maandag 25 maart 2013

Minister van Defensie verantwoordelijk voor schade “Dutchbatter”

De Centrale Raad van Beroep bepaalt in het hoger beroep van een Dutchbat III militair in een tussenuitspraak van 25 maart 2013 dat de Minister van Defensie verantwoordelijk is voor de schade die de “Dutchbatter” door PTSS lijdt. De minister is daarvoor verantwoordelijk omdat hij onvoldoende maatregelen heeft genomen om blijvende PTSS bij de “Dutchbatter” te voorkomen. De minister moet binnen drie maanden na 25 maart 2013 over vergoeding van de schade een besluit nemen.

De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het burgerlijke en militaire ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.

In zijn tussenuitspraak van 25 maart 2013 bepaalt de Centrale Raad van Beroep - evenals de rechtbank ’s-Gravenhage eerder deed - dat de Minister van Defensie in deze zaak niet voldeed aan de op hem als werkgever rustende zorgplicht. Daarom is de minister ook volgens de Centrale Raad van Beroep verantwoordelijk voor door de militair (“Dutchbatter”) geleden schade. De Centrale Raad van Beroep vindt dat de Minister van Defensie bij beëindiging van de missie in Zagreb en daarna niet genoeg nazorg aanbood. Daardoor kreeg de PTSS bij de militair een blijvend karakter. De Minister van Defensie moet binnen drie maanden een nieuw besluit nemen. De Centrale Raad van Beroep zal nadat de minister dat nieuwe besluit heeft genomen daarover een oordeel geven en einduitspraak doen.

De Centrale Raad van Beroep is het niet met de rechtbank, maar wel met de Minister van Defensie eens dat bij de feitelijke uitvoering van de missie Dutchbat III de zorgplicht voldoende was. De Centrale Raad van Beroep wijst er daarbij op dat

- de militair voldoende opgeleid en getraind was om een militaire missie uit te voeren;
- niet is gebleken dat het materieel in het begin van Dutchbat III niet voldeed aan de noodzakelijke technische eisen;
- de minister niet verantwoordelijk is voor de oorlogsomstandigheden ter plaatse.

De Centrale Raad van Beroep is ook van oordeel dat de zorgplicht niet mag worden beoordeeld aan de hand van onder oorlogsomstandigheden genomen operationele beslissingen. De aard van het militaire bedrijf verzet zich daartegen (zie ook LJN AN8521).

Het gaat in deze zaak om een Dutchbat militair die in 1995 is uitgezonden als lid van Dutchbat III. Hij was aanwezig bij de val van Srebrenica. Op 11 juli 1995 is vlak bij de “Dutchbatter” een mortiergranaat ingeslagen. Dit leidde bij de “Dutchbatter” tot psychische klachten. De mortierinslag is volgens de minister een dienstongeval. De militair krijgt in verband met de gevolgen van dat dienstongeval een uitkering. Daarbij is aangenomen dat de mortierinslag bij de militair leidde tot een acute stressstoornis. Die stoornis heeft zich door de verdere schokkende gebeurtenissen ontwikkeld tot een PTSS.

Militair Dutchbat-III
In 2000 verzocht de “Dutchbatter” de Minister van Defensie om vergoeding van alle door hem door de uitzending naar Srebrenica geleden schade door die PTSS. De militair vond dat hij daar recht op had omdat de minister als werkgever zijn zorgplicht niet na kwam. De minister vond dat hij niet verantwoordelijk was en wees de gevraagde schadevergoeding af. De rechtbank heeft dat besluit vernietigd (LJN AU6006) en de minister opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. De Centrale Raad van Beroep volgt de rechtbank daarin en beslist in zijn tussenuitspraak dat de minister verantwoordelijk is voor de schade van de “Dutchbatter”. De Minister van Defensie moet inderdaad een nieuw besluit nemen, waarbij de Centrale Raad van Beroep ervan uit gaat dat de militair zijn schade binnen een maand onderbouwt. De Centrale Raad van Beroep zal dat nieuwe besluit op een later moment beoordelen en einduitspraak doen.

Utrecht, 25 maart 2013.
----------------------------------------------------------------------------------------
Centrale Raad van Beroep, uitspraakdatum 25 maart 2013
Zaaknummers: 05/6963 AW, 05/7103 AW en 12/953 AW, LJN BZ1164

De genoemde uitspraak van de rechtbank is:
Rechtbank 's-Gravenhage, 1 november 2005
Zaaknummers 10/819, LJN AU6006

(Centrale Raad van Beroep, 25 maart 2013)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten