donderdag 28 november 2013

Antwoorden op Kamervragen over militaire missie in Mali

(Onderstaand een selectie uit de antwoorden op bijna 400 vragen van de Tweede Kamer over de missie in Mali. Indeling en accentuering middels 'vette' woorden zijn van mijn hand, HdV)

MINUSMA
- De verantwoordelijkheid voor het bepalen van de strategie, het vaststellen van operationele doelstellingen en het meten van de voortgang ligt bij de missie en de VN in New York. De VN rapporteert elke drie maanden over de voortgang die de missie boekt in een rapport van de Secretaris-Generaal van de VN aan de VN Veiligheidsraad.

MINUSMA heeft het mandaat in zijn begroting (2013-2014) verder uitgewerkt in vier prioritaire doelstellingen: 1) politieke verzoening, 2) stabilisatie in het noorden, 3) bescherming van burgers, mensenrechten en justitie (inclusief internationale berechting) en 4) herstel van Noord-Mali (early recovery). De verwachting is dat de begroting voor het einde van het jaar wordt bekrachtigd door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.

Daarnaast werkt MINUSMA op dit moment aan een intern planningsdocument, het Integrated Strategic Framework (ISF). Het opstellen en uitvoeren van een dergelijk document is een vereiste in de procedure voor resultaat-georiënteerd management van de VN (het Integrated Mission Planning Process). In dit proces werkt de VN-missie de hierboven genoemde prioriteiten uit in actieplannen. Hiervoor is per doelstelling een multidisciplinaire taakgroep ingesteld, waaraan ook andere in Mali actieve VN-organisaties deelnemen.

Het meten van resultaten van de Nederlandse bijdrage is zeer complex. De missie wordt uitgevoerd in een complexe omgeving met vele actoren en externe factoren. Resultaten of ontwikkelingen vallen in dergelijke omstandigheden vaak niet toe te schrijven aan de Nederlandse inzet. Daarnaast hanteert MINUSMA, net als andere internationale missies, veelal kwalitatieve doelstellingen die per definitie moeilijk meetbaar zijn. Ondanks deze beperkingen hechten ook de VN en MINUSMA sterk aan resultaatmeting en worden indicatoren, benchmarks en (tussen)doelen ontwikkeld en toegepast.

De resultaten van de Nederlandse inzet worden in het systeem voor resultaatmeting van de VN en de rapportage van de SGVN aan de Veiligheidsraad meegenomen. De Nederlandse bijdrage is immers een onderdeel van MINUSMA. Nederland ondersteunt MINUSMA, waardoor deze in staat wordt gesteld zijn activiteiten uit te voeren. Ook draagt Nederland, anders dan in Afghanistan, geen gebiedsverantwoordelijkheid. Niettemin wordt uiteraard de (impact van) de Nederlandse inzet zo goed mogelijk inzichtelijk gemaakt. Specifieke doelen voor de militaire bijdrage zullen in een later stadium, als duidelijk is hoe en wanneer de inlichtingeneenheid zal worden ontplooid, worden geformuleerd. Mogelijke succesfactoren zijn de mate waarin de inlichtingeneenheid in staat is om relevante, tijdige, ‘actionable’ en geïntegreerde inlichtingenanalyse te verstrekken en de mate waarin inlichtingenanalyses bijdragen aan het vermogen om de VN-troepenmacht te beschermen. Een andere mogelijke succesfactor is de mate waarin inlichtingenanalyses bijdragen aan de mogelijkheid om inlichtingen-gedreven operaties uit te voeren, maar ook aan niet-militaire analyse (zoals illegale handel, etnische dynamieken en tribale spanningen, sleutelspelers in het noorden). Overkoepelend doel van de Nederlandse bijdrage aan de inlichtingenketen is MINUSMA beter in te staat stellen zijn doelstellingen te behalen.

- - De officiële taal binnen MINUSMA is Engels. De Engelse taalvaardigheid van de Nederlandse militairen is voldoende. De Franse taalvaardigheid van de Nederlandse militairen is over het algemeen beperkt.
Hiaten in communicatie worden ondervangen door inzet van eigen personeel met vreemde talen kennis. Ook wordt onderzocht of en hoe er lokaal tolken, al dan niet door tussenkomst van de VN, kunnen worden ingehuurd

Er worden initieel vier tolken ingeschakeld. Lokaal worden mogelijk aanvullend tolken ingehuurd. Het aantal is afhankelijk van operationele omstandigheden. De bij defensie aangestelde tolken doorlopen bijbehorende opleidingstrajecten, waaronder een missie-gerichte opleiding. Waar nodig wordt maatwerk geleverd om de tolken goed voor te bereiden.

- Met robuuste inzet wordt bedoeld dat MINUSMA conform VNVR-Resolutie 2100 alle noodzakelijke middelen mag gebruiken, binnen zijn capaciteiten en gebied van ontplooiing, om zijn mandaat te implementeren, waaronder de bescherming van de burgerbevolking, en het stabiliseren van de belangrijkste bevolkingscentra en het nemen van actieve stappen om de terugkeer van gewapende elementen naar deze centra te voorkomen.

- Het kabinet doet om veiligheidsredenen geen uitspraken over de Rules of Engagement. Het mandaat van MINUSMA zoals opgenomen in Resolutie 2100 omvat onder andere als taak de bescherming van burgers, waarbij de primaire verantwoordelijkheid ligt bij de autoriteiten van Mali. Het mandaat, inclusief deze taak, is vertaald in Rules of Engagement.

- De door de VN vastgestelde ROE gelden voor alle eenheden van MINUSMA, inclusief de special forces. Deze staan detentie toe. Detentie en overdracht van personen geschiedt in overeenstemming met de richtlijnen van de VN. Deze bevatten uitgebreide voorschriften over de behandeling van gedetineerde personen. Deze moeten onder alle omstandigheden op een humane manier worden behandeld. De richtlijnen schrijven ook voor dat gedetineerden zo snel mogelijk worden overgedragen aan de Malinese autoriteiten. Een uitzondering hierop vormt de situatie waarin er zwaarwegende redenen zijn om aan te nemen dat mensenrechten van personen die worden overgedragen zullen worden geschonden. In een dergelijke situatie moeten gedetineerden worden vrijgelaten.

- China, Nigeria en Togo leveren de Role2 faciliteiten (Level 2 in de VN organisatie). De faciliteiten worden gestationeerd op de vliegvelden van Timboektoe (Nigeria), Gao (China) en Kidal (Togo). Daarnaast kan worden gebruikgemaakt van de Franse Role2 (operatie Serval) op vliegveld Gao. In Bamako heeft de VN een Malinese medische kliniek ingehuurd, die voorziet in de Role2 faciliteiten.

- MINUSMA beschikt niet over Combat Search & Rescue (CSAR) capaciteit, maar de medische evacuatie (medevac) gebeurt in principe door de lucht. Daarbij zijn drie trajecten te onderscheiden:
- Voor Forward evacuation (van plaats verwonding naar een medische faciliteit) wordt gebruik gemaakt van de capaciteit van Serval.
- Voor Tactical evacuation (tussen medische faciliteiten in het gebied) zal ook gebruik worden gemaakt van Franse capaciteit of van VN vliegtuigen.
- Voor Strategic evacuation (van medische faciliteiten in het gebied naar Nederland) zal het CLSK (het Patient Evacuation & Coordination Center, PECC) worden ingeschakeld.

- De Nederlandse troepen werken vanuit Gao en richten zich primair op de provincies Gao en Kidal. Inzet in andere regio’s is niet voorzien maar wordt niet uitgesloten.

- In Mali worden regelmatig zelfmoordaanslagen gepleegd. Zelfmoordaanslagen worden meegenomen in de vaststelling van het terroristische dreigingsniveau. Tegen zelfmoordaanslagen worden voorzorgsmaatregelen genomen. Over de inhoud hiervan doet het kabinet om veiligheidsredenen geen uitspraken.

- Gewapende jihadistische groeperingen beschikken over de capaciteit om Improvised Explosive Devices (IED’s) te plaatsen. De MIVD oordeelt dat de dreiging van het gebruik van IED’s door jihadistische groeperingen vooralsnog matig is. Bij bezoeken aan het missiegebied is gebleken dat de bevolking helpt bij het zoeken naar IEDs. Er wordt afdoende personele en materiële capaciteit meegenomen om de IED-dreiging het hoofd te kunnen bieden. Indien de dreiging toeneemt, zal die capaciteit vanuit Nederland worden versterkt.

- De extreme geografische en klimatologische omstandigheden, de slechte infrastructuur en lange aanvoerlijnen stellen MINUSMA voor grote logistieke uitdagingen. Defensie heeft veel ervaring opgedaan tijdens missies in Irak, Eritrea en Afghanistan die onder vergelijkbare, moelijke omstandigheden moesten worden uitgevoerd. Deze ervaring wordt gebruikt bij de inrichting van het logistieke concept zoals het voorzien in extra voorraden aan bijvoorbeeld water, voeding, reservedelen en voldoende logistieke ondersteuning.

- De CDS behoudt Full Command over de Nederlandse eenheden. In de staf van de Force Commander wordt een aantal Nederlandse officieren op sleutelposities geplaatst. De hoogste officier is een kolonel, die aan het hoofd staat van de planning en uitvoering van alle militaire operaties. Hij treedt namens de CDS op als Red Card Holder. Deze officier spreekt vloeiend Frans en is het aanspreekpunt van de CDS.`

Bevelsstructuur MINUSMA (blauw) en Nederlandse componenten (oranje)

-  De VN commandostructuur van de militaire component is vergelijkbaar met die van andere militaire missies. De militaire component wordt geleid door een generaal uit Rwanda, Kazura, die veel ervaring heeft met operaties binnen de VN.  De sectorcommandant van de oostelijke sector is de Senegalese brigade-generaal Mamadou Sembe. De commandant van Gao en directe omgeving is de commandant van het Nigeriaanse bataljon verantwoordelijk voor de deelsector Gao, de luitenant-kolonel Barmou Moussa Salaou.

Special Forces
- De Nederlandse speciale eenheid gaat onder een blauwe baret opereren. Nadere afspraken voor optreden op tactisch niveau worden gemaakt met de VN.

Counter terrorism is belegd bij operatie Serval en nadrukkelijk uitgesloten voor MINUSMA. De primaire taak van de verkenningseenheid is het verzamelen van inlichtingen door middel van langeafstandspatrouilles.

- Nederlandse commando’s gaan langeafstandsverkenningen uitvoeren die een hoge tactische mobiliteit vereisen. Transporthelikopters vergroten de reikwijdte, de snelheid en de duur van de inzet van de verkenningsteams, maar zijn niet randvoorwaardelijk voor het uitvoeren van deze langeafstandsverkenningen. Mobiliteit wordt in eerste instantie bereikt door het gebruik van eigen organieke voertuigen. Daarnaast zal MINUSMA beschikken over een beperkte hoeveelheid transporthelikopters die eventueel ook ingezet kunnen worden voor Nederlandse speciale eenheden. Afspraken over de inzet van deze transporthelikopters maken deel uit van de standaard missieplanning.

- Bij de samenstelling van de Nederlandse speciale eenheid (SOF) is rekening gehouden met de kans dat zij worden blootgesteld aan geweld of bij gevechtshandelingen betrokken zullen zijn. De Nederlandse speciale eenheden zijn onder meer voorzien van persoonlijke wapens, voertuigbewapening en mortieren. Als Nederlandse eenheden door gewapende groepen worden aangevallen, zijn ze dus in eerste instantie in staat om zichzelf te kunnen beschermen. Indien deze zelfbescherming niet voldoende is om de dreiging af te wenden, kan de eenheid een beroep doen op de zogenaamde Quick Reaction Force (QRF) die MINUSMA heeft ingericht voor dit soort situaties. Daarnaast kunnen de aanwezige Nederlandse gevechtshelikopters worden ingezet ter ondersteuning van de Nederlandse eenheden. Mochten al deze middelen niet voldoende zijn, dan kan MINUSMA een beroep doen op de Franse operatie Serval die in Gao eveneens over een QRF en gevechtshelikopters beschikt. Het aanvragen van steun verloopt volgens procedures die voorafgaande aan elke operatie van speciale eenheden worden vastgelegd in het operatieplan. De Apaches zijn gestationeerd in Gao maar zijn niet gebonden aan dat gebied. De Apaches zijn uitstekend in staat de Nederlandse speciale eenheden te voorzien van vuursteun.

De Nederlandse speciale eenheden zullen zich er in de planfase van een operatie van vergewissen dat steun van gewapende helikopters (bijvoorbeeld de Nederlandse Apaches) en/of QRF waar nodig is verzekerd. Mochten deze niet beschikbaar zijn dan wordt het optreden aangepast of gaat de operatie niet door.

Afhankelijk van de locatie, dreigingsniveau en omstandigheden kunnen de ASIFU sub eenheden zelf in force protection voorzien, treden ze op met force protection van MINUSMA-eenheden uit de sector (met eventueel bij hen ingedeelde Franse vuurgeleiders ten behoeve van helikopter of vliegtuiginzet), of zijn ze geïntegreerd in de SOF.

-  Bij de planning van operaties wordt rekening gehouden met de beschikbaarheid van geavanceerde traumahulp binnen een uur.


Apaches
De Apaches staan onder commando van de commandant van MINUSMA. Net zoals Nederlandse MINUSMA eenheden een beroep mogen doen op de andere eenheden van MINUSMA, mogen MINUSMA eenheden geleverd door andere landen bij de Force Commander een beroep doen op Nederlandse Apaches.

- Met hun kwalitatief hoogwaardige sensoren zijn de Apaches zeer geschikt om inlichtingen te verzamelen voor de ASIFU. De vier helikopters versterken de inlichtingenketen aanzienlijk. Ook kunnen ze worden ingezet om gewapende groeperingen af te schrikken en om vuursteun te leveren. De Apaches leveren een bijdrage aan de bescherming van Nederlands personeel en vertegenwoordigen de escalatiedominantie van de Nederlandse bijdrage.

- De VN verzoekt om drie helikopters. Om uitval van een helikopter te kunnen ondervangen worden in totaal vier helikopters meegenomen.

- Waar nodig kan uiteraard ook een beroep worden gedaan op andere MINUSMA-eenheden (waaronder de QRF) en de Franse operatie Serval. De Apaches zijn daarmee niet de enige middelen die de Nederlandse eenheden kunnen ondersteunen.

- rebellengroeperingen in Mali beschikken waarschijnlijk over MANPADs. Er zijn tot dusver geen incidenten geweest waarbij MANPADs zijn ingezet. MANPADs kunnen een gevaar vormen voor laagvliegende vliegtuigen en helikopters mits het systeem operationeel is en in handen is van een opgeleide persoon. Over de kwetsbaarheid van de Nederlandse Apaches ten opzichte van MANPADs worden om veiligheidsredenen geen mededelingen gedaan.


UAV's/drones
- MINUSMA maakt op dit moment nog geen gebruik van drones. Het is niet voorzien dat MINUSMA gebruik gaat maken van bewapende drones. De VN heeft wel gevraagd om onbemande verkenningsvliegtuigen. Nederland heeft onbemande verkenningsvliegtuigen aan MINUSMA aangeboden.
- De aan de VN aangeboden Nederlandse inlichtingencompagnie in Gao beschikt over eigen inlichtingensensoren: een human terrain analysis team en onbemande vliegtuigen


Gao
- MINUSMA heeft op dit moment ongeveer 2700 militairen gestationeerd in en om Gao afkomstig uit meer dan 25 landen. De landen die in en rond Gao de meeste militairen leveren zijn Niger, Senegal en Ivoorkust. Frankrijk concentreert zijn eenheden in Gao. Mali heeft militairen gelegerd in en rondom bevolkingscentra, inclusief Bamako en Gao.


