krijgsmacht binnen en buiten Nederland.
Aanleiding intensivering inzet reservisten
Om een aantal redenen is er aanleiding de inzet van reservisten opnieuw te onderzoeken en eventueel verder uit te breiden:
Vergroting aanpassingsvermogen
Uit verschillende studies blijkt dat de omgeving waarin Defensie opereert onzeker is en in korte tijd kan veranderen. Voor een succesvolle inzet is het belangrijk zo snel en zo goed mogelijk op deze veranderende omstandigheden te kunnen inspelen. Het aanpassingsvermogen van de krijgsmacht is van steeds groter belang voor een optimale taakuitvoering. Reservisten vormen een flexibel personeelsbestand dat op een kosteneffectieve manier per missie kan voorzien in een deel van de benodigde capaciteiten. Reservisten vergroten daarmee het aanpassingsvermogen van de krijgsmacht.
Flexibiliteit op de arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt in Nederland verandert in hoog tempo door verdere vergrijzing en ontgroening. Dit zorgt nu al voor krapte op de arbeidsmarkt bij technisch en ICTpersoneel. Ondanks het huidige economische klimaat is de verwachting dat op de lange termijn ook in andere segmenten krapte ontstaat. Daarnaast ontstaat meer variatie in werktijd, werklocatie en contractvorm en werknemers willen hierover maatwerkafspraken maken. Defensie heeft behoefte aan flexibiliteit om soepel te kunnen inspelen op deze ontwikkelingen en tegelijkertijd de operationele ambitie blijvend te waarborgen. Door meer gebruik te maken van reservisten verruimt Defensie haar mogelijkheden op de arbeidsmarkt.
Betere verankering in de maatschappij
Sinds de opschorting van de dienstplicht en de verregaande verkleining van de krijgsmacht is de binding van Defensie met de Nederlandse samenleving verminderd. Deze binding is niet alleen van belang voor het maatschappelijk draagvlak maar ook om op de hoogte te blijven van en deel te nemen aan relevante maatschappelijke, wetenschappelijke en technische ontwikkelingen. De reservist is door zijn dubbelrol als militair en burger een ideale ambassadeur voor de krijgsmacht en vergroot bovendien de kennisbasis van Defensie. Uitbreiding van het reservistenbestand zorgt voor een betere verankering van de krijgsmacht in de samenleving.
Internationale ontwikkeling reservisteninzet
Internationaal, met name in de Angelsaksische landen, bestaat een steeds groter deel van het personeelsbestand uit reservisten. Een aansprekend voorbeeld van deze ontwikkeling is het Verenigd Koninkrijk. Daar heeft een onafhankelijke commissie in 2011 een rapport uitgebracht getiteld Future Reserves 2020 over de toekomstige inzet van reservisten. De ambitie in deze studie is om, op termijn, dertig procent van de Britse Armed Forces uit reservisten te laten bestaan. Hoewel de Britse situatie in belangrijke opzichten anders is dan de Nederlandse, biedt deze studie aanknopingspunten voor verder onderzoek.
Hoofdlijnen beleidsontwikkeling
Uitgangspunt van de beleidsontwikkeling is het huidige beleid uit 2009. Mijn doelstelling is het aantal en de inzet(wijze) van reservisten op basis van dit beleid verder uit te breiden, enerzijds om piekbelasting op te vangen en anderzijds om te voorzien in het benodigde voortzettingsvermogen van de krijgsmacht. Beide mogelijkheden zijn kansrijk op operationele functies en op militaire functies met een civiel karakter.
De inzet op operationele functies acht ik kansrijk door meer gebruik te maken van goed getrainde militairen die in het kader van het Flexibel Personeelsysteem (FPS) Defensie verlaten. Door hen als reservist aan de krijgsmacht te binden, kunnen zij met een relatief kleine inspanning op een minimaal gereedheidsniveau worden gehouden. Met dit bestand zou Defensie kunnen voorzien in het benodigde voortzettingsvermogen bij (langdurige) operaties.
Ook acht ik intensivering van de inzet van reservisten kansrijk bij vakgebieden binnen het militaire domein die overeenkomen met bepaalde civiele sectoren. Een voorbeeld is de transportsector waarbij civiel opgeleid personeel als reservist snel inzetbaar kan worden gemaakt. Een andere mogelijkheid betreft het verder uitbreiden van de inzet van reservisten met specifieke deskundigheid, bijvoorbeeld voor cyberoperaties.
Ik zal deze intensiveringsmogelijkheden toelichten aan de hand van twee voorbeelden,
- De ontplooiing van een taakgroep voor een expeditionaire operatie is een logistieke uitdaging. Het vraagt voor relatief korte tijd een grote inspanning van veel militairen. Reservisten kunnen een groot deel van deze piekbelasting voor hun rekening nemen, vooral voor taken die een overwegend civiel karakter hebben, zoals de inrichting van onderkomens en de aanleg van voorzieningen.
- Een operatie die langere tijd beslaat, wordt verdeeld in rotaties. De eerste rotaties zijn vrijwel volledig gevuld met beroepsmilitairen, aangezien zij op korte termijn operationeel inzetbaar zijn. Voor de volgende rotaties kan, afhankelijk van de uit te voeren taak en de omstandigheden, steeds meer gebruik worden gemaakt van reservisten die wel de basisopleiding hebben gevolgd maar op een lager gereedheidsniveau staan. Door hen aanvullend op te leiden en te laten deelnemen aan het opwerkprogramma van de uit te zenden eenheid, komen zij weer op het vereiste operationele niveau.
Ik streef naar een reservistenbeleid met ruimte voor de optimale inzet van reservisten passend bij de karakteristieken en mogelijkheden van de defensieonderdelen. Mijn ideaalbeeld is een defensieorganisatie waarvan reservisten een vanzelfsprekend en integraal onderdeel vormen. Ik wil toe naar een reservistenbeleid met de volgende kenmerken.
- De reservist centraal
Zoals vermeld in de brief over reservistenbeleid uit 2009 wordt de Nederlandse reservist, anders dan in de Angelsaksische landen, uitsluitend op vrijwillige basis ingezet. Om meer gebruik te kunnen maken van reservisten, zal Defensie de meerwaarde van een aanstelling als reservist nog beter voor het voetlicht moeten brengen. De meerwaarde blijkt nu al uit de vele positieve signalen van de huidige reservisten zowel over opgedane levenservaring als over ontwikkelde competenties. De meerwaarde wordt verder vergroot door meer functies en opleidingen open te stellen evenals het mogelijk maken van loopbaanontwikkeling. Kortom, buiten Defensie vergroot de aantekening ‘reservist’ de kansen van iemand op de arbeidsmarkt. Binnen Defensie integreert de reservist volledig met beroepscollega’s en hij of zij wordt door hen beschouwd als volwaardig militair.
- De werkgever als volwaardige partner
Evenals voor de reservist zal ook voor de werkgever van de reservist de meerwaarde duidelijk moeten zijn. Aanvullende financiële compensatie maakt deel uit van het onderzoek en dat geldt ook voor andere manieren van compenseren. Een mogelijkheid die ik onderzoek is pooling & sharing van personeel in overeenkomstige bedrijfssectoren zoals transport en logistiek. Voorts moeten werkgevers er steeds meer van overtuigd raken dat ruimte geven voor reservisten gelijk staat aan investeren in ‘human resources’. In dat opzicht heeft een uitzending als reservist minimaal dezelfde waarde als een cursus of managementtraining. Tot slot kan het in dienst hebben van reservisten gezien worden als een vorm van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Immers, het draagt bij aan een algemeen belang namelijk de veiligheid van Nederland.
- De defensieorganisatie ondersteunt
Sinds 2009 gaat Defensie niet meer uit van een beroepskrijgsmacht die in beginsel alle operationele taken vervult, maar speelt de reservist een structurele rol bij zowel frontfill als backfill. Om slimmer en vaker gebruik te kunnen maken van reservisten, worden de mogelijkheden hiertoe verruimd. Defensie stelt daartoe meer functies en opleidingen open voor reservisten. Defensie zal zorgen voor de juiste bijzondere voorzieningen ten aanzien van zorg en nazorg – in het bijzonder de medische zorg – zeker in relatie tot het vervullen van operationele functies. De arbeidsvoorwaarden voor de reservist zijn vastgesteld in het overleg met de Centrales van Overheidspersoneel.
Voor de beoogde intensivering van het reservistenbeleid stel ik op voorhand twee voorwaarden. De eerste voorwaarde is dat de intensivering past binnen de bestaande budgettaire kaders. Ik onderzoek hoe binnen deze kaders kan worden voorzien in voldoende flexibiliteit om, afhankelijk van de situatie, de optimale personele samenstelling te kiezen en te financieren. De tweede voorwaarde betreft de snelheid waarmee de doelstellingen moeten worden bereikt. Ik ben mij er van bewust dat het bereiken van bovenstaande doelstellingen tijd kost. Ik richt mij dan ook op een geleidelijke implementatie richting 2020. Daarbij wil ik op korte termijn ervaring opdoen met enkele kleinschalige initiatieven.
Plan van aanpak aanpassing reservistenbeleid
Voor een verdere uitwerking van de geschetste mogelijkheden is het van belang partijen buiten Defensie te betrekken. Voldoende draagvlak bij alle betrokkenen is een belangrijke voorwaarde voor de beoogde aanpassing van het reservistenbeleid. Ik kies daarom voor een gemeenschappelijke aanpak waarbij ik de volgende stappen wil doorlopen:
- Stap 1
De uitwerking van bovenstaande hoofdlijnen en de beschrijving van een aantal kansrijke gebieden in een discussiestuk. Dit discussiestuk wordt vervolgens breed verspreid (gereed derde kwartaal 2013);
- Stap 2
De toetsing van de hoofdlijnen en de verschillende kansrijke gebieden uit het discussiestuk bij belanghebbenden zoals reservisten, werkgevers, vakcentrales, andere overheden en politieke partijen. Deze stap mondt uit in een congres (vierde kwartaal 2013);
- Stap 3
Op basis van alle discussies en commentaren worden het beleid en de meest kansrijke gebieden definitief vastgesteld (eerste kwartaal 2014).
Het discussiestuk en het beleidsdocument zullen, zodra voltooid, aan uw Kamer worden aangeboden.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert
dinsdag 28 mei 2013
Germany, Netherlands to enhance military cooperation
Declaration of Intent between the Federal Minister of Defence of the Federal Republic of Germany and the Minister of Defence of the Kingdom of the Netherlands on the further Enhancement of Bilateral Relations in the Field of Defence
The Federal Minister of Defence of the Federal Republic of Germany and the Minister of Defence of the Kingdom of the Netherlands hereinafter referred to as the “sides”, resolved to promote international stability and to secure peace in the spirit of the Charter of the United Nations and the North Atlantic Treaty and the Treaty on the European Union having regard to:
· the Declaration of Intent between the Federal Minister of Defence of the Federal Republic of Germany and the Minister of Defence of the Kingdom of the Netherlands on a New Approach towards Bilateral Defence Cooperation, June 19th 2002;
· the German-Netherlands Common Army Vision on Future Cooperation, April 6th 2005;
· the Memorandum of Understanding between the Federal Ministry of Defence of the Federal Republic of Germany and the Minister of Defence of the Kingdom of the Netherlands concerning defence materiel cooperation, August 29th 2006;
· the Agreement between the Government of the Federal Republic of Germany and the Government of the Kingdom of the Netherlands on bilateral defence cooperation, November 8th 2006;
· the Memorandum of Understanding between the Minister of Defence of the Kingdom of the Netherlands and the Federal Ministry of Defence of the Federal Republic of Germany concerning the Cooperation of the Armed Forces in the Field of Training, October 2nd 2008;
· the Letter of Intent between the Commander of the German Army and the Commander of the Royal Netherlands Army on Intensified Army Cooperation, July 12th 2012; welcome the very positive development in recent years of the traditionally excellent and friendly relations between Germany and the Netherlands. Both sides share the understanding that this Declaration of Intent will highlight and confirm their existing excellent relations and provide a sound basis for the even further enhancement of the German-Netherlands cooperation in the future.
The enhancement of German-Netherlands cooperation will comprise security, defence and armaments policy aspects, in order to represent common interests in an international environment in a coordinated, efficient and effective manner, including practical military cooperation between the Services. Furthermore, cooperation will be broadened in the areas of capabilities as well as operations, joint exercises and training. Bearing in mind that today’s security challenges can be tackled more effectively when working together, both sides explicitly welcome cooperation with additional partners.
Security, Defence and Armaments Policy
Both sides share common interests and values. These will remain the firm basis of their bilateral relations and be at the core of their enhanced cooperation in the future. Both sides intend to further strengthen the ability of NATO and the European Union to take action in matters of security, defence and armaments policy.
A vital condition for successful, viable and results-oriented German-Netherlands cooperation is a mutual understanding between partners and a shared view of the strategic challenges. Only on this foundation, will both sides succeed in defining common objectives, developing joint courses of action and identifying the required assets and capabilities.
Both sides will identify, discuss and strive for a common understanding of defence-related strategic and policy issues of common interest. They therefore intend to maintain close relations at defence ministers’ level and to continue their semi-annual bilateral security policy talks at Policy Directors’ level (High Level Steering Group).
Cooperation on Capabilities
Multinational approaches as well as Pooling & Sharing are key instruments in closing capability gaps and in ensuring the provision of adequate military capabilities. Both sides strongly support the EU and NATO initiatives currently being pursued. The two sides underline that closer cooperation will improve efficiency in the area of capability development, thus creating a long-term advantage for both countries. All possibilities for bilateral cooperation will be exploited, within all areas of concept & capability development, command and control, combat as well as combat support and combat service support. Further progress must be made towards harmonizing the common analysis of future national capability needs. Both sides will additionally strive for an optimum resource allocation and cost-efficiency in all defence-related areas. Both sides will meet frequently at ministerial level to coordinate plans and to investigate new initiatives for cooperation on capabilities.
An enhanced cooperation and capability development is to be supported by military research and technology, defence procurement and the logistic support for all systems of interest. To strengthen cooperation on capability development, the National Capability Directors will meet when required. To strengthen armaments cooperation, the National Armaments Directors will meet every six months, moreover, a steering committee will be established for current activities.
Operations, Joint Exercises and Training
Past combined efforts of the German and Netherlands armed forces include operations in Kosovo (KFOR), in Afghanistan (ISAF including two rotations of the 1 (German/Netherlands) Corps as ISAF HQ, PRT and the Police Training Mission in Kunduz), off the Horn of Africa (EUNAVFOR ATALANTA) and in the Democratic Republic of the Congo (EUFOR). Of recent date is the cooperation in the PATRIOT deployment to Turkey (ACTIVE FENCE/ANATOLIAN PROTECTOR). In view of their many commonalities in their strategic and operational approach to multinational operations, both sides declare their willingness to intensify all possibilities for cooperation, particularly in future operations.
Combined joint training and exercises as well as the mutual exchange of innovative plans and products, knowledge and lessons learned will substantially improve mutual understanding between the Armies, Navies and Air Forces, as well as the Medical Services, contribute towards enhanced interoperability during joint UN, NATO or EU-led operations and ultimately increase the effectiveness of both sides’ armed forces. In this context, particular attention will be paid to common planning, preparations and pre-deployment training and exercises in case their forces are engaged in operations where multinational interaction and cooperation at operational and tactical level is required. Both nations intend to enhance the use of 1 (German/Netherlands) Corps as platform for combined training as well as the leading command and control element for multinational operations. Furthermore, the integration of 11 (Netherlands) Airmobile Brigade (11(NLD) LMB) into the German Division Schnelle Kräfte (DEU DSK) by January 2014 will enhance interoperability and common planning, preparations and pre-deployment training. The permanent posting of exchange officers at MoD level and at headquarters as well as the exchange of personnel in their national units and of instructors and students/cadets at military educational institutions are well-established procedures and extremely valuable in underlining the willingness to integrate. Both sides are prepared to examine further possibilities to exchange personnel.
Both sides express their desire to continue the established cooperation in operations, joint exercises and training. In order to coordinate, facilitate and further develop this cooperation, both sides agree that their Armies, Navies and Air Forces as well as Medical Services will continue to conduct their staff talks and explore opportunities for establishing more permanent forms of cooperation and deeper integration. These efforts should take into account the potential of integrated command and control structures on a permanent basis to ensure unity of command in operations and exercises. At Service level, units could be placed under common operational command and be deeply integrated on a permanent basis while remaining stationed at their peace-time locations.
Conclusion
Being firmly convinced that the further enhancement of their cooperation will contribute to improving their joint response to future challenges and threats and have a positive impact on European Security and Defence, the two sides declare their intent to:
· continue the mutually beneficial, professional and friendly partnership in the interest of both countries and,
· further enhance cooperation at ministerial level as well as between the armed forces regarding Security, Defence and Armaments Policy, Cooperation on Capabilities and Cooperation on Operations, Joint Exercises and Training, based on a reciprocal examination of opportunities and areas that are of mutual interest.
Roadmap
Following this firm commitment to further expand and deepen their cooperation in the defence field both sides agree on a roadmap of energetic steps to achieve tangible results. This roadmap, attached as an annex to this declaration, will be regarded as a living, non-limitative document, serving to evaluate the status and progress of the German-Netherlands cooperation in the field of defence at ministerial level.
Signed in duplicate
Dr. Thomas de Maizière Jeanine Hennis-Plasschaert
Federal Minister of Defence Minister of Defence
of the Federal Republic of Germany of the Kingdom of the Netherlands
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
Annex: Roadmap for the Further Enhancement of the Bilateral Relations in the Field of Defence
Goals:
A. Intensify the German-Netherlands defence cooperation, considering the necessity to identify new options by frequent consultations in flexible, effective and efficient formats, enhance coordination and monitoring of the various cooperation projects and include aspects of operations as well as planning and concept development;
B. Develop a shared view on the strategic challenges in order to define our ambitions in the
field of Security, Defence and Armaments Policy;
C. Strive for harmonization of defence planning processes in general.
In addition to the enhancement of cooperation activities at ministerial level, as described in the declaration and the goals above, the following non-exhaustive overview identifies further areas of intensified cooperation – in particular at Service level:
Cooperation on Capabilities Projects:
All of the following topics are already integrated in Army, Navy or Air Force cooperation, but the involvement of MoD Plans and Policy Directorates as well as defence materiel organisations is needed to support decision-making. This paragraph also mentions fields of cooperation that cannot be attributed to one single inter-Service cooperation, as a result of the diverging task assignment within the DEU and NLD Armed Forces.
· Maintenance of ground-based systems. DEU and NLD use similar ground-based systems, such as the Boxer, Fennek and PzH 2000. It is worthwhile investigating possibilities for cooperation in the fields of maintenance and logistics for these systems. As for procurement, maintenance and phase-out of Army equipment, common interests and approaches should be investigated in an early stage of the process;
· DEU and NLD are both partners in the NH-90 programme and already work together within the established agencies. Possibilities of strengthening cooperation in the field of maintenance, education and training should be developed. If DEU decides to procure the NFH version of the NH-90, a trilateral cooperation with Belgium, for instance on common spare part pooling and management might be beneficial;
· DEU and NLD are both in the preparation phase for procurement of a MALE UAV. If both countries decide to acquire the same UAV system, this will create several opportunities for materiel cooperation, which can be exploited. In addition, other forms of cooperation in the field of UAVs, such as education, training and operational use, will be possible;
· DEU and NLD both have expertise in designing and building submarines. Shared knowledge and expertise can be used for the design and development of a new class of submarines for both countries;
· Replacement of Mine Countermeasures capability. Together with Belgium, knowledge acquisition and sharing, in the field of mine countermeasures in order to investigate common replacement of MCM capabilities;
· Development of a (sea-based) Missile Defence Capability on the basis of the SMART-L
Radar;
· Combined procurement and stockpiling of supporting equipment and clothing.
Army cooperation:
· Development of 1 (German-Netherlands) Corps in Münster into a Joint Task Force Headquarters Land (JTF HQ L)/Joint Command and Control Capability (JC2C). Furthermore, both nations should evaluate the possibility of providing 1 (German/Netherlands) Corps as a JTF HQ (L)/JC2C to NATO’s Long-Term Rotation Plan (LTRP) in the future.
· The DEU-NLD Common Army Vision on Future Cooperation of April 6th 2005 is the basis for cooperation between the two Armies. DEU-NLD Army staff talks take place as Army Steering Group (ASG) meetings at least twice a year. The ASG identifies new opportunities for cooperation and coordinates and monitors the execution of cooperation initiatives. The recent new initiatives and studies (Project Griffin) to intensify the DEUNLD Army cooperation will be the main priority of the DEU-NLD ASG for the upcoming years. Promising supervised initiatives are investigated with highest priority. Currently existing fields of cooperation - mainly training and exercises - will be deepened where possible.
· Prioritized initiatives are:
Development of a bi-national DEU-NLD Fire Support unit (FOC within 3-5 years);
Common Joint Fire Support training;
Integration of 11(NLD) LMB (ground component) into DEU DSK (January 2014);
Training of NLD units with DEU tank units;
Intensification of DEU-NLD Training & Exercise including UN Training and Para Training & Exercises.
· The intent of the ASG is to bring forward implementation proposals to the Chiefs of Staff of the Armies no later than June 2013. Agreed proposals for short-term implementation (2013-2014) will be forwarded to the High-Level Steering Group for approval at ministerial level.
· Fields for medium and long-term (Army) feasibility studies are: common logistic support, logistic role specialization, CIS interoperability, officer and NCO training, common Army vision on land warfare, common doctrine on land warfare, NLD participation in DEU division staffs, attachment of units to 1 (German/Netherlands) Corps, development of common organizational structures (support), cooperation in Electronic Warfare, engineering and C-IED.
Air Force cooperation:
· Further integration within the EATC.
· Continue the intensification of bilateral cooperation on Ground Based Air and Missile Defence (GBA&MD) between DEU Air Force and NLD Army, as defined in the Terms of Reference of the bi-national project group.
· Intensify the existing GBA&MD cooperation by
Strengthening the cooperation in the areas of operations, logistics and training;
Embedding individual NLD GBA&MD experts into DEU GBA&MD Wing 1 “Schleswig-Holstein” in 2014;
Common further development of GBA&MD tactical firing exercises;
Aiming at developing a common mission-oriented (not standing) binational GBA&MD unit.
· Cooperation on helicopter capabilities (cross-Service DEU and NLD Armies and Air Forces):
DEU Participation in the NLD Helicopter Weapons Instructor Course (HWIC);
Cooperation in the field of Helicopter Underslung Loads Equipment (HUSLE) and Underslung Load Clearance (ULC);
Contribution to the integration of 11(NLD) LMB (ground component) into DEU DSK (January 2014);
Mutual participation in certification exercises, when both countries contribute to the same operational readiness unit (IRF/NRF or EUBG).
· Cooperation in the field of Space Situational Awareness;
· Development of combined Survive, Evade, Resist & Extract (SERE) training and education, together with Belgium.
Navy cooperation:
Widening and intensifying the existing cooperation between the DEU and NLD Navies on a
broad basis, such as:
· Education & Training: PWO Course, Air Defence Course, Very Shallow Water Operations (via CoE CSW at Kiel and MBS Eguermin at Oostende);
· Shipbuilding & Design: sharing of knowledge and expertise with regard to feasibility, operational concepts, design and procurement studies on new weapon systems;
· Exchange of personnel on board operational units;
· Sharing of Lessons Identified/Learned from operations.
In order to expand and deepen the cooperation between both navies, bilateral working groups will be established concerning:
· Sharing of knowledge and capabilities in replenishment, seabasing and amphibious operations;
· Establishment of a multinational Submarine Command during Operations, Training, Education and Logistics;
· Sharing of training facilities and capabilities (i.e. Helicopter Controller Training, Submarine Training Centre);
· Co-ordination of annual Operational Programming of assets;
· Shared development of naval doctrine;
· Exchange of information and mutual support regarding the development of a maritime Ballistic Missile Defence capability;
· Exchange of knowledge and experience on the use of UAVs on board naval units;
· Medical Service: cooperation of Medical Teams during operations (i.e. ATALANTA).
Cooperation between Medical Services:
· Development of a modular Role 2/3 facility, based on the Smart Defence project 1.15 and further development of a Trauma Registry System from point of wounding until final treatment, based on the NATO Trauma Registry software, available since November 2012.
· Continuation of the training of bi-national medevac crews in the EATC cooperation;
· Pre-deployment training for bi-national medical teams or units to be deployed;
· NLD contribution to further development of DEU education and training approach (including observer/trainer system);
· Explore opportunities for the mutual use of training facilities;
· Exchange of information: continue exchange of information and experience in the field of Mil Mental Healthcare, Rehabilitation, quality control systems and MEDINT;
· Investigate sustainable provision of primary healthcare for military personnel of 1 (German/Netherlands) Corps in Münster;
Cooperation DEU Streitkräftebasis and NLD Command Service Centre:
· Intensification of cooperation between NLD Defence Academy (NLDA) and Führungsakademie der Bundeswehr (FüAkBw) as well as exchange of lecturers at the DEU and NLD General Staff Courses.
· Reciprocal examination of opportunities in the fields of ISTAR, CBRN and C-RAM is of mutual interest for both armed forces.
· Intensification of cooperation with regard to training in CBRN Defence. Investigation of options for mutual CBRN Defence capability development and CBRN Defence units.
· Further exploration of options to enhance the NATO CIMIC capability development through close cooperation of the CCOE framework nations DEU and NLD. Investigation of the possibility for setting up DEU-NLD CIMIC formations at tactical level and to conduct common training.
(ministerie van Defensie, 28 mei 2013)
The Federal Minister of Defence of the Federal Republic of Germany and the Minister of Defence of the Kingdom of the Netherlands hereinafter referred to as the “sides”, resolved to promote international stability and to secure peace in the spirit of the Charter of the United Nations and the North Atlantic Treaty and the Treaty on the European Union having regard to:
· the Declaration of Intent between the Federal Minister of Defence of the Federal Republic of Germany and the Minister of Defence of the Kingdom of the Netherlands on a New Approach towards Bilateral Defence Cooperation, June 19th 2002;
· the German-Netherlands Common Army Vision on Future Cooperation, April 6th 2005;
· the Memorandum of Understanding between the Federal Ministry of Defence of the Federal Republic of Germany and the Minister of Defence of the Kingdom of the Netherlands concerning defence materiel cooperation, August 29th 2006;
· the Agreement between the Government of the Federal Republic of Germany and the Government of the Kingdom of the Netherlands on bilateral defence cooperation, November 8th 2006;
· the Memorandum of Understanding between the Minister of Defence of the Kingdom of the Netherlands and the Federal Ministry of Defence of the Federal Republic of Germany concerning the Cooperation of the Armed Forces in the Field of Training, October 2nd 2008;
· the Letter of Intent between the Commander of the German Army and the Commander of the Royal Netherlands Army on Intensified Army Cooperation, July 12th 2012; welcome the very positive development in recent years of the traditionally excellent and friendly relations between Germany and the Netherlands. Both sides share the understanding that this Declaration of Intent will highlight and confirm their existing excellent relations and provide a sound basis for the even further enhancement of the German-Netherlands cooperation in the future.
The enhancement of German-Netherlands cooperation will comprise security, defence and armaments policy aspects, in order to represent common interests in an international environment in a coordinated, efficient and effective manner, including practical military cooperation between the Services. Furthermore, cooperation will be broadened in the areas of capabilities as well as operations, joint exercises and training. Bearing in mind that today’s security challenges can be tackled more effectively when working together, both sides explicitly welcome cooperation with additional partners.
Security, Defence and Armaments Policy
Both sides share common interests and values. These will remain the firm basis of their bilateral relations and be at the core of their enhanced cooperation in the future. Both sides intend to further strengthen the ability of NATO and the European Union to take action in matters of security, defence and armaments policy.
A vital condition for successful, viable and results-oriented German-Netherlands cooperation is a mutual understanding between partners and a shared view of the strategic challenges. Only on this foundation, will both sides succeed in defining common objectives, developing joint courses of action and identifying the required assets and capabilities.
Both sides will identify, discuss and strive for a common understanding of defence-related strategic and policy issues of common interest. They therefore intend to maintain close relations at defence ministers’ level and to continue their semi-annual bilateral security policy talks at Policy Directors’ level (High Level Steering Group).
Cooperation on Capabilities
Multinational approaches as well as Pooling & Sharing are key instruments in closing capability gaps and in ensuring the provision of adequate military capabilities. Both sides strongly support the EU and NATO initiatives currently being pursued. The two sides underline that closer cooperation will improve efficiency in the area of capability development, thus creating a long-term advantage for both countries. All possibilities for bilateral cooperation will be exploited, within all areas of concept & capability development, command and control, combat as well as combat support and combat service support. Further progress must be made towards harmonizing the common analysis of future national capability needs. Both sides will additionally strive for an optimum resource allocation and cost-efficiency in all defence-related areas. Both sides will meet frequently at ministerial level to coordinate plans and to investigate new initiatives for cooperation on capabilities.
An enhanced cooperation and capability development is to be supported by military research and technology, defence procurement and the logistic support for all systems of interest. To strengthen cooperation on capability development, the National Capability Directors will meet when required. To strengthen armaments cooperation, the National Armaments Directors will meet every six months, moreover, a steering committee will be established for current activities.
Operations, Joint Exercises and Training
Past combined efforts of the German and Netherlands armed forces include operations in Kosovo (KFOR), in Afghanistan (ISAF including two rotations of the 1 (German/Netherlands) Corps as ISAF HQ, PRT and the Police Training Mission in Kunduz), off the Horn of Africa (EUNAVFOR ATALANTA) and in the Democratic Republic of the Congo (EUFOR). Of recent date is the cooperation in the PATRIOT deployment to Turkey (ACTIVE FENCE/ANATOLIAN PROTECTOR). In view of their many commonalities in their strategic and operational approach to multinational operations, both sides declare their willingness to intensify all possibilities for cooperation, particularly in future operations.
Combined joint training and exercises as well as the mutual exchange of innovative plans and products, knowledge and lessons learned will substantially improve mutual understanding between the Armies, Navies and Air Forces, as well as the Medical Services, contribute towards enhanced interoperability during joint UN, NATO or EU-led operations and ultimately increase the effectiveness of both sides’ armed forces. In this context, particular attention will be paid to common planning, preparations and pre-deployment training and exercises in case their forces are engaged in operations where multinational interaction and cooperation at operational and tactical level is required. Both nations intend to enhance the use of 1 (German/Netherlands) Corps as platform for combined training as well as the leading command and control element for multinational operations. Furthermore, the integration of 11 (Netherlands) Airmobile Brigade (11(NLD) LMB) into the German Division Schnelle Kräfte (DEU DSK) by January 2014 will enhance interoperability and common planning, preparations and pre-deployment training. The permanent posting of exchange officers at MoD level and at headquarters as well as the exchange of personnel in their national units and of instructors and students/cadets at military educational institutions are well-established procedures and extremely valuable in underlining the willingness to integrate. Both sides are prepared to examine further possibilities to exchange personnel.
Both sides express their desire to continue the established cooperation in operations, joint exercises and training. In order to coordinate, facilitate and further develop this cooperation, both sides agree that their Armies, Navies and Air Forces as well as Medical Services will continue to conduct their staff talks and explore opportunities for establishing more permanent forms of cooperation and deeper integration. These efforts should take into account the potential of integrated command and control structures on a permanent basis to ensure unity of command in operations and exercises. At Service level, units could be placed under common operational command and be deeply integrated on a permanent basis while remaining stationed at their peace-time locations.
Conclusion
Being firmly convinced that the further enhancement of their cooperation will contribute to improving their joint response to future challenges and threats and have a positive impact on European Security and Defence, the two sides declare their intent to:
· continue the mutually beneficial, professional and friendly partnership in the interest of both countries and,
· further enhance cooperation at ministerial level as well as between the armed forces regarding Security, Defence and Armaments Policy, Cooperation on Capabilities and Cooperation on Operations, Joint Exercises and Training, based on a reciprocal examination of opportunities and areas that are of mutual interest.
Roadmap
Following this firm commitment to further expand and deepen their cooperation in the defence field both sides agree on a roadmap of energetic steps to achieve tangible results. This roadmap, attached as an annex to this declaration, will be regarded as a living, non-limitative document, serving to evaluate the status and progress of the German-Netherlands cooperation in the field of defence at ministerial level.
