Defensie
Het vertrouwen van krijgsmachtpersoneel in werkgever Defensie is bedroevend laag. Burgerpersoneel en militairen hebben weinig geloof in de toekomst en zijn minder gemotiveerd dan een paar jaar geleden, zo blijkt uit onderzoek van het ministerie.
Geen wonder! Onze krijgsmacht wordt door de politiek als een melkkoe gebruikt om gaten in de schatkist te dichten en onvoldoende beschouwd als een onmisbare organisatie voor de verdediging van onze landsbelangen, zowel aan de eigen grens als in het buitenland, zoals in Afghanistan. Defensie maakt zich inmiddels op voor een zoveelste reorganisatie, waarbij twaalfduizend arbeidsplaatsen komen te vervallen en zesduizend mensen moeten vrezen voor gedwongen ontslag. Het mag niet verbazen dat veel jongeren kiezen voor een carrière elders.
Het dramatische moraal van krijgsmachtpersoneel is ook een motie van wantrouwen aan de eigen defensietop. Dat geldt in het bijzonder voor VVD-minister Hennis-Plasschaert, de derde minister van Defensie in evenzovele jaren. Hennis kan bij fotomomenten leuk lachen in de camera, keuvelt er vrolijk op los in tv-programma’s als Linda’s Zomerweek en weet zich met flink wat voorleeswerk prima staande te houden in de Kamer. Maar ze heeft weinig laten zien wat écht het vertrouwen van haar mensen waard is. Die zien vooral een politica die weer de ene na de andere bezuinigingsopdracht op het bordje krijgt. En de opdracht braaf uitvoert.
(De Telegraaf, 28 juli 2013)
zondag 28 juli 2013
vrijdag 19 juli 2013
CDS: Nederland geeft nog maar 1% bbp uit aan Defensie
Nederland geeft nog maar 1% van het bruto binnenlands product uit aan defensie. Dat heeft de Commandant der Strijdkrachten, generaal Tom Middendorp, gezegd in een vraaggesprek met BNR. Eerdere percentages bedroegen 1,4 en 1,2. Volgens generaal Middendorp dreigt de samenwerking met andere partners binnen de NAVO in het gedrang te komen. De leden van het bondgenootschap hebben zich formeel verplicht om 2% bbp aan defensie te besteden.
Voor wat betreft de toekomst van defensie zei de CDS niet te willen tornen aan de kwaliteit van de krijgsmacht. Dat betekent automatisch dat hij voor een kwantitatieve vermindering moet pleiten. Na de zomer presenteert minister Jeanine Hennis-Plasschaert de Toekomstvisie van het kabinet op Defensie. De meeste aandacht in de publiciteit gaat tot nu toe uit naar een opvolger voor de F-16 jachtbommenwerper. Volgens de CDS is de keuze voor de F-35 (JSF) "geen gelopen race". Maar ook in dit verband benadrukte hij de noodzaak om te kiezen voor kwaliteit.
Klik hier voor het interview van BNR met generaal Middendorp en een begeleidend artikel.
(HdV, 19 juli 2013)
Voor wat betreft de toekomst van defensie zei de CDS niet te willen tornen aan de kwaliteit van de krijgsmacht. Dat betekent automatisch dat hij voor een kwantitatieve vermindering moet pleiten. Na de zomer presenteert minister Jeanine Hennis-Plasschaert de Toekomstvisie van het kabinet op Defensie. De meeste aandacht in de publiciteit gaat tot nu toe uit naar een opvolger voor de F-16 jachtbommenwerper. Volgens de CDS is de keuze voor de F-35 (JSF) "geen gelopen race". Maar ook in dit verband benadrukte hij de noodzaak om te kiezen voor kwaliteit.
Klik hier voor het interview van BNR met generaal Middendorp en een begeleidend artikel.
(HdV, 19 juli 2013)
woensdag 17 juli 2013
'Steun Defensie toch zoals Denemarken dat altijd doet'
Kees Homan*
Is de Nederlandse krijgsmacht populair? De recente Veteranendag, met een overvol Malieveld, doet vermoeden van wel. Maar het vertrouwen van de Nederlandse bevolking in de krijgsmacht mag dan groot zijn, er is weinig geld voor Defensie en weinig steun voor militaire missies.