Gao uit de lucht gezien. Foto: MINUSMA

Inlichtingen
- De VN wil dat MINUSMA de operaties informatiegestuurd plant en uitvoert. MINUSMA dient daarom volgens de VN te beschikken over een hoogwaardige inlichtingencapaciteit. Vanuit het perspectief van de VN is die hoogwaardige inlichtingencapaciteit, die Nederland samen met andere landen levert, een niche capaciteit waarin andere deelnemende landen op dit moment niet voorzien. Er zijn verschillende landen met een hoogwaardige inlichtingen capaciteit die in staat zijn de Nederlandse bijdrage over te nemen.

- Inlichtingenpersoneel wordt intensief voorbereid op een uitzending. Hierbij komen onder meer regionale dynamiek, cultuur, groeperingen, weer en terrein aan bod. De militairen hebben geen eerdere ervaring opgedaan in Mali.

- De voorgenomen Nederlandse bijdrage zal worden ingepast in de organisatiestructuur van de VN-missie. Nederland heeft bij de VN gesteld dat er een aantal deskundigen van Buitenlandse Zaken met goede kennis van de lokale omstandigheden zal worden toegevoegd aan de militaire bijdrage, onder andere ter ondersteuning van de inlichtingenanalyse.

Inlichtingen (2)

All Sources Information & Fusion Unit (ASIFU)

- De ASIFU zal bestaan uit een hoofdkwartier te Bamako en twee inlichtingencompagnieën, een in Gao en een, nog niet gevuld, in Timboektoe. De ASIFU bestaat voor het grootste deel uit inlichtingenpersoneel, aangevuld met enkele personeelsleden in algemene, ondersteunende of staffuncties.

Het ASIFU-hoofdkwartier in Bamako is multinationaal. Nederland levert de commandant van dit hoofdkwartier en diverse functionarissen. Noorwegen en Finland hebben gesteld ook functionarissen voor dit hoofdkwartier te willen leveren. Het hoofdkwartier richt zich op de aansturing van de inlichtingeneenheden in Mali en op de verwerking van de inlichtingen vanuit deze eenheden. De kern van dit hoofdkwartier bestaat onder andere uit een robuuste analysesectie. Nederlandse analisten maken hier deel van uit.

De aan de VN aangeboden Nederlandse inlichtingencompagnie in Gao beschikt over eigen inlichtingensensoren: een human terrain analysis team en onbemande vliegtuigen. Ook de inlichtingencompagnie beschikt over een eigen analysecapaciteit.

- Van de 70 militairen zullen vooralsnog 53 in Gao en zeventien in Bamako werkzaam zijn. Er is op dit moment niet voorzien dat Amerikaans personeel deel uit gaat maken van het ASIFU.

- De Nederlandse bijdrage aan de ASIFU verwerft, analyseert en produceert inlichtingen namens, voor en ten behoeve van MINUSMA. Hieraan zijn geen restricties verbonden, met uitzondering van bronbescherming. Nederland deelt deze inlichtingen binnen MINUSMA. Deze inlichtingen staan ter beschikking van de  Force Commander, de Head of Mission, de MINUSMA-brigades, de regionale VN-hoofdkwartieren en de civiele componenten van MINUSMA. De ASIFU gebruikt voor het produceren van geïntegreerde inlichtingen ook informatie afkomstig van de civiele componenten van MINUSMA.

De VN hebben een overeenkomst met de Franse operatie Serval. In de context van die overeenkomst wisselt MINUSMA inlichtingen uit met de Franse operatie Serval. Deze inlichtingen kunnen bijdragen aan het inlichtingenbeeld dat de operatie Serval voor hun contraterrorisme operaties hanteert.

- 1 Civiel en Militair Interactie Commando (CMI) levert een Stafofficier, CMI analisten en CMI operators ten behoeve van het ASIFU. Zij gaan contacten onderhouden met de civiele omgeving en internationale- en non-gouvernementele organisaties. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de situational awareness and understanding en aan de coördinatie- en informatiebehoefte van MINUSMA.


Milities
- In Mali bestaat een veelheid aan milities/rebellengroepen, zowel jihadistisch als seculier. De belangrijkste islamitische/jidadistische groepen zijn: Al-Qaida in de Islamitische Maghreb (AQIM) waarvan een aantal facties in het noorden van Mali actief zijn, de Mouvement pour l’ unité et le jihad en Afrique de l’Ouest (MUJAO), Ansar edDin,waarvan een groot deel naar HCUA – Haut Conseil pour l’ Unité de l’Azawad - is overgestapt en Al-Muwaqi’un Bil-Dima (‘zij die met bloed getekend hebben) van Mokhtar Belmokhtar. Laatstgenoemde is (mede)verantwoordelijk voor de acties eerder dit jaar in Algerije en Niger.

De Mouvement national de libération de l’Azawad (MNLA) is een Toearegbeweging die in april 2012 de onafhankelijke Azawad uitriep; in februari dit jaar werd deze eis teruggebracht tot een verregaande vorm van zelfbeschikking voor de Azawad. Arabische groeperingen hebben zich verenigd onder de noemer Mouvement Arabe de l’Azawad (MAA). Zowel MNLA als MAA afficheert zich als seculier.
HCUA, MNLA en MAA zoeken momenteel vergaande samenwerking, ook op militair gebied, om zo sterker te staan in de onderhandelingen met de regering.

Niet onvermeld kan blijven dat ook de Sonrhai en Peul-gemeenschappen in het noorden hun eigen milities hebben, respectievelijk de Ganda Koy en de Ganda Izo.

- Islamistische rebellen in Mali hebben contact met al-Qa’ida, Boko Haram, al-Shabaab en al-Qa’ida op het Arabisch Schiereiland.

-  AQIM, MUJAO en al-Muwaqi’un Bil-Dima (de laatste twee zijn gezamenlijk bekend als al-Murabitun) bestaan gedeeltelijk of zelfs voornamelijk uit buitenlandse strijders. Het betreft hier merendeels strijders uit landen in de regio.


China
China wil actief blijven deelnemen aan VN-vredesmissies en wil de VN-vredesinspanningen bevorderen om vrede en veiligheid wereldwijd te handhaven. China’s deelname aan MINUSMA past in dit beeld. China is al geruime tijd actief in Afrika. Het is de belangrijkste handelspartner voor Mali, importeert Malinees katoen en is er actief in infrastructuur, landbouw en mijnbouw.

China draagt substantieel bij aan MINUSMA met voor de eerste keer een gevechtseenheid, een veldhospitaal en de bescherming van het regionale VN-hoofdkwartier. Dit is de grootste Chinese bijdrage aan een VN-vredesmissie ooit. De ontplooiing van Chinese troepen staat gepland op 3 december 2013.

(Bron:  Beantwoording feitelijke vragen inzake Artikel 100 brief over een
Nederlandse bijdrage aan de UN Multidimensional Integrated Stabilisation
Mission in Mali (MINUSMA), Rijksoverheid, 27 november 2013)

maandag 25 november 2013

Luchtfoto van Gao (Mali)



In Gao komt het zenuwcentrum van de Nederlandse missie in Mali
Foto: VN-missie MINUSMA
 

donderdag 21 november 2013

Defensie kiest 'Reaper' als onbemand vliegtuig

Defensie verzamelt vanaf eind 2016 vanuit de lucht informatie met de MQ-9 Reaper. Dat heeft minister Jeanine Hennis-Plasschaert vandaag in een brief aan de Tweede Kamer geschreven.

De Reaper is een onbemand vliegtuig dat 24 uur per dag, vrijwel overal ter wereld, kan worden ingezet. Slechts een deel van het personeel hoeft in een inzetgebied aanwezig te zijn. Defensie koopt het onbemande vliegtuig van de plank. Eind 2017 is het systeem volledig bij de krijgsmacht ingestroomd.

MQ-9 Reaper (foto: Defensie(


Informatie verzamelen
Nederland heeft al de beschikking over kleinere onbemande systemen, zoals de Raven en de ScanEagle. In 2011 kondigde Defensie aan ook een Medium Altitude Long Endurance Unmanned Aerial Vehicle (MALE UAV) te willen kopen. De aanschaf van een systeem met 4 MALE-UAV toestellen en een daarbij behorende grondstation maakt deel uit van de strategische keuzes die de minister heeft gemaakt in de nota ‘In het belang van Nederland’.

Defensie zet de onbewapende Reaper in voor het verzamelen van informatie in uitzendgebieden. Commandanten kunnen met deze informatie operaties plannen en bijsturen. In eigen land gebruikt Defensie de onbemande systemen voor ondersteuning van de civiele autoriteiten, zoals hulp bij rampen of het opsporen van drugskwekerijen.

Samenwerking
De Reaper was het enige UAV-systeem dat aan de eisen van Defensie voldeed, zoals de duur van de vluchten van het toestel, de vliegsnelheid en de nauwkeurigheid waarmee het systeem waarneemt. Daarnaast moet de verzamelde informatie ononderbroken en vrijwel onmiddellijk (near real time) naar het grondstation kunnen worden gestuurd.

De komende jaren blijkt of er mogelijkheden bestaan voor samenwerking met industrie en kennisinstituten en op internationaal niveau op het gebied van opleiding, training, onderhoud en logistiek van onbemande systemen. In internationaal verband is hiervoor afgelopen dinsdag een startschot gegeven tijdens een bijeenkomst van ministers van Defensie van het Europese Defensie Agentschap (EDA). 7 lidstaten, waaronder Nederland, ondertekenden een Letter of Intent voor het uitwisselen van informatie en het in kaart brengen van de mogelijkheden voor samenwerking bij het gebruik van onbemande systemen.

Kamerbrief voorstudie project MALE UAV

(ministerie van Defensie, 21 november 2013)

woensdag 20 november 2013

Tweede boek Marco Kroon gepubliceerd

Dinsdag is het boek Danger Close van kapitein Marco Kroon gepubliceerd. Als luitenant leidde hij in 2006 een peloton van het Korps Commandotroepen in Uruzgan. Hun acties behoorden tot de succesvolste uit de Nederlandse krijgsgeschiedenis, maar bleven tot nu toe grotendeels geheim.

De Nederlandse Special Forces in Afghanistan hadden in 2006 één taak: beveiliging van de opbouw van Kamp Holland in Uruzgan. Maar de dreiging van de Taliban was groot. Steeds dieper drong de kleine groep commando’s door in vijandig gebied. Ze werkten hierbij samen met de Australiërs.

Kapitein Marco Kroon met zijn ploeg commando's,
Roosendaal 2007 (foto: Hans de Vreij)

De gebeurtenissen en dialogen in Danger Close zijn gebaseerd op feiten, maar beschreven vanuit de eigen herinnering en interpretatie. De publicatie van het boek komt op een gevoelig moment: kort voor een nieuwe missie van de commando’s, nu in Mali. Wat zegt Danger Close over de methodes en tactieken van de Special Forces?

Terug in Nederland is Marco Kroon wegens zijn acties in Afghanistan gedecoreerd met de Militaire Willems-Orde, de hoogste onderscheiding van ons land. Hierna wachtte hem nog een gevecht: dat tegen zware beschuldigingen van drugs- en wapenhandel. Hoe kwamen deze beschuldigingen tot stand, waarom heeft Marco Kroon zich niet eerder in het openbaar verweerd, en wat bleef er tot nog toe verzwegen?

Mei 2009: Koningin Beatrix slaat Marco Kroon tot Ridder
(foto: Defensie)

Fragment uit Danger Close
We houden halt. Een vreemd gevoel bekruipt me. Onrust, ongemak. Priemende ogen vanuit het donker. Ben ik nog wel alleen? Ik maak me klein en zak op mijn knie. Is hier iemand? Schud mijn hoofd om wakker te worden. Wil opstaan, maar mijn knie zit vast. Ik kijk omlaag. Fuck, het is een mens! Langzaam kijk ik rond. Overal doden, als lage heuveltjes in het veld. Ik trek mijn knie los, sta op en ga verder. ‘Voorwaarts!’

Generaal de Kruif ontvangt eerste exemplaar
De commandant van de Koninklijke Landmacht, luitenant-generaal Mart de Kruif, zal maandag 25 november het eerste exemplaar van Danger Close in ontvangst nemen. Hij zal daarbij ingaan op het belang van boeken van militairen over hun werk en het verhaal van Marco Kroon koppelen aan zijn eigen ervaringen in Afghanistan. De Kruif heeft als Regional Commander South ruim een jaar leiding gegeven aan de zuidelijke sector van de International Security Assistance Force (ISAF).

Titel: Danger Close
Auteur: Marco Kroon
Uitgever: UHB uitgevers
ISBN: 978-90-820036-1-1
Verkoopprijs: 19,95 euro
Verschenen: 19 november 2013
Omvang: 232 pagina’s + 16 pagina’s foto full colour
Formaat: 15,5 cm x 23,5 cm
Uitvoering: paperback

www: www.danger-close.nl
Twitter: www.twitter.com/mkdangerclose

(persbericht, 19 november 2013)

vrijdag 15 november 2013

Voor het eerst wordt een OPV ingezet tegen piraterij

Nederland verlengt zijn deelname aan anti-piraterijmissies van de EU en de NAVO voor de kust van Somalië met een jaar, tot eind 2014. De ministerraad heeft daarmee ingestemd op voorstel van minister Timmermans van Buitenlandse Zaken en minister Hennis van Defensie. Nederland levert sinds 2009 een bijdrage aan deze operaties in de wateren bij Somalië.

Oceangoing Patrol Vessel: Zr.Ms. Holland (foto Marine)

Van februari tot half mei 2014 zet Nederland een Luchtverdedigings- en Commando Fregat in voor de NAVO-operatie Ocean Shield. Daarna neemt tot eind augustus een Luchtverdedigings- en Commando fregat deel aan de EU-operatie Atalanta. Tot slot, van eind augustus tot en met december, zet Nederland voor de eerste keer een Ocean Going Patrol Vessel (OPV) in voor de kust van Somalië. Ook zal Nederland in de tweede helft van 2014 de plaatsvervangend commandant in het operationele hoofdkwartier van EU-Atalanta leveren.

Het aantal kapingen is sinds 2011 sterk gedaald. De oorzaken van de Somalische piraterij zijn nog wel steeds aanwezig. Om de dalende trend vast te houden moeten daarom niet alleen inspanningen op zee, maar ook op land worden voortgezet. Naast de inzet van marineschepen zet Nederland daarom ook in op meer veiligheid en stabiliteit in Somalië, door het Somalische leger op te leiden en te trainen en straffeloosheid van piraterij tegen te gaan door versterking van het rechtssysteem.

(Rijksvoorlichtingsdienst, 15 november 2013)

Patriots langer in Turkije

De Patriots die Nederland heeft gestationeerd bij de Turkse stad Adana blijven een jaar langer, tot eind januari 2015. Dit heeft de ministerraad besloten naar aanleiding van het verzoek van Turkije aan de NAVO. Ook Duitsland en de Verenigde Staten hebben het voornemen hun bijdrage aan de Patriot-missie te verlengen.

Foto: Defensie


Met de Nederlandse Patriots worden meer dan 2 miljoen inwoners van de stad Adana beschermd tegen mogelijke aanvallen met ballistische raketten vanuit Syrië. De Patriots zijn voor defensieve doeleinden en kunnen niet worden ingezet om een vliegverbod af te dwingen of voor andere offensieve acties.

Artikel 4 van het NAVO-bondgenootschap zorgt ervoor dat lidstaten elkaar helpen als de veiligheid op het spel staat. Dat is in Turkije het geval. Het gaat ook om schaarse systemen, alleen de Verenigde Staten, Duitsland en Nederland hebben hier de beschikking over.

Bij aanvang van de verlengingsperiode kan Defensie de gebruikelijke uitzendbescherming voor een gedeelte niet bieden. Hier wordt maatwerk geleverd. Het gaat in eerste instantie om 90 van de 270 functies, aflopend naar 60 in het eerste kwartaal, in het tweede kwartaal om ongeveer 20 functies verder aflopend naar nagenoeg nul later in het jaar.

Defensie komt hoe dan ook haar zorgplicht na. De frequentie en de duur van de uitzendperiode worden aangepast en er komen andere, compenserende maatregelen. Verder gaat Defensie zo flexibel mogelijk om met de repatriëringsregeling als de persoonlijke omstandigheden van militairen of van het thuisfront dat vereisen.

De inzet van de Patriots past binnen de politieke, humanitaire en wederopbouwinspanningen die Nederland in de regio verricht om de omvang en gevolgen van het Syrische conflict zoveel mogelijk te beperken.

(Rijksoverheid, 15 november 2013)

donderdag 14 november 2013

Defensiekrant: 'Krijgsmacht maakt zich klaar voor Mali'

Nederland levert op verzoek van de Verenigde Naties ongeveer 380 man voor de Multidimensional Integrated Stabilisation Mission (MINUSMA). Deze VN-missie helpt de Malinese overheid haar gezag over heel Mali te herstellen en de criminaliteit en terrorisme een halt toe roepen. De inzet is voorlopig gepland tot eind 2015 en naar verwachting arriveren de eerste eenheden eind dit jaar.

De Nederlandse bijdrage bestaat voor het grootste deel uit militairen. Zij zullen in de omgeving van Gao vooral inlichtingen verzamelen, verwerken en analyseren. Naast special forces beschikt het Nederlandse detachement over sensor-capaciteit, onbemande systemen en vier Apache gevechtshelikopters. “Zo zijn we de ogen en oren van de VN, die hierdoor effectiever kan optreden”, lichtte minister Hennis Plasschaert toe. De Apaches worden overigens ook ingezet ter afschrikking en om het Nederlands personeel te beschermen.

Op het moment dat deze Defensiekrant werd gemaakt, voerden Defensiemedewerkers in Mali en bij de VN in New York gesprekken om concrete afspraken te maken. Doel is de komst van de Nederlandse militairen verder voor te bereiden. Begin december spreekt de Tweede Kamer verder over deze nieuwe missie.

Inlichtingenmissie
De Nederlandse analisten worden gestationeerd op de hoofdkwartieren in Bamako en Gao. De langeafstandverkenners (special forces) opereren in het veld. Volgens minister Hennis vult de inzet van Nederlandse troepen een duidelijke inlichtingenbehoefte in. “Maar dat betekent niet dat onze militairen niet in een gevechtssituatie terecht kunnen komen. Ook dan kunnen ze optreden. Het zijn robuuste eenheden en ze hebben een stevig mandaat.” De special forces kunnen specifieke opdrachten krijgen zoals het ontmantelen van wapendepots en het verrichten van arrestaties.

Malinese agenten
Naast militairen gaan politiefunctionarissen en civiele deskundigen mee. Zij richten zich onder meer op het trainen van de Malinese politie, het ontwikkelen van de rechtsstaat en het hervormen van de veiligheidssector. Deze bijdrage sluit goed aan op de Nederlandse inspanningen voor ontwikkelingssamenwerking die op dit moment al plaatsvinden in Mali.

Broedplaats
Het noorden van Mali was lange tijd broedplaats van extremisten en een vrijplaats voor het opleiden van terroristen. De VN-inzet moet een terugkeer naar deze situatie definitief voorkomen. Mali ligt op een kruispunt van smokkelroutes voor drugs, wapens, mensenhandel en illegale migratie naar de landen rond de Middellandse Zee. De opbrengsten hiervan zijn een belangrijke financieringsbron van terrorisme.

Met deelname aan MINUSMA wil Nederland voorkomen dat dicht bij huis onbeheersbare situaties ontstaan. De handelsnatie heeft baat bij internationale veiligheid, stabiliteit en een goed functionerende rechtsorde. Maar ook solidariteit met de Malinese burgerbevolking is een overweging voor deelname aan Minusma. Zij is hard getroff en door armoede, onveiligheid en mensenrechtenschendingen. Bijdragen aan versterking van overheidsstructuren die de bevolking gelijke kansen en rechten bieden is daarom belangrijk.




(Defensiekrant, 14 november 2013)

Tooth to tail ratio: Nederland scoort goed


(Bron: McKinsey, 2010, gebaseerd op ISS rapport uit 2008)
Percentages gevechtstroepen, gevechtsondersteunende eenheden 
en overige

Kamerdebat over de Defensiebegroting voor 2014 (deel 2)

Voortzetting van het Kamerdebat over de Defensiebegroting voor 2014. 'Gestript' verslag. Voor de volledige tekst, klik hier. Stemming over de ingediende moties: dinsdag 19 november.

Minister Hennis-Plasschaert: 
Voorzitter. Ik begin met een paar inleidende zinnen en zal dan een aantal blokjes benoemen. Hopelijk zal ik daarmee duidelijkheid scheppen voor de leden over de momenten waarop interrupties handig zijn.

Ik bedank de geachte afgevaardigden voor hun bijdragen vorige week en gisteren. Veel belangrijke aspecten van de krijgsmacht zijn aan de orde gekomen. Ik herinner mij nog dat ik hier vorig jaar stond als kersverse minister van Defensie. Tussen die begrotingsbehandeling en nu liggen slechts elf maanden. In die elf maanden is er ontzettend veel gebeurd. De missie in Kunduz is voltooid, maar onze F-16's zijn nog steeds actief in Afghanistan. De antipiraterijmissies zijn voortgezet en zo ook de inzet van onze VPD's. Onze Patrioteenheden zitten aan de Turks-Syrische grens. Onlangs besloot het kabinet bovendien tot een missie in Mali.

In nauwe samenwerking met vijf andere ministers is de nota over de toekomst van de krijgsmacht tot stand gebracht. Hierover hebben wij vorige week uitvoerig gedebatteerd. De F-35 wordt de opvolger van de F-16. Nog dit jaar zal 85% van de reorganisaties als gevolg van de beleidsbrief 2011 zijn voltooid. Er is het afgelopen jaar veel realiteitszin getoond op veel terreinen, waaronder financieel, materieel en personeel beheer. Met dank aan de recente begrotingsafspraken is het ons eindelijk gelukt om enkele maatregelen te verzachten dan wel terug te draaien. Ik ben nu niet volledig, maar het afgelopen jaar is ontzettend veel tot stand gebracht. Ik hoop van harte dat wij de gelegenheid krijgen om de komende jaren samen verder te werken aan die zo noodzakelijke en toekomstbestendige krijgsmacht.

Tijdens alle onrust die de Defensieorganisatie de laatste jaren zo heeft gekenmerkt, is het werk doorgegaan. Veel leden hebben vorige week en gisteren hierover hun respect uitgesproken. Dat waardeer ik enorm. Ook ik heb groot respect voor al die mannen en vrouwen die zich dag in, dag uit inzetten in het belang van Nederland. Het notaoverleg vond plaats op dankdag. De heer Dijkgraaf en ook de heer Segers merkten op dat wij intens dankbaar mogen zijn voor de vrede en veiligheid die ons land al jaren kent. Zij hebben groot gelijk. Dreigingen en risico's zijn diffuus en reëel, dichtbij en ver weg. Onze vrijheid en veiligheid mogen wij dan ook nooit beschouwen als vanzelfsprekend, als een gegeven. Ik heb het al vaker gezegd, gisteren ook op de radio: defensie is nadrukkelijk geen nice-to-have, maar een fundamentele investering in onze vrijheid, veiligheid en welvaart. De heer Segers citeerde gisteren de Commandant der Strijdkrachten naar aanleiding van zijn laatste blog. Ik zeg het hem na: be good and tell it, dat verdienen onze militairen.

Ik kom toe aan de beantwoording van de gestelde vragen. Daarbij richt ik mij op de volgende blokjes: de ambitie van de krijgsmacht, samenwerking en soevereiniteit, personeel en veteranen, het Budget Internationale Veiligheid — in het bijzonder voor de heer Knops, zeg ik daarbij — cyber en onbemand en ten slotte een kopje "overig". Ik begin met de ambitie van de krijgsmacht.

Verschillende sprekers, met name de heren Van Dijk, Van Ojik en De Roon, riepen zo nu en dan toch het beeld op van een krijgsmacht die maar alles wil. Minder is beter, zo vat ik sommige betogen een beetje oneerbiedig, maar wel kernachtig samen. De heren Van Dijk en Van Ojik stelden tevens dat ambitie en middelen niet met elkaar in evenwicht zijn. Laat ik een ding hier heel duidelijk zeggen: de Nederlandse krijgsmacht wil helemaal niet alles kunnen. Het is heel simpel: we kunnen niet alles. In de bezuinigingsrondes van de afgelopen twintig jaar is de krijgsmacht aanzienlijk kleiner geworden en zijn complete wapensystemen afgeschaft. Minister Kamp zat in zijn huidige hoedanigheid vorige week aan bij het notaoverleg. Hij refereerde nog eens eventjes aan bijvoorbeeld de opheffing van de Marine Luchtvaartdienst en aan de opheffing van de bases Twente en Valkenburg. Mijn voorganger Hans Hillen heeft nog maar twee jaar geleden moeten besluiten om afscheid te nemen van alle gevechtstanks. Ik zeg u dus dat niemand, maar dan ook niemand bij de krijgsmacht het idee heeft dat die krijgsmacht altijd maar alles kan. Wat wij wel willen, is dat wat wij wel kunnen zo goed mogelijk doen. Dat is precies wat wij in de nota In het belang van Nederland uiteenzetten.

De tegenstelling die ik een beetje bespeurde bij de heer Van Ojik in het bijzonder — een krijgsmacht die alles wil maar kort en een krijgsmacht die minder kan maar dan langduriger — vind ik een valse tegenstelling. Zoals ik net zei, kan de Nederlandse krijgsmacht niet alles. En wat zij kan, kan zij over het algemeen wel degelijk langdurig volhouden.

Natuurlijk houdt de Algemene Rekenkamer ons scherp, als het gaat om het evenwicht tussen ambitie en middelen en dat is maar goed ook. Dat wat ik als politiek gezicht van Defensie in het vizier heb, moet ook daadwerkelijk worden bereikt. Ik noem in dit verband het voorbeeld van de Chinook-helikopters. Wij menen dat wij vraag en aanbod met elkaar in evenwicht hebben gebracht. Een gerichte investering in simulatoren is ook mogelijk geworden dankzij de nieuwe begrotingsafspraken; dat helpt daarbij. Maar mocht over enige tijd blijken dat een evenwicht uitblijft — overigens ga ik daar nu niet van uit — dan zal ik natuurlijk aanvullende maatregelen nemen. Ik streef en blijf streven naar een evenwicht tussen ambitie en middelen. Dat is hét kenmerk van een toekomstbestendige krijgsmacht. Ik beschouw de Algemene Rekenkamer als een zeer noodzakelijke, een belangrijke en ook een zeer constructief-kritische partner in dezen.

(...)

Ik heb vorige week al aangegeven — ik kom er later in het betoog nog uitgebreid op terug — dat ook ik rekening heb te houden met de financieel-economische werkelijkheid. Dat geldt voor ons allemaal. Er is niet zoiets als een geldboom op het Binnenhof. Ik heb niet zoiets als een bosje toverstokken. Ik heb dus te dealen met de financieel-economische werkelijkheid.

(...)

in de nota over de toekomst van de krijgsmacht hebben wij het fundament neergelegd dat uiteindelijk leidt tot het in evenwicht brengen van de ambitie en middelen. Wij zijn van mening dat ons dat ook gaat lukken met de maatregelen die nu zijn voorgesteld. Kortom, het is niet zo dat ik het vandaag roep en dat dat morgen geregeld is. Het is een proces dat in gang gezet moet worden. Dat heb ik eerder uiteengezet over bijvoorbeeld de Chinook-helikopters. Dus geef het even tijd. Maar met de maatregelen die wij nu hebben genomen, ben ik ervan overtuigd dat wij dat evenwicht weten te bereiken.

(...)

Ik heb zojuist aangegeven dat er een spanning kan zitten tussen ambitie en middelen. Ik loop er niet voor weg dat dit de afgelopen jaren ook absoluut het geval is geweest. Ik blijf echter streven naar het juiste evenwicht tussen ambitie en middelen, want alleen dat zal de krijgsmacht toekomstbestendig maken.

De heer De Roon somde een aantal verlangens op en vroeg mij om een reactie daarop. Hij zei: schrap toch die grondwettelijke taak met betrekking tot de internationale rechtsorde; stuur onze militairen alleen op internationale missies als onze belangen of die van onze bondgenoten, afhankelijk van wie die bondgenoot dan is, manifest en existentieel worden bedreigd; blijf vooral ver van EU-bemoeienis met onze krijgsmacht en verkwansel de zeggenschap over de inzet van Nederlandse militairen en middelen nooit in deals met andere landen, dus geen Benelux-leger.

Ik ben van mening dat juist deze benadering de welvaart en veiligheid van Nederland schade zou toebrengen. De bevordering van de internationale rechtsorde is namelijk niet voor niets een wettelijke taak en een van de strategische belangen in de internationale veiligheidsstrategie. De handelsnatie Nederland is daarbij gebaat. En ja, ik ben ook van mening dat Europa meer verantwoordelijkheid moet nemen voor de eigen veiligheid. Ook onze Amerikaanse vrienden vragen dat nogal nadrukkelijk. De wereld is in beweging en Europa moet in staat zijn om de eigen broek op te houden. Ik weet werkelijk niet wie de heer De Roon bedoelt als hij spreekt over "Brusselse machtsaspiraties". Ik zit er in elk geval niet zo in. Ik ben heel pragmatisch en mijn doel is het vergroten van ons handelingsvermogen in het belang van Nederland.

Wellicht stel ik de heer De Roon gerust als ik zeg dat er geen Benelux-leger komt, tenminste als hij doelt op een volledig geïntegreerde gezamenlijke krijgsmacht van de drie Benelux-landen onder centraal commando. Het spreekt echter voor zich dat we met BENESAM als lichtend voorbeeld wel steeds nauwer zullen samenwerken, bijvoorbeeld op het terrein van air policing, waarover ik laatst een letter of intent met mijn Belgische collega De Crem heb getekend. Het zal de heer De Roon misschien minder bevallen maar mij des te meer dat er wel een Benelux-EU-Battlegroup komt. Het gaat om een tijdelijke formatie die in 2018 gereed zal worden gehouden voor mogelijke inzet als onderdeel van de Europese "Rapid Response"-capaciteit.

De heer Van Dijk vroeg net terecht of een missie naar Uruzgan nog mogelijk zou zijn. Die vraag werd mij vorige week ook door mevrouw Eijsink gesteld. Ik zeg nogmaals: ja, een dergelijke missie kan nog. Dat doe ik niet met de natte vinger, ik laat mij daarover adviseren via de militaire lijn. De kern bestaat uit een bataljonstaakgroep, oftewel een battlegroup. Die kunnen we met de aangepaste inzetbaarheidsdoelstellingen langdurig inzetten met voldoende voortzettingsvermogen, inclusief de benodigde logistiek en ondersteuning. Als Nederland weer lead nation zou zijn, vereist dat nog andere capaciteiten, zoals verkenningscapaciteit, special forces, basisbeveiliging, medische voorzieningen, Apache- en Chinook-detachementen et cetera.

Voor dergelijke capaciteiten moest in de tijd van Uruzgan ook al een internationale verdeling worden gemaakt. Delen daarvan werden geleverd door bijvoorbeeld Australië en Frankrijk. Dat zal ook in de toekomst zo blijven. Voor alle duidelijkheid: op deze capaciteiten is niet beknibbeld in de nota over de toekomst van de krijgsmacht. Of een missie à la Uruzgan nog kan, hangt uiteindelijk natuurlijk ook af van andere missies, kleine of grote, die we op deze aardbol uitvoeren. De boodschap is dat we uiteindelijk niet alles tegelijkertijd kunnen doen. We kunnen best heel veel heel langdurig, maar we kunnen niet meer alles tegelijk doen.

De heer Knops vroeg of ik bereid ben om een verhoging van FNIK te bespreken met mijn collega's van V en J en BZK. FNIK staat voor het convenant Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht. Het convenant is in 2010 met V en J en BZK gesloten. Ik zeg toe dat ik een herijking met de heren zal bespreken. Ik wil dat doen in het kader van de interdepartementale evaluatie van het convenant. Ik zal daar op korte termijn mee starten. Het huidige budgettaire kader van FNIK wordt dan uiteraard meegenomen in die evaluatie.

Ook vroeg de heer Knops naar veel meer duiding ten aanzien van de veranderingen bij de landmacht, in het bijzonder ten aanzien van de omvorming tot een gemotoriseerde eenheid. Hij was het hier nogal hartgrondig mee oneens, als ik hem goed beluisterde. Ik vraag de heer Knops toch om de brief nog een keer goed te lezen juist met het oog op de operationele voordelen. Mevrouw Eijsink kondigde gisteren tijdens de procedurevergadering aan een technische briefing aan te vragen. Het spreekt voor zich dat Defensie daar van harte aan meewerkt. Bij de planning van missies zal de CdS nauwgezet analyseren met welk materieel de taken het beste kunnen worden uitgevoerd. Het voordeel van een nieuwe inrichting van de landmacht is dat de gereedschapskist van de landmacht evenwichtiger is opgebouwd. Hierdoor zijn er meer mogelijkheden om een missie met de juiste combinatie van middelen uit te voeren. Ook hierbij geldt dat ik dit niet in mijn werkkamer doe. Ik laat mij daarover nauwgezet adviseren. Ook kunnen de gemechaniseerde en gemotoriseerde eenheden in elkaars voortzettingsvermogen voorzien. De aanpassingen waartoe is besloten, stroken met de ervaringen die wij in missies hebben opgedaan. Ook voor de toekomst is de verwachting dat er behoefte is aan dergelijke eenheden. Wij kijken natuurlijk ook naar de ons omringende landen. Hoe hebben zij zichzelf georganiseerd? Welke lessen hebben zij getrokken? Wij bereiden ons daar nu op een heel degelijke wijze op voor. Voor alle duidelijkheid: er blijven 88 operationele CV90's beschikbaar bij de 43ste Gemechaniseerde Brigade. Dit aantal is toereikend voor de inzet van de brigadetaakgroep voor maximaal een jaar of een bataljonstaakgroep voor langere duur.

(...)

 ik ga niet over de Belgische keuze voor de opvolger van de F-16. Voorlopig vliegen wij de komende tien jaar nog door met de F-16. Ook de Belgen zullen dat voorlopig nog doen. Wij hebben gezegd dat wij voor het gezamenlijk bewaken van ons luchtruim niet hetzelfde vliegtuig nodig hebben. We brengen wel de druk op onze capaciteit terug, waardoor we meer capaciteit beschikbaar krijgen voor bijvoorbeeld inzet in missiegebieden. Dat is het uitgangspunt van die letter of intent. Ik kom bij het blok "samenwerking en soevereiniteit". Als ik zeg dat soevereiniteit en defensiesamenwerking geen tegenpolen zijn, zal dat mevrouw Hachchi zeker bevallen. Ik heb dinsdagavond een buitengewoon aangenaam debat hierover gehad met mevrouw Hachchi, mevrouw Eijsink en de heer Vuijk. De intensivering van de verdieping van de internationale defensiesamenwerking vergroot ons vermogen tot handelen; ik zei dat net al. Ik beschouw dit ook als een wezenlijk kenmerk van de hedendaagse interpretatie van soevereiniteit. Het vergroten van ons handelingsvermogen is voor mij een belangrijke leidraad.

De heer Van Dijk vroeg mij wat ik bedoelde met mijn opmerking dat de Europese samenwerking naar een "volgend niveau" moet. De heer Vuijk vroeg om extra aandacht voor soevereiniteit, als ik hem goed heb begrepen in relatie tot de gevolgen voor de nationale besluitvormingsprocedures en de betrokkenheid van nationale parlementen, ook dit huis. Het is geen verrassing dat ik in het afgelopen jaar herhaaldelijk heb gepleit voor intensivering van de Europese defensiesamenwerking. Immers, alleen dan zal Europa kunnen beschikken over de capaciteiten die het nodig heeft voor gezamenlijk optreden, alleen dan kan Europa meer verantwoordelijkheid nemen en alleen dan kan Europa zijn eigen broek ophouden. Ter geruststelling van de heer De Roon zeg ik dat ik geen voorstander ben van een Europees leger. Er is ook geen NAVO-leger, om maar iets te noemen. Van het opheffen van soevereiniteit, gesuggereerd door de heer Van Dijk, is wat mij betreft geen sprake. Wel vraagt het begrip "soevereiniteit" anno 2013 om die hedendaagse benadering van het vergroten van het handelingsvermogen. Wij hebben daarover vaak met elkaar van gedachten gewisseld. Bij die verdergaande internationale samenwerking is het uitgangspunt natuurlijk wel dat landen op elkaar moeten kunnen vertrouwen. Tegen de heer Vuijk zeg ik dat het voor zich spreekt dat de nationale parlementen hierbij een onmisbare rol spelen.

Die Europese samenwerking moet dus inderdaad naar een volgend niveau worden gebracht. De internationale samenwerking is ook een van de uitgangspunten in de nota over de toekomst van de krijgsmacht. De samenwerking met bondgenoten zal in de toekomst de hele levenscyclus van capaciteiten omvatten. In de toekomst, dus niet morgen; dat proces gaat heel geleidelijk. Ik heb het hierbij ook over de verwerving en de instandhouding van capaciteiten. De verregaande integratie van capaciteiten is een nadrukkelijk onderdeel van dat perspectief. De NAVO en de EU hebben een zeer belangrijke rol te spelen bij die verdere intensivering van de internationale defensiesamenwerking. Zonder coördinatie en harmonisatie is het immers op zijn minst twijfelachtig of we in de toekomst bij een gezamenlijk optreden over de capaciteiten kunnen beschikken die we nodig hebben. Het zijn de NAVO en de EU die ervoor moeten zorgen dat landen beredeneerde keuzes kunnen maken, die goed op elkaar zijn afgestemd. Het heeft niet zo veel zin als 28 landen tanks aanschaffen, maar niemand over bijvoorbeeld een Patrioteenheid beschikt. Daarvoor is het noodzakelijk dat de landen politieke wil tonen. In dat proces zitten we nu. We maken kleine stappen vooruit en uiteindelijk zullen die kleine stappen vooruit wel degelijk leiden tot de vergroting van het handelingsvermogen en een Europa dat zijn eigen broek kan ophouden. Daar wil ik ook naartoe.

De heer Vuijk stelde dat Nederland zelf de basiscapaciteiten goed op orde moet houden en deze niet uit handen moet geven. Dat begrijp ik. We hadden het net even over die stip op de horizon en de verregaande taakspecialisatie. Het is zo mooi op papier en het klinkt mooi, maar zo ver zijn we echt nog lang niet, ook niet in de komende decennia. Ik geef toe dat wat ik net zei over "en passant even de landmacht opheffen" misschien wat oneerbiedig was, want ik weet zeker dat mevrouw Hachchi het niet zo heeft bedoeld. Een "stip op de horizon" klinkt dus heel mooi, maar die leidt op dit moment helemaal nergens toe, behalve tot veel onrust. Wellicht is het voor de gemoedsrust van de heer Vuijk goed om te zeggen dat de voorziene samenwerking met België op het gebied van bijvoorbeeld de luchtruimbewaking, losstaat van het zelf kunnen beschikken over basiscapaciteiten, in dit geval het jachtvliegtuig. We geven met die samenwerking niet zozeer een basiscapaciteit uit handen, maar door de synergiewinst die ontstaat komt wel een groter deel van de basiscapaciteit beschikbaar voor de expeditionaire taken. Zoals ook helder is verwoord in de nota over de toekomst van de krijgsmacht, heeft de krijgsmacht de beschikking over een combinatie van basis- en nichecapaciteiten voor diverse typen missies en soorten conflicten, en dat zal zo blijven. Basiscapaciteiten zijn de capaciteiten waar de krijgsmacht niet zonder kan of die nodig zijn voor de wettelijke taken en dus ook nationaal voorhanden moeten blijven. Samen vormen ze de zogenaamde basisgereedschapskist van de krijgsmacht.

De nichecapaciteiten zijn schaarse capaciteiten in NAVO- en EU-verband. Een beperkt aantal lidstaten beschikt hierover. Nichecapaciteiten komen eerder in aanmerking voor taakspecialisatie, zo geef ik toe. Daar is ook helemaal niets mis mee, maar het is wel een bescheiden vorm van taakspecialisatie, zo u wilt. Ook komen de nichecapaciteiten eerder in aanmerking voor internationale inbedding dan de zogenoemde basiscapaciteiten. Het zal duidelijk zijn dat als Nederland een nichecapaciteit afschaft, het bondgenootschap vervolgens ook minder van die bewuste capaciteiten overhoudt en dan moet ook ons land een beroep doen op partners die deze capaciteiten nog wel hebben. Natuurlijk, internationale samenwerking op het gebied van nichecapaciteiten kan leiden tot een groter rendement. Daar ben ik van overtuigd. Internationale samenwerking kan dan ook een alternatief zijn voor het verwerven of vervangen van een capaciteit. Zoals de heer Vuijk zelf al opmerkte, is een goed voorbeeld hiervan het multinationale initiatief om zeer grote transportvliegtuigen, de C-17's, te poolen en de deelnemende landen, waaronder Nederland, trekkingsrechten te laten kopen. Dat zie ik ook echt als de toekomst van Europa.

(...)

Een land, dus ook het nationaal parlement, behoudt altijd zeggenschap, de regering behoudt altijd zeggenschap over de inzet van mensen en middelen. Let wel, als we serieus werk maken van die verdergaande internationale samenwerking, vraagt dat iets van de regering maar ook van het parlement. We zullen eerder in het besluitvormingsproces moeten nadenken. Ik noem als voorbeeld het European Air Transport Command (EATC). Daar zijn we willens en wetens ingestapt. Als er op een gegeven moment een beroep op ons wordt gedaan om een vlucht uit te voeren, bijvoorbeeld door de Fransen in het kader van de operatie Serval, dan is dat voor mij een logisch gevolg van de beslissing die we eerder hebben genomen om deel te nemen aan dat EATC. Natuurlijk houden landen wel altijd zeggenschap over inzet van eigen mensen en middelen en dat lijkt mij ook cruciaal, aangezien het heel vaak gaat over vrijheid en veiligheid en, erger, leven en dood.

(...)

als je vergaand internationaal samenwerkt, je een betrouwbare partner moet zijn. Als je dan "five to midnight" iedere keer je eenheden of je materieel terugtrekt, dan is die internationale samenwerking op voorhand gedoemd te mislukken. Dus het vraagt wel iets van ons, van het nationaal parlement en de regering, om er serieus mee om te gaan. Het vergroten van ons handelingsvermogen is een groot goed. Dat is in het belang van onze veiligheid, vrijheid en welvaart. Het is iets om rekening mee te houden en dat is precies het debat als het gaat om nationale besluitvormingsprocedures en dat is ook precies het debat dat we het afgelopen jaar vrij intensief met elkaar hebben gevoerd en waarover ik vorige week nog sprak in het Europees Parlement, en dat debat zal ik blijven voeren. Als de internationale samenwerking verdergaat en wij dat debat niet voeren en wij elkaar niet recht in de ogen kijken over wat de gevolgen zijn voor onze nationale besluitvormingsprocedures, komen wij straks van een heel koude kermis thuis.

(...)

Rust voor de krijgsmacht lijkt mij wel verdiend na twintig jaar van reorganisaties, taakstellingen en groeiende baanonzekerheid. Dus ja, de krijgsmacht is toe aan rust. Is dat een argument om niet te willen praten over de afschaffing van een krijgsmachtdeel? Nee! Ik denk gewoon dat het niet heel erg nuttig is om te praten over het afschaffen van een krijgsmachtdeel, omdat alle krijgsmachtdelen voorzien in basiscapaciteiten die wij ook voor onze wettelijke taken voorhanden moeten houden en dus nationaal beschikbaar moeten hebben. Dat is wat ik zeg.

Vervolgens is internationaal eindelijk draagvlak aan het ontstaan voor een taakspecialisatie in bescheiden vorm of, zo u wilt, de nichecapaciteiten waarover ik eerder sprak. Er is echt geen draagvlak om nu vérgaand te specialiseren op het niveau van de krijgsmachtdelen. Stel dat Nederland alleen nog maar beschikt over een marine, België alleen nog maar over een luchtmacht en Duitsland alleen nog maar over een landmacht. Dat gaat hem niet worden, zeg ik tegen mevrouw Hachchi. Dat is geen onwil, dat is de realiteit. De stappen die wij nu zetten voor een verdergaande internationale defensiesamenwerking zijn goud waard. Die stappen moeten wij tot meters maken. Wij moeten ervoor zorgen dat Europa inderdaad straks zijn eigen broek kan ophouden. Daarvoor is die verdergaande taakspecialisatie waar mevrouw Hachchi over spreekt, dus het afschaffen van een krijgsmachtdeel, simpelweg niet nodig.

(...)

Daarmee ben ik gekomen bij het kopje personeel, veteranen en gender. De heer Segers vroeg hoe ik denk het herstel van vertrouwen te gaan bereiken. We hebben daar vorige week en al vaker over gesproken. Is de minister bereid om een ontslagstop in te lassen? Ook vroeg hij of ik bereid ben om een onafhankelijk onderzoek naar de ontevredenheid onder het personeel te houden.

Wat de input van bijvoorbeeld de GOV, de AFMP en andere bonden betreft, is dat een proces dat ik heel graag zorgvuldig wil doorlopen mét de bonden. Zij hebben een hoeveelheid van punten van zorg verwoord en allerlei mogelijkheden in kaart gebracht die serieus moeten worden besproken. Ik hecht er echter aan om daar nu niet een paar punten uit te trekken om commentaar op te leveren, maar om dat met de bonden in een zorgvuldig proces, gezamenlijk en in samenhang te doen. Een belangrijk uitgangspunt voor mij en de Kamer daarbij is het behoud van werkgelegenheid en operationele capaciteit. Ik zeg tegen de heer Segers dat de opmerkingen van de bonden en de mogelijkheden die zij in kaart hebben gebracht, natuurlijk ook door mij serieus worden genomen en dat ik dat zeer zorgvuldig zal oppakken.

Aan het begin van het betoog zei ik al dat ik het afgelopen jaar niet onder een steen heb gezeten. Dat geldt ook voor de Commandant der Strijdkrachten, de secretaris-generaal en vele anderen in de organisatie. Natuurlijk merk ook ik dat het vertrouwen van het personeel in de Defensieorganisatie en de leiding, ook de politieke leiding, onder druk staat. Ik merk dat in mijn contacten met de commandanten en in mijn contacten met de werkvloer. Ook de bonden maken van hun hart geen moordkuil. Dat is de Kamer ook niet ontgaan. Daarnaast laat ook eigen onderzoek dit beeld zien. Het verzoek van de heer Segers om een onafhankelijk onderzoek naar de ontevredenheid onder Defensiepersoneel in te stellen, acht ik dan ook niet nodig. Het is immers duidelijk dat er ontevredenheid heerst. Eerlijk gezegd is dat ook niet zo raar, na 22 jaar van reorganisaties, taakstellingen en groeiende baanonzekerheid.

De afname van het vertrouwen is al geruime tijd gaande. Samen met de Commandant der Strijdkrachten, de SG en heel veel anderen, zoals de commandanten van de krijgsmachtdelen, werk ik hard aan een herstel van dat vertrouwen. Ik weet dat de heer Segers het er waarschijnlijk mee eens is dat wij de krachten moeten bundelen. Alleen bereik ik niet iedereen. Daar hebben we wat meer body voor nodig. Dat heb ik ook tegen bijvoorbeeld de AFMP gezegd: laten we de krachten bundelen in plaats van elkaar te blijven bestoken met soundbites. Dat draagt namelijk niet bij aan het herstel van vertrouwen. Kritiek is goed, kritiek vanuit de bonden is prima, want dat houdt ons allemaal scherp en op koers. Alleen, we moeten wel gezamenlijk werken aan de rust en stabiliteit die de organisatie verdient, en daarmee aan het herstel van vertrouwen.

(...)

.. uitwerking van de Veteranenwet in AMvB's. Ik weet zeker dat mevrouw Eijsink daarin ook buitengewoon is geïnteresseerd. Wanneer komt het besluit naar de Kamer? Heeft de Kamer überhaupt nog iets te zeggen over dat besluit? Het concept-Veteranenbesluit is inmiddels met de bonden besproken. Dat is een zorgvuldig proces geweest. Ook is het ambtelijk interdepartementaal besproken. Ook dat was een zorgvuldig proces. Dat heeft tijd gekost. Het besluit zal op korte termijn in het kabinet worden besproken. Daarna zal het direct worden voorgehangen bij de Tweede Kamer. Tijdens het notaoverleg Veteranen heb ik eerder gezegd dat het de bedoeling is dat een en ander in november 2013 — daar zijn wij nu aangekomen — wordt voorgehangen. Ik hoop dat te halen, maar anders zal dat in de eerste weken van december zijn. Ik vrees dat het helaas ook te maken heeft met de wijze waarop je iets aanbiedt in de ministerraad et cetera, maar wij zitten erbovenop.

De heer Vuijk vroeg ook naar het Reservistenbureau. Ik heb de Kamer daarover al eerder geïnformeerd. De reservisten zullen meer en meer een integraal onderdeel vormen van de Defensieorganisatie. Ik heb de Kamer geïnformeerd over het belang van de inzet van reservisten. De heer Knops heeft zich daar ook luid en duidelijk over uitgesproken. Het gaat hierbij om draagvlak, binding met de samenleving, flexibiliteit en de vulling van de organisatie ten aanzien van de noodzakelijke tijdelijke expertise. Zo zijn er vele voorbeelden te noemen. Tevens heb ik de Kamer in verschillende brieven geïnformeerd over de wijze waarop Defensie het reservistenbeleid wil ontwikkelen. Voor dat doel is het Reservistenbureau opgericht dat in samenwerking met alle belanghebbenden, zoals reservisten, werkgevers, vakcentrales, andere overheden en politieke partijen, de meest kansrijke gebieden identificeert en vastlegt in beleid. Daarna zal het Reservistenbureau de uitvoering van dat beleid ondersteunen. Zoals bekend, wil Defensie het nieuwe reservistenbeleid samen met die andere partijen daadwerkelijk vormgeven. Wij hebben inmiddels verschillende centrale bijeenkomsten georganiseerd en gehouden om samen met de reservisten, hun achterban en werkgevers te spreken over de ideeën over het reservistenbeleid. Op 2 december a.s. wordt hierover in Hilversum een groot congres georganiseerd. Volgens mij heb ik al eerder laten weten dat ook de leden van harte zijn uitgenodigd voor dit congres op 2 december. Als ik dat niet heb gedaan, zeg ik mea culpa. De mening van de leden in dezen doet ertoe.

De heer Van Dijk vroeg of het gewondeninsigne met terugwerkende kracht aan veteranen kan worden uitgereikt. Een voorstel tot toekenning van een draaginsigne kan worden gedaan door Defensie, de veteraan zelf of door personen uit de omgeving van de veteranen. De heer Van Dijk vroeg gisteren heel terecht of het inmiddels in de procedures is geregeld dat Defensie zorg draagt voor het voorstel tot toekenning van het draaginsigne voor een veteraan lijdend aan PTSS. Het antwoord daarop is: ja, het is in de procedures vastgelegd. Het voorstel tot toekenning van een draaginsigne wordt dan naar de Centrale Adviescommissie Draaginsigne Gewonden gestuurd. Deze commissie beoordeelt de aanvraag en adviseert mij vervolgens weer over de toekenning. Hoewel het goed geregeld is in de procedures, blijkt ook nu weer dat de perceptie van enkele veteranen kennelijk anders is ten aanzien van de uitvoering hiervan. De motie waaraan de heer Van Dijk refereerde, is dus overigens uitgevoerd. Dat die perceptie anders is, vind ik oprecht spijtig. Bij de inrichting van het Veteranenloket, waar de Kamer ook bij betrokken is, zal ik daarom opnieuw bezien hoe dit proces kan worden verbeterd, of daar ruimte voor is en of dit noodzakelijk is.

(...)

Mevrouw Hachchi stelde vragen over de personele kosten van de krijgsmacht. Ze leek te veronderstellen — ik zeg er gelijk bij dat ik het misschien ook niet helemaal goed heb begrepen — dat bij de bezuinigingen niet of in ieder geval onvoldoende naar het CDC, DMO en de Bestuursstaf zou zijn gekeken. Ik wil graag duidelijk maken dat niets minder waar is. Vrijwel de gehele taakstelling op de apparaatsuitgaven, de 48 miljoen uit het regeerakkoord, is namelijk bij het CDC en DMO neergeslagen. Daarnaast zijn er ook nog de gevolgen van de beleidsbrief uit 2011. Dat lijkt alweer heel lang geleden, maar het heeft een enorme impact gehad: 30% reductie. Vastgesteld is dat in de staven van de Bestuursstaf, het CDC en DMO geen ruimte meer was voor aanvullende taakstellingen. Dat geldt evenzeer voor de staven van de operationele commando's. Voor alle duidelijkheid: bij de uitvoerende divisies van het CDC leiden de maatregelen in de infrastructuur en de indirecte gevolgen van maatregelen bij de operationele eenheden — dat zijn de zogenoemde tweedeorde-effecten — tot een extra taakstelling van ongeveer 10 miljoen. Het terugdringen van alleen de personele exploitatie is altijd wat risicovol, omdat het niet zal leiden tot een structureel betaalbare krijgsmacht aangezien hiermee ook het evenwicht wordt verstoord tussen personeel, materieel en ondersteunende diensten.

Niet onbelangrijk is de "tooth-to-tail"-verhouding, de verhouding tussen het personeel dat operationeel kan worden ingezet en de staf die dat mede mogelijk maakt. Uit een onderzoek van McKinsey uit het voorjaar van 2010 blijkt dat Nederland het toen al verhoudingsgewijs goed deed. Dat was dus nog voor de reductie van 30% aan staf. Na Noorwegen en Koeweit — opvallend — kwam de Nederlandse krijgsmacht als derde uit de bus. Nederland komt uit op 39% gevechtsfuncties, 21% gevechtsondersteuning en 41% overig. Als ik dat afzet tegen de internationale gemiddelden van respectievelijk 26%, 11% en 63%, denk ik dat we het goed doen. Natuurlijk blijven we streven naar een steeds verdere verbetering van die verhouding. Als dat de aansporing is van mevrouw Hachchi, zeg ik volmondig ja. Als zij mij echter vraagt of er nu sprake is van een onevenredige verhouding, dan is mijn antwoord nee.

(...)

Het Budget Internationale Veiligheid, voorzitter. Diverse leden, onder wie de heer Knops, hebben vragen gesteld over het BIV. Gisteren is al aan de orde geweest dat ik samen met collega Ploumen afgelopen maandagmiddag een vruchtbaar notaoverleg heb gevoerd met de Kamer. Niet iedereen was aanwezig, maar we hebben toen samen wel de nodige duidelijkheid kunnen scheppen. Ik zal niet herhalen wat toen allemaal is gezegd, maar ik zal wel proberen om het Budget Internationale Veiligheid ook voor de CDA-fractie in het juiste perspectief te plaatsen. Bij de heer Knops is kennelijk sprake van een klein misverstand, dat ik buitengewoon graag wegneem. Dat misverstand is dat we te maken zouden hebben met 250 miljoen Defensiegeld. Dat is niet zo; voor het grootste gedeelte is het HGIS-geld. Dat dit voorheen op de begroting van Defensie stond en nu op de begroting van BHOS doet daaraan niets af. Dit HGIS-geld kan niet door de desbetreffende minister naar believen binnen de eigen begroting worden besteed. Dat was niet zo en dat is niet zo. Hans Hillen kon dat niet, ik kan dat niet en straks kan Lilianne Ploumen het ook niet. Er staat een hek omheen. Wat binnen de HGIS zit, moet binnen de HGIS blijven. Crisisbeheersingsoperaties worden uit de HGIS betaald en dat blijft zo: tot en met dit jaar uit de HGIS-voorziening op de Defensiebegroting en vanaf 2014 uit het BIV, dat dan ook onderdeel is van de HGIS, op de BHOS-begroting. Als de instelling van het BIV voor Defensie niet leidt tot een bezuiniging, zoals de minister-president heeft aangegeven tijdens de algemene politieke beschouwingen, zoals ik afgelopen maandag heb bevestigd tijdens het notaoverleg en zoals ook mijn collega Ploumen heeft bevestigd, levert het terug overhevelen van het BIV naar de Defensiebegroting ook geen extra geld op voor Defensie. Laat ik het zo zeggen: een eventueel amendement op dit punt moet ik ontraden, omdat het Defensie niets oplevert. Het leidt niet tot een bezuiniging. Dat heeft de minister-president aangegeven. Dat heb ik aangegeven. Dat heeft mevrouw Ploumen aangegeven.

(...)

 De heer Knops had graag gezien dat het JSS ook de Chinook-taak zou uitvoeren. Ik snap die gedachte, dat is aantrekkelijk, maar het herstel van de Chinook-taak zou voor het JSS wel de volgende effecten hebben. Er kan dan niet langer uitsluitend met een kernbemanning met het JSS worden gevaren. Er is immers extra bemanning nodig om de helikopters te kunnen inzetten. Het bereikte evenwicht tussen de gevraagde helikopteruren en het aanbod van helikopteruren, waarover wij eerder vandaag spaken, wordt dan verstoord. Dan moet ik dus aanvullende maatregelen nemen. De Chinooks moeten ook zeebestendig worden gemaakt en dat kost geld. Bovendien zullen de instandhoudingskosten toenemen. De realiteit is dat hiervoor binnen de Defensiebegroting geen dekking bestaat. Ik heb aangegeven dat wij het JSS in de vaart nemen, maar dat wij internationaal gaan samenwerken. Ik rapporteer daarover en kom bij de Kamer terug. Intern heb ik gezegd: failure is not an option. Dat herhaal ik hier. Het gaat ons lukken.

(...)

Defensie werkt niet aan volledig geautomatiseerde wapensystemen en heeft er ook geen plannen voor. Voor de Nederlandse regering is het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht, leidend bij de ontwikkeling van nieuwe wapensystemen. Let wel, de technologische ontwikkeling van autonome systemen strekt natuurlijk verder dan alleen maar de wapensystemen. Wij hebben het ook over vliegtuigen, mijnenvegers et cetera. Hoe dan ook, het zal duidelijk zijn dat Defensie de technologische ontwikkelingen meer in het algemeen nauwgezet volgt. Voor de duidelijkheid en misschien wel ter geruststelling: de inzet van wapensystemen loopt altijd via strikte procedures, waarbij toetsing aan de regels, waaronder proportionaliteit, vanzelfsprekend is. Bij de inzet van een wapensysteem houden wij vast aan deze procedure en garanderen wij dat er altijd een zogenaamde man in the loop, een man in control zit. Het is nooit volledig autonoom.

Internationaal komt de discussie over volledig geautomatiseerde wapensystemen behoorlijk op gang. Nederland zal actief deelnemen aan die discussie. Een belangrijk forum is de bijeenkomst van statenpartijen bij het verdrag inzake conventionele wapens. Als ik het goed heb, vindt er zelfs deze week een bijeenkomst plaats waarbij dit onderwerp ook weer op de agenda staat.

Hoe dan ook, ik benadruk dat wij het internationale debat nauwgezet volgen. Het is ook goed dat wij er af en toe met elkaar over spreken. Duidelijk is, in ieder geval voor mij, dat heldere definities vooralsnog ontbreken. Ook is er nog steeds geen overzicht beschikbaar van dodelijke autonome wapensystemen die daadwerkelijk in ontwikkeling zijn. Mede daarom vind ik het echt nog te vroeg om uitspraken te doen over het verbieden van dergelijke wapensystemen of over een moratorium op de ontwikkeling ervan. Wel is duidelijk dat de regering het van harte met de heer Van Ojik eens is dat dergelijke wapens serieuze vragen oproepen op ethisch gebied. Ook is het echt de vraag of ze überhaupt ooit kunnen worden ingezet met inachtneming van het humanitair oorlogsrecht. Er is een ontwikkeling, wij volgen die en wij nemen actief deel aan de discussie. Op dit moment is er echter onvoldoende beeld van om nu allerlei boude uitspraken te doen.

(...)

Ik kom bij het kopje overig. De heer Vuijk vroeg of de krijgsmachtdelen nog meer kunnen samenwerken. Waar ziet de minister nog meer kansen? Ik denk dat hij doelde op de verpaarsing. Nadere samenwerking is de aangewezen manier om de gezamenlijke militaire slagkracht op peil te houden. Dit geldt voor de samenwerking tussen de krijgsmachtdelen, de samenwerking met internationale partners en de samenwerking in eigen land met kennisinstituten, veiligheidspartners en bedrijven. Aangezien de heer Vuijk het had over die verpaarsing, wil ik graag benadrukken dat er al heel veel samenwerking tussen de krijgsmachtdelen plaatsvindt. Mevrouw Eijsink wees daar gisteren tijdens het debat ook op. De materieelaanschaf is paars, tenzij. Veel oefeningen zijn gezamenlijk en er komen steeds meer joint organisatiedelen.