Signed in duplicate
Dr. Thomas de Maizière Jeanine Hennis-Plasschaert
Federal Minister of Defence Minister of Defence
of the Federal Republic of Germany of the Kingdom of the Netherlands
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
Annex: Roadmap for the Further Enhancement of the Bilateral Relations in the Field of Defence
Goals:
A. Intensify the German-Netherlands defence cooperation, considering the necessity to identify new options by frequent consultations in flexible, effective and efficient formats, enhance coordination and monitoring of the various cooperation projects and include aspects of operations as well as planning and concept development;
B. Develop a shared view on the strategic challenges in order to define our ambitions in the
field of Security, Defence and Armaments Policy;
C. Strive for harmonization of defence planning processes in general.
In addition to the enhancement of cooperation activities at ministerial level, as described in the declaration and the goals above, the following non-exhaustive overview identifies further areas of intensified cooperation – in particular at Service level:
Cooperation on Capabilities Projects:
All of the following topics are already integrated in Army, Navy or Air Force cooperation, but the involvement of MoD Plans and Policy Directorates as well as defence materiel organisations is needed to support decision-making. This paragraph also mentions fields of cooperation that cannot be attributed to one single inter-Service cooperation, as a result of the diverging task assignment within the DEU and NLD Armed Forces.
· Maintenance of ground-based systems. DEU and NLD use similar ground-based systems, such as the Boxer, Fennek and PzH 2000. It is worthwhile investigating possibilities for cooperation in the fields of maintenance and logistics for these systems. As for procurement, maintenance and phase-out of Army equipment, common interests and approaches should be investigated in an early stage of the process;
· DEU and NLD are both partners in the NH-90 programme and already work together within the established agencies. Possibilities of strengthening cooperation in the field of maintenance, education and training should be developed. If DEU decides to procure the NFH version of the NH-90, a trilateral cooperation with Belgium, for instance on common spare part pooling and management might be beneficial;
· DEU and NLD are both in the preparation phase for procurement of a MALE UAV. If both countries decide to acquire the same UAV system, this will create several opportunities for materiel cooperation, which can be exploited. In addition, other forms of cooperation in the field of UAVs, such as education, training and operational use, will be possible;
· DEU and NLD both have expertise in designing and building submarines. Shared knowledge and expertise can be used for the design and development of a new class of submarines for both countries;
· Replacement of Mine Countermeasures capability. Together with Belgium, knowledge acquisition and sharing, in the field of mine countermeasures in order to investigate common replacement of MCM capabilities;
· Development of a (sea-based) Missile Defence Capability on the basis of the SMART-L
Radar;
· Combined procurement and stockpiling of supporting equipment and clothing.
Army cooperation:
· Development of 1 (German-Netherlands) Corps in Münster into a Joint Task Force Headquarters Land (JTF HQ L)/Joint Command and Control Capability (JC2C). Furthermore, both nations should evaluate the possibility of providing 1 (German/Netherlands) Corps as a JTF HQ (L)/JC2C to NATO’s Long-Term Rotation Plan (LTRP) in the future.
· The DEU-NLD Common Army Vision on Future Cooperation of April 6th 2005 is the basis for cooperation between the two Armies. DEU-NLD Army staff talks take place as Army Steering Group (ASG) meetings at least twice a year. The ASG identifies new opportunities for cooperation and coordinates and monitors the execution of cooperation initiatives. The recent new initiatives and studies (Project Griffin) to intensify the DEUNLD Army cooperation will be the main priority of the DEU-NLD ASG for the upcoming years. Promising supervised initiatives are investigated with highest priority. Currently existing fields of cooperation - mainly training and exercises - will be deepened where possible.
· Prioritized initiatives are:
Development of a bi-national DEU-NLD Fire Support unit (FOC within 3-5 years);
Common Joint Fire Support training;
Integration of 11(NLD) LMB (ground component) into DEU DSK (January 2014);
Training of NLD units with DEU tank units;
Intensification of DEU-NLD Training & Exercise including UN Training and Para Training & Exercises.
· The intent of the ASG is to bring forward implementation proposals to the Chiefs of Staff of the Armies no later than June 2013. Agreed proposals for short-term implementation (2013-2014) will be forwarded to the High-Level Steering Group for approval at ministerial level.
· Fields for medium and long-term (Army) feasibility studies are: common logistic support, logistic role specialization, CIS interoperability, officer and NCO training, common Army vision on land warfare, common doctrine on land warfare, NLD participation in DEU division staffs, attachment of units to 1 (German/Netherlands) Corps, development of common organizational structures (support), cooperation in Electronic Warfare, engineering and C-IED.
Air Force cooperation:
· Further integration within the EATC.
· Continue the intensification of bilateral cooperation on Ground Based Air and Missile Defence (GBA&MD) between DEU Air Force and NLD Army, as defined in the Terms of Reference of the bi-national project group.
· Intensify the existing GBA&MD cooperation by
Strengthening the cooperation in the areas of operations, logistics and training;
Embedding individual NLD GBA&MD experts into DEU GBA&MD Wing 1 “Schleswig-Holstein” in 2014;
Common further development of GBA&MD tactical firing exercises;
Aiming at developing a common mission-oriented (not standing) binational GBA&MD unit.
· Cooperation on helicopter capabilities (cross-Service DEU and NLD Armies and Air Forces):
DEU Participation in the NLD Helicopter Weapons Instructor Course (HWIC);
Cooperation in the field of Helicopter Underslung Loads Equipment (HUSLE) and Underslung Load Clearance (ULC);
Contribution to the integration of 11(NLD) LMB (ground component) into DEU DSK (January 2014);
Mutual participation in certification exercises, when both countries contribute to the same operational readiness unit (IRF/NRF or EUBG).
· Cooperation in the field of Space Situational Awareness;
· Development of combined Survive, Evade, Resist & Extract (SERE) training and education, together with Belgium.
Navy cooperation:
Widening and intensifying the existing cooperation between the DEU and NLD Navies on a
broad basis, such as:
· Education & Training: PWO Course, Air Defence Course, Very Shallow Water Operations (via CoE CSW at Kiel and MBS Eguermin at Oostende);
· Shipbuilding & Design: sharing of knowledge and expertise with regard to feasibility, operational concepts, design and procurement studies on new weapon systems;
· Exchange of personnel on board operational units;
· Sharing of Lessons Identified/Learned from operations.
In order to expand and deepen the cooperation between both navies, bilateral working groups will be established concerning:
· Sharing of knowledge and capabilities in replenishment, seabasing and amphibious operations;
· Establishment of a multinational Submarine Command during Operations, Training, Education and Logistics;
· Sharing of training facilities and capabilities (i.e. Helicopter Controller Training, Submarine Training Centre);
· Co-ordination of annual Operational Programming of assets;
· Shared development of naval doctrine;
· Exchange of information and mutual support regarding the development of a maritime Ballistic Missile Defence capability;
· Exchange of knowledge and experience on the use of UAVs on board naval units;
· Medical Service: cooperation of Medical Teams during operations (i.e. ATALANTA).
Cooperation between Medical Services:
· Development of a modular Role 2/3 facility, based on the Smart Defence project 1.15 and further development of a Trauma Registry System from point of wounding until final treatment, based on the NATO Trauma Registry software, available since November 2012.
· Continuation of the training of bi-national medevac crews in the EATC cooperation;
· Pre-deployment training for bi-national medical teams or units to be deployed;
· NLD contribution to further development of DEU education and training approach (including observer/trainer system);
· Explore opportunities for the mutual use of training facilities;
· Exchange of information: continue exchange of information and experience in the field of Mil Mental Healthcare, Rehabilitation, quality control systems and MEDINT;
· Investigate sustainable provision of primary healthcare for military personnel of 1 (German/Netherlands) Corps in Münster;
Cooperation DEU Streitkräftebasis and NLD Command Service Centre:
· Intensification of cooperation between NLD Defence Academy (NLDA) and Führungsakademie der Bundeswehr (FüAkBw) as well as exchange of lecturers at the DEU and NLD General Staff Courses.
· Reciprocal examination of opportunities in the fields of ISTAR, CBRN and C-RAM is of mutual interest for both armed forces.
· Intensification of cooperation with regard to training in CBRN Defence. Investigation of options for mutual CBRN Defence capability development and CBRN Defence units.
· Further exploration of options to enhance the NATO CIMIC capability development through close cooperation of the CCOE framework nations DEU and NLD. Investigation of the possibility for setting up DEU-NLD CIMIC formations at tactical level and to conduct common training.
(ministerie van Defensie, 28 mei 2013)
Verdere defensiesamenwerking Nederland-Duitsland
Aan de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Vandaag heb ik in Berlijn, samen met mijn ambtgenoot Thomas de Maizière, de Declaration of Intent inzake de intensivering van de defensiesamenwerking tussen Nederland en Duitsland ondertekend. Hierbij bied ik u de tekst van deze verklaring aan.
Nederland heeft zijn veiligheid in nauwe verbondenheid met andere landen georganiseerd. Na de Tweede Wereldoorlog is ons veiligheids- en defensiebeleid in belangrijke mate verankerd in multilaterale organisaties als de Navo en de EU. Naast multilaterale samenwerking heeft Nederland een breed vertakt netwerk van bilaterale relaties ontwikkeld om zijn veiligheidsbelangen vorm te geven. De internationale inbedding van de krijgsmacht is onverminderd urgent.
Om te kunnen beschikken over een krijgsmacht die past bij onze positie in de wereld en dienstbaar is aan brede Nederlandse veiligheidsbelangen zijn we, mede in het licht van aanhoudende budgettaire krapte, in toenemende mate op onze veiligheidspartners aangewezen. Dit geldt zowel voor uitvoering van de operationele hoofdtaken, verdediging van het eigen en het bondgenootschappelijk grondgebied, bevordering van de internationale rechtsorde en ondersteuning van civiele autoriteiten, als voor de inrichting van de krijgsmacht: de ondersteuning,de instandhouding en de bestuurlijke organisatie.
De defensiesamenwerking met Duitsland is in dit verband van grote betekenis. Met de ondertekening van de Declaration of Intent hebben beide landen niet alleen de goede samenwerkingsrelatie bestendigd, maar is daaraan ook een nieuwe dimensie toegevoegd: ook op terreinen waar we tot op heden nog niet intensief samenwerken, gaan we de komende jaren de banden verder aanhalen.
Meest in het oog springend zijn de volgende samenwerkingsdomeinen:
1e Duits/Nederlandse Leger Corps in Münster
Deze samenwerking bestaat sinds 1995. Het Corps heeft zich ontwikkeld tot een High Readiness Force (Land) Headquarters. Het is het toonbeeld van samenwerking en integratie. In de DoI is de intentie opgenomen om het Corps verder te ontwikkelen binnen de nieuwe NATO Forces Structure tot een Joint Task Force Headquarters Land (JTF HQ L)/Joint Command and Control Capability (JC2C). Op CDS-niveau is onlangs het streven overeengekomen dit JTF HQ L in 2017 aan te bieden voor het Long Term Rotation Plan van de Navo.
Integratie van de 11e Luchtmobiele Brigade en de Division Schnelle Kräfte
In 2014 wordt in Duitsland de Division Schnelle Kräfte opgericht. Het is de intentie om de 11e Luchtmobiele Brigade (11 LMB) te integreren in deze divisie om op termijn te komen tot een geïntegreerde wijze van opereren. De aansturing zou dan geschieden door een gezamenlijk stafelement in Duitsland. De troepen blijven hierbij echter op hun bestaande locaties gelegerd. Deze integratie levert voordelen op voor opleiding en training en maakt gezamenlijke inzet beter mogelijk.
Intensivering van de samenwerking van Grondgebonden Lucht- en
Raketverdediging
De samenwerking op dit gebied bestaat al enkele jaren en vloeit in het bijzonder voort uit gezamenlijke systemen (Patriot) en de gezamenlijke inzet daarvan, zoals nu in Turkije. Beoogd wordt deze samenwerking verder te intensiveren om uiteindelijk te komen tot een geïntegreerd stafelement dat alle Duitse en Nederlandse grondgebonden lucht- en raket verdedigingseenheden aanstuurt. Net als bij de integratie van 11 LMB levert deze integratie voordelen op het gebied van opleiding en training, schaarse capaciteiten en vergemakkelijkt gezamenlijke inzet.
Samenwerking Onderzeedienst
Uit het oogpunt van schaalvoordelen en het behoud van schaarse kennis op het gebied van onderzeebootbouw ligt het voor de hand dat Nederland en Duitsland, beide landen die over onderzeebootcapaciteit beschikken, toenadering tot elkaar zoeken. Door voorts samen opleidingen en training te volgen en gebruik te maken van elkaars opleidingsfaciliteiten kunnen schaarse en dure capaciteiten en middelen effectiever worden ingezet.
Met deze geïntensiveerde bilaterale samenwerkingsrelatie geeft het kabinet invulling aan het voornemen concrete, verdergaande stappen te zetten op het gebied van internationale militaire samenwerking. Hiermee wordt het handelingsvermogen van onze krijgsmacht vergroot en levert Nederland een bijdrage aan de versterking van de Europese defensiesamenwerking.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert
(ministerie van Defensie, 28 mei 2013)
Vandaag heb ik in Berlijn, samen met mijn ambtgenoot Thomas de Maizière, de Declaration of Intent inzake de intensivering van de defensiesamenwerking tussen Nederland en Duitsland ondertekend. Hierbij bied ik u de tekst van deze verklaring aan.
Nederland heeft zijn veiligheid in nauwe verbondenheid met andere landen georganiseerd. Na de Tweede Wereldoorlog is ons veiligheids- en defensiebeleid in belangrijke mate verankerd in multilaterale organisaties als de Navo en de EU. Naast multilaterale samenwerking heeft Nederland een breed vertakt netwerk van bilaterale relaties ontwikkeld om zijn veiligheidsbelangen vorm te geven. De internationale inbedding van de krijgsmacht is onverminderd urgent.
Om te kunnen beschikken over een krijgsmacht die past bij onze positie in de wereld en dienstbaar is aan brede Nederlandse veiligheidsbelangen zijn we, mede in het licht van aanhoudende budgettaire krapte, in toenemende mate op onze veiligheidspartners aangewezen. Dit geldt zowel voor uitvoering van de operationele hoofdtaken, verdediging van het eigen en het bondgenootschappelijk grondgebied, bevordering van de internationale rechtsorde en ondersteuning van civiele autoriteiten, als voor de inrichting van de krijgsmacht: de ondersteuning,de instandhouding en de bestuurlijke organisatie.
De defensiesamenwerking met Duitsland is in dit verband van grote betekenis. Met de ondertekening van de Declaration of Intent hebben beide landen niet alleen de goede samenwerkingsrelatie bestendigd, maar is daaraan ook een nieuwe dimensie toegevoegd: ook op terreinen waar we tot op heden nog niet intensief samenwerken, gaan we de komende jaren de banden verder aanhalen.
Meest in het oog springend zijn de volgende samenwerkingsdomeinen:
1e Duits/Nederlandse Leger Corps in Münster
Deze samenwerking bestaat sinds 1995. Het Corps heeft zich ontwikkeld tot een High Readiness Force (Land) Headquarters. Het is het toonbeeld van samenwerking en integratie. In de DoI is de intentie opgenomen om het Corps verder te ontwikkelen binnen de nieuwe NATO Forces Structure tot een Joint Task Force Headquarters Land (JTF HQ L)/Joint Command and Control Capability (JC2C). Op CDS-niveau is onlangs het streven overeengekomen dit JTF HQ L in 2017 aan te bieden voor het Long Term Rotation Plan van de Navo.
Integratie van de 11e Luchtmobiele Brigade en de Division Schnelle Kräfte
In 2014 wordt in Duitsland de Division Schnelle Kräfte opgericht. Het is de intentie om de 11e Luchtmobiele Brigade (11 LMB) te integreren in deze divisie om op termijn te komen tot een geïntegreerde wijze van opereren. De aansturing zou dan geschieden door een gezamenlijk stafelement in Duitsland. De troepen blijven hierbij echter op hun bestaande locaties gelegerd. Deze integratie levert voordelen op voor opleiding en training en maakt gezamenlijke inzet beter mogelijk.