Volgens de Pruisische generaal en militair theoreticus Claus von Clausewitz dient de drie-eenheid politiek, krijgsmacht en bevolking onlosmakelijk met elkaar verbonden te zijn. Maar vooral de pijler bevolking is aan erosie onderhevig.
Op een seminar in Den Haag spraken deskundigen uit Canada, Denemarken, Duitsland en Nederland onlangs over de publieke steun voor de strijdkrachten in hun land. In Canada, Duitsland en Nederland bleek de bevolking terughoudend over gevechtsoperaties. In Denemarken niet, betoogde Peter Viggo Jakobsen. De vooronderstelling dat Nederland en Denemarken eenzelfde strategische cultuur kennen, is dus onjuist.
In Denemarken heerst de overtuiging dat Deense strijdkrachten, door deel te nemen aan internationale operaties, Deens grondgebied verdedigen. De meerderheid beschouwt geweld als legitiem gereedschap van staatsmanschap. Wel zijn er voorwaarden: een VN/NAVO mandaat, uitvoering met belangrijke bondgenoten, brede parlementaire steun, een civiel-militaire strategie tot duurzame vrede en geen schending van het internationaal recht.
Defensie in Denemarken geniet steun van alle potentiële regeringspartijen, alle grote nieuwsmedia, van vrijwel alle buitenland- en veiligheidsexperts en van de soldaten en hun verwanten. En dat terwijl, gemeten naar bevolkingsomvang, in Afghanistan de meeste slachtoffers onder Deense militairen vielen. Jakobsen meent dat de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk gevechtssteun aan Denemarken zullen blijven vragen, sinds weinig andere landen hiertoe bereid zijn.
In Nederland liggen de opvattingen anders, aldus hoogleraar militair maatschappelijke studies Jan van der Meulen. In het laatste onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau staan militaire missies aan de top van bezuinigingen. Van de deelnemers aan het onderzoek wil 59 procent minder geld besteden aan militaire missies; vindt 30 procent dat het gelijk moet blijven en wil slechts 5 procent meer geld aan Defensie besteden. De deelnemers vinden wel dat er (veel) meer geld moet gaan naar banen (87 procent), onderwijs (75 procent) en zorg (70 procent).
Volgens een onderzoek van de Atlantische Commissie is de steun voor het lidmaatschap van de NAVO sinds 2011 gedaald. Verontrustend. En hoewel 51 procent van de Nederlanders de indruk heeft dat de strijdkrachten door de bezuinigingen zijn verzwakt, maakt het volgens 35 procent niets uit.
Inmiddels heeft - na 1 miljard aan bezuinigingen onder het vorige kabinet – minister Hennis (VVD) in haar Hoofdlijnennotitie nieuwe kortingen van 300 miljoen euro aangekondigd. Eerder meldde de Internationale Veiligheidsstrategie van Nederland nog ambitieus dat de Nederlandse krijgsmacht ook in de toekomst aan ‘verschillende soorten interventies’ moet kunnen bijdragen.
De krijgsmacht beschikt niet over een eigen achterban, zoals Economische Zaken en Landbouw. Kamerleden staan niet te dringen om een Defensieportefeuille.
Zichtbaarheid in nationale taken is een nieuwe aanbeveling. Toenmalig minister Hillen durfde vorig jaar in Nieuwspoort zelfs te zeggen dat we maar met meer troepen door de Nederlandse straten moeten paraderen. Maar door de nadruk op nationale taken te leggen, dreigt de kerntaak van de krijgsmacht, het uitoefenen van gecontroleerd geweld, te verwateren. Ook moeten risicovolle missies niet worden voorzien van politiek acceptabele etiketten als ‘wederopbouwmissie’ of ‘civiele missie’.
Kortom, het Eindrapport Verkenningen (2010), dat in een bureaula belandde, is nog steeds actueel. Al slaagt Defensie er onvoldoende in het belang van de krijgsmacht voor het voetlicht te brengen. „De Nederlandse defensie-inspanning lijkt hierdoor in de ogen van velen meer een kwestie van willekeurige keuze dan van noodzaak”. Het is aan de politiek om deze vicieuze cirkel eindelijk eens te doorbreken.