Concreet is de ondersteuning van alle krijgsmachtonderdelen geconcentreerd bij het CDC en de DMO. Het onderhoud van materieel is geconcentreerd bij respectievelijk het marinebedrijf Logistiek Centrum Woensdrecht en Materieellogistiek Commando Land. Deze bedrijven onderhouden het materieel van alle Defensieonderdelen. Er staan geen schotten, zo u wilt. Daarnaast zijn er joint organisatiedelen die niet aan meer Defensieonderdelen operationele producten leveren. Deze zijn in zogeheten Single Service Management administratief bij een van de Defensieonderdelen ondergebracht. Het Defensie Cyber Commando, waar wij net over spraken, is daar een goed voorbeeld van. Ook in de nota staan enkele andere initiatieven. Daarin hebben wij gezegd dat de joint aansturing van bijvoorbeeld alle Nederlandse special operations eenheden, het Korps Commandotroepen, het Korps Mariniers, maar ook de geïntegreerde inzet, opleiding en training, de komende jaren de norm wordt. Hetzelfde geldt voor de ondersteunende processen zoals materieelverwerving en doctrineontwikkeling.

De krijgsmacht is bezig met een intensivering van de samenwerking en de integratie van de capaciteiten, middelen en eenheden. De krijgsmacht wordt steeds meer modulair opgebouwd om de bruikbaarheid van eenheden te vergroten en specifiek op een missie afgestemde verbanden te kunnen samenstellen. Die onderlinge afhankelijkheid en structuren, het proces van vraag en aanbod, maken dat de operationele commando's, die echt niet meer de krijgsmachtdelen zijn in de oude zin van het woord, en CDC en DMO steeds intensiever samenwerken onder de integrale aansturing van de Commandant der Strijdkrachten.

Tot slot op dit punt, natuurlijk zijn er nog altijd verbeteringen mogelijk. Wij blijven dan ook kijken en laten ons graag inspireren door de Kamerleden. Maar juist op dit aspect hebben wij een onomkeerbaar proces in gang gezet met een stijgende lijn, gelet op alle resultaten die wij al hebben bereikt. Defensie dupliceert geen capaciteiten.

(...)

De heer Vuijk sprak over de emotie en de identiteit, de esprit de corps. Dat is natuurlijk heel herkenbaar. We laten die donkerblauwe, die groene en die lichtblauwe identiteit dan ook in stand. Dat is van belang voor het domein waarin het desbetreffende commando opereert. Elders in de wereld is ook weleens geprobeerd om al die militairen tot één entiteit om te vormen, inclusief uitmonstering, maar vanwege het ontbreken van de herkenbaarheid en de identiteit is dat heel slecht bevallen en is men teruggekeerd op zijn schreden. Die emotie herken ik dus wel. Ik denk dat het uiteindelijk altijd een uitdaging blijft om het juiste evenwicht te bereiken tussen identiteit en esprit de corps aan de ene kant en de gezamenlijkheid aan de andere kant. Hoe dan ook, de "verpaarsing" zoals dat bij ons intern bekend staat — ik moet eerlijk bekennen dat ik dit niet zo'n vies woord vind — is een onomkeerbaar proces. Ik ben graag bereid om te laten zien wat er de afgelopen jaren allemaal is ondernomen.

Ik kom in de buurt van het einde. Eindelijk kom ik aan bij mevrouw Günal-Gezer. Zij had een aantal opmerkingen en voorstellen over de CODEMO-regeling. Dat staat voor Commissie Defensie Materieel Ontwikkeling. Deze regeling is bedoeld om bedrijven in staat te stellen om prototypes te ontwikkelen voor materieel waar Defensie behoefte aan heeft. Volgens mij was er gisteren een heel klein beetje sprake van een mogelijk misverstand. De CODEMO-regeling is namelijk niet per se bedoeld voor het mkb. Wel bekijken wij natuurlijk heel indringend of bedrijven die met een voorstel komen, de ontwikkeling zelf kunnen betalen. Natuurlijk kom je dan bij grote bedrijven sneller tot de conclusie dat zij het zelf kunnen betalen dan bijvoorbeeld bij een gemiddeld mkb-bedrijf. Ik wil mij echter niet wagen aan het op voorhand uitsluiten van bedrijven, terwijl zij allemaal met een heel goed voorstel kunnen komen in het belang van onze krijgsmacht en misschien hulp nodig hebben bij de ontwikkeling van een prototype.

Mevrouw Günal-Gezer had het over de vertragende werking van de huidige opzet. Ik herken dat. Er was sprake van vertragingen. De uitwerking heeft echt de nodige voeten in de aarde gehad. Het heeft helemaal geen zin om dat te ontkennen. Inmiddels zijn wij daar echter uit en zijn de vertragingen achter de rug. Het is dan ook niet nodig om nu ineens aanvullende maatregelen te nemen.

Mevrouw Günal-Gezer vroeg ook of ik bereid ben het virtuele fonds zo snel mogelijk om te zetten in een echt fonds. Ik moet haar teleurstellen, want het kabinetsbeleid is erop gericht om geen nieuwe echte fondsen te creëren. Ik verzeker haar dat de minister van Financiën — mevrouw Günal-Gezer kent hem waarschijnlijk heel goed — daar heel streng in is. Het heeft allerlei onvoorspelbare gevolgen voor ons EMU-saldo en geeft allerlei administratieve overhead. Daarover is hij buitengewoon helder. Nu de eerdergenoemde problemen zijn opgelost, is het wat mij betreft dan ook niet nodig om deze weg in te slaan. In alle eerlijkheid denk ik ook dat wij de CODEMO-regeling een kans moeten geven en dat wij die niet gelijk alweer moeten willen aanpassen. Wij zijn er eigenlijk pas net goed mee begonnen. Ik denk dat wij zeker nog een jaar nodig hebben om te kunnen bepalen of de regeling echt werkt zoals zij is bedoeld. Ik vraag mevrouw Günal-Gezer dus iets meer tijd, alvorens deze regeling alweer te evalueren en zo nodig bij te stellen.

(...)

(Tweede termijn)

De heer Vuijk (VVD): 
Voorzitter. De VVD-fractie bedankt de minister voor de uitgebreide beantwoording van onze vragen. Ik maak graag van de gelegenheid gebruik om nog enkele kanttekeningen te plaatsen bij het debat dat in eerste termijn met de collega's en de minister is gevoerd.

De VVD is overtuigd van de waarde van defensie, overtuigd van de waarde van onze militairen en overtuigd van de noodzaak van een veelzijdige krijgsmacht. De wereld is immers niet veilig en de toekomst onzeker, woorden die hier al vaak zijn uitgesproken en die ik toch nog maar eens herhaal. Ik noem de dreiging van raketten met massavernietigingswapens, de dreiging van cyberaanvallen, de dreiging van piraterij en de dreiging die uitgaat van internationaal terrorisme. De VVD is overtuigd van de dreiging tegen onze veiligheid, de dreiging tegen onze vrijheid en de dreiging tegen onze welvaart.

De VVD-fractie ziet dat de minister enerzijds de defensie-uitgaven binnen de budgettaire kaders brengt en anderzijds de juiste investeringen doet om ons land veilig te houden. Zij ziet ook de verschillen met andere fracties in deze Kamer bevestigd, ook vanochtend weer. Van de SP bijvoorbeeld mag de krijgsmacht flink kleiner, GroenLinks wil een leger met knuffelwapens die ongevaarlijk zijn voor mensen en D66 pleit voor marginalisering van de landmacht en ziet de toekomst van ons land als deelstaat van Duitsland. Laat duidelijk zijn dat de VVD de veelzijdig inzetbare krijgsmacht die internationaal nog meer gaat samenwerken, zoals de minister die in een nota bij de begroting beschrijft, steunt.

Wel ziet de VVD kansen om de discussie die in de Kamer over samenwerking moet worden gevoerd, verder te structureren. Dit geldt ook voor de discussie die de Kamer met andere nationale parlementen gaat voeren. De VVD-fractie zal dit in de AO's die raken aan internationale samenwerking, actief en met hetzelfde enthousiasme als dat van de minister verder uitdiepen.

(...)

Mevrouw Eijsink (PvdA):
Voorzitter. Ik dank de minister voor haar antwoorden en de discussie in eerste termijn. Ik dank haar ook voor de discussie van vorige week. Wij hebben veel met elkaar gesproken, er is veel de revue gepasseerd, maar laten wij wel zijn: het is een momentopname in de plannen die voorliggen. Nu bespreken wij de begroting voor 2014 en volgende week zijn de stemmingen. De uitwerking laat niet zozeer op zich wachten, maar vindt plaats. De minister heeft de Kamer ook nog verschillende plannen toegezegd waar de PvdA-fractie goed naar zal kijken. Zij heeft daar vertrouwen in, maar zij zal de zaak goed en kritisch volgen zoals volksvertegenwoordigers horen te doen.

Ik bedank de minister voor haar opmerking over het DienstenCentrum Re-integratie. Daar komt nog meer informatie over; daar horen wij nog het een en ander over. Dat is voor onze fractie wel een belangrijk punt, want het gaat niet alleen over veteranen maar over heel veel meer. Daarom heb ik dit punt niet willen betrekken bij het notaoverleg over veteranen. Het is namelijk breder; het betreft ook de verdere organisatie in plaats van alleen maar de positie van veteranen.

Ik vraag de minister om nog iets explicieter te reageren op mijn vragen over gender. Mogelijk heb ik het verkeerd begrepen, maar laat duidelijk zijn dat de PvdA-fractie hecht aan een goede rol voor een gendervertegenwoordiger in de organisatie. Hij of zij kan op alle momenten meespreken over beleid, heeft controle op beleid, heeft evaluatie van beleid en heeft goed zicht in de organisatie, te allen tijde en op alle momenten. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister.

Wat mij betreft, was dit het in tweede termijn. Wij spreken nog met de minister in het algemeen overleg personeel. Veel is nu niet aan de orde geweest, de tijd is beperkt, maar er is een algemeen overleg op 17 december. Over de veteranen, een heel belangrijk onderdeel van het beleid, gezamenlijk door de Kamer gedragen, afgelopen weekend weer, spreken wij op 9 december uitvoerig met de minister.

(...)

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): 
Voorzitter. Ik bedank de minister van harte voor haar zowel schriftelijke als mondelinge reacties op onze vragen en onze inbreng. Ik wil terugkomen op een drietal punten uit mijn inbreng in eerste termijn.

Het eerste punt betreft outsourcingtrajecten. De minister heeft aan het begin van haar betoog aangegeven dat zij het afgelopen jaar ontzettend hard bezig is geweest met allerlei belangrijke zaken, onder andere met een nota over de toekomst van de krijgsmacht. Daar hebben wij veel complimenten en alle waardering voor, maar dat betekent niet dat het ten koste mag gaan van een aantal andere belangrijke zaken zoals de outsourcingprojecten. Mijn fractie heeft absoluut niet de intentie om meer onzekerheid voor het defensiepersoneel te creëren. Wanneer je outsourcingprojecten voortvarend ter hand neemt, kan dat juist onduidelijkheid en onzekerheid voor het personeel voorkomen. Wat is de ambitie van de minister voor volgend jaar, als het gaat om outsourcingprojecten?

Ten aanzien van het ICT-outsourcingproject wil ik alleen maar opmerken dat mijn belangrijkste punt was: kijken wij goed om ons heen wat er gebeurt, leren wij van andere voorbeelden om ons heen of zijn wij bezig om het wiel opnieuw uit te vinden?

De minister heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven dat vanwege het wegvallen van een tweetal taken voor het JSS een specifiek ingericht kade niet meer nodig is. Volgens mijn informatie zou alleen al vanwege de grootte en de lengte van het JSS de huidige kade in Den Helder niet geschikt zijn om er aan te meren en te bevoorraden. Wij kunnen het daar wel parkeren, maar kunnen daar eigenlijk verder niets doen. Een belangrijk motief voor het in de vaart nemen van het JSS was dat het veel meer internationaal zou worden ingezet. Als wij de huidige kade aanhouden en verder niks doen omdat wij voortaan maar één taak hebben, leggen wij dan niet aan de voorkant al beperkingen voor de internationale inzet? Wat doen wij als bijvoorbeeld Duitsland straks met een verzoek komt om er zwaar militair materieel mee te vervoeren? Hoe gaan wij daarmee om?

(...)

Minister Hennis-Plasschaert:
(...) ik heb al vaker verteld wat wij allemaal doen met de Duitsers. Overigens heb ik het lijstje inmiddels voor mij. Ik zal even noemen wat daarop staat.

Materieel gebied: onder meer onderzoeken van gezamenlijk onderhoud en landgebonden systemen (Boxer, Fennek en Pantserhouwitser), onderzoeken samenwerking op het gebied van de NH-90, onderzoeken samenwerking bij de aanschaf MALE-UAV, onderzoeken samenwerking ontwikkelen onderzeeboten, onderzoeken samenwerking Mine Countermeasures Capaciteit. Landstrijdkrachten: onder meer doorontwikkelen van legerkorpshoofdkwartier naar een joint headquarters, ontwikkelen van een gezamenlijke vuursteuncapaciteit, samenwerking in opleiding en training, integratie van Luchtmobiele Brigade en de Division Schnelle Kräfte. Luchtstrijdkrachten: verdere integratie binnen EATC, samenwerking in Ground Based Air Defence. Eenheden: samenwerking helikoptertrainingen, samenwerking opleiding en training, kennisdeling op het gebied van ontwikkelen schepen, delen van lessons learned, kennisdeling op het gebied van Maritime Ballastic Defence Capabilities.

                                                       - - -

woensdag 13 november 2013

Inbreng VVD en PvdA, debat begroting Defensie

TK debat begroting Defensie, 1ste termijn, 13 nov 2013

('gestripte' teksten: d.w.z. dat interrupties zijn weggelaten)

De heer Vuijk (VVD):
Voorzitter. De inzet van de kabinetten-Rutte I en II is een kleine, slagvaardige overheid. Vanuit die visie worden in deze kabinetsperiode alle departementen gereorganiseerd en hervormd. De belangrijkste opgave van dit kabinet is het op orde brengen van de overheidsfinanciën zodat er weer ruim baan is voor economische groei. De minister van Defensie heeft de opgave, een reorganisatie door te voeren en tegenvallers binnen de eigen begroting op te lossen. Dit kabinet brengt de defensie-uitgaven binnen het daarvoor beschikbaar gestelde budget. Over de ingrijpende maatregelen bij Defensie is vorige week bijna veertien uur gesproken. Collega Jasper van Dijk memoreerde dat net al. Het was een bijzondere sessie, met heel korte pauzes, waarin wij uitvoerig het hele defensiebeleid hebben doorgelopen. Toch is er nog ruimte om ook nu nog wat zaken aan de orde te stellen.

De VVD wil dat dit kabinet binnen het beschikbare budget een sterke krijgsmacht op de been houdt om onze burgers een veilig land te bieden waar in vrijheid geleefd kan worden. Vandaag zal ik met de collega's en de minister kijken naar de krijgsmacht van morgen. Hoe zal deze eruitzien? Waarom zal deze er zo uitzien? Wat gaan wij ermee doen?

Ik haal een paar zinnen uit het verleden aan. "Niemand kan op dit ogenblik nog met zekerheid voorspellen wat in de toekomst de internationale verhoudingen van onze strijdkrachten zullen eisen. Vaststaat in elk geval dat wij geen gevaarlijke risico's mogen lopen, dat wij eerdere lessen niet mogen vergeten; regering en volk mogen zich niet van de wijs laten brengen, zich niet laten verleiden tot schipperen met onze hoogste belangen." Deze woorden worden vanuit 1946 tot ons gericht. Toenmalig luitenant-generaal prins Bernhard benadrukte dat ons leger, onze vloot en onze luchtmacht door de volksvertegenwoordiging en door de regering, ja, door het gehele volk, gedragen en gesteund moeten worden. Het zijn historische woorden, die vandaag nog steeds van grote betekenis zijn. Ook in 2014 zullen de internationale verhoudingen onzeker zijn en is werken aan draagvlak voor de krijgsmacht nog steeds heel belangrijk.