Intensivering van de samenwerking van Grondgebonden Lucht- en
Raketverdediging
De samenwerking op dit gebied bestaat al enkele jaren en vloeit in het bijzonder voort uit gezamenlijke systemen (Patriot) en de gezamenlijke inzet daarvan, zoals nu in Turkije. Beoogd wordt deze samenwerking verder te intensiveren om uiteindelijk te komen tot een geïntegreerd stafelement dat alle Duitse en Nederlandse grondgebonden lucht- en raket verdedigingseenheden aanstuurt. Net als bij de integratie van 11 LMB levert deze integratie voordelen op het gebied van opleiding en training, schaarse capaciteiten en vergemakkelijkt gezamenlijke inzet.
Samenwerking Onderzeedienst
Uit het oogpunt van schaalvoordelen en het behoud van schaarse kennis op het gebied van onderzeebootbouw ligt het voor de hand dat Nederland en Duitsland, beide landen die over onderzeebootcapaciteit beschikken, toenadering tot elkaar zoeken. Door voorts samen opleidingen en training te volgen en gebruik te maken van elkaars opleidingsfaciliteiten kunnen schaarse en dure capaciteiten en middelen effectiever worden ingezet.
Met deze geïntensiveerde bilaterale samenwerkingsrelatie geeft het kabinet invulling aan het voornemen concrete, verdergaande stappen te zetten op het gebied van internationale militaire samenwerking. Hiermee wordt het handelingsvermogen van onze krijgsmacht vergroot en levert Nederland een bijdrage aan de versterking van de Europese defensiesamenwerking.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert
(ministerie van Defensie, 28 mei 2013)
maandag 27 mei 2013
Dutch FM remembers fallen US soldiers at the Netherlands American Cemetery
69 years ago, on a beautiful September Sunday, my mother and her parents were walking home after a family visit and were caught in the crossfire between German troops and American soldiers who were liberating Heerlen. After having been told to hide by GI’s, they ran into a house where they later had their first encounter with their liberators. My mother told me, the other day: “These boys, front line troops, were famished and ate the food offered to them with their fingers, straight from the frying pan.”
In the months to come, the inhabitants of Heerlen would become very friendly with the American troops, my mother, six years of age, learning very quickly that she could trade small clippings of her red hair for big chunks of American chocolate. My great-aunt Clara fell in love with Pete Kotovic, a Polish-American soldier from Troy Michigan, who made her his bride. They went to Troy, had three children and more grandchildren, a great life, fulfilled when my aunt passed away last year.
I wanted to share this with you, because it is just a very small and personal testimony of the profound attachment this part of the Netherlands feels with the young American men and women who were prepared to risk their lives so that young Dutch men and women could live full lives in liberty, could become parents and grandparents, could pass on to next generations their memories of occupation and oppression, so that we would understand the true value of freedom.
In these fields lie the remains of more than 8,000 young men, boys often, who’s lives were cut short, who were denied the possibility to marry, to become fathers and grandfathers, to live life’s full circle. One of them is pfc Leo Lichten, from Brooklyn, NY, twenty years old when he was mowed down by a German machine gun, less than twenty miles from here, across the border at Prummern. In the last letter he wrote, to his best friend Paul Slater, he stated that he was resigned to his fate and that he knew he was fighting the necessary fight against tyranny. This letter is one of the most moving testimonies of a young man willing to sacrifice everything, including his life, for liberty. Not at home, not in his country, but overseas, for us, for our freedom. We have adopted his grave as a small gesture of gratitude for his and his fellow soldiers’ sacrifice.
100 Years after President Lincoln’s Gettysburg address, President Lynden B. Johnson made the following comments on Memorial Day. “Until the world knows no aggressors, until the arms of tyranny have been laid down, until freedom has risen up in every land, we shall maintain our vigil to make sure our sons who died on foreign fields shall not have died in vain. As we maintain the vigil of peace, we must remember that justice is a vigil, too--a vigil we must keep in our own streets and schools and among the lives of all our people--so that those who died here on their native soil shall not have died in vain…” How true these words ring today, with recent memories of terrorist attacks in Boston, London and Paris.
As I stand here to honor these heroes, I am compelled to also remember American diplomats who have died in the service of their country. In the last year alone five of them were killed in the line of duty. I’m thinking of Ambassador Chris Stevens who died in Benghazi months after our countries had helped to liberate Libya from the scourge of dictatorship. I’m thinking of Sean Smith, information management officer who was in Benghazi on a short assignment while posted in The Hague. I’m thinking of his wife Heather and their children Samantha and Nathan. I’m thinking of Anne Smedinghoff who was killed a few weeks ago while delivering textbooks to a school in Southern Afghanistan. These were courageous people, fighting the good fight for peace, liberty and justice worldwide. As SoS John Kerry said: “we send diplomats today, so that we do not need to send troops tomorrow.”
Let me finish with a few lines of poetry, written by Henry Wadsworth Longfellow
But in this camp of Death
No sound your slumber breaks;
Here is no fevered breath,
No wound that bleeds and aches.
All is repose and peace,
Untrampled lies the sod;
The shouts of battle cease,
It is the Truce of God!
Rest, comrades, rest and sleep!
The thoughts of men shall be
As sentinels to keep
Your rest from danger free.
Your silent tents of green
We deck with fragrant flowers
Yours has the suffering been,
The memory shall be ours.
(Ministry of Foreign Affairs, 27 May 2013)
Dutch FM Frans Timmermans |
I wanted to share this with you, because it is just a very small and personal testimony of the profound attachment this part of the Netherlands feels with the young American men and women who were prepared to risk their lives so that young Dutch men and women could live full lives in liberty, could become parents and grandparents, could pass on to next generations their memories of occupation and oppression, so that we would understand the true value of freedom.
In these fields lie the remains of more than 8,000 young men, boys often, who’s lives were cut short, who were denied the possibility to marry, to become fathers and grandfathers, to live life’s full circle. One of them is pfc Leo Lichten, from Brooklyn, NY, twenty years old when he was mowed down by a German machine gun, less than twenty miles from here, across the border at Prummern. In the last letter he wrote, to his best friend Paul Slater, he stated that he was resigned to his fate and that he knew he was fighting the necessary fight against tyranny. This letter is one of the most moving testimonies of a young man willing to sacrifice everything, including his life, for liberty. Not at home, not in his country, but overseas, for us, for our freedom. We have adopted his grave as a small gesture of gratitude for his and his fellow soldiers’ sacrifice.
Netherlands American Cemetery and Memorial at Margraten |
As I stand here to honor these heroes, I am compelled to also remember American diplomats who have died in the service of their country. In the last year alone five of them were killed in the line of duty. I’m thinking of Ambassador Chris Stevens who died in Benghazi months after our countries had helped to liberate Libya from the scourge of dictatorship. I’m thinking of Sean Smith, information management officer who was in Benghazi on a short assignment while posted in The Hague. I’m thinking of his wife Heather and their children Samantha and Nathan. I’m thinking of Anne Smedinghoff who was killed a few weeks ago while delivering textbooks to a school in Southern Afghanistan. These were courageous people, fighting the good fight for peace, liberty and justice worldwide. As SoS John Kerry said: “we send diplomats today, so that we do not need to send troops tomorrow.”
Let me finish with a few lines of poetry, written by Henry Wadsworth Longfellow
But in this camp of Death
No sound your slumber breaks;
Here is no fevered breath,
No wound that bleeds and aches.
All is repose and peace,
Untrampled lies the sod;
The shouts of battle cease,
It is the Truce of God!
Rest, comrades, rest and sleep!
The thoughts of men shall be
As sentinels to keep
Your rest from danger free.
Your silent tents of green
We deck with fragrant flowers
Yours has the suffering been,
The memory shall be ours.
(Ministry of Foreign Affairs, 27 May 2013)
maandag 13 mei 2013
Onderzeebootvloot wordt gemoderniseerd
Zr. Ms. Zeeleeuw ondergaat vanaf vandaag een ingrijpende verbouwing. Dit instandhoudingsproject Walrusklasse maakt de 4 Nederlandse onderzeeboten wereldwijd nog beter inzetbaar, bijvoorbeeld bij antipiraterijmissies.
Het levensverlengend onderhoud brengt de uit begin jaren '90 in dienst gestelde onderzeeboten weer helemaal bij de tijd. Ze ondergaan zowel uiterlijk als innerlijk een flinke make-over. De onderzeebootvloot is daarmee inzetbaar tot tenminste 2025. De 4 belangrijkste modificaties:
-optronische mast;
-vernieuwde sonar;
-verbeterde satellietcommunicatie;
-operationele software (modern combat management system).
"Dit project betekent een enorme vooruitgang voor de onderzeedienst", zegt groepsoudste kapitein-ter-zee Marc Elsensohn. "We stappen over van Koude Oorlogtechnologie gebaseerd op Commodore 64's en Atari's naar de modernste 21e eeuwse systemen."
Heimelijk
Heimelijk inlichtingen vergaren is een van de primaire taken van de onderzeedienst. Door de nieuwe optronische mast kan de onderzeeboot snel 360 graden om zich heen kijken, met een minimale kans op ontdekking. Elsensohn: "De commandant krijgt de ongekend scherpe foto’s direct op zijn beeldscherm. En dankzij de warmtebeeldcamera kunnen we piratenkampen voortaan ook 's nachts in de gaten houden."
Verzamelen en delen
Nederland kan met zijn dieselelektrische onderzeeboten als enige NAVO-land wereldwijd in ondiepe kustwateren opereren, zoals bij Somalië. De vernieuwde sonar maakt het onder meer mogelijk dat de onderzeeboten de kust nog dichter kunnen naderen om inlichtingen te verzamelen. Inlichtingen die de boot via het gemoderniseerde satellietcommunicatiesysteem voortaan bijna direct kan delen met bondgenoten.
Optimaal benutten
De bemanning kan door de moderne operationele software de grotere kracht van alle hardware optimaal benutten. Elsensohn: "Deze modernisering verbetert onze capaciteiten echt enorm. We kunnen hierdoor een veel groter zeegebied in de gaten houden."
Verbouwing
Het Marinebedrijf in Den Helder neemt de verbouwing van de onderzeebootvloot ter hand. De totale kosten bedragen € 94 miljoen. De Zeeleeuw is in 2015 volledig gemodificeerd.
(ministerie van Defensie, 13 mei 2013)
Het levensverlengend onderhoud brengt de uit begin jaren '90 in dienst gestelde onderzeeboten weer helemaal bij de tijd. Ze ondergaan zowel uiterlijk als innerlijk een flinke make-over. De onderzeebootvloot is daarmee inzetbaar tot tenminste 2025. De 4 belangrijkste modificaties:
-optronische mast;
-vernieuwde sonar;
-verbeterde satellietcommunicatie;
-operationele software (modern combat management system).
"Dit project betekent een enorme vooruitgang voor de onderzeedienst", zegt groepsoudste kapitein-ter-zee Marc Elsensohn. "We stappen over van Koude Oorlogtechnologie gebaseerd op Commodore 64's en Atari's naar de modernste 21e eeuwse systemen."
Zr. Ms. Zeeleeuw. Foto: Defensie |
Heimelijk
Heimelijk inlichtingen vergaren is een van de primaire taken van de onderzeedienst. Door de nieuwe optronische mast kan de onderzeeboot snel 360 graden om zich heen kijken, met een minimale kans op ontdekking. Elsensohn: "De commandant krijgt de ongekend scherpe foto’s direct op zijn beeldscherm. En dankzij de warmtebeeldcamera kunnen we piratenkampen voortaan ook 's nachts in de gaten houden."
Verzamelen en delen
Nederland kan met zijn dieselelektrische onderzeeboten als enige NAVO-land wereldwijd in ondiepe kustwateren opereren, zoals bij Somalië. De vernieuwde sonar maakt het onder meer mogelijk dat de onderzeeboten de kust nog dichter kunnen naderen om inlichtingen te verzamelen. Inlichtingen die de boot via het gemoderniseerde satellietcommunicatiesysteem voortaan bijna direct kan delen met bondgenoten.
Optimaal benutten
De bemanning kan door de moderne operationele software de grotere kracht van alle hardware optimaal benutten. Elsensohn: "Deze modernisering verbetert onze capaciteiten echt enorm. We kunnen hierdoor een veel groter zeegebied in de gaten houden."
Verbouwing
Het Marinebedrijf in Den Helder neemt de verbouwing van de onderzeebootvloot ter hand. De totale kosten bedragen € 94 miljoen. De Zeeleeuw is in 2015 volledig gemodificeerd.
(ministerie van Defensie, 13 mei 2013)
Interbellum
Op 10 mei jl. was het 73 jaar geleden dat ons land hard werd wakker geschud. Het voor onmogelijk gehouden gebeurde: onze Oosterburen hielden zich niet aan ‘onze spelregels’ en schonden de door ons geclaimde neutraliteit. Het slecht bewapende Nederlandse leger werd onder de voet gelopen en vijf dagen na de inval gaf Nederland zich over. Verleden tijd, maar bij iedereen welbekend.
Zolang als ik het me kan herinneren is de maand mei onlosmakelijk verbonden met WOII. Op TV en radio is er extra aandacht voor deze zwarte bladzijde in onze geschiedenis. Zo óók bij National Geographic: zij hebben ‘de week van WOII’. Het is een komen en gaan van, veelal, ‘geromantiseerde’ documentaires met veel heroïek en drama. Heroïek die vandaag de dag in allerlei ‘WOII-games’ door volwassenen en kinderen wordt nagespeeld. Het beeld dat op deze manier wordt geschetst van WOII is niet anders dan bladgoud, het gaat immers over dood en verderf.
De generatie die WOII bewust heeft meegemaakt wordt, gezien hun leeftijd, snel kleiner. Ik ben afgelopen week toch nog een groot aantal van hen tegengekomen. In Den Helder, toen ik samen met oud voorzitter Peter van Maurik, namens de KVMO, een krans heb gelegd bij het monument ‘Voor hen die vielen’ en ’s avonds met vicevoorzitter Joost de Wolf, bij de Nationale Herdenking op de Dam. Het was voor mij een bijzondere ervaring, ook omdat ik zolang als ik me kan heugen, hiervoor normaal gesproken ’s avonds voor de buis zit. Vroeger met mijn ouders en vandaag de dag met mijn vrouw en kinderen.
In zowel Den Helder als Amsterdam waren er schoolkinderen die bloemen legden bij het monument. Ik hecht hier veel waarde aan. Een signaal van onze jeugd dat zij stilstaat bij het feit dat het Nederland niet altijd ‘voor de wind’ gaat en dat onze veiligheid en welvaart (wereldwijd) niet vanzelfsprekend is. Een teken van erkenning aan alle Nederlanders en bondgenoten die hun leven hebben gegeven voor onze samenleving om dit hogere doel te bereiken dan wel te behouden.
Op 4 mei heb ik altijd het gevoel dat er veel draagvlak is voor Defensie. Mensen knikken naar je als je in je uniform door het centrum van Amsterdam loopt. Je hebt het gevoel alsof je in een warm bad bent beland. Je hebt het gevoel dat iedereen op dat magische moment rond 20.00 uur Defensie omarmt. Er is op dat moment een bijzonder ogenblik van saamhorigheid. Misschien wordt mijn beeld vertroebeld, omdat ik me op dat moment onder gelijkgestemden begeef. Ik hoor graag van u hoe u dit ervaart.
Helaas is dit bijzonder gevoel maar van korte duur. Zo snel als het draagvlak voor Defensie is toegenomen, zo snel is het draagvlak op 5 mei terug op het normale niveau. Het is weer ‘back to normal’ en we begeven ons met zijn allen weer in het feestgedruis van Bevrijdingsdag.
Hoewel de vooroorlogse beweging ‘het gebroken geweer’ niet meer bestaat, heeft zij, net als voor WOII, nog steeds een groot aantal medestanders in Nederland. Net als toen is het draagvlak in Nederland voor defensie-uitgaven zeer laag. Ik hoop voor ons allen, maar vooral voor onze kinderen, dat onze toekomstige ‘vijanden’ deze keer wel rekening willen houden met ‘onze spelregels’. Wij Nederlanders hebben namelijk een gruwelijke hekel aan valsspelers, maar zullen dat, als de tijd onverhoopt daar is en we zo doorgaan met Defensie, waarschijnlijk met onze mond kenbaar (moeten) maken.