*Generaal-majoor der mariniers b.d. Kees Homan is verbonden aan het Instituut Clingendael
(Clingendael, 17 juli 2013)
(Dit artikel is op 15 juli ook verschenen op de Opiniepagina van NRC Handelsblad)
Is de Nederlandse krijgsmacht populair? De recente Veteranendag, met een overvol Malieveld, doet vermoeden van wel. Maar het vertrouwen van de Nederlandse bevolking in de krijgsmacht mag dan groot zijn, er is weinig geld voor Defensie en weinig steun voor militaire missies.
Kees Homan. Foto: Clingendael |
Op een seminar in Den Haag spraken deskundigen uit Canada, Denemarken, Duitsland en Nederland onlangs over de publieke steun voor de strijdkrachten in hun land. In Canada, Duitsland en Nederland bleek de bevolking terughoudend over gevechtsoperaties. In Denemarken niet, betoogde Peter Viggo Jakobsen. De vooronderstelling dat Nederland en Denemarken eenzelfde strategische cultuur kennen, is dus onjuist.
In Denemarken heerst de overtuiging dat Deense strijdkrachten, door deel te nemen aan internationale operaties, Deens grondgebied verdedigen. De meerderheid beschouwt geweld als legitiem gereedschap van staatsmanschap. Wel zijn er voorwaarden: een VN/NAVO mandaat, uitvoering met belangrijke bondgenoten, brede parlementaire steun, een civiel-militaire strategie tot duurzame vrede en geen schending van het internationaal recht.
Defensie in Denemarken geniet steun van alle potentiële regeringspartijen, alle grote nieuwsmedia, van vrijwel alle buitenland- en veiligheidsexperts en van de soldaten en hun verwanten. En dat terwijl, gemeten naar bevolkingsomvang, in Afghanistan de meeste slachtoffers onder Deense militairen vielen. Jakobsen meent dat de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk gevechtssteun aan Denemarken zullen blijven vragen, sinds weinig andere landen hiertoe bereid zijn.
In Nederland liggen de opvattingen anders, aldus hoogleraar militair maatschappelijke studies Jan van der Meulen. In het laatste onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau staan militaire missies aan de top van bezuinigingen. Van de deelnemers aan het onderzoek wil 59 procent minder geld besteden aan militaire missies; vindt 30 procent dat het gelijk moet blijven en wil slechts 5 procent meer geld aan Defensie besteden. De deelnemers vinden wel dat er (veel) meer geld moet gaan naar banen (87 procent), onderwijs (75 procent) en zorg (70 procent).
Volgens een onderzoek van de Atlantische Commissie is de steun voor het lidmaatschap van de NAVO sinds 2011 gedaald. Verontrustend. En hoewel 51 procent van de Nederlanders de indruk heeft dat de strijdkrachten door de bezuinigingen zijn verzwakt, maakt het volgens 35 procent niets uit.
Inmiddels heeft - na 1 miljard aan bezuinigingen onder het vorige kabinet – minister Hennis (VVD) in haar Hoofdlijnennotitie nieuwe kortingen van 300 miljoen euro aangekondigd. Eerder meldde de Internationale Veiligheidsstrategie van Nederland nog ambitieus dat de Nederlandse krijgsmacht ook in de toekomst aan ‘verschillende soorten interventies’ moet kunnen bijdragen.
De krijgsmacht beschikt niet over een eigen achterban, zoals Economische Zaken en Landbouw. Kamerleden staan niet te dringen om een Defensieportefeuille.
Zichtbaarheid in nationale taken is een nieuwe aanbeveling. Toenmalig minister Hillen durfde vorig jaar in Nieuwspoort zelfs te zeggen dat we maar met meer troepen door de Nederlandse straten moeten paraderen. Maar door de nadruk op nationale taken te leggen, dreigt de kerntaak van de krijgsmacht, het uitoefenen van gecontroleerd geweld, te verwateren. Ook moeten risicovolle missies niet worden voorzien van politiek acceptabele etiketten als ‘wederopbouwmissie’ of ‘civiele missie’.