Ik zie dat het kabinet, de minister, de Commandant der Strijdkrachten en mensen in de onderscheidende krijgsmachtdelen deze belangrijke taak van maatschappelijk draagvlak goed oppakken. Zij communiceren dagelijks over de praktische en indrukwekkende belevenissen in hun belangrijke werk via de media en de social media. De krijgsmacht heeft een unieke plaats in ons staatsbestel met een concrete opdracht. Die concrete opdracht ligt vast. Het is een opdracht voor de verdediging en bescherming van de belangen van ons Koninkrijk en voor de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. Daarvoor is er een krijgsmacht.

Toch is er veel gebeurd de afgelopen jaren. Het grote staande leger dat Nederland had tijdens de Koude Oorlog is er niet meer en wij zien een veranderende wereldorde. De Verenigde Staten wenden zich af van Europa en richten zich op Azië. Dit betekent dat Europa zichzelf moet kunnen verdedigen en beveiligen. Het moet zijn eigen boontjes kunnen doppen, zoals op zijn Hollands gezegd kan worden. Het is een groeiende verantwoordelijkheid die zich nu al laat voelen door de zogenaamde Arabische Lente in Noord-Afrika; de VVD ziet daar helemaal geen lente, maar ziet daar slechts duisternis. Aan de zuidgrens van Europa dreigen groeiend terrorisme en onbeheersbare vluchtelingenstromingen vanuit fragiele staten. Wij kunnen deze dreiging niet negeren. Wij kunnen niet wegkijken. Wij kunnen de kop er niet voor in het zand steken. Juist tegen de achtergrond van deze veranderende internationale verhoudingen sprak de VVD eerder, in het voorjaar, uit dat het weleens zo kan zijn dat de defensie-uitgaven van ons land in een volgende kabinetsperiode opnieuw bekeken moeten worden.

(...)

Er zou volgens de VVD best nog eens nagedacht kunnen worden. Ik plaats er echter ook meteen een kritische kanttekening bij over de waarde van allerlei normen. Men kent de norm van de NAVO: 2% van het bnp. Men kent ook de norm van Europa waarin gemiddeld 1,6% van het bnp besteedbaar is voor defensie. Wij zitten daaronder. Ik wil een kritische kanttekening bij de waarde van deze normen plaatsen. Nederland heeft aantoonbaar een van de meest efficiënte krijgsmachten ter wereld, ook met veel slagkracht per euro. Er zijn landen in de wereld, zelfs in Europa, die verhoudingsgewijs veel meer aan defensie uitgeven dan ons land, maar die we in noodzakelijke internationale missies en operaties nooit zien.

(...)

De VVD staat voor een realistische politiek. Dat woord werd zojuist al een paar keer genoemd. De VVD ziet nog geen eeuwige vrede. De VVD weet dat veiligheid niet vanzelfsprekend is. Het niet hebben van een goede defensie komt ons land uiteindelijk duur te staan. Dat kost ons uiteindelijk veel geld. Piraterij bijvoorbeeld kost het bedrijfsleven internationaal 7 miljard. Cyberaanvallen hebben het Nederlandse bedrijfsleven het afgelopen jaar meer dan 20 miljard gekost. Zo kun je doorgaan. Fragiele staten kosten de wereld meer dan 180 miljard per jaar. De bronnen zijn helder. Het HCSS heeft dat in het rapport De Waarde van Defensie netjes voor ons becijferd. Degenen die het wereldnieuws volgen kunnen dagelijks zien dat de wereld echt geen veilige omgeving is. Zij kunnen zien dat onze vrijheid van denken, onze vrijheid van spreken en van doen dagelijks met de inzet van geweld wordt bevochten. Zij kunnen ook dagelijks zien dat er voor ons wordt gevochten door jonge mensen die voor onze vrijheid lichaam, geest of soms zelfs hun leven opofferen. Onze mensen, onze militairen vechten ver buiten onze landsgrenzen tegen gevaarlijke, ongekend wrede vijanden die het gebruik van grof geweld ook tegen onschuldige burgers niet schuwen. Voor de VVD is het zonneklaar dat het internationale dreigingsbeeld, onze internationale veiligheidsstrategie en de nota In het belang van Nederland wijzen op de noodzaak van een veelzijdig inzetbare krijgsmacht. De VVD ziet dat als een fundamentele keuze.

De regering kiest ook voor een krijgsmacht die veelzijdig inzetbaar is, veelzijdig inzetbaar in alle soorten conflicten. Juist omdat de wereld onveilig is en de toekomst bijzonder onzeker is moet Nederland met de bondgenoten goed voorbereid zijn. We moeten immers de volgende oorlog winnen en niet de vorige. De VVD vindt het van essentieel belang dat onze krijgsmacht tijdens conflicten altijd meer kan escaleren dan onze vijand, dat we voldoende gevechtskracht, vuurkracht zo men wil, op de mat kunnen leggen. In militair jargon, onze krijgsmacht beschikt over escalatiedominantie tot in het hoogste geweldsspectrum en op het hoogste geweldsniveau. Juist dat is iets waarover wij met de SP van mening verschillen. De regering kiest voor nog meer internationaal samenwerken. Nederland is de 17de economie in de wereld. Wij verdienen onze welvaart in en aan het buitenland.

Al decennia lang neemt Nederland onafgebroken deel aan internationale missies. Wij pakken onze rol. Achtereenvolgende regeringen zeggen praktisch nooit nee als er een beroep op ons wordt gedaan. De VVD beseft dat ons land niet alleen en zelfstandig de eigen veiligheid kan garanderen. Wij zorgen voor onze veiligheid samen met onze bondgenoten. De NAVO blijft de hoeksteen van ons veiligheidsbeleid. Dat betekent dat wij vertrouwen op onze bondgenoten. Dat betekent dat wij, als wij in nood verkeren, op onze bondgenoten kunnen vertrouwen, maar ook dat zij op ons kunnen vertrouwen en dat wij er zijn als zij ons nodig hebben. Ook dat is een vraag die wij regelmatig in de Kamer zien terugkeren. Defensie moet ervoor zorgen dat men voldoende is uitgerust, voldoende is getraind en over de goede spullen beschikt. De regering kiest voor verdergaande internationale samenwerking, door nauw samen te werken op operationeel niveau. Ook daarover is afgelopen woensdag al het nodige gezegd. Ik noem als voorbeelden de samenwerking tussen de marines van België en Nederland, de samenwerking van luchtmachten in het EATC als het gaat om luchttransport en de samenwerking van de landmacht met eenheden in Duitsland. Nieuw is bijvoorbeeld de ontwikkeling van de gezamenlijke bewaking van het luchtruim met België. De VVD benadrukt in dit verband de noodzaak dat ons land de basisgevechtscapaciteit zelf goed op orde houdt. Op dat punt kun je niet te veel samenwerken. Je kunt wel samenwerken, maar je kunt het niet uit handen geven. Er liggen voor verdergaande internationale samenwerking vooral kansen op het vlak van pooling and sharing van ondersteunende capaciteiten en op het vlak van taakspecialisatie van nichecapaciteiten. Ik noem in dat verband nogmaals de Patriots.

Ook ziet de VVD goede kansen voor internationale samenwerking binnen de NAVO en binnen de EU. Wij hebben daar gisteravond uitgebreid over gesproken. Wij blijven wel volhouden dat de EU daarbij ook de NAVO dient. Zo blijf je samen sterk.

Ik wil nog vier onderwerpen extra onder de aandacht brengen bij de regering.

Ik borduur voort op deze discussie, die de kern raakt van het beleid van deze regering en van waar deze minister zich persoonlijk voor inzet in de internationale verhoudingen en in Europa. Daar past bij dat Nederland beseft — de VVD beseft dat in ieder geval — dat ons land niet in zijn eentje en zelfstandig de eigen veiligheid kan garanderen. Wij zorgen voor onze veiligheid samen met onze bondgenoten. Enerzijds vertrouwen wij erop dat onze bondgenoten ons helpen, en anderzijds moeten onze bondgenoten erop kunnen vertrouwen dat wij, als zij ons om hulp vragen, niet lichtvaardig zeggen: nou, dat komt ons niet goed uit. Als wij op onze bondgenoten vertrouwen, moeten onze bondgenoten ook op ons kunnen vertrouwen.

Ik ga een stap verder in mijn betoog. Ik wilde nog een paar onderwerpen onder de aandacht van de minister brengen, namelijk digitale oorlogsvoering, samenwerking binnen Defensie en het groeiend besef dat militair zijn geen baan voor het leven is. Buitenlandse cybereenheden bedreigen onze vitale infrastructuren via internet. De VVD beseft dat digitale oorlogsvoering in toenemende mate in staat is om ons land maatschappelijk te ontwrichten. Dat geldt nu al voor cybercriminelen en cyberspionage. Defensie ontwikkelt zelf cybercapaciteit. Die kan defensief en offensief worden ingezet. De VVD wil graag van de minister weten hoe het staat met die offensieve cybercapaciteit die in 2011 is ingezet. Wij overwegen een motie in te dienen maar wachten eerst de antwoorden van de minister af.

De VVD vindt ook dat de onderscheidende krijgsmachtonderdelen nog wat goedkoper zouden kunnen werken door nog veel meer samen te werken, door nog meer samen te trainen en door nog meer gezamenlijk gebruik te maken van faciliteiten. Er kan gezamenlijk materieel worden ontwikkeld, verworden of geëxporteerd. Ook kan gezamenlijk, op internationaal niveau, worden opgeleid en geoefend. Wij vragen de minister om nog eens toe te lichten waarom die internationale samenwerking goed is. We hoorden zojuist collega's voortdurend prikken. Waar liggen de grenzen? Ook de VVD blijft buitengewoon nieuwsgierig naar de opvatting van de minister hierover. Hierover hebben we gisteravond al uitgebreid gesproken, maar volgens mij is het goed om in het debat voortdurend die grens op te zoeken. Waar zit het precies?

Ik was gebleven bij de extra aandacht voor de internationale samenwerking. Mevrouw Eijsink reageerde op deze opmerking en ik ben eigenlijk niet verder gekomen dan de eerste zin. Doen waar wij goed in zijn. Daarmee reageer ik nog een keer op de opmerking van de heer Knops over de taakspecialisatie. De Patrioteenheden zijn daar een voorbeeld van. Dat kunnen wij goed. Wij hebben daar goede mensen voor en wij hebben goede spullen. Wij kunnen die spullen beschikbaar stellen binnen de NAVO. Naast Nederland leveren alleen Duitsland en de VS Patriots. Andere voorbeelden van niches zijn de onderzeeërs en de special forces, die wij nu ook gaan inzetten. De regering heeft in ieder geval het besluit hiertoe genomen. Met het beschikbaar stellen van nichecapaciteiten levert ons land een waardevolle bijdrage aan het realiseren van internationale veiligheid.

Mijn laatste punt betreft extra aandacht voor de soevereiniteit, het daadwerkelijk operationeel beschikbaar stellen van militaire capaciteiten. Vorige week hoorde ik de Commandant der Strijdkrachten in een gesprek met getroffen veteranen zeggen: militairen laten de Nederlandse leeuw brullen, zij kunnen zijn tanden laten zien en zij kunnen hem laten doorbijten als dat nodig is. Ik zei net oneerbiedig dat wij nog een deuk in een pakje boter kunnen slaan. Hier gaat het echt om. Regeringsverantwoordelijkheid gaat over het besluit ten strijde te trekken. Wie bepaalt uiteindelijk de inzet van het ultieme geweldsinstrument? Daarmee is de cirkel rond en zijn wij weer bij het begin van de discussie over het Benelux-leger. De VVD blijft van mening dat de ultieme verantwoordelijkheid voor de veiligheid van ons land en de inzet van militairen bij de nationale regering hoort te liggen en ook moet blijven liggen.

Ik kom nog even terug op de inzet van militairen en die samenwerking. Volgens mij heb ik zo-even een punt laten liggen. Bij die steeds verdergaande samenwerking tussen de krijgsmachtdelen, waar wij voor pleiten, om tot effiency te komen en om minder kosten te maken voor de instandhouding van de krijgsmacht, speelt nog iets anders een rol, namelijk de eigenheid van de krijgsmacht. Het gaat om het respect voor de historische tradities van de onderscheiden delen van de krijgsmacht en van de regimenten. Die tradities blijven van groot belang voor de onderlinge kameraadschap en de hechte onderlinge verbondenheid van militairen en hun families. Als je kijkt naar het spanningsveld tussen de wens tot veel meer samenwerking en het dichter naar elkaar toegaan van de krijgsmachtonderdelen, en de waarde die wordt toegekend aan de historie en wat militairen specifiek tot militairen maakt, is de vraag of daar grenzen aan zijn als je naar meer samenwerking zoekt. Wat maakt militairen tot die bijzondere mensen die echt voor elkaar gaan en die letterlijk en figuurlijk voor elkaar door het vuur gaan? De VVD blijft zoeken naar efficiency en effectiviteit, maar wij zien daar nog een zekere spanning. Wij overwegen op dit onderwerp een motie in te dienen.

Ik kom aan mijn laatste onderwerp. De krijgsmacht is veranderd van een groot staand leger in een flexibele krijgsmacht. Militairen hebben kennis die voor bedrijven bruikbaar is en andersom. Militairen kunnen tijdelijk of vast terecht in het bedrijfsleven en andersom. Militair is geen baan voor het leven. Met outsourcing komen militairen in het bedrijfsleven terecht, als reservisten komen mensen uit het bedrijfsleven binnen Defensie terecht. Ik heb met instemming gezien dat er nu een reservistenbureau is. Kan de minister toelichten hoe dit in zijn werk gaat? Ik ben met name geïnteresseerd in de omvang die dit bureau moet krijgen. Wil de minister de mogelijkheden van outsourcen en van reservisten nog meer te betrekken bij het personeelsbeleid? Ik hoor graag welke mogelijkheden de minister daarvoor ziet.

Ik startte mijn betoog met de belofte iets te zeggen over de krijgsmacht van morgen — hoe die krijgsmacht eruit zal zien — en over het waarom van de krijgsmacht: waarom zal die krijgsmacht er zo zal uitzien? Ik heb gewezen op de onveilige wereld, de onzekere toekomst, de veranderende internationale verhoudingen. Ik vat samen dat de krijgsmacht van morgen een veelzijdig inzetbare krijgsmacht is die in alle conflicten overal ter wereld kan optreden, een krijgsmacht die internationaal hecht samenwerkt, die internationaal gezien zeer efficiënt en effectief is en die internationaal meedoet. Dit alles voor onze eigen vrijheid, onze eigen welvaart en onze eigen veiligheid.

(…).

In 2010 zijn er allerlei besluiten genomen en daaruit vloeit de huidige grote reorganisatie van Defensie voort. In het verkiezingsprogramma van 2012 heeft de VVD nog een keer nadrukkelijk aangegeven geen voorstander te zijn van extra bezuinigingen op Defensie. Een aantal andere partijen heeft dat wel aangegeven.

Ik vind dat het kabinet zich tot nu toe op een bijzondere manier heeft waargemaakt door Defensie te ontzien. Die kreet gebruiken wij ook iedere keer. Ik heb met de heer Knops discussies gehad over de vraag of er nu wel of niet wordt bezuinigd. Daarover kun je met elkaar van mening verschillen, maar wij hanteren de opmerking dat Defensie wordt ontzien. Daar houden we het in dat verband ook even bij. Ik vind dat er bij het vaststellen van het regeerakkoord in 2012 een buitengewoon goede prestatie is neergezet door de stand bij Defensie als het ware op nul te houden, terwijl op heel veel andere beleidsterreinen enorm wordt bezuinigd. Ik wil dat daarom niet al te gemakkelijk wegpoetsen en ook niet al te gemakkelijk zeggen: u moet nog maar even een extra statement maken, want ik vind dat wij al voldoende statements hebben gemaakt. Ik verklaar hier onmiddellijk bij dat ik bereid ben om straks met de heer Knops nog even naar de motie te kijken.