KLTZ Marc de Natris
waarnemend voorzitter KVMO
(KVMO, 13 mei 2013)
Zolang als ik het me kan herinneren is de maand mei onlosmakelijk verbonden met WOII. Op TV en radio is er extra aandacht voor deze zwarte bladzijde in onze geschiedenis. Zo óók bij National Geographic: zij hebben ‘de week van WOII’. Het is een komen en gaan van, veelal, ‘geromantiseerde’ documentaires met veel heroïek en drama. Heroïek die vandaag de dag in allerlei ‘WOII-games’ door volwassenen en kinderen wordt nagespeeld. Het beeld dat op deze manier wordt geschetst van WOII is niet anders dan bladgoud, het gaat immers over dood en verderf.
De generatie die WOII bewust heeft meegemaakt wordt, gezien hun leeftijd, snel kleiner. Ik ben afgelopen week toch nog een groot aantal van hen tegengekomen. In Den Helder, toen ik samen met oud voorzitter Peter van Maurik, namens de KVMO, een krans heb gelegd bij het monument ‘Voor hen die vielen’ en ’s avonds met vicevoorzitter Joost de Wolf, bij de Nationale Herdenking op de Dam. Het was voor mij een bijzondere ervaring, ook omdat ik zolang als ik me kan heugen, hiervoor normaal gesproken ’s avonds voor de buis zit. Vroeger met mijn ouders en vandaag de dag met mijn vrouw en kinderen.
In zowel Den Helder als Amsterdam waren er schoolkinderen die bloemen legden bij het monument. Ik hecht hier veel waarde aan. Een signaal van onze jeugd dat zij stilstaat bij het feit dat het Nederland niet altijd ‘voor de wind’ gaat en dat onze veiligheid en welvaart (wereldwijd) niet vanzelfsprekend is. Een teken van erkenning aan alle Nederlanders en bondgenoten die hun leven hebben gegeven voor onze samenleving om dit hogere doel te bereiken dan wel te behouden.
Op 4 mei heb ik altijd het gevoel dat er veel draagvlak is voor Defensie. Mensen knikken naar je als je in je uniform door het centrum van Amsterdam loopt. Je hebt het gevoel alsof je in een warm bad bent beland. Je hebt het gevoel dat iedereen op dat magische moment rond 20.00 uur Defensie omarmt. Er is op dat moment een bijzonder ogenblik van saamhorigheid. Misschien wordt mijn beeld vertroebeld, omdat ik me op dat moment onder gelijkgestemden begeef. Ik hoor graag van u hoe u dit ervaart.
Helaas is dit bijzonder gevoel maar van korte duur. Zo snel als het draagvlak voor Defensie is toegenomen, zo snel is het draagvlak op 5 mei terug op het normale niveau. Het is weer ‘back to normal’ en we begeven ons met zijn allen weer in het feestgedruis van Bevrijdingsdag.
Hoewel de vooroorlogse beweging ‘het gebroken geweer’ niet meer bestaat, heeft zij, net als voor WOII, nog steeds een groot aantal medestanders in Nederland. Net als toen is het draagvlak in Nederland voor defensie-uitgaven zeer laag. Ik hoop voor ons allen, maar vooral voor onze kinderen, dat onze toekomstige ‘vijanden’ deze keer wel rekening willen houden met ‘onze spelregels’. Wij Nederlanders hebben namelijk een gruwelijke hekel aan valsspelers, maar zullen dat, als de tijd onverhoopt daar is en we zo doorgaan met Defensie, waarschijnlijk met onze mond kenbaar (moeten) maken.
KLTZ Marc de Natris
waarnemend voorzitter KVMO
(KVMO, 13 mei 2013)
zondag 12 mei 2013
Vernieuwde Van Speijk vaart uit voor piratenbestrijding
Het multipurposefregat Zr. Ms. Van Speijk is vandaag vanuit Den Helder vertrokken richting Somalië. Het schip neemt daar deel aan de antipiraterijmissie Ocean Shield.
De Van Speijk heeft 168 militairen aan boord, waaronder een specialistisch en zwaar bewapend team van het Korps Mariniers. Zij zijn getraind in het enteren van verdachte schepen.
Zr. Ms. Van Speijk is het eerste vernieuwde multipurposefregat (M-fregat) dat voor een missie wordt ingezet. Het schip heeft onder meer een volledig nieuw ingerichte commandocentrale en een nieuwe mast met moderne elektro-optische sensoren. Hiermee kan het beter opereren in kustwateren. Het andere Nederlandse M-fregat, Zr. Ms. Van Amstel, wordt samen met de 2 M-fregatten van de Belgen op een dergelijke wijze gemoderniseerd.
Ocean Shield en Atalanta
De NAVO-missie Ocean Shield dringt de piraterij voor de kust van Somalië terug, net als de missie Atalanta onder vlag van de EU. Defensie draagt sinds 2009 bij aan beide missies.
Het luchtverdedigings- en commandofregat Zr. Ms. De Ruyter, dat momenteel voor Atalanta vaart, vertrok eind januari naar de wateren rond Somalië. Het schip keert naar verwachting 8 juni terug in thuishaven Den Helder.
(ministerie van Defensie, 12 mei 2013)
Zr. Ms. Van Speijk |
Zr. Ms. Van Speijk is het eerste vernieuwde multipurposefregat (M-fregat) dat voor een missie wordt ingezet. Het schip heeft onder meer een volledig nieuw ingerichte commandocentrale en een nieuwe mast met moderne elektro-optische sensoren. Hiermee kan het beter opereren in kustwateren. Het andere Nederlandse M-fregat, Zr. Ms. Van Amstel, wordt samen met de 2 M-fregatten van de Belgen op een dergelijke wijze gemoderniseerd.
Ocean Shield en Atalanta
De NAVO-missie Ocean Shield dringt de piraterij voor de kust van Somalië terug, net als de missie Atalanta onder vlag van de EU. Defensie draagt sinds 2009 bij aan beide missies.
Het luchtverdedigings- en commandofregat Zr. Ms. De Ruyter, dat momenteel voor Atalanta vaart, vertrok eind januari naar de wateren rond Somalië. Het schip keert naar verwachting 8 juni terug in thuishaven Den Helder.
(ministerie van Defensie, 12 mei 2013)
zaterdag 11 mei 2013
Geachte minister: niemand weet meer waar Defensie voor staat
Kapitein-luitenant-ter-zee van de technische dienst, Sander Luik, schrijft zijn minister hoe moeilijk zijn dagelijkse werk is geworden zonder duidelijke missie voor Defensie.
Geachte Minister,
Mijn overtuiging is dat welvaart en welzijn onmogelijk zijn zonder veiligheid en vrede. Die twee zijn niet vanzelfsprekend; ze vergen toewijding en een lange adem. Er zijn vele manieren om die naderbij te brengen. Bij de manier van Defensie, gewapend en met de blik over de grens, voel ik mij thuis. Veiligheid en vrede moeten soms gewapenderhand verdedigd of veroverd worden. Ik schrijf u dit omdat ik niet geloof dat de taak van Defensie zal verdwijnen, terwijl de organisatie in hoog tempo afkalft. Als Defensie veiligheid of vrede niet meer kan waarborgen, wie dan wel?
Bij mijn beroepskeuze (en bij mijn keuze om bij Defensie te blijven) hebben mijn overtuigingen een belangrijke rol gespeeld. Achter het IJzeren Gordijn stond vroeger een duidelijke, goed bewapende vijand. Nadat de Rode Beer ineen zeeg, werd de vijand echter minder manifest. Hij was verder van de landsgrenzen verwijderd. Ook in de tijd gezien was hij verder weg. Vroeger kon het morgen oorlog zijn, nu is dat alleen denkbaar op de langere termijn. Heel goed denkbaar, maar toch.
Hoe dan ook, het was tijd voor het vredesdividend. Bij het innen daarvan hanteerden we de kaasschaaf. We wisten alleen dat de oude vijand verdwenen was, niet hoe de nieuwe eruit zag. Daarom deden we van alles gewoon wat minder. En wat minder. En nog wat minder.
Gaandeweg werd ons doel om eenheden zo goedkoop mogelijk paraat te stellen. Defensie marcheert nu onder het vaandel ‘de begroting is leidend’.Waarom onze defensie er was, verdween uit beeld en dat heeft verstrekkende gevolgen gehad. We vergaten te analyseren wat onze veiligheid en vrede dan werkelijk bedreigde.
Maar de Nederlander voelde zich heus niet ineens volkomen veilig en wereldvrede was evenmin tot stand gebracht. Het waarom van Defensie stond – en staat – dus nog recht overeind. Ondertussen drongen zich onbewust bij de burger wel relevante vragen op. Zijn gewapende hordes de enige bedreiging voor mijn veiligheid? Zijn grote gewapende eenheden dan het enige dat Defensie daar tegenover moet stellen? Wil ik daarvoor betalen?
Daarom ligt de maatschappij niet zo wakker van de teloorgang van deze krijgsmacht. Burgers hebben niet het gevoel dat hun veiligheid daardoor in gevaar komt. Dat de JSF het beste vliegtuig is bestrijdt niemand, maar men vraagt zich af tegen welke dreiging de beoogde ‘vervanger van de F-16’ [sic] dan zo goed is.
En is het aan Nederland om aan die dreiging het hoofd te bieden? Zijn er geen belangrijkere dreigingen, dichter bij huis, waar we ons geld aan moeten besteden? De Ko Colijns en de Rob de Wijks roeren zich nog wel, maar zijn niet in staat het publiek discours in beweging te brengen. Nobody cares. Daarom springt de Tweede Kamer niet in de bres als men echt moet kiezen. Het publiek weet niet meer waar Defensie voor is en hoe Defensie zijn belangen dient.
De ontstane kloof sloeg ons operationeel van de ankers. Defensie begon aan missies die steeds verder van de Nederlander af stonden. Letterlijk. We gingen eerst naar Irak, toen naar Cambodja. Naar Eritrea en Pakistan. Maar juist door die missies ver weg betwijfelde de Nederlandse burger of zíjn veiligheid daar nou mee gebaat was. En aan die ene missie dicht bij huis wordt niemand meer graag herinnerd. Zo kwamen we er wel achter dat er geen Defensie Light bestaat. Dat Defensie in beeld komt als de zachte benadering van veiligheid en vrede heeft gefaald.
Maar de kaasschaaf leidde er bovendien gaandeweg toe dat we de serieuze missies aan ons voorbij moesten laten gaan. In dat vacuüm tamboereren we graag op onze nationale inzet. Duinbranden blussen en drugsgeld zoeken. De sneeuw van het ijs vegen in Balk. Maar wat we dóen is ons krachtigste communicatiemiddel. Ik vind niet dat we die dingen niet moeten doen, maar het betreden van het domein van brandweer en politie onderstreept niet de bestaansreden van Defensie. Nadruk op nationale inzet voedt de suggestie dat er bij ons geld te halen is, want voor branden blussen heb je geen dure Chinook nodig.
Het summum van operationele wazigheid is de politietrainingsmissie in Kunduz. Hij levert lokaal heus wat op en degenen die hem uitvoeren verdienen respect. Maar met Kunduz heeft Defensie zichzelf geen dienst bewezen. De missie in Kunduz of ongewapend rondjes vliegen bij Libië onderstrepen het belang van Defensie niet, integendeel.
De onduidelijkheid van het na te streven doel ondermijnt ook het vertrouwen van defensiemedewerkers in de eigen organisatie. Als wij zelf niet meer weten waarom, hoe kunnen we dan in ons werk de juiste keuzes maken? Hoe kunnen we ons personeel werkelijk leiden en erop vertrouwen dat elke beslissing op elk niveau dat doel dient? Hoe kunnen we de juiste mensen aan ons binden? Is het gek dat niemand meer solliciteert, als onduidelijk is waarom je bij Defensie moet werken? De defensiemedewerker is in verwarring. Zíjn drijfveer is niet meer in lijn met die van Defensie. Dat leidt tot onbehagen en wantrouwen. En als het vertrouwen weg is, zijn er grote problemen. Voor iedere organisatie, maar zeker voor één die zo sterk gevestigd is op loyaliteit en onderling vertrouwen als Defensie.We vragen nogal wat van onze militairen. Zo’n offer brengen zij alleen als er absoluut vertrouwen is in de opdrachtgever en haar motieven.
Het ernstigste gevolg van het verloren kompas is dat we de koers tegenwoordig laten dicteren door rekensommen. Iedere keuze en ieder dilemma wordt in geld uitgedrukt en wie pleit voor een andere dan de goedkoopste optie krijgt het zwaar. Ik zeg niet dat kosten niet belangrijk zijn, maar plancijfers zijn te manipuleren en suggereren zekerheden die er niet zijn. Het grootste gevaar is dat we onszelf keuzes voorleggen waaruit iedere relatie met veiligheid en vrede is weggecijferd. Letterlijk. We weten daardoor vooral wat het goedkoopst is, maar niet wat ons doel het beste dient. De visie van de minister op de Krijgsmacht gaat naar de Tweede Kamer via de Algemene Rekenkamer. Om te kijken of ‘ie wel goed is.
Toen we eenmaal begonnen te rekenen, bedachten we dat militairen wel wat later met pensioen konden. Dat wachtgeld is maar duur en iedereen werkt toch tot zijn 65ste? Sinds dat besluit hebben we een stevig contingent grijsaards in uniform aangemaakt. Maar welke bijdrage leveren zij nog?
We zijn de keuzes van Defensie gaan motiveren met economische argumenten. We wijzen op het aantal banen dat het openhouden van een kazerne oplevert en de zakelijke kansen die het onderhoud van de JSF biedt. Maar Defensie kost nu eenmaal geld. Als het Leitmotiv voor Defensie geld is, dan zou Defensie moeten worden opgeheven. Dat is pas goedkoop.
Het is tijd dat we het waarom, het hoe en het wat van Defensie weer in lijn brengen. Dat geeft focus en vertrouwen. Blijf vooral varkens ruimen en kelders leegpompen, maar doe dat in stilte, opdat de identiteit van Defensie niet vervaagt. Focus op missies die ertoe doen. Helaas liggen ze voor het oprapen.Missies die een helder en tastbaar verschil maken voor onze veiligheid en voor vrede, wereldwijd. Daar betaalt de burger voor en voor niets anders.
Denk bijvoorbeeld aan onze elektronische systemen, die van ver over onze grenzen bedreigd worden. Beschouw cyber warfare niet als opgedrongen side kick. Laten we onze elektronische verdedigingslinies, nu nog verdeeld over verschillende instanties, vol overtuiging concentreren bij Defensie. Koop de JSF niet omdat hij technologische kennis verdiept of banen schept, maar omdat zonder dat ding onze veiligheid ernstig gevaar loopt. Alleen daarom, de rest is ruis. Begin met het ‘waarom’, rekenen komt later.
Teruggrijpen op het bestaansrecht van Defensie heeft bovendien aantrekkingskracht. Bedenk eens waarom juist dat ene TEDx-optreden van Generaal van Uhm zo’n miljoen views heeft gescoord. Hij legde toen in Amsterdam – en afgelopen 4 mei opnieuw – precies uit dat zijn drijfveren samenvloeiden met dat het waarom van Defensie. Hij redeneerde vanuit zijn diepste overtuigingen.
Dat is wat leiders tot leiders maakt. Juist in deze tijd van geldnood moeten we ons – hoe paradoxaal ook – ontworstelen aan het dictaat van de rekensommen. De toegeworpen aalmoes zo efficiënt mogelijk uitgeven in de hoop dat je een volgende krijgt, werkt niet. Opstaan en je nut bewijzen wel.
Het wordt geaccepteerd dat je je budget overschrijdt, zolang je een tastbare bijdrage levert aan veiligheid en vrede. Wie vraagt er naar de kosten van piraterijbestrijding? Gek genoeg blijkt omgekeerd dat als je het budget niet volledig uitgeeft, dit je geloofwaardigheid aantast. Geld is belangrijk – maar een vals baken als het om fundamentele keuzes gaat.