Kortom, het Eindrapport Verkenningen (2010), dat in een bureaula belandde, is nog steeds actueel. Al slaagt Defensie er onvoldoende in het belang van de krijgsmacht voor het voetlicht te brengen. „De Nederlandse defensie-inspanning lijkt hierdoor in de ogen van velen meer een kwestie van willekeurige keuze dan van noodzaak”. Het is aan de politiek om deze vicieuze cirkel eindelijk eens te doorbreken.
*Generaal-majoor der mariniers b.d. Kees Homan is verbonden aan het Instituut Clingendael
(Clingendael, 17 juli 2013)
(Dit artikel is op 15 juli ook verschenen op de Opiniepagina van NRC Handelsblad)
Zr.Ms. Rotterdam naar West-Afrika
Marine wordt nu ook aan andere zijde van het continent actief
Arie Booy
a.booy@hdcmedia.nl
Den Helder – Er wordt al geruime tijd stilletjes achter de schermen aan gewerkt, maar dit najaar gaat het daadwerkelijk gebeuren. De marine stuurt Zr.Ms. Rotterdam op missie naar West-Afrika. Oorlogsschepen van de Koninklijke Marine zijn dan voor het eerst voor langere tijd aan beide zijden van ‘het donkere continent’ actief.
In die periode zwaait aan de oostzijde namelijk commandeur Peter Lenselink de scepter over de antipiraterijmissie van de EU in de Indische Oceaan en aan de westkant ligt de Rotterdam om uitvoering te geven aan het betrekkelijk nieuwe internationale beleid van de drie D’s. Dat staat voor Diplomacy, Defence en Development.
,,De diplomatie die onze schepen bedrijven is bij het publiek minder bekend”, legde vice-admiraal Matthieu Borsboom onlangs uit aan de leden van de belangenvereniging van marineofficieren. ,,Dat doen we in Oost-Afrika door gesprekken met regionale belanghebbenden. Zo komen we tot verbeteringen in de leefomgeving die de voedingsbodem voor piraterij wegnemen.”
Kustwacht
Ook aan de westkust van Afrika steekt piraterij echter de kop op. Twee jaar geleden werd al gesignaleerd dat een gebrek aan toezicht door een Afrikaanse vorm van kustwacht daar debet aan is. Een schip als de Rotterdam met zijn eigen haven aan boord kan als platform dienen om de regio te helpen bij de opleiding van een eigen kustwacht. In de Somalische regio zijn goede ervaringen opgedaan voor wat betreft medische hulp aan de arme bevolking. Landingsboten gingen vanaf de Rotterdam naar de kust en haalden daar patiënten op die in het hospitaal aan boord behandeld werden. Zo hoefde de marine niet echt aan land te gaan.
Voor de kust van Nigeria, Senegal, Liberia of Ivoorkust zijn dit soort acties ook mogelijk. Borsboom: ,,Het gaat er om problemen in de kiem te smoren. Daar zal Zr.Ms. Rotterdam dit najaar een bijdrage aan leveren. Ook zal het schip zich toeleggen op hulpverlening aan de gewone burger, door medische spreekuren te houden. Dit maakt tevens deel uit van de genoemde diplomatie. De term ‘veiligheid vanuit zee’ uit ons missiestatement gaat dus verder dan alleen met een landingsvaartuig tussen schip en strand opereren.”
(Noord Hollands Dagblad, 12 juli 2013)
Arie Booy
a.booy@hdcmedia.nl
Den Helder – Er wordt al geruime tijd stilletjes achter de schermen aan gewerkt, maar dit najaar gaat het daadwerkelijk gebeuren. De marine stuurt Zr.Ms. Rotterdam op missie naar West-Afrika. Oorlogsschepen van de Koninklijke Marine zijn dan voor het eerst voor langere tijd aan beide zijden van ‘het donkere continent’ actief.
In die periode zwaait aan de oostzijde namelijk commandeur Peter Lenselink de scepter over de antipiraterijmissie van de EU in de Indische Oceaan en aan de westkant ligt de Rotterdam om uitvoering te geven aan het betrekkelijk nieuwe internationale beleid van de drie D’s. Dat staat voor Diplomacy, Defence en Development.