Mevrouw Eijsink (PvdA): 
Voorzitter. Mevrouw Günal-Gezer zal het deel over materieel voor haar rekening nemen.

Afgelopen vrijdag en zaterdag hadden wij fantastisch bezoek in de Tweede Kamer. Er waren zo'n 1.400 tot 1.500 veteranen, ook actief dienende veteranen, met hun partners, met hun vrouwen en soms met kinderen, met begeleiders van het ABP en van veteraneninstituten. Wat ons bindt, zijn de mannen en vrouwen die we uitzenden, de veteranen en de zorg die zij nodig hebben. Het maakt hierbij niet uit aan welke missie je hebt meegedaan of welke kleur je partij heeft. Er waren veel collega's. Ik vond het fantastisch. Ik wil hierbij ook de mensen bedanken die het grootste deel hebben georganiseerd. Die mensen zijn hier ook in de zaal aanwezig. Zij verdienen het, want zonder hen was dit niet gebeurd. We hebben een prachtige dag gehad op vrijdag en zaterdag. De minister, de Voorzitter en allerlei andere mensen waren erbij aanwezig. Het was fantastisch.

Gisteravond hebben we ook een heel goed debat gevoerd over de Europese defensiesamenwerking. Het was al eerder genoemd door een collega. De minister heeft hierbij het mandaat gekregen om volgende week ter voorbereiding van de Europese Raad over het rapport van de Hoge Vertegenwoordiger Ashton ook nog eens diep te spreken over de politieke dimensie. Het gaat hierbij om de vraag hoe parlementen meer gaan samenwerken in het kader van uitzendingen en wat dat betekent voor de soevereiniteit. Ik kan alleen maar onderschrijven dat ik de minister van harte steun in de discussie die ze al vanaf februari met deze Kamer voert. Wat de Partij van de Arbeid betreft, komt dit brede mandaat haar zeer toe. Ik ben nieuwsgierig naar het verslag van deze bijeenkomst, de verdere uitwerking en de aanpassing van het rapport van de Hoge Vertegenwoordiger.

Wij hebben vorige week al lang gesproken over de nota In het belang van Nederland, het afwegingskader, de operationele duurzaamheid, de financiële duurzaamheid en de samenwerking. Kortom, er ligt veel voor. Er is veel besproken en er moet nog veel worden gedaan. Deze gesprekken en deze debatten in de Kamer zijn momentopnames. De lange termijn gaat met name over de investeringsartikelen. Gelet op de life cycle cost en wat er allemaal moet gebeuren, hebben we stappen gezet. Die gaat de minister verder uitwerken. Het gaat allemaal nog gebeuren. Ik heb de nota bij mij. Het plan van aanpak bestaat uit vijf stappen. In 2015 moet het allemaal uitgewerkt zijn. Dan is al het eerste evaluatiemoment. Wanneer kan de Kamer meer informatie over dit evaluatiemoment ontvangen? Het is natuurlijk niet niks. De life cycle cost en de investeringsexploitatie waren altijd de bottleneck als het gaat om het financieel op orde krijgen van Defensie. Daar lagen veelal de moeilijkheden.

Ik heb twee korte vragen over het DienstenCentrum Re-integratie. De minister heeft gereageerd middels een brief. Zij heeft gezegd dat het bijna op orde is. Ik vraag haar om toch te reageren op mijn vraag van vorige week. Er wordt keihard gewerkt bij DCR, maar er zijn wel problemen. Er zijn wat mij betreft te weinig handen. Wil de minister daarop reageren?

De volgende vraag gaat over genderresolutie 1325. Die is afgelopen maandag bij het overleg over het BIV ook aan de orde geweest. Ik hoorde dat de heer Van Ojik op dit punt een motie heeft ingediend. Wij vinden het met zijn allen van belang, maar dat betekent ook dat je er capaciteit, dus personeel, voor moet hebben. Ik ga ervan uit dat er binnen de krijgsmacht één iemand is die zich hier volledig mee bezig houdt. Ik heb begrepen dat het bij de CIMIC zit. Is dat verkeerd? Mijn antwoord op die vraag is nee. Is het zichtbaar? Mijn antwoord op die vraag is ook nee. Graag krijg ik hierop een reactie.

Ik kom op de landmacht. We hebben gisteravond de brief binnengekregen. Het ging mij te snel om daar vandaag op te reageren. Ik zal bij de procedurevergadering om een technische briefing vragen.
Het is fantastisch dat morgen al een defensievliegtuig vertrekt met transport voor noodhulp aan de slachtoffers van de tyfoon in de Filippijnen. Mijn fractie onderschrijft deze vorm van samenwerken op het gebied van defensie en ontwikkelingssamenwerking. Hierbij worden mogelijkheden, middelen en mensen aan elkaar gekoppeld.

Afsluitend wil ik de minister bedanken voor haar nota, voor het gesprek en het debat tot dusver. Ook wil ik de Rekenkamer bedanken en het ministerie van Financiën, want zij zullen datgene wat voorligt samen uitwerken. Nu is die controletaak van de Kamer dus een momentopname, maar volgend jaar komen we er zeker op terug.

(…)

De uitzendbescherming is van groot belang. Daarover hebben de vakbonden terecht afspraken gemaakt voor het personeel van Defensie. Die afspraken mogen niet zomaar opzij worden gezet, maar volgens mij wordt er goed overleg over gevoerd. Ik herhaal: de uitzendbescherming — ik heb het jaren meegemaakt — is van groot belang. Dat heeft ook te maken met mijn opmerking over de zorg en nazorg voor onze mensen. Het begint bij de uitzendbescherming. Wij moeten goed kijken naar het te lang uitzenden van mensen, naar het te lang van huis zijn van mensen, en naar de omstandigheden waaronder het uitzenden plaatsvindt. De PvdA vindt dat zeer belangrijk, los van welke missie het betreft. We hebben in de loop van de tijd verschillende missies gehad. Er hebben ook aanpassingen plaatsgevonden. Neem de missie naar Afghanistan. De uitzending is aangepast van zes naar vier maanden. Dat gold ook voor de uitzending naar Irak. Dat was de allereerste keer. De uitzending was eerst voor zes maanden, maar vanwege klimatologische omstandigheden is die periode naar vier maanden gegaan. Ik heb de afgelopen jaren geconstateerd dat, als ergens sprake was van speciale omstandigheden voor de individuele militair, de individuele burger, Defensie daar uitstekend op reageert. De uitzendbescherming als totaal is van groot belang. Wij zullen daar nog naar kijken, onafhankelijk van de missie, want er ligt nog geen verder verzoek met betrekking tot de Patriot voor.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): 
Voorzitter. Ik ben blij dat ik vandaag als woordvoerder defensiematerieel het woord mag voeren, want dat geeft mij de kans om onze militairen mijn dankbaarheid en waardering uit te spreken namens mijn fractie, de fractie van de PvdA. Immers, het materieel staat natuurlijk niet op zichzelf. Het staat ten dienste van onze mannen en vrouwen die hun werk onder risicovolle omstandigheden moeten uitvoeren. Ze moeten in staat worden gesteld om dat werk zo goed en zo veilig mogelijk te doen.

Ik ga een aantal onderwerpen uit de begroting aan de orde stellen, te beginnen bij de marine. Het succes van de Nederlandse deelname aan de piraterijbestrijding laat zien hoe belangrijk het is om te kunnen beschikken over een goed uitgeruste marine. Ook beschikt Nederland over verkenners van de maritieme cluster. Een belangrijke vraag hierbij is hoe we ervoor kunnen zorgen dat deze kennis behouden blijft en het marinematerieel op orde.

De PvdA-fractie vindt het een goede zaak dat het Joint Support Ship (JSS) behouden blijft en dat de minister gaat onderzoeken in hoeverre dit schip in internationale samenwerkingsverbanden gebruikt kan worden. Hoe zit het met de oorspronkelijk geplande kade in Den Helder om met het schip vanuit en in Den Helder te kunnen werken? Het schip is te lang en vereist een bepaalde kadelengte die er nu niet is. Dit onderwerp is niet teruggekomen bij de gesprekken over begrotingsafspraken. Uiteraard zijn wij blij dat het JSS doorgaat, maar we willen voorkomen dat Defensie met enorme exploitatiekosten achteraf geconfronteerd wordt, omdat men anders afhankelijk is van de commerciële haven in Vlissingen.

De inzet van mijn fractie is om alle faciliteiten duidelijk te hebben die aan de voorkant nodig zijn om het JSS in vaart te nemen en te houden, evenals de investeringen die daarmee gepaard gaan. Daarop wil ik een helder antwoord van de minister krijgen. Behalve over het JSS beschikt de Koninklijke Marine ook nog over drie grote projecten, namelijk fregatten, mijnenbestrijding en onderzeeboten. Hoe ziet de minister de toekomstige investeringen in het zogeheten blauwe cluster? Om dezelfde succesvolle stappen op het vlak van technologie en bedrijfsvoering als bij de patrouilleschepen te kunnen zetten, is nog wel het nodige denkwerk vereist. Welke speerpunten op het vlak van technologie en bedrijfsvoering zijn er bij de volgende generatie platforms voor de Marine? Wanneer gaat de minister de voorbereidingen opstarten, ook in internationaal verband? Op welke termijn wordt het overleg hierover gestart?

Het richtsnoer van een investeringsquote van 20% blijft in de begroting overeind. In deze begroting wordt dat percentage, ook op de lange termijn, niet bereikt. Dat was in de vorige begroting wel het geval. Bovendien is het dal in de grafiek dieper dan in de grafiek die in de vorige begroting stond. De stijgende lijn van de investeringsquote is een jaar uitgesteld, maar een toelichting ontbreekt. Welke projecten worden uitgesteld? Kan de minister toezeggen om in volgende begrotingen een toelichting bij de berekening van de investeringsquote op te nemen, inclusief verwijzingen naar gebruikte gegevens uit diezelfde begroting? Kan de minister toelichten waarom zowel de daling als de stijging in de grafiek van de investeringsquote een jaar is uitgesteld? Welke investeringen zijn uitgesteld of afgesteld? Wijkt de ontwikkeling van de investeringsquote in Nederland af van die in de ons omringende landen, waar ook wordt bezuinigd op defensie?

Zoals al eerder is gezegd, is door de begrotingsafspraken het toekomstperspectief van zowel het JSS als het 45ste pansterinfanteriebalaljon veranderd. De Partij van de Arbeid is daarmee blij. Dit heeft echter ook gevolgen voor het bevoorradingsschip Zijner Majesteits Amsterdam. Dat schip zou tot 2020 in de vaart blijven, maar wordt door het behoud van het JSS overbodig. Dit schip wordt dus alsnog uit de vaart genomen en gereedgemaakt voor afstoting. Dit gebeurt, terwijl er nog verschillende projecten sinds 2008 op de lijst van af te stoten materieel staan en nog altijd niet zijn verkocht. Het is ook niet duidelijk waarom ze in 2013 nog niet zijn verkocht. Daarom wil ik van de minister weten of er wel een markt is voor dit materieel. Hoe zijn de vooruitzichten? Zijn ze reëel? In hoeverre zijn de bedragen die opgenomen zijn in de begroting nog reëel?

Ik wil nog iets zeggen over de samenwerking tussen Defensie en het bedrijfsleven. Mijn fractie vindt samenwerking tussen de defensie-industrie en kennisinstellingen een belangrijk punt bij het verwerven van materieel. Deze samenwerking is niet alleen voor Defensie belangrijk, maar voor de hele Nederlandse economie en voor de werkgelegenheid. Investeringen in innovatie, kennis en nieuwe technologieën verdienen zich bovendien meer dan terug. Een goed voorbeeld van samenwerking met de industrie is de samenwerking bij het zogenaamde Land Maintenance Initiative. Wanneer worden vervolgstappen gezet bij deze samenwerking? Die zijn nodig om tot meer verdieping en verbreding te komen.

Het outsourcen van diensten kan Defensie ontzorgen en perspectief bieden op besparingen. De daaruit voortkomende voordelen kunnen vervolgens worden gebruikt voor het op peil houden van de operationele capaciteit. Daarom is het van belang dat de beoogde projecten voor outsourcing voortvarend worden uitgevoerd. Tot nu toe zijn weinig concrete resultaten bereikt. Wat is daarvan de reden? Waarom worden projecten steeds uitgesteld?

Er zijn bij de partners grote zorgen over de ICT-sourcing. Besluitvorming daarover is in aantocht. Op basis van negatieve ervaringen uit het verleden heeft de gehele industrie en de professionele ICT-wereld Defensie met klem aangeraden om deze outsourcing in één kavel aan te besteden, en dus niet op te knippen. Toch wil Defensie dit gaan opknippen in twee kavels. Ook uit de conclusies van het door Defensie zelfs aangevraagde advies blijkt dat aanbesteden in één kavel beter is. Duitsland is ons daarbij voorgegaan. Daar heeft men het project in één kavel aanbesteed. Dit kon daar worden afgerond binnen het gestelde budget en de beschikbare tijd. Is de minister op de hoogte van de adviezen om ICT-sourcing als één kavel bij één partij aan te besteden en niet op te knippen? Kan zij toezeggen dat zij deze adviezen, en het goede voorbeeld uit Duitsland, zal overnemen? Kan zij garanderen dat Defensie niet weer zelf het wiel gaat uitvinden?

Een ander moeizam outsourcingproject is het onderhoud van de Cougar. Het principebesluit is al in 2011 genomen, maar er is nog steeds geen duidelijkheid, terwijl de helikopter nog maar enkele jaren in operationele dienst blijft. Kan de minister zich inzetten voor een snelle eindsprint in dit project?
Mijn laatste punt gaat over CODEMO, het fonds waarop ik vorig jaar samen met collega Vuijk een amendement heb ingediend. De PvdA-fractie is zeer enthousiast over de inzet van dit fonds, waarmee de ontwikkeling van innovatieve militaire producten door midden- en kleinbedrijf financieel ondersteund wordt. Bij Defensie en het bedrijfsleven is er veel tevredenheid over het fonds, maar er zijn nog een aantal aandachtspunten die ik graag aan de minister mee geef, om daarop te reageren. Omdat het fonds een virtueel en geen fysiek fonds is, werkt dat vertragend voor de ingediende projecten. Het geld ligt niet op de plank, maar zit in de projecten, waar de ingediende innovatieve producten qua behoefte bij moeten passen. Het zou het hele proces van doorlooptijden aanzienlijk verkorten als het omgezet kan worden naar een echt fysiek fonds. Dit is ook belangrijk voor het kunnen inboeken van de royalty's die terug moeten komen. Is de minister bereid, CODEMO zo snel mogelijk om te zetten in een echt fonds? Hoewel het fonds eigenlijk is opgericht om mkb-bedrijven te ondersteunen bij de ontwikkeling van innovatieve producten, gebeurt het in de huidige situatie toch dat grote bedrijven ook aanvragen kunnen indienen, met als consequentie dat het fonds snel leeg raakt. Is de minister bereid, het fonds alleen te bestemmen voor mkb-bedrijven en, zoals bij de defensie-innovatiecompetitie, grote bedrijven uit te sluiten?

(Bron: verslag Tweede Kamer, deel 1 en deel 2, 13 november 2013)