Het belangrijkst is daarom dat Defensie opnieuw zijn waarom ontdekt en definieert. Tegen welke dreiging moet de Nederlander worden beschermd? Zijn onze landsgrenzen en handelsroutes werkelijk voor de komende twintig jaar onbedreigd?
Is het kruitvat aan gene zijde van de Middellandse zee ook ons probleem, of alleen dat van Turkije en Italië? Zijn de DDos aanvallen op ING alleen het probleem van ING? Zijn die op DigiD dat van DigiD? Of is het verstandig daar gezamenlijk verdedigingslinies tegen op te trekken?Kampen de landen om ons heen niet met dezelfde problemen? Laten we de antwoorden op een rijtje zetten en dáár ons handelen op baseren. En bent u daar vooral duidelijk over.
Ik begon hierboven met mijn ‘waarom’. Dat viel lange tijd samen met het waarom van Defensie. Daarom koos ik voor Defensie, was ik geregeld maanden van huis, ontving ik een lager salaris dan ik elders kon verdienen en hoorde ik de onnozele spot aan over mijn uniform. Maar ik geloofde in Defensie als onmisbaar element voor veiligheid en vrede.
Nu voel ik mij niet meer thuis en kalven de aantrekkingskracht en het draagvlak van Defensie in hoog tempo af. Niemand weet meer waar Defensie voor staat. Militairen niet, burgers niet en politici niet. Plichtmatig herhalen zij nog de versleten mantra’s, maar ze geloven het niet echt. Omdat Defensie zelf de weg kwijt is en zich niet structureel richt op haar drijfveren.
Ik geloof dat een ommekeer denkbaar is. Natuurlijk biedt het roer omgooien geen oplossing voor onze huidige problemen. Toch moeten we vandaag nog die nieuwe koers gaan varen; om de negatieve spiraal te doorbreken. Niet voor onszelf of voor Defensie. Maar omdat ieders persoonlijke welvaren afhankelijk is van veiligheid en vrede. U schrijft nu een visie op de Krijgsmacht. Dit is de mijne.
Sander van Luik is kapitein-luitenant-ter-zee van de technische dienst. Dit artikel schreef hij op eigen titel. Het is geïnspireerd op een boek van Simon Sinek, www.startwithwhy.com.
[Gepubliceerd in 'Opinie en Debat' van NRC Handelsblad, 11 mei 2013.
Overname door derden is niet toegestaan.]
Reactie Commandant der Strijdkrachten, Generaal Tom Middendorp
Dat Defensie in beweging is hoef ik u niet te vertellen. Jarenlang zijn we al aan het bezuinigen, veranderen en reorganiseren. En we zijn niet de enige. Mijn internationale collega's worstelen hier ook mee. Het was ook een thema in de ingezonden brief van KLTZ Sander van Luik van afgelopen zaterdag in NRC en hij stelde dat niemand nog weet waar Defensie voor staat. Een terechte oproep waar we allemaal aan kunnen bijdragen. Vrede is niet alleen iets om te vieren, maar ook iets om in te blijven investeren. Onze veiligheid en welvaart is niet gratis en daar heb je Defensie ook echt voor nodig.
(https://www.facebook.com/Commandantderstrijdkrachten)
Geachte Minister,
Mijn overtuiging is dat welvaart en welzijn onmogelijk zijn zonder veiligheid en vrede. Die twee zijn niet vanzelfsprekend; ze vergen toewijding en een lange adem. Er zijn vele manieren om die naderbij te brengen. Bij de manier van Defensie, gewapend en met de blik over de grens, voel ik mij thuis. Veiligheid en vrede moeten soms gewapenderhand verdedigd of veroverd worden. Ik schrijf u dit omdat ik niet geloof dat de taak van Defensie zal verdwijnen, terwijl de organisatie in hoog tempo afkalft. Als Defensie veiligheid of vrede niet meer kan waarborgen, wie dan wel?
Bij mijn beroepskeuze (en bij mijn keuze om bij Defensie te blijven) hebben mijn overtuigingen een belangrijke rol gespeeld. Achter het IJzeren Gordijn stond vroeger een duidelijke, goed bewapende vijand. Nadat de Rode Beer ineen zeeg, werd de vijand echter minder manifest. Hij was verder van de landsgrenzen verwijderd. Ook in de tijd gezien was hij verder weg. Vroeger kon het morgen oorlog zijn, nu is dat alleen denkbaar op de langere termijn. Heel goed denkbaar, maar toch.
Hoe dan ook, het was tijd voor het vredesdividend. Bij het innen daarvan hanteerden we de kaasschaaf. We wisten alleen dat de oude vijand verdwenen was, niet hoe de nieuwe eruit zag. Daarom deden we van alles gewoon wat minder. En wat minder. En nog wat minder.
Gaandeweg werd ons doel om eenheden zo goedkoop mogelijk paraat te stellen. Defensie marcheert nu onder het vaandel ‘de begroting is leidend’.Waarom onze defensie er was, verdween uit beeld en dat heeft verstrekkende gevolgen gehad. We vergaten te analyseren wat onze veiligheid en vrede dan werkelijk bedreigde.
Maar de Nederlander voelde zich heus niet ineens volkomen veilig en wereldvrede was evenmin tot stand gebracht. Het waarom van Defensie stond – en staat – dus nog recht overeind. Ondertussen drongen zich onbewust bij de burger wel relevante vragen op. Zijn gewapende hordes de enige bedreiging voor mijn veiligheid? Zijn grote gewapende eenheden dan het enige dat Defensie daar tegenover moet stellen? Wil ik daarvoor betalen?
Daarom ligt de maatschappij niet zo wakker van de teloorgang van deze krijgsmacht. Burgers hebben niet het gevoel dat hun veiligheid daardoor in gevaar komt. Dat de JSF het beste vliegtuig is bestrijdt niemand, maar men vraagt zich af tegen welke dreiging de beoogde ‘vervanger van de F-16’ [sic] dan zo goed is.
En is het aan Nederland om aan die dreiging het hoofd te bieden? Zijn er geen belangrijkere dreigingen, dichter bij huis, waar we ons geld aan moeten besteden? De Ko Colijns en de Rob de Wijks roeren zich nog wel, maar zijn niet in staat het publiek discours in beweging te brengen. Nobody cares. Daarom springt de Tweede Kamer niet in de bres als men echt moet kiezen. Het publiek weet niet meer waar Defensie voor is en hoe Defensie zijn belangen dient.
De ontstane kloof sloeg ons operationeel van de ankers. Defensie begon aan missies die steeds verder van de Nederlander af stonden. Letterlijk. We gingen eerst naar Irak, toen naar Cambodja. Naar Eritrea en Pakistan. Maar juist door die missies ver weg betwijfelde de Nederlandse burger of zíjn veiligheid daar nou mee gebaat was. En aan die ene missie dicht bij huis wordt niemand meer graag herinnerd. Zo kwamen we er wel achter dat er geen Defensie Light bestaat. Dat Defensie in beeld komt als de zachte benadering van veiligheid en vrede heeft gefaald.
Maar de kaasschaaf leidde er bovendien gaandeweg toe dat we de serieuze missies aan ons voorbij moesten laten gaan. In dat vacuüm tamboereren we graag op onze nationale inzet. Duinbranden blussen en drugsgeld zoeken. De sneeuw van het ijs vegen in Balk. Maar wat we dóen is ons krachtigste communicatiemiddel. Ik vind niet dat we die dingen niet moeten doen, maar het betreden van het domein van brandweer en politie onderstreept niet de bestaansreden van Defensie. Nadruk op nationale inzet voedt de suggestie dat er bij ons geld te halen is, want voor branden blussen heb je geen dure Chinook nodig.
Het summum van operationele wazigheid is de politietrainingsmissie in Kunduz. Hij levert lokaal heus wat op en degenen die hem uitvoeren verdienen respect. Maar met Kunduz heeft Defensie zichzelf geen dienst bewezen. De missie in Kunduz of ongewapend rondjes vliegen bij Libië onderstrepen het belang van Defensie niet, integendeel.
De onduidelijkheid van het na te streven doel ondermijnt ook het vertrouwen van defensiemedewerkers in de eigen organisatie. Als wij zelf niet meer weten waarom, hoe kunnen we dan in ons werk de juiste keuzes maken? Hoe kunnen we ons personeel werkelijk leiden en erop vertrouwen dat elke beslissing op elk niveau dat doel dient? Hoe kunnen we de juiste mensen aan ons binden? Is het gek dat niemand meer solliciteert, als onduidelijk is waarom je bij Defensie moet werken? De defensiemedewerker is in verwarring. Zíjn drijfveer is niet meer in lijn met die van Defensie. Dat leidt tot onbehagen en wantrouwen. En als het vertrouwen weg is, zijn er grote problemen. Voor iedere organisatie, maar zeker voor één die zo sterk gevestigd is op loyaliteit en onderling vertrouwen als Defensie.We vragen nogal wat van onze militairen. Zo’n offer brengen zij alleen als er absoluut vertrouwen is in de opdrachtgever en haar motieven.
Het ernstigste gevolg van het verloren kompas is dat we de koers tegenwoordig laten dicteren door rekensommen. Iedere keuze en ieder dilemma wordt in geld uitgedrukt en wie pleit voor een andere dan de goedkoopste optie krijgt het zwaar. Ik zeg niet dat kosten niet belangrijk zijn, maar plancijfers zijn te manipuleren en suggereren zekerheden die er niet zijn. Het grootste gevaar is dat we onszelf keuzes voorleggen waaruit iedere relatie met veiligheid en vrede is weggecijferd. Letterlijk. We weten daardoor vooral wat het goedkoopst is, maar niet wat ons doel het beste dient. De visie van de minister op de Krijgsmacht gaat naar de Tweede Kamer via de Algemene Rekenkamer. Om te kijken of ‘ie wel goed is.
Toen we eenmaal begonnen te rekenen, bedachten we dat militairen wel wat later met pensioen konden. Dat wachtgeld is maar duur en iedereen werkt toch tot zijn 65ste? Sinds dat besluit hebben we een stevig contingent grijsaards in uniform aangemaakt. Maar welke bijdrage leveren zij nog?
We zijn de keuzes van Defensie gaan motiveren met economische argumenten. We wijzen op het aantal banen dat het openhouden van een kazerne oplevert en de zakelijke kansen die het onderhoud van de JSF biedt. Maar Defensie kost nu eenmaal geld. Als het Leitmotiv voor Defensie geld is, dan zou Defensie moeten worden opgeheven. Dat is pas goedkoop.
Het is tijd dat we het waarom, het hoe en het wat van Defensie weer in lijn brengen. Dat geeft focus en vertrouwen. Blijf vooral varkens ruimen en kelders leegpompen, maar doe dat in stilte, opdat de identiteit van Defensie niet vervaagt. Focus op missies die ertoe doen. Helaas liggen ze voor het oprapen.Missies die een helder en tastbaar verschil maken voor onze veiligheid en voor vrede, wereldwijd. Daar betaalt de burger voor en voor niets anders.
Denk bijvoorbeeld aan onze elektronische systemen, die van ver over onze grenzen bedreigd worden. Beschouw cyber warfare niet als opgedrongen side kick. Laten we onze elektronische verdedigingslinies, nu nog verdeeld over verschillende instanties, vol overtuiging concentreren bij Defensie. Koop de JSF niet omdat hij technologische kennis verdiept of banen schept, maar omdat zonder dat ding onze veiligheid ernstig gevaar loopt. Alleen daarom, de rest is ruis. Begin met het ‘waarom’, rekenen komt later.
Teruggrijpen op het bestaansrecht van Defensie heeft bovendien aantrekkingskracht. Bedenk eens waarom juist dat ene TEDx-optreden van Generaal van Uhm zo’n miljoen views heeft gescoord. Hij legde toen in Amsterdam – en afgelopen 4 mei opnieuw – precies uit dat zijn drijfveren samenvloeiden met dat het waarom van Defensie. Hij redeneerde vanuit zijn diepste overtuigingen.
Dat is wat leiders tot leiders maakt. Juist in deze tijd van geldnood moeten we ons – hoe paradoxaal ook – ontworstelen aan het dictaat van de rekensommen. De toegeworpen aalmoes zo efficiënt mogelijk uitgeven in de hoop dat je een volgende krijgt, werkt niet. Opstaan en je nut bewijzen wel.
Het wordt geaccepteerd dat je je budget overschrijdt, zolang je een tastbare bijdrage levert aan veiligheid en vrede. Wie vraagt er naar de kosten van piraterijbestrijding? Gek genoeg blijkt omgekeerd dat als je het budget niet volledig uitgeeft, dit je geloofwaardigheid aantast. Geld is belangrijk – maar een vals baken als het om fundamentele keuzes gaat.
Het belangrijkst is daarom dat Defensie opnieuw zijn waarom ontdekt en definieert. Tegen welke dreiging moet de Nederlander worden beschermd? Zijn onze landsgrenzen en handelsroutes werkelijk voor de komende twintig jaar onbedreigd?
Is het kruitvat aan gene zijde van de Middellandse zee ook ons probleem, of alleen dat van Turkije en Italië? Zijn de DDos aanvallen op ING alleen het probleem van ING? Zijn die op DigiD dat van DigiD? Of is het verstandig daar gezamenlijk verdedigingslinies tegen op te trekken?Kampen de landen om ons heen niet met dezelfde problemen? Laten we de antwoorden op een rijtje zetten en dáár ons handelen op baseren. En bent u daar vooral duidelijk over.
Ik begon hierboven met mijn ‘waarom’. Dat viel lange tijd samen met het waarom van Defensie. Daarom koos ik voor Defensie, was ik geregeld maanden van huis, ontving ik een lager salaris dan ik elders kon verdienen en hoorde ik de onnozele spot aan over mijn uniform. Maar ik geloofde in Defensie als onmisbaar element voor veiligheid en vrede.
Nu voel ik mij niet meer thuis en kalven de aantrekkingskracht en het draagvlak van Defensie in hoog tempo af. Niemand weet meer waar Defensie voor staat. Militairen niet, burgers niet en politici niet. Plichtmatig herhalen zij nog de versleten mantra’s, maar ze geloven het niet echt. Omdat Defensie zelf de weg kwijt is en zich niet structureel richt op haar drijfveren.
Ik geloof dat een ommekeer denkbaar is. Natuurlijk biedt het roer omgooien geen oplossing voor onze huidige problemen. Toch moeten we vandaag nog die nieuwe koers gaan varen; om de negatieve spiraal te doorbreken. Niet voor onszelf of voor Defensie. Maar omdat ieders persoonlijke welvaren afhankelijk is van veiligheid en vrede. U schrijft nu een visie op de Krijgsmacht. Dit is de mijne.
Sander van Luik is kapitein-luitenant-ter-zee van de technische dienst. Dit artikel schreef hij op eigen titel. Het is geïnspireerd op een boek van Simon Sinek, www.startwithwhy.com.
[Gepubliceerd in 'Opinie en Debat' van NRC Handelsblad, 11 mei 2013.
Overname door derden is niet toegestaan.]
Reactie Commandant der Strijdkrachten, Generaal Tom Middendorp
Dat Defensie in beweging is hoef ik u niet te vertellen. Jarenlang zijn we al aan het bezuinigen, veranderen en reorganiseren. En we zijn niet de enige. Mijn internationale collega's worstelen hier ook mee. Het was ook een thema in de ingezonden brief van KLTZ Sander van Luik van afgelopen zaterdag in NRC en hij stelde dat niemand nog weet waar Defensie voor staat. Een terechte oproep waar we allemaal aan kunnen bijdragen. Vrede is niet alleen iets om te vieren, maar ook iets om in te blijven investeren. Onze veiligheid en welvaart is niet gratis en daar heb je Defensie ook echt voor nodig.
(https://www.facebook.com/Commandantderstrijdkrachten)
vrijdag 10 mei 2013
Kamerbrief: Verdeling kosten piraterijbestrijding
de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Datum 8 mei 2013
Betreft Verdeling kosten piraterijbestrijding
In het algemeen overleg over Vessel Protection Detachments (VPD’s) van 10 april jl. heb ik toegezegd de Kamer te informeren over de verdeling van de kosten van piraterijbestrijding. Met deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, hierover.