Zr.Ms. Rotterdam tijdens inzet tegen piraterij. Foto: Marine |
,,De diplomatie die onze schepen bedrijven is bij het publiek minder bekend”, legde vice-admiraal Matthieu Borsboom onlangs uit aan de leden van de belangenvereniging van marineofficieren. ,,Dat doen we in Oost-Afrika door gesprekken met regionale belanghebbenden. Zo komen we tot verbeteringen in de leefomgeving die de voedingsbodem voor piraterij wegnemen.”
Kustwacht
Ook aan de westkust van Afrika steekt piraterij echter de kop op. Twee jaar geleden werd al gesignaleerd dat een gebrek aan toezicht door een Afrikaanse vorm van kustwacht daar debet aan is. Een schip als de Rotterdam met zijn eigen haven aan boord kan als platform dienen om de regio te helpen bij de opleiding van een eigen kustwacht. In de Somalische regio zijn goede ervaringen opgedaan voor wat betreft medische hulp aan de arme bevolking. Landingsboten gingen vanaf de Rotterdam naar de kust en haalden daar patiënten op die in het hospitaal aan boord behandeld werden. Zo hoefde de marine niet echt aan land te gaan.
Voor de kust van Nigeria, Senegal, Liberia of Ivoorkust zijn dit soort acties ook mogelijk. Borsboom: ,,Het gaat er om problemen in de kiem te smoren. Daar zal Zr.Ms. Rotterdam dit najaar een bijdrage aan leveren. Ook zal het schip zich toeleggen op hulpverlening aan de gewone burger, door medische spreekuren te houden. Dit maakt tevens deel uit van de genoemde diplomatie. De term ‘veiligheid vanuit zee’ uit ons missiestatement gaat dus verder dan alleen met een landingsvaartuig tussen schip en strand opereren.”
(Noord Hollands Dagblad, 12 juli 2013)
Blog minister van Defensie: Zomer
Met een bezoek aan onze mannen en vrouwen in Afghanistan, interviews, debatten in de Tweede Kamer en een laatste ministerraad voor het zomerreces, sluit ik een bewogen parlementair jaar af.
Voor velen is de zomer hét moment om heel even uit te blazen en afstand te nemen. Zo'n moment heeft iedereen op z'n tijd nodig. Goed voor reflectie, nieuwe energie en waardevolle inzichten. Ik hoop dan ook van harte dat velen van zo’n moment kunnen genieten deze zomer.
Uiteraard zorgt de aard van onze werkzaamheden er ook voor dat veel Defensiemedewerkers, militair en burger, doorwerken. Zomer of niet. Zij zijn bezig met de afbouw van de missie in Kunduz, treden op tegen piraten nabij Somalië, zijn actief in de Sinaï of in Afrika, bewaken onze kustwateren en onze grenzen op Schiphol, beschermen het Caribisch gebied of komen bijvoorbeeld in actie bij het ontmantelen van grote explosieven, schendingen van ons luchtruim, vermissingen, de jacht op grote criminelen en andere calamiteiten. Dit werk gaat altijd door. En dus gaan onze mensen door. Waarvoor dank!
Als ik terugblik op het afgelopen jaar, stel ik vast dat het op z'n minst een turbulent jaar was. Verkiezingen, het aantreden van het kabinet Rutte II, de complexe financieel-economische omstandigheden en de gevolgen daarvan, moeilijke boodschappen en, begrijpelijkerwijs, de nodige weerstand. Ook bij Defensie hebben we het afgelopen jaar wederom stevige tegenwind ervaren. Zoals ik in mijn vorige blog al stelde: "2 decennia van reorganisaties, taakstellingen, hervormingen en de daarmee groeiende baanonzekerheid hebben een enorme impact op onze medewerkers en de organisatie als geheel".
Tegelijkertijd zijn er het afgelopen jaar belangrijke stappen voorwaarts gezet, bijvoorbeeld op het terrein van de internationale samenwerking. Ook hebben we de prachtige inhuldiging van de koning mede mogelijk gemaakt en een mooie Veteranendag mogen ervaren. Met onze inzet - nationaal en internationaal - weten wij voorts keer op keer het verschil te maken. Mooie hoogtepunten voor mij waren dan ook de werkbezoeken aan alle onderdelen van Defensie. Uit eerste hand horen hoe het in de dagelijkse praktijk er aan toe gaat en hoe die praktijk wordt beleefd. Deze werkbezoeken zijn onmisbaar voor een volledig beeld. In eigen land. Zoals het bezoek aan de MIVD en het KCT afgelopen week. En ver weg. Zoals mijn reizen naar Afghanistan, het bezoek aan onze Patriot-missie met mijn Duitse collega Thomas de Maizière evenals het bezoek aan de antipiraterijmissie in de Golf van Aden met de premier.
Het komende parlementaire jaar zal ons allen weer voor een aanzienlijke hoeveelheid uitdagingen stellen. Ik blijf strijdbaar. En ik hoop van harte mét u.
Ik wens u een goede zomer!
Minister van Defensie
Jeanine Hennis-Plasschaert
15 juli 2013
(ministerie van Defensie)
Voor velen is de zomer hét moment om heel even uit te blazen en afstand te nemen. Zo'n moment heeft iedereen op z'n tijd nodig. Goed voor reflectie, nieuwe energie en waardevolle inzichten. Ik hoop dan ook van harte dat velen van zo’n moment kunnen genieten deze zomer.
Uiteraard zorgt de aard van onze werkzaamheden er ook voor dat veel Defensiemedewerkers, militair en burger, doorwerken. Zomer of niet. Zij zijn bezig met de afbouw van de missie in Kunduz, treden op tegen piraten nabij Somalië, zijn actief in de Sinaï of in Afrika, bewaken onze kustwateren en onze grenzen op Schiphol, beschermen het Caribisch gebied of komen bijvoorbeeld in actie bij het ontmantelen van grote explosieven, schendingen van ons luchtruim, vermissingen, de jacht op grote criminelen en andere calamiteiten. Dit werk gaat altijd door. En dus gaan onze mensen door. Waarvoor dank!
Als ik terugblik op het afgelopen jaar, stel ik vast dat het op z'n minst een turbulent jaar was. Verkiezingen, het aantreden van het kabinet Rutte II, de complexe financieel-economische omstandigheden en de gevolgen daarvan, moeilijke boodschappen en, begrijpelijkerwijs, de nodige weerstand. Ook bij Defensie hebben we het afgelopen jaar wederom stevige tegenwind ervaren. Zoals ik in mijn vorige blog al stelde: "2 decennia van reorganisaties, taakstellingen, hervormingen en de daarmee groeiende baanonzekerheid hebben een enorme impact op onze medewerkers en de organisatie als geheel".
Tegelijkertijd zijn er het afgelopen jaar belangrijke stappen voorwaarts gezet, bijvoorbeeld op het terrein van de internationale samenwerking. Ook hebben we de prachtige inhuldiging van de koning mede mogelijk gemaakt en een mooie Veteranendag mogen ervaren. Met onze inzet - nationaal en internationaal - weten wij voorts keer op keer het verschil te maken. Mooie hoogtepunten voor mij waren dan ook de werkbezoeken aan alle onderdelen van Defensie. Uit eerste hand horen hoe het in de dagelijkse praktijk er aan toe gaat en hoe die praktijk wordt beleefd. Deze werkbezoeken zijn onmisbaar voor een volledig beeld. In eigen land. Zoals het bezoek aan de MIVD en het KCT afgelopen week. En ver weg. Zoals mijn reizen naar Afghanistan, het bezoek aan onze Patriot-missie met mijn Duitse collega Thomas de Maizière evenals het bezoek aan de antipiraterijmissie in de Golf van Aden met de premier.
Het komende parlementaire jaar zal ons allen weer voor een aanzienlijke hoeveelheid uitdagingen stellen. Ik blijf strijdbaar. En ik hoop van harte mét u.
Ik wens u een goede zomer!
Minister van Defensie
Jeanine Hennis-Plasschaert
15 juli 2013
(ministerie van Defensie)