Nederlandse bijdrage piraterijbestrijding
Nederland heeft belang bij de bestrijding van piraterij in het risicogebied nabij Somalië. Ten eerste is de internationale rechtsorde in het geding. Ten tweede is de economische veiligheid in het geding. Piraterij raakt het Nederlandse bedrijfsleven omdat schepen het risico lopen gekaapt te worden. Piraterij bedreigt ook het vrije goederenvervoer van en naar Nederlandse havens. Ten derde zien reders zich geconfronteerd met kosten van beschermingsmaatregelen tegen piraterij en van verhoogde verzekeringspremies. Prijsstijgingen van goederen voor de consument zijn daarvan het gevolg.
Om deze reden levert de Nederlandse overheid met een geïntegreerde aanpak een bijdrage aan de bestrijding van piraterij in het risicogebied nabij Somalië. Sinds 2009 wordt een bijdrage geleverd aan militaire antipiraterijmissies van de Navo, de EU en de Combined Maritime Forces. Voorafgaand aan de Navo en EU-operaties heeft Nederland reeds schepen geleverd voor de bescherming van World Food Program-schepen. Vanaf 2011 worden VPD’s ingezet ter bescherming van Koninkrijksgevlagde koopvaardijschepen. In aanvulling op de bestrijding van piraterij op zee, dient ook de voedingsbodem voor piraterij op land te worden weggenomen. Het aanpakken van de oorzaken op land is op lange termijn uiteraard de meest effectieve vorm van piraterijbestrijding. Nederland draagt daarom bilateraal en in multilateraal verband (EU, Afrikaanse Unie (AU) en VN) bij aan het bevorderen van de stabiliteit en rechtsorde in Somalië.
Voor een indicatie van de directe uitgaven die de overheid maakt in het kader van deze geïntegreerde aanpak, is het jaar 2012 als ijkpunt gekozen *1. De bijlage bij deze brief bevat een gespecificeerd overzicht van deze uitgaven. Hieronder is een nadere toelichting opgenomen.
Uitgaven begroting van Defensie
Vanuit de defensiebegroting is in 2012 voor EUR 34,5 miljoen aan additionele (directe) uitgaven voor de bestrijding van piraterij gefinancierd. Nederland heeft in 2012 de volgende bijdragen geleverd aan de Navo-operatie Ocean Shield. Van februari tot april en van oktober tot november is hiervoor een onderzeeboot ingezet. Van juni tot augustus is het fregat Hr. Ms. Evertsen ingezet en van augustus tot medio december het amfibisch transportschip Hr. Ms. Rotterdam. In deze periode heeft Nederland ook een groot deel van de staf geleverd voor Ocean Shield, onder leiding van Commandeur Bekkering. Van april tot en met mei heeft Nederland een bijdrage geleverd aan de EU-operatie Atalanta met het fregat Hr. Ms. Amstel en de inzet van een Autonomous Vessel Protection Detachement (AVPD) aan boord van een WFP-schip. Daarnaast heeft Defensie twee stafofficieren geleverd aan het hoofdkwartier van de Combined Maritime Forces in Bahrein. Nationaal heeft Defensie 32 keer een VPD ingezet ter bescherming van een koopvaardijschip varend onder Koninkrijksvlag.
Uitgaven begroting van Buitenlandse Zaken
Vanuit de begroting van Buitenlandse Zaken is in 2012 voor EUR 2,37 miljoen aan directe uitgaven voor de bestrijding van piraterij gefinancierd. Via het United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) heeft Nederland bijgedragen aan capaciteitsopbouw in de regio ten behoeve van piraterijbestrijding. De Nederlandse bijdrage is besteed aan de opbouw van detentie- en berechtingscapaciteit op de Seychellen en aan de opbouw van detentiecapaciteit in Somaliland. Ook heeft Nederland in 2012 voor een periode van drie maanden een aantal civiele experts via UNODC op de Seychellen gefinancierd. Daarnaast heeft Nederland in de EU-operatie Atalanta een functionaris van Buitenlandse Zaken ingezet als politiek adviseur.
Naast deze directe bijdrage aan piraterijbestrijding zijn in 2012 vanuit de begroting van Buitenlandse Zaken ook bijdragen aan de stabiliteit in Somalië gefinancierd. Zo heeft Nederland een personele (enkele trainers) en financiële bijdrage geleverd aan het African Contingency Operations Training and Assistance (ACOTA) programma. Dit trainingsprogramma van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken bevordert de capaciteit van Afrikaanse vredestroepen die worden ingezet in de missie van de Afrikaanse Unie in Somalië (AMISOM) ten behoeve van bevordering van stabiliteit in Somalië. Nederland levert via de EU African Peace Facility en via het United Nations Support Office for AMISOM (UNSOA) bovendien een financiële bijdrage aan AMISOM.*2 Wat de overige uitgaven in Somalië betreft, heeft Nederland met behulp van ontwikkelingssamenwerking bijgedragen aan capaciteitsopbouw in Somalië om zo de grondoorzaken van piraterij te bestrijden. Om de humanitaire situatie in Somalië te verbeteren heeft Nederland in 2012 ook een noodhulpverzoek van de VN financieel gesteund en heeft het een bijdrage geleverd aan de opvang van Somalische vluchtelingen in Kenia.
In totaal heeft Nederland in 2012 EUR 36,87 miljoen aan directe (programma) uitgaven ingezet voor de bestrijding van piraterij in het risicogebied nabij Somalië. Naast deze directe uitgaven zijn er bij verschillende overheidsinstanties kosten gemaakt die onderdeel zijn van de reguliere bedrijfsvoering en niet worden geoormerkt als piraterijbestrijding. Dit zijn bijvoorbeeld de salarissen van het betrokken personeel van de departementen, de kosten voor deelneming aan internationaal overleg over piraterij in bijvoorbeeld de Contact Group on Piracy off the Coast of Somalia (CGPCS) en de International Maritime Organization (IMO) en de proces- en detentiekosten voor verdachten van piraterij. Deze kosten worden niet als zodanig geadministreerd.
Uitgaven reders
De kosten voor reders ter bescherming tegen piraterij bestaan onder meer uit het aanbrengen van beschermingsmaatregelen op schepen, het inwinnen van beveiligingsadvies, verhoogde verzekeringspremies en extra brandstofverbruik door harder varen of het varen van alternatieve routes. De overheid heeft geen inzicht in de extra kosten die hiermee gemoeid zijn voor Nederlandse reders. Een uitvraag naar deze kosten via de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR), heeft slechts enkele reacties opgeleverd.
Wel zijn er internationale studies naar de wereldwijde kosten van piraterijbestrijding, waaronder die van de maritieme sector. Het recente rapport van de non-gouvernementele organisatie (NGO) Oceans Beyond Piracy *3 becijfert de uitgaven voor de wereldwijde bestrijding van piraterij op € 6 miljard in 2012. Hierbij hanteert deze organisatie de volgende verdeling; 29 procent zijn kosten van beschermingsmiddelen en het inwinnen van beveiligingsadvies door de sector, 27 procent zijn meerkosten van sneller varen, 19 procent van de kosten komen voort uit de militaire maritieme operaties van Navo, EU, CMF en individuele landen, 10 procent van de kosten zijn verhoogde verzekeringspremies, 8 procent van de kosten zijn risicotoelagen voor maritiem personeel, 5 procent van de kosten zijn voor het omvaren door schepen, 1 procent zijn de kosten van losgeld en minder dan 2 procent zijn zowel de kosten van opsporing, vervolging en detentie van verdachten van piraterij als de kosten van organisaties die piraterij proberen te bestrijden, zoals VN-organisaties en NGO’s. De Wereld Bank *4 becijfert dat piraterij de wereldeconomie jaarlijks € 18 miljard kost. Dit bedrag behelst naast de uitgaven die overheden en bedrijven maken voor de bestrijding van en bescherming tegen piraterij, ook de kosten voor het economisch verlies voor de wereldeconomie.
Ten slotte
Piraterij vormt een bedreiging voor de internationale rechtsorde en de veiligheid van Nederlandse schepen is in het geding. De kosten die piraterij met zich meebrengt zijn bovendien hoog. Nederland heeft daarom een belang bij de bestrijding van piraterij in het risicogebied nabij Somalië. Daarom levert de Nederlandse overheid door middel van een geïntegreerde aanpak een bijdrage aan de bestrijding van de symptomen op zee en de oorzaken op het vaste land van Somalië.
MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert
Bijlage 1. Gespecificeerd overzicht van de directe (programma) uitgaven aan piraterijbestrijding.
Realisatie 2012 (in miljoen euro)
Begroting van Defensie
Ocean Shield 21,2
Atalanta 6,2
Combined Maritime Forces 0,3
Inzet VPD 2,6
VPD materieelspakketten 4,2
Begroting van Buitenlandse Zaken
Opbouw berechtingscapaciteit Seychellen via UNODC 0,8
Opbouw detentiecapaciteit Somaliland (Berechtingscapaciteit) 1,5
Detachering experts Seychellen 0,07
*1 Voor activiteiten die sinds 2012 zijn opgestart verwijzen wij naar de Kamerbrieven 21.501-28, nr. 89 over verlenging NLse deelname anti-piraterijmissies, KB 32706-40 over Nlse deelname EUCAP Nestor
en KB 29521 -205 over Nlse deelname aan EUTM Somalië.
*2 De NLse bijdrage aan AMISOM is indirect en loopt via de NLse bijdrage aan verdragscontributie (VN) en Nlse bijdrage aan het Europees Ontwikkelingsfonds (EU).
*3 Oceans Beyond Piracy. “The Economic Cost of Somali Piracy 2012”.
*4 Wereldbank. “The pirates of Somalia: ending the threat rebuilding a nation”.
(ministerie van Defensie, 8 mei 2013)
Datum 8 mei 2013
Betreft Verdeling kosten piraterijbestrijding
In het algemeen overleg over Vessel Protection Detachments (VPD’s) van 10 april jl. heb ik toegezegd de Kamer te informeren over de verdeling van de kosten van piraterijbestrijding. Met deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, hierover.
Nederlandse bijdrage piraterijbestrijding
Nederland heeft belang bij de bestrijding van piraterij in het risicogebied nabij Somalië. Ten eerste is de internationale rechtsorde in het geding. Ten tweede is de economische veiligheid in het geding. Piraterij raakt het Nederlandse bedrijfsleven omdat schepen het risico lopen gekaapt te worden. Piraterij bedreigt ook het vrije goederenvervoer van en naar Nederlandse havens. Ten derde zien reders zich geconfronteerd met kosten van beschermingsmaatregelen tegen piraterij en van verhoogde verzekeringspremies. Prijsstijgingen van goederen voor de consument zijn daarvan het gevolg.
Om deze reden levert de Nederlandse overheid met een geïntegreerde aanpak een bijdrage aan de bestrijding van piraterij in het risicogebied nabij Somalië. Sinds 2009 wordt een bijdrage geleverd aan militaire antipiraterijmissies van de Navo, de EU en de Combined Maritime Forces. Voorafgaand aan de Navo en EU-operaties heeft Nederland reeds schepen geleverd voor de bescherming van World Food Program-schepen. Vanaf 2011 worden VPD’s ingezet ter bescherming van Koninkrijksgevlagde koopvaardijschepen. In aanvulling op de bestrijding van piraterij op zee, dient ook de voedingsbodem voor piraterij op land te worden weggenomen. Het aanpakken van de oorzaken op land is op lange termijn uiteraard de meest effectieve vorm van piraterijbestrijding. Nederland draagt daarom bilateraal en in multilateraal verband (EU, Afrikaanse Unie (AU) en VN) bij aan het bevorderen van de stabiliteit en rechtsorde in Somalië.
Voor een indicatie van de directe uitgaven die de overheid maakt in het kader van deze geïntegreerde aanpak, is het jaar 2012 als ijkpunt gekozen *1. De bijlage bij deze brief bevat een gespecificeerd overzicht van deze uitgaven. Hieronder is een nadere toelichting opgenomen.
Uitgaven begroting van Defensie
Vanuit de defensiebegroting is in 2012 voor EUR 34,5 miljoen aan additionele (directe) uitgaven voor de bestrijding van piraterij gefinancierd. Nederland heeft in 2012 de volgende bijdragen geleverd aan de Navo-operatie Ocean Shield. Van februari tot april en van oktober tot november is hiervoor een onderzeeboot ingezet. Van juni tot augustus is het fregat Hr. Ms. Evertsen ingezet en van augustus tot medio december het amfibisch transportschip Hr. Ms. Rotterdam. In deze periode heeft Nederland ook een groot deel van de staf geleverd voor Ocean Shield, onder leiding van Commandeur Bekkering. Van april tot en met mei heeft Nederland een bijdrage geleverd aan de EU-operatie Atalanta met het fregat Hr. Ms. Amstel en de inzet van een Autonomous Vessel Protection Detachement (AVPD) aan boord van een WFP-schip. Daarnaast heeft Defensie twee stafofficieren geleverd aan het hoofdkwartier van de Combined Maritime Forces in Bahrein. Nationaal heeft Defensie 32 keer een VPD ingezet ter bescherming van een koopvaardijschip varend onder Koninkrijksvlag.
Uitgaven begroting van Buitenlandse Zaken
Vanuit de begroting van Buitenlandse Zaken is in 2012 voor EUR 2,37 miljoen aan directe uitgaven voor de bestrijding van piraterij gefinancierd. Via het United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) heeft Nederland bijgedragen aan capaciteitsopbouw in de regio ten behoeve van piraterijbestrijding. De Nederlandse bijdrage is besteed aan de opbouw van detentie- en berechtingscapaciteit op de Seychellen en aan de opbouw van detentiecapaciteit in Somaliland. Ook heeft Nederland in 2012 voor een periode van drie maanden een aantal civiele experts via UNODC op de Seychellen gefinancierd. Daarnaast heeft Nederland in de EU-operatie Atalanta een functionaris van Buitenlandse Zaken ingezet als politiek adviseur.
Naast deze directe bijdrage aan piraterijbestrijding zijn in 2012 vanuit de begroting van Buitenlandse Zaken ook bijdragen aan de stabiliteit in Somalië gefinancierd. Zo heeft Nederland een personele (enkele trainers) en financiële bijdrage geleverd aan het African Contingency Operations Training and Assistance (ACOTA) programma. Dit trainingsprogramma van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken bevordert de capaciteit van Afrikaanse vredestroepen die worden ingezet in de missie van de Afrikaanse Unie in Somalië (AMISOM) ten behoeve van bevordering van stabiliteit in Somalië. Nederland levert via de EU African Peace Facility en via het United Nations Support Office for AMISOM (UNSOA) bovendien een financiële bijdrage aan AMISOM.*2 Wat de overige uitgaven in Somalië betreft, heeft Nederland met behulp van ontwikkelingssamenwerking bijgedragen aan capaciteitsopbouw in Somalië om zo de grondoorzaken van piraterij te bestrijden. Om de humanitaire situatie in Somalië te verbeteren heeft Nederland in 2012 ook een noodhulpverzoek van de VN financieel gesteund en heeft het een bijdrage geleverd aan de opvang van Somalische vluchtelingen in Kenia.
In totaal heeft Nederland in 2012 EUR 36,87 miljoen aan directe (programma) uitgaven ingezet voor de bestrijding van piraterij in het risicogebied nabij Somalië. Naast deze directe uitgaven zijn er bij verschillende overheidsinstanties kosten gemaakt die onderdeel zijn van de reguliere bedrijfsvoering en niet worden geoormerkt als piraterijbestrijding. Dit zijn bijvoorbeeld de salarissen van het betrokken personeel van de departementen, de kosten voor deelneming aan internationaal overleg over piraterij in bijvoorbeeld de Contact Group on Piracy off the Coast of Somalia (CGPCS) en de International Maritime Organization (IMO) en de proces- en detentiekosten voor verdachten van piraterij. Deze kosten worden niet als zodanig geadministreerd.
Uitgaven reders
De kosten voor reders ter bescherming tegen piraterij bestaan onder meer uit het aanbrengen van beschermingsmaatregelen op schepen, het inwinnen van beveiligingsadvies, verhoogde verzekeringspremies en extra brandstofverbruik door harder varen of het varen van alternatieve routes. De overheid heeft geen inzicht in de extra kosten die hiermee gemoeid zijn voor Nederlandse reders. Een uitvraag naar deze kosten via de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR), heeft slechts enkele reacties opgeleverd.
Wel zijn er internationale studies naar de wereldwijde kosten van piraterijbestrijding, waaronder die van de maritieme sector. Het recente rapport van de non-gouvernementele organisatie (NGO) Oceans Beyond Piracy *3 becijfert de uitgaven voor de wereldwijde bestrijding van piraterij op € 6 miljard in 2012. Hierbij hanteert deze organisatie de volgende verdeling; 29 procent zijn kosten van beschermingsmiddelen en het inwinnen van beveiligingsadvies door de sector, 27 procent zijn meerkosten van sneller varen, 19 procent van de kosten komen voort uit de militaire maritieme operaties van Navo, EU, CMF en individuele landen, 10 procent van de kosten zijn verhoogde verzekeringspremies, 8 procent van de kosten zijn risicotoelagen voor maritiem personeel, 5 procent van de kosten zijn voor het omvaren door schepen, 1 procent zijn de kosten van losgeld en minder dan 2 procent zijn zowel de kosten van opsporing, vervolging en detentie van verdachten van piraterij als de kosten van organisaties die piraterij proberen te bestrijden, zoals VN-organisaties en NGO’s. De Wereld Bank *4 becijfert dat piraterij de wereldeconomie jaarlijks € 18 miljard kost. Dit bedrag behelst naast de uitgaven die overheden en bedrijven maken voor de bestrijding van en bescherming tegen piraterij, ook de kosten voor het economisch verlies voor de wereldeconomie.
Ten slotte
Piraterij vormt een bedreiging voor de internationale rechtsorde en de veiligheid van Nederlandse schepen is in het geding. De kosten die piraterij met zich meebrengt zijn bovendien hoog. Nederland heeft daarom een belang bij de bestrijding van piraterij in het risicogebied nabij Somalië. Daarom levert de Nederlandse overheid door middel van een geïntegreerde aanpak een bijdrage aan de bestrijding van de symptomen op zee en de oorzaken op het vaste land van Somalië.
MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert
Bijlage 1. Gespecificeerd overzicht van de directe (programma) uitgaven aan piraterijbestrijding.
Realisatie 2012 (in miljoen euro)
Begroting van Defensie
Ocean Shield 21,2
Atalanta 6,2
Combined Maritime Forces 0,3
Inzet VPD 2,6
VPD materieelspakketten 4,2
Begroting van Buitenlandse Zaken
Opbouw berechtingscapaciteit Seychellen via UNODC 0,8
Opbouw detentiecapaciteit Somaliland (Berechtingscapaciteit) 1,5
Detachering experts Seychellen 0,07
*1 Voor activiteiten die sinds 2012 zijn opgestart verwijzen wij naar de Kamerbrieven 21.501-28, nr. 89 over verlenging NLse deelname anti-piraterijmissies, KB 32706-40 over Nlse deelname EUCAP Nestor
en KB 29521 -205 over Nlse deelname aan EUTM Somalië.
*2 De NLse bijdrage aan AMISOM is indirect en loopt via de NLse bijdrage aan verdragscontributie (VN) en Nlse bijdrage aan het Europees Ontwikkelingsfonds (EU).
*3 Oceans Beyond Piracy. “The Economic Cost of Somali Piracy 2012”.
*4 Wereldbank. “The pirates of Somalia: ending the threat rebuilding a nation”.
(ministerie van Defensie, 8 mei 2013)
zaterdag 4 mei 2013
Dodenherdenking: toespraak Peter van Uhm
Op 4 mei 2013 hield generaal b.d. Peter van Uhm een toespraak tijdens de herdenkingsplechtigheid bij het Nationaal Monument op de Dam.
Saamhorigheid
In de Tweede Wereldoorlog vocht mijn vader aan de oevers van de Waal.
In die oorlog, waar mensen mensen doodden, zag mijn vader het duister.
Mensen werden opgepakt. Vervolgd. Omdat ze geen ‘wij’ waren, maar ‘zij’.
Mensen werden vermoord. Uitgeroeid. Louter om wie ze waren.
Mensen kwamen in verzet, bestreden de onmenselijkheid.
Zij moesten hun moed met de dood bekopen.
Wij gedenken hen allen met het diepste respect.
Al jong kende ik hun geschiedenis.
Door de verhalen van mijn vader.
Door de verhalen van de geallieerden die vochten voor ons, een ander volk, in een ander land.
Het maakte diepe indruk.
Op 16-jarige leeftijd keek ik om mij heen.
De Tweede Wereldoorlog was over.
Maar voor veel overlevenden ging de oorlog door.
Velen voelen nog iedere dag het duister.
Ik besefte: de strijd voor rechtvaardigheid is nooit over.
De strijd voor vrijheid begint elke dag opnieuw.
In jezelf.
En in de samenleving.
Ik vroeg mijzelf: ‘‘Peter, miljoenen mensen is ’n keuze ontnomen.
Jij hebt wel een keuze.
Wat ga jij doen met je leven?
Wat ga jij doen om de wereld beter te maken?’’
Ik besloot te dienen.
Omdat ik geloof dat in dienen de sleutel ligt.
Wie dient, denkt niet alleen in ‘ik’.
Wie dient, denkt niet alleen in ‘zij’. Wie dient, denkt ook in ‘wij’.
Daar begint de overwinning op het onrecht. Want vrijheid, gelijkheid en rechtvaardigheid, een betere wereld, die maak je samen.
Ook mijn zoon besloot te dienen.
Wat was ik trots.
Hij sneuvelde.
Voor een ander volk.
In een ander land.
Vijf jaar en zestien dagen geleden.
Het waren duistere dagen.
Wat heb je aan idealen, wat heb je aan die betere wereld morgen, als je er vandaag je zoon aan verliest?
Dat zijn de vragen die ook ik mijzelf stelde.
Twee weken na zijn dood stond ik hier op De Dam. Het was 4 mei 2008. Een moeilijk, confronterend moment.
Maar ook een bewuste keuze.
Dit monument, gewijd aan de nagedachtenis van alle Nederlandse oorlogsslachtoffers, maar ook de saamhorigheid hier op De Dam en in het land, het hielp mij.
4 Mei hielp mij koers te houden in die duistere dagen waarin dienen zo’n pijn deed.
Ik hoop dat 4 mei ons allen helpt koers te houden. Niet alleen vandaag. Maar ook de driehonderd-vier-en-zestig dagen erna.
Ik hoop dat de nagedachtenis en saamhorigheid van 4 mei ons helpt om in tijden van ‘ik’, het ‘wij’ terug te vinden. Want niet vanuit het ‘ik’ en het ‘zij’, maar vanuit het ‘wij’, ontstaan de goede dingen.
Dat heeft de geschiedenis ons geleerd.
Dat moeten wij blijven herdenken.
Dat moeten wij blijven afspreken.
Met onszelf. En met elkaar.
(toespraak Peter van Uhm, NOS)
Saamhorigheid
In de Tweede Wereldoorlog vocht mijn vader aan de oevers van de Waal.
In die oorlog, waar mensen mensen doodden, zag mijn vader het duister.
Mensen werden opgepakt. Vervolgd. Omdat ze geen ‘wij’ waren, maar ‘zij’.
Mensen werden vermoord. Uitgeroeid. Louter om wie ze waren.
Mensen kwamen in verzet, bestreden de onmenselijkheid.
Zij moesten hun moed met de dood bekopen.
Wij gedenken hen allen met het diepste respect.
Al jong kende ik hun geschiedenis.
Door de verhalen van mijn vader.
Door de verhalen van de geallieerden die vochten voor ons, een ander volk, in een ander land.
Het maakte diepe indruk.
Op 16-jarige leeftijd keek ik om mij heen.
De Tweede Wereldoorlog was over.
Maar voor veel overlevenden ging de oorlog door.
Velen voelen nog iedere dag het duister.
Ik besefte: de strijd voor rechtvaardigheid is nooit over.
De strijd voor vrijheid begint elke dag opnieuw.
In jezelf.
En in de samenleving.
Ik vroeg mijzelf: ‘‘Peter, miljoenen mensen is ’n keuze ontnomen.
Jij hebt wel een keuze.
Wat ga jij doen met je leven?
Wat ga jij doen om de wereld beter te maken?’’
Ik besloot te dienen.
Omdat ik geloof dat in dienen de sleutel ligt.
Wie dient, denkt niet alleen in ‘ik’.
Wie dient, denkt niet alleen in ‘zij’. Wie dient, denkt ook in ‘wij’.
Daar begint de overwinning op het onrecht. Want vrijheid, gelijkheid en rechtvaardigheid, een betere wereld, die maak je samen.
Ook mijn zoon besloot te dienen.
Wat was ik trots.
Hij sneuvelde.
Voor een ander volk.
In een ander land.
Vijf jaar en zestien dagen geleden.
Het waren duistere dagen.
Wat heb je aan idealen, wat heb je aan die betere wereld morgen, als je er vandaag je zoon aan verliest?
Dat zijn de vragen die ook ik mijzelf stelde.
Twee weken na zijn dood stond ik hier op De Dam. Het was 4 mei 2008. Een moeilijk, confronterend moment.
Maar ook een bewuste keuze.
Dit monument, gewijd aan de nagedachtenis van alle Nederlandse oorlogsslachtoffers, maar ook de saamhorigheid hier op De Dam en in het land, het hielp mij.
4 Mei hielp mij koers te houden in die duistere dagen waarin dienen zo’n pijn deed.
Ik hoop dat 4 mei ons allen helpt koers te houden. Niet alleen vandaag. Maar ook de driehonderd-vier-en-zestig dagen erna.
Ik hoop dat de nagedachtenis en saamhorigheid van 4 mei ons helpt om in tijden van ‘ik’, het ‘wij’ terug te vinden. Want niet vanuit het ‘ik’ en het ‘zij’, maar vanuit het ‘wij’, ontstaan de goede dingen.
Dat heeft de geschiedenis ons geleerd.
Dat moeten wij blijven herdenken.
Dat moeten wij blijven afspreken.
Met onszelf. En met elkaar.
(toespraak Peter van Uhm, NOS)
woensdag 1 mei 2013
Minister Hennis-Plasschaert: Koning en krijgsmacht
Sinds 1890 heeft ons land weer een Koning. Op 30 april, om 10.07 uur tekende Koningin Beatrix de Akte van Abdicatie. Daarmee werd zij prinses en staat Koning Willem-Alexander, bijgestaan door Koningin Máxima, aan het hoofd van het Koninklijk Huis.
Na Prinses Beatrix mochten 31 getuigen hun handtekening onder de akte zetten. Als rijksminister van Defensie was ik een van die getuigen. Een bijzondere eer. De banden tussen de Oranjes en de krijgsmacht gaan terug tot de Tachtigjarige Oorlog. Onze onafhankelijkheidsstrijd werd militair aangevoerd door de Oranjefamilie, met Willem van Oranje, onze Vader des Vaderlands, voorop. De ceremoniële rol van Defensie bij de troonswisseling symboliseert de hechte verbondenheid van de Nederlandse krijgsmacht met het Koninklijk Huis en de militaire trouw en loyaliteit aan het Nederlandse volk.
Rond 9 uur begon de dag van de Troonswisseling met 101 saluutschoten vanaf het luchtverdedigings- en commandofregat Harer Majesteits Evertsen, die de aanwezigheid van Koningin Beatrix in de hoofdstad onderstreepten. Als Zijner Majesteit meerde het schip af. Mooie traditie, net als alle eenheden die een ceremoniële groet brachten, de salvo's van de Gele Rijders, de militaire kapellen die op de Dam het Wilhelmus speelden, de Koninklijke Marechaussee die zorgde voor erewachten, de operationele commandanten met hun vaandels, de Commandant der Strijdkrachten met het Rijkszwaard, de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht met de Rijksstandaard en de bijzonder indrukwekkende afsluiting van de dag door de F-16's van de Koninklijke Luchtmacht. Iets om trots op te zijn.
Achter de schermen van deze historische dag was Defensie ook actief. We leverden een belangrijke bijdrage aan de veiligheid in de stad, op en in het water en in de lucht. Een indrukwekkend visitekaartje.
Onze samenleving heeft baat bij gedeelde symbolen en samenbindende krachten. Het zijn wat de Britse zakenman en journalist Walter Bagehot in 1867 de “dignified parts of the constitution” noemde. Voor een vrij en welvarend Nederland is de constitutionele monarchie zonder meer een goede staatsvorm. Defensie vervult daarin een noodzakelijk rol.
Naast ceremoniële taken hebben koning en krijgsmacht een samenbindende rol. De koning staat boven de partijen en vertegenwoordigt de gehele natie. Defensie dient de belangen van onze natie. "Onze kracht ligt niet in afzondering, maar in samenwerking, stelde Koning Willem-Alexander in de Nieuwe Kerk. "Tal van opgaven zijn alleen in internationaal verband op te lossen". Die opdracht heeft de krijgsmacht ook. Net als ons Koninklijk Huis komt de krijgsmacht op voor de belangen van alle inwoners van ons Koninkrijk.
Ik ben ervan overtuigd dat de wens die Koningin Beatrix in haar Dagorder van 30 april uitsprak, met verve wordt vervuld. De krijgsmacht zal namens en voor ons allen haar taken vervullen door blijvend op te komen voor vrede en recht.
Jeanine Hennis-Plasschaert
Minister van Defensie
1 mei 2013
Na Prinses Beatrix mochten 31 getuigen hun handtekening onder de akte zetten. Als rijksminister van Defensie was ik een van die getuigen. Een bijzondere eer. De banden tussen de Oranjes en de krijgsmacht gaan terug tot de Tachtigjarige Oorlog. Onze onafhankelijkheidsstrijd werd militair aangevoerd door de Oranjefamilie, met Willem van Oranje, onze Vader des Vaderlands, voorop. De ceremoniële rol van Defensie bij de troonswisseling symboliseert de hechte verbondenheid van de Nederlandse krijgsmacht met het Koninklijk Huis en de militaire trouw en loyaliteit aan het Nederlandse volk.
Rond 9 uur begon de dag van de Troonswisseling met 101 saluutschoten vanaf het luchtverdedigings- en commandofregat Harer Majesteits Evertsen, die de aanwezigheid van Koningin Beatrix in de hoofdstad onderstreepten. Als Zijner Majesteit meerde het schip af. Mooie traditie, net als alle eenheden die een ceremoniële groet brachten, de salvo's van de Gele Rijders, de militaire kapellen die op de Dam het Wilhelmus speelden, de Koninklijke Marechaussee die zorgde voor erewachten, de operationele commandanten met hun vaandels, de Commandant der Strijdkrachten met het Rijkszwaard, de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht met de Rijksstandaard en de bijzonder indrukwekkende afsluiting van de dag door de F-16's van de Koninklijke Luchtmacht. Iets om trots op te zijn.
Achter de schermen van deze historische dag was Defensie ook actief. We leverden een belangrijke bijdrage aan de veiligheid in de stad, op en in het water en in de lucht. Een indrukwekkend visitekaartje.
Onze samenleving heeft baat bij gedeelde symbolen en samenbindende krachten. Het zijn wat de Britse zakenman en journalist Walter Bagehot in 1867 de “dignified parts of the constitution” noemde. Voor een vrij en welvarend Nederland is de constitutionele monarchie zonder meer een goede staatsvorm. Defensie vervult daarin een noodzakelijk rol.
Naast ceremoniële taken hebben koning en krijgsmacht een samenbindende rol. De koning staat boven de partijen en vertegenwoordigt de gehele natie. Defensie dient de belangen van onze natie. "Onze kracht ligt niet in afzondering, maar in samenwerking, stelde Koning Willem-Alexander in de Nieuwe Kerk. "Tal van opgaven zijn alleen in internationaal verband op te lossen". Die opdracht heeft de krijgsmacht ook. Net als ons Koninklijk Huis komt de krijgsmacht op voor de belangen van alle inwoners van ons Koninkrijk.
Ik ben ervan overtuigd dat de wens die Koningin Beatrix in haar Dagorder van 30 april uitsprak, met verve wordt vervuld. De krijgsmacht zal namens en voor ons allen haar taken vervullen door blijvend op te komen voor vrede en recht.
Jeanine Hennis-Plasschaert
Minister van Defensie
1 mei 